With the opening of the boundaries of the United States into the vast space beyond the Mississippi, the country turned its mind away from Europe and began a century of precocious aggression and expansion within its own hemisphere,
aldus de Amerikaanse historicus Douglas Bradburn. Daarentegen verklaarde tijdens de aanloop naar de illegale en desastreuze shock-and-awe-inval in Irak opiniemaker Ian Buruma in The Guardian onder de kop ‘Why we are right to impose democracy’:
The Iranian revolution was not a return to old cultural ways, but a modern perversion to justify the total power of clerics.
Anything the west can do to break such monopolies, through economic, diplomatic, or even, if necessary, military means, is surely a good thing. If that is globalization or imperialism, I am for it.
Inmiddels is opnieuw bewezen dat Buruma’s veronderstelling als zouden ‘wij gelijk hebben om democratie af te dwingen’ berust op de aloude ‘imperialistische’ overtuiging dat de westerse cultuur superieur is. De chaos en bloedbaden in Afghanistan, Irak, Libië, Oekraïne, Syrië enzovoorts, zijn slechts recente voorbeelden van het Amerikaans neoliberaal geweld. Bovendien is de veronderstelling van mijn oude vriend dat de VS, als leider van het Westen, in staat zou zijn elders een ‘democratie af te dwingen’ ronduit absurd, aangezien het land zelf geen democratie is. Bijna de helft van de Amerikaanse kiesgerechtigden stemt daarom al een halve eeuw niet meer tijdens de presidentsverkiezingen, terwijl bij de zogeheten tussentijdse verkiezingen voor het Congres en de gouverneurschappen komt bijna tweederde niet opdagen. Hoe kan de VS een ware democratie zijn wanneer bijvoorbeeld de Amerikaanse historica Nancy Isenberg terecht de vraag opwerpt:
How does a culture that prizes equality of opportunity explain, or indeed accommodate, its persistently marginalized people?
En:
Throughout its history, the United States has always had a class system. It is not only directed by the top 1 percent and supported by a contented middle class. We can no longer ignore the stagnant, expendable bottom layers of society in explaining the national identity. The poor, the waste, the rubbish, as they are variously labeled, have stood front and center during America's most formative political contests.
Een systeem waarbij het Congres -- voor de helft bestaand uit miljonairs -- ruim 50 procent van het discretionary federal budget aan oorlogsvoering en oorlogsvoorbereidingen toewijst, kan vanzelfsprekend geen democratie zijn, maar een militair-industrieel complex, dat de belangen van de elite beschermt. Daar komt bij dat het neoliberaal economisch systeem demonstreert dat de Verenigde Staten geen democratie is. Medio 2018 werd bekend dat:
Post-recession data shows that about $33 trillion went to the richest 10%, who are overwhelmingly millionaires (13 million millionaires, 12.6 million U.S. households!). That nearly doubled the wealth of each member of the richest 10%. Average net worth is now $14 million for each 1% household, and the greater part of a million for even the ‘poorest’ household in the top 10%.
In comparison, average net worth for the poorest half of America decreased from $11,000 to $8,000 since the recession.
Nadat vanaf president Ronald Reagan door Washington een beleid is gevoerd dat desastreus was voor de overgrote meerderheid van de Amerikanen, inclusief de middenklasse, trad de multimiljardair Donald Trump aan, die meteen zorgde voor een anderhalf biljoen dollar ‘Tax Cut’ die vooral de rijken bevoordeelde. En dat, terwijl de VS een buitenlandse schuld van 20 biljoen dollar heeft, dus op de pof leeft. De Amerikaanse commentator en bestseller-auteur William Rivers Pitt waarschuwde op de kritische website TRUTHOUT van 23 februari 2019:
We stand today upon the fulcrum (draaipunt. svh) of history, a crossroads at midnight with a blood moon rising. Down one road lies fire, flood, famine, failure and the final triumph of greed. What awaits down the other road is unknown, terra incognita, a mystery to be solved one gentle step at a time. As a species, we tend to recoil (terugdeinzen. svh) from what we do not know, often choosing the awful alternative simply because it is familiar. Now, even that poor option is a suicidal indulgence leading inexorably (onverbiddelijk. svh) to our common doom…
It is all of a piece, the centuries-old notion of this country as a paycheck for the few at the expense of the many. British colonialists sought to peel the land using kidnapped Africans and impoverished Britons, slaughtering and displacing Native peoples wherever and whenever they were encountered. Wealth must be compounded (samengesteld. svh) with wealth, power must be held by the few to wield against the many. The fiction of democracy provides an illusion of freedom to obscure the looting that was the whole point of the endeavor to begin with…
a thousand choices on Netflix is not freedom, any more than the constant choice of corporate political candidates is freedom, but therein lies the illusion. Pick your poison. See? You’re free! […]
Nathaniel Philbrick, in his book Bunker Hill, compellingly describes ‘the unappreciated radicalism within the Declaration of Independence — “that all men are created equal.”’ At the time, it was a lie, what Philbrick describes as ‘a rhetorical flourish (klaroenstoot. svh).’ Native peoples, enslaved Africans, women and the economically dispossessed did not merit equality in the eyes of the Framers.
Look no further than the tumult of the moment to witness how far the few will go to confuse and control the many. See their white nationalist puppets on the march and immigrants on the run; see the Black people cut down by the police officer’s gun; see women using a social media hashtag to explain how it has always been so it may someday cease to be; see the people deprived of options by the economics of enforced inequality fed into the maw of a profitable war machine; see LGBTQ+ people stripped of rights by a hetero-normalized society that uses splinter Christianity to rationalize fear and hate; see the rage-flecked faces at one of Donald Trump’s rallies as they howl at enemies conveniently created to incur their distracted wrath; and see the oceans rising and the fires burning because the nature of plunder is damage. This is the place we have been, and the place we are going, if we choose poorly at this crossroads.
The road we have been on is littered with bones and sorrow. The road we must take is strange, and new, and dangerous, and difficult. There are no promises, other than it will be — by dint of our collective will — better than the way that is failing before our eyes. This crossroads is freedom distilled, and the time to choose is now.
Diametraal tegenover de gelaagde visie van deze Amerikaanse intellectueel staat het grove simplisme van Ian Buruma, die in NRC Handelsblad stelde:
Een golf van rechts populisme, of quasi-fascisme, zo u wilt, spoelt door Europa, de VS, India, en delen van Zuidoost-Azië. Japan lijkt hierop een uitzondering te vormen. Er is geen Japanse demagoog à la Wilders, Modi, of Trump, die opgekropte rancunes tegen de zogenaamde elites met success weet uit te buiten.
De sleutelwoorden zijn hier ‘quasi-fascisme, spoelt, Wilders, Trump, rancunes, zogenaamde elites, uitbuiten.’ Kenmerkend aan deze beschrijving is dat zij hetzelfde alarmisme uitstraalt als dat van alt-rechts, dezelfde rancunes, maar nu gericht tegen het volk dat zijn plaats niet weet. Typerend is tevens de uitdrukking ‘zogenaamde elites,’ met andere woorden: die elites bestaan niet, terwijl Buruma zelf het begrip ‘urban elites’ hanteert. Als woordvoerder van de neoliberale elite probeert hij de weerzin en woede van de meerderheid te criminaliseren, kennelijk in de verwachting dat het verzet daarmee monddood wordt gemaakt. Net als in het geval van vrouwen en opstandige armen in de Derde Wereld, bestaat in zijn mens- en wereldbeeld geen gelijkwaardige plaats voor degenen die niet geprivilegieerd zijn. De gedupeerden van zijn witte-mannen ideologie dienen in hun hok te worden teruggedreven, om daar geleerd te worden wat het betekent dat de elite gelijk heeft ‘to impose’ haar versie van ‘democracy,’ en als dit ‘globalization [is] or imperialism, I am for it.’
Wat tevens zo stuitend blijft aan Buruma’s mentaliteit, is zijn bellicose taal, terwijl mijn oude vriend nooit van nabij een oorlog heeft meegemaakt, nooit direct de verwoesting heeft aanschouwt van een westers bombardement, nooit oog heeft voor het leed van degenen die — in zijn ogen — tot de categorie ‘collateral damage’ behoren. Vanuit zijn bureaustoel regisseert hij zijn wereld, zoals de westerse imperialisten al eeuwenlang doen. De mensen die op Trump en Wilders stemden, ziet hij als white trash. Uit welk maatschappelijk, politiek en cultureel bestel dit witte uitschot voortkomt, interesseert de snob Buruma niet, en wel omdat hij in dienst staat van de macht. Zijn hele werkzame leven lang heeft hij tot de witte elite willen behoren, en nu hij eindelijk hierin is geslaagd, heeft hij geen tijd en belangstelling voor de motieven van het bedienend personeel dat in verzet is gekomen. Voor hem gaat daadwerkelijk op dat ‘wiens brood men eet diens woord men spreekt.’ Daarom wil mijn oude vriend domweg niet begrijpen dat ‘the larger way, the culture, politics, the law shapes the way people think, even if they might not be aware of it,’ zoals de Amerikaanse historica Nancy Isenberg heeft opgemerkt. In haar fascinerende 460 pagina’s tellende studie White Trash. The 400-Year Untold History of Class in America (2016) zet professor Isenberg uiteen dat:
Two persistent problems have rumbled through our ‘democratic’ past. One we can trace back to Franklin and Jefferson and their longing to dismiss class by touting ‘exceptional’ features of the American landscape, which are deemed productive of an exceptional society. The founders insisted that the majestic continent would magically solve the demographic dilemma by reducing overpopulation and flattening out the class structure. In addition to this environmental solution, a larger, extremely useful myth arose: that America gave a voice to all of its people, that every citizen could exercise genuine influence over the government. We should note that this myth was always qualified, because it was accepted that some citizens were more worthy than others — especially those whose stake in society came from property ownership.)
The British colonial imprint was never really erased either. The ‘yeoman’ (vrijboer. svh) was a British class, reflecting the well-established English practice of equating moral worth to cultivation of the soil. For their part, nineteenth-century Americans did everything possible to replicate class station through marriage, kinship (verwantschap. svh), pedigree (stamboom. svh), and lineage (afkomst. svh). While the Confederacy was the high mark — the most overt manifestation — of rural aristocratic pretense (and an open embrace of society's need to have an elite ruling over the lower classes), the next century ushered in the disturbing imperative of eugenics, availing itself of science to justify breeding a master class. Thus not only did Americans not abandon their desire for class distinctions, they repeatedly reinvented class distinctions. Once the government of the United States began portraying itself as ‘leader of the free world,’ the longing for a more regal (koninklijke. svh) head of state was advanced. The Democrats swooned (in zwijm vallen. svh) over Kennedy's Camelot, and Republicans ennobled the Hollywood court of Reagan.
Hoewel Ian Buruma volhoudt dat ook de VS ‘nu democratischer dan ooit’ is, stelt professor Isenberg in haar uitgebreid gedocumenteerde boek dat:
American democracy has never accorded all the people a meaningful voice. The masses have been given symbols instead, and they are often empty symbols. Nation-states traditionally rely on the fiction that a head of state can represent the body of the people and stand as their proxy (gevolmachtigde. svh); in the American version, the president must appeal broadly to shared values that mask the existence of deep class divisions. Even when this strategy works, unity comes at the price of perpetuating ideological deception…
Power (whether social, economic, or merely symbolic) is rarely probed (onderzocht. svh). Or if it is, it never becomes so urgent a national imperative (dringend noodzakelijk. svh) as to require an across-the-board (alomvattende. svh) resolution, simultaneously satisfying a moral imperative and pursuing a practical course. We know, for instance, that Americans have forcefully resisted extending the right to vote; those in power have disenfranchised blacks, women, and the poor in myriad ways. We know, too, that women historically have had fewer civil protections than corporations. Instead of a thoroughgoing (diepgaande. svh) democracy, Americans have settled for democratic stagecraft (toneel. svh): high-sounding rhetoric, magnified, and political leaders dressing down at barbecues or heading out to hunt game. They are seen wearing blue jeans, camouflage, cowboy hats, and Bubba caps (baseball pet. svh), all in an effort to come across as ordinary people. But presidents and other national politicians are anything but ordinary people after they are elected. Disguising that fact is the real camouflage that distorts the actual class nature of state power.
The theatrical performances of politicians who profess to speak for an ‘American people’ do nothing to highlight the history of poverty. The tenant farmer with his mule and plow is not a romantic image to retain in historic memory. But that individual is as much our history as any war that was fought and any election that was hotly contested. The tenant and his shack (schuur. svh) should remain with us as an enduring symbol of social stasis (stilstand. svh).
The underclass exists even when they don't rise to the level of making trouble, fomenting rebellions, joining in riots, or fleeing the ranks of the Confederacy and hiding out in swamps, where they create an underground economy. Those who do not disappear into the wilderness are present in towns and cities and along paved and unpaved roads in every state. Seeing the poor, whether it is in the photographs of a Walker Evans or a Dorothea Lange, or in comical form on ‘reality TV,’ we have to wonder how such people exist amid plenty. As she cast her eyes upon southern trailer trash in the middle of World War II, the Washington Post columnist Agnes Meyer asked, ‘Is this America?'
Yes, it is America. It is an essential part of American history. So too is the backlash that occurs when attempts are made to improve the conditions of the poor. Whether it is New Deal polices or LBJ’s (president Johnson’s. svh) welfare programs or Obama-era health care reform, along with any effort to address inequality and poverty comes a harsh and seemingly inevitable reaction. Angry citizens lash out: they perceive government bending over backward to help the poor (implied or stated: undeserving) and they accuse bureaucrats of wasteful spending that steals from hardworking men and women. This was Nixon's class-inflected appeal, which his campaign staff packaged for the ‘Silent Majority.’ In the larger scheme of things, the modern complaint against state intervention echoes the old English fear of social leveling, which was said to encourage the unproductive. In its later incarnation, government assistance is said to undermine the Amercan dream. Wait. Undermine whose American dream?
De kern van deze liberale ideologie is eenvoudigweg ‘socialism for the rich.’ Dit blijkt enerzijds door belastingverlaging waarvan allereerst en vooral de rijken profiteren, en anderzijds miljarden-subsidies voor research & development van het militair-industrieel complex. Vandaar ook de haat van de liberals tegen de ‘populisten’ en hun aanhang. Al die jaren, al die decennia, al die eeuwen zagen de Buruma’s en zijn ‘urban elites’ de ‘poor,’ de overtolligen, ‘white trash,’ de ‘deplorables’ domweg niet. En nu het gepeupel, de ‘living dead,’ niet langer meer onzichtbaar is, ontsteken de woordvoerders van de elite in grote woede. Hun haat tegen de onderkaste is grenzeloos. Zij willen de 'waste' absoluut niet zien, omdat zichtbare gemarginaliseerden de illusies van de geprivilegieerden over de Verlichtingsidealen en de Vooruitgang tot een aanfluiting maken. Het establishment kan dan niet langer meer ontkennen dat ‘the reason they call it the American Dream is because you have to be asleep to believe it,’ zoals de Amerikaanse satiricus George Carlin zo genadeloos formuleerde. Daar staan zij nu, de propagandisten, met een mond vol tanden, niet bij machte de realiteit te aanschouwen, en dus krijgen de ‘populisten’ de schuld van het neoliberale failliet. Inderdaad, ‘wiens Amerikaanse Droom?’ Professor Isenberg wijst er terecht op dat:
Class defines how real people live. They don't live the myth. They don't live the dream. Politics is always about more than what is stated, or what looms before the eye. Even when it's denied, politicians engage in class issues. The Civil War was a struggle to shore up both a racial and a class hierarchy… Moved by the need for control, for an unchallenged top tier, the power elite in American history has thrived by placating the vulnerable and creating for them a false sense of identification — denying real class differences wherever possible.
The dangers inherent in that deception are many. The relative few who escape their lower-class roots are held up as models, as though everyone at the bottom has the same chance of succeeding through cleverness and hard work, through scrimping (zuinig. svh) and saving. Can Franklin's ‘nest egg’ (een volle spaarpot voor de toekomst. svh) produce Franklin the self-made man? Hardly. Franklin himself needed patrons to rise in his colonial world, and the same rules of social networking persist. Personal connections, favoritism, and trading on class-based knowledge still grease the wheels that power social mobility in today's professional and business worlds. If this book accomplishes anything it will be to have exposed a number of myths about the American dream, to have disabused (uit de droom helpen. svh) readers of the notion that upward mobility is a function of the founders’ ingenious plan, or that Jacksonian democracy was liberating, or that the Confederacy was about states’ rights rather than preserving class and racial distinctions.
Deze werkelijkheid, beschreven door een Amerikaanse historica van naam die langdurig onderzoek heeft gedaan en van wie het boek White Trash. The 400-Year Untold History of Class in America een notenapparaat bevat van maar liefst 123 pagina’s, staat lijnrecht tegenover de propagandistische voorstelling van zaken als zou de VS ‘a force for good’ zijn voor de gehele mensheid, ‘a model of freedom and openness,’ zoals Ian Buruma beweert. Ook de woorden van mainstream-opiniemaker Bas Heijne dat er sprake is van ‘het in alle opzichten superieure Amerika,’ getuigen van een ernstig gebrek aan intellectuele integriteit, hetzelfde gaat op voor de bestsellerauteur Geert Mak die zonder enige schroom spreekt van een ‘vitale Amerikaanse democratie’ die 'decennialang als ordewaker en politieagent' van de hele wereld ‘fungeerde.’ Het probleem met Nederlandse broodschrijvers is dat zij teveel schrijven en te weinig lezen en eigen onderzoek doen, zo valt mijn keer op keer op. Bovendien is de kennis waarover zij wel beschikken doorgaans half verteerd, en zeker niet doorleefd. Het is namelijk volstrekt onmogelijk voor een polder-journalist om, zoals het geval is bij Mak, in 2004 een boek over heel ‘Europa’ af te leveren en al in 2012 een boek over heel ‘Amerika,’ zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en dus geloofwaardigheid. Maar omdat er een markt bestaat voor simpele meningen, voor makkelijk verteerbare opinies, voor oppervlakkige beschouwingen, voor een manicheïsch wereldbeeld, voor een verpolitiekte werkelijkheid, leest de Nederlandse consument wel de hapklare stukjes van Buruma, Heijne en Mak, maar niet het gedegen werk van bijvoorbeeld Nancy Isenberg of al die andere serieuze schrijvers die ik in deze serie heb geciteerd. De huidige cultuur werd als volgt treffend beschreven door de Duitse historicus Joachim Fest in zijn meesterwerk Tegenlicht. Een Italiaanse reis (2003):
Voor de eerste maal zijn wij getuige van een decadentieproces dat niet begeleid wordt door verfijningen, dat grootsheid noch stijl afleidt uit het bewustzijn van de eigen vergankelijkheid, en waarbij de instellingen samen met de goede smaak in verval raken. Geen feestelijk vuurwerk in elk geval, geen apotheose, maar een dood zonder verheerlijking. Dat blijkt op allerlei punten, uit het brutalisme van de architectuur en van de kunsten in het algemeen, uit het steeds primitiever worden van de taal en de expressie, en ook uit de ordinaire vreugde in alles wat massaal is. Bij het beeld van cultureel late tijdperken, van het hellenisme tot in het begin van deze eeuw (20ste eeuw. svh), hoort de cultus van het individuele en wat daar voor doorgaat: scepsis en ironie, het gevoel voor maskerade, spel met ideeën en citaten, en de algemene transformatie van al het reële tot literatuur. In plaats daarvan overheersen nu de overtuigingen. In het koor van als oerkreet uitgestoten opvattingen, waarvan de straten weergalmen, verdrinkt elke mogelijkheid tot intelligente omgang met de tegenstellingen, het geluk van de radeloosheid, zonder dat het gehoord wordt. En een alternatieve cultuur, die alles loochent wat bij het begrip cultuur hoort, namelijk het streven naar vorm in alle opzichten, vindt ontelbare aanhangers. Men kan jammeren over dergelijke verschijnselen. Opvallend is hierin dat de geschiedenis dergelijke regressieprocessen steeds verbindt met de beelden van geestelijke ondermijning of van geweld dat van buiten komt, terwijl de verwoesters in dit geval uit de coulissen van de verouderde cultuur zelf te voorschijn komen: een avant-garde van de verveling, vol verachting voor het traditionele en open voor elke afbrekende neiging; zonder ware kracht echter, ondanks alle voorkeur voor het vulgaire en haveloze.
Hoe meer de westerse cultuur verbrokkelt des te hysterischer de opiniemakers van de ‘corporate media’ reageren, en des te meer zij verzwijgen, zoals de volgdende informatie:
During the early and mid-sixteenth century, the English tended to conceive of North America as a base for piracy and harassment of the Spanish. But by the end of the century, the English began to think more seriously about North America as a place to colonize: as a market for English goods and a source of raw materials and commodities such as furs. English promoters claimed that New World colonization offered England many advantages. Not only would it serve as a bulwark against Catholic Spain, it would supply England with raw materials and provide a market for finished products. America would also provide a place to send the English poor and ensure that they would contribute to the nation's wealth.
During the late sixteenth and early seventeenth centuries, the English poor increased rapidly in number. As a result of the enclosure of traditional common lands (which were increasingly used to raise sheep), many common people were forced to become wage laborers or else to support themselves hand-to-mouth or simply as beggars.
Here Richard Hakluyt recounts the advantages of New World colonization. Later, Hakluyt invested his own money in the company that colonized Virginia.
‘All the commodities of all our old decayed and dangerous trades in all Europe, Africa, and Asia… may in short space [count] for little or nothing [compared with]… that part of America which lieth between 30 and 60 degrees of northerly latitude, if by our slackness we suffer not the French or others to prevent us…
For all the statutes that hitherto can be devised, and the sharp execution of the same in punishing idle and lazy persons, for want of sufficient occasion of honest employments, cannot deliver our commonwealth from multitudes of loiterers and idle vagabonds. Truth it is that through our long peace and seldom sickness (two singular blessings of Almighty God) we are grown more populous than ever heretofore; so that now there are… so many, that they can hardly live one by another, nay rather they are ready to eat up one another; yea many thousands of idle persons are within this realm, which having no way to be set on work, be either mutinous and seek alteration in the state, or at least very burdensome to the commonwealth and often fall to pilfering and thieving and other lewdness, whereby all the prisons of the land are daily pestered and stuffed full of them, where either they pitifully pine away or else at length are miserably hanged, even 20 at a clap out of some jail. Whereas if this voyage [to the New World] were put in execution, these petty thieves be condemned for certain years in the western parts, especially in Newfoundland, in sawing and felling of timber and masts of ships, and deal boards; in burning of the firs and pine trees to make pitch, tar, rosin, and soap ashes; in beating and working of hemp for cordage; and, in the more southern parts, in setting them to work in mines of gold, silver, copper, lead, and iron; in dragging for pearls and coral; in planting of sugar canes, as the Portingales [Portuguese] have done in Madeira; in maintenance and increasing of silk worms for silk, and in dressing the same; in gathering of cotton whereof there is plenty; in tilling of the soil there for grain; in dressing of vines whereof there is great abundance for wine; olives, whereof the soil is capable, for oil; trees for oranges, lemons, almonds, figs, and other fruits, all which are found to grow there already; […] in building of forts, towns, churches; in powdering and barrelling of fish, fowls, and flesh, which will be notable provision for sea and land; in drying, sorting, and packing of features, where of may be had there marvelous great quantity…
In sum, this enterprise will minister matter for all sorts and states of men to work upon; namely, all several kinds of artificers, husbandmen, seamen, merchants, soldiers, captains, physicians, lawyers, divines, cosmographers, hydrographers, astronomers, historiographers; yea, old folks, lame persons, women, and young children, by many means… shall be kept from idleness, and be made able by their own honest and easy labour to find themselves without surcharging others.'
Richard Hakluyt, ‘A Discourse on Western Planting,’ Maine Historical Society Collections, 2nd Ser., Documentary History of the State of Maine (Cambridge, 1877)
Ik citeer Hakluyt, die van 1553 tot november 1616 in Engeland leefde, en die algemeen beschouwd wordt als de grootste ‘promotor’ van de Britse kolonisatie van Noord-Amerika, omdat de westerse samenlevingen opnieuw geconfronteerd worden met grote groepen overtolligen, die niet noodzakelijk zijn om het huidige neoliberale systeem van almaar stijgende winsten draaiende te houden. Sterker nog: zij vormen een steeds groter belemmering voor de verdere vrije ontplooing van het neoliberalisme, nu het zware en smerige werk overgeplaatst is naar lage-lonen-landen en de computerisering van de dienstensector zijn voltooiing bereikt. Wat gaat het neoliberale kapitalisme met deze overtolligen doen? Zij kunnen niet meer gedumpt worden in nog te ontdekken kolonies. Maar wat dan? In 2011 verscheen over dit grote probleem het boek The Precariat. The New Dangerous Class van de Britse hoogleraar Guy Standing, die ‘Development Studies’ doceert aan de Universiteit van Londen. Zijn boek is inmiddels vele malen herdrukt. Het eerste hoofdstuk werpt meteen een helder licht op het ware probleem waarmee ‘we’ wereldwijd worden geconfronteerd:
In the 1970s, a group of ideologically inspired economists captured the ears and minds of politicians. The central plank of their 'neoliberal' model was that growth and development depended on market competitiveness; everything should be done to maximize competition and competitiveness, and to allow market principles to permeate all aspects of life.
One theme was that countries should increase labour market flexibility, which came to mean an agenda for transferring risks and insecurity onto workers and their families. The result has been the creation of a global ‘precariat,’ consisting of many millions around the world without an anchor of stability. They are becoming a new dangerous class. They are prone to listen to ugly voices, and to use their votes and money to give those voices a political platform of increasing influence. The very success of the ‘neo-liberal' agenda, embraced to a greater or lesser extent by governments of all complexions, has created an incipient political monster. Action is needed before that monster comes to life.
Het spreekt voor zich dat dit buitengewoon belangrijke onderwerp nagenoeg geen aandacht krijgt in de westerse mainstream-media. Over het waarom niet de volgende keer.
Tenslotte dit: Buruma's bewering dat ‘we are right to impose democracy,’ is gebaseerde op de propagandistische leugen dat 'wij' in een democratie leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten