zaterdag 16 februari 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 23


Niemand ist mehr Sklave, als der sich für frei hält, ohne es zu sein.
Johann Wolfgang von Goethe (1749 - 1832).

In zijn roman Wachten op de Barbaren (2002) herinnerde de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur J.M. Coetzee zijn lezers aan de aloude waarheid dat:

[s]lechts één gedachte de onderbewuste geest van het Imperium [beheerst], hoe niet te eindigen, hoe niet te sterven, hoe zijn tijdperk te verlengen. Overdag achtervolgt het zijn vijanden. Het is sluw en meedogenloos, het stuurt zijn bloedhonden overal op af. ’s Nachts voedt het zich met beelden van rampspoed: de plundering van steden, de verkrachting van de bevolking, piramides van beenderen, akkers van troosteloosheid.

Coetzee had hieraan kunnen toevoegen dat zelfs na de ineenstorting van een‘imperium’ het onderbewustzijn van de erfgenamen nog generatieslang beheerst wordt door het verlangen naar het verdwenen rijk. Het trauma van het verlies van zogeheten ‘grootsheid’ blijft als een pijnlijk lidteken achter in het denken van de nakomelingen. Een nieuwe identiteit, die bevredigend is voor de verliezers, kan zich pas langzaamaan ontwikkelen, en alleen na veel vallen en opstaan. Een treffend voorbeeld is het Verenigd Koninkrijk dat tot de Tweede Wereldoorlog zichzelf kon prijzen als ‘the empire on which the sun never sets,’ maar dat nu niet meer is dan een ‘sidekick’ van de VS. Dit feit ontgaat opiniemaker Ian Buruma, die ‘gefascineerd’ blijft voor ‘alles wat Engels is of met Engeland te maken heeft,’ en nu op The World’s Opinion Page onder de kop ‘The UK’s Suicidal Tendencies’ verbijstert stelt:

Watching a sophisticated democratic society knowingly walk into a predictable and avoidable national disaster is a rare and alarming experience. Most British politicians are well aware that leaving the European Union with no agreement on the post-Brexit relationship will cause enormous damage to their country. They are not sleepwalking into the abyss; their eyes are wide open… a weird obliviousness to anything outside the British Isles have apparently paralyzed the collective will of British politicians… But it will be no use blaming only them. It is the people who knew better, but didn’t do enough to stop it, who should be most ashamed.

Hoe stupéfait mijn oude vriend wel niet is, blijkt uit beweringen als ‘een bizarre vergeetachtigheid.’ Buruma gaat er nog steeds vanuit dat de Britse klassenmaatschappij een ‘sophisticated democratic society,’ is, waarbij het begrip ‘democratisch’ volstrekt betekenisloos is, en net als een Potemkin dorp een façade is, waarachter leegte schuilgaat. De Indiase intellectueel Pankaj Mishra schetste drie weken eerder in The New York Times onder de kop ‘The Malign Incompetence of the British Ruling Class’ een levensecht portret van de Britse heersende klasse, die begon met het volgende feit:

Describing Britain’s calamitous exit from its Indian empire in 1947, the novelist Paul Scott wrote that in India the British ‘came to the end of themselves as they were’ — that is, to the end of their exalted idea about themselves. Scott was among those shocked by how hastily and ruthlessly the British, who had ruled India for more than a century, condemned it to fragmentation and anarchy; how Louis Mountbatten, accurately described by the right-wing historian Andrew Roberts as a ‘mendacious, intellectually limited hustler,’ came to preside, as the last British viceroy of India, over the destiny of some 400 million people.

Britain’s rupture with the European Union is proving to be another act of moral dereliction by the country’s rulers. The Brexiteers, pursuing a fantasy of imperial-era strength and self-sufficiency, have repeatedly revealed their hubris, mulishness and ineptitude over the past two years. Though originally a ‘Remainer,’ (tegenstander van Brexit. svh) Prime Minister Theresa May has matched their arrogant obduracy (halstarrigheid. svh), imposing a patently unworkable timetable of two years on Brexit and laying down red lines that undermined negotiations with Brussels and doomed her deal to resoundingly bipartisan rejection this week in Parliament.

Such a pattern of egotistic and destructive behavior by the British elite flabbergasts many people today. But it was already manifest seven decades ago during Britain’s rash exit from India.

Mountbatten, derided as ‘Master of Disaster’ in British naval circles, was a representative member of a small group of upper- and middle-class British men from which the imperial masters of Asia and Africa were recruited. Abysmally equipped for their immense responsibilities, they were nevertheless allowed by Britain’s brute imperial power to blunder through the world — a ‘world of whose richness and subtlety,’ as E.M. Forster wrote in ‘Notes on the English Character,’ they could ‘have no conception.’

Forster blamed Britain’s political fiascos on its privately educated men, callow beneficiaries of the country’s elitist public school system. These eternal schoolboys whose ‘weight is out of all proportion’ to their numbers are certainly overrepresented among Tories. They have today plunged Britain into its worst crisis, exposing its incestuous and self-serving ruling class like never before.

From David Cameron, who recklessly gambled his country’s future on a referendum in order to isolate some whingers (querulanten. svh) in his Conservative Party, to the opportunistic Boris Johnson, who jumped on the Brexit bandwagon to secure the prime ministerial chair once warmed by his role model Winston Churchill, and the top-hatted, theatrically retro Jacob Rees-Mogg, whose fund management company has set up an office within the European Union even as he vehemently scorns it, the British political class has offered to the world an astounding spectacle of mendacious, intellectually limited hustlers.

Pankaj Mishra wees op de continuïteit van de domme, onverschillige en wrede arrogantie van de Britse heersende klasse, waarvan Lord Mountbatten, gelieerd aan het Britse vorstenhuis, zo’n exemplarisch voorbeeld was, tot deze ‘leugenachtige, intellectueel beperkte zwendelaar’ in 1979, op vakantie in Ierland, bij een IRA-bomaanslag dit keer zelf de lucht in vloog. Opvallend maar niet onverklaarbaar is hoe de nuchtere visie van Pankaj Mishra wezenlijk afwijkt van Buruma’s propagandistische voorstelling van zaken. Wat is de verklaring hiervoor? Ik vrees dat  het Ian Buruma, net als zijn vader, aan empathie ontbreekt. Daardoor is hij te blind voor belangrijk aspecten van de realiteit, waarin een groot deel van de mensheid leeft. De prominente Duitse historicus Joachim Fest wees in dit verband in zijn weergaloze boek Tegenlicht. Een Italiaanse reis (1990) terecht op: 

het vermogen andermans ongeluk in de herinnering te bewaren, zo luidt het lapidaire (kort maar krachtige. svh) en overweldigende inzicht, te delen in de rouw, dat is het kenmerk van beschaving, daaruit bestaat het wezenlijke verschil tussen mensen en barbaren.

De Britse ‘ruling class’ mag dan wel van alles bezitten, maar wat zij absoluut niet bezit is inlevingsvermogen, zoals de geschiedenis voortdurend bewijst. Empathie wordt in kringen van de elite en haar pleitbezorgers gezien als een hinderlijke en zelfs gevaarlijke zwakte, omdat zij de belangen van de rijken dwarsboomt. 

Vorige keer eindigde ik met enkele fragmenten van de auteur van Democracy in Amerika, Alexis de Tocqueville, over wie Buruma beweerde dat deze Franse aristocraat ‘an admiring book about American democracy’ had geschreven. Ik heb met fragmenten uit dit boek proberen aan te tonen dat de stelligheid van Buruma’s bewering onjuist is, omdat Tocqueville uiterst kritisch was over de tekortkomingen van de ‘democratie’ als staatsvorm. Bovendien was Tocqueville in de praktijk zelf alles behalve een ‘democraat.’ Integendeel, hij besefte al snel dat racisme als rechtvaardiging van slavernij voor het Westen onmisbaar was om zich snel en wereldwijd te kunnen ontplooien, en zo schatrijk te worden. De Italiaanse historicus en filosoof Domenico Losurdo laat in zijn alom geprezen boek Liberalism. A Counter-History (2011) gedocumenteerd zien hoe in de VS ‘racism became essential, an unacknowledged, ingredient of the republican ideology — that is, of the ideology which presided over the construction of ‘master-race democracy.’ Opvallend is dat het westers racisme, na eerst beperkt te zijn gebleven tot de bezittende klasse, door de geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht een extra drijfkracht werd voor: 

colonial expansion which now in fact enjoyed the consent of the popular classes in the metropolis. These, like the poor whites in the North American republic, aspired to be co-opted into the bloc of ‘masters.’ And once again what explained and legitimized the barrier dividing masters and servants was a more or less marked, and more or less crude racial ideology, which was now pervasive. This was a trend that also made its influence felt on deTocqueville. 

Having been asserted in countries (Holland, England and the United States) more involved than any others in the slave trade and colonial expansion (overseas in the case of the first two, continentally in that of the third), liberalism spread in the West at a time when it seemed destined by Providence (God’s voorzienigheid. svh) itself to dominate the whole world and wipe out all other cultures. In these circumstances, the self-critical thinking and awareness of limits that had characterized he pre-eminent voices of European and Western culture tended to disappear. The inheritors of that tradition were French radicalism, and then Marx. The latter waxed (was. svh) ironic about the 'civilizing wars' of the colonial powers. In reality, during the Opium War, while China, 'the semi-barbarian remained faithful to the principles of the mortal law,’ the ‘civilized’ opposed to it the principle of free trade, the principle so eloquently defended by Mill (John Stuart Mills, ‘de invloedrijkste Engels sprekende filosoof van de negentiende eeuw. svh). But especially significant are the pages of Capital (Das Kapital van Marx. svh) devoted to original capitalist accumulation and denunciation of ‘the extirpation, enslavement and entombment in mines of the indigenous population,’ and the transformation of Africa into ‘a preserve for the commercial hunting of blackskins.’ 

Het gevolg is geweest dat restanten van het eeuwenoude racisme, onderhuids een rol blijven spelen in de houding van politici, intellectuelen en vooral ook de commerciële pers, zoals ook Ian Buruma als mainstream-opiniemaker demonstreert, wanneer hij — ondanks de miljoenen gekleurde slachtoffers van de Amerikaanse buitenlandse politiek — de VS een ‘force for good’ blijft kwalificeren, en hij zijn geprivilegieerd publiek op het hart bindt dat ‘we should ready ourselves for a time when we might recall the American Empire with fond nostalgia.’ Geen woord wijdt mijn oude vriend over datgene wat de Zuid-Amerikaanse auteur Eduardo Galeano in zijn boek De aderlating van een continent. Vijf eeuwen economische exploitatie van Latijns-Amerika (1971) als volgt vaststelde:

Dankzij het offer van de slaven in het Caribisch gebied kwamen James Watts stoommachine en George Washington’s kanonnen op de wereld... De suiker uit de Latijns-Amerikaanse tropen vormde een grote stimulans voor de accumulatie van het kapitaal ten behoeve van de industriële ontwikkeling van Engeland, Frankrijk, Nederland en ook de Verenigde Staten, terwijl tegelijkertijd de economie van Noordoost-Brazilië en de Caribische eilanden erdoor verminkt en de historische ruïnering van Afrika erdoor bezegeld werden. De steunpilaar voor de driehoek-handel tussen Europa, Afrika en Amerika was de slavenhandel met als bestemming de suikerplantages.

Galeano wees op een feit dat de Buruma’s, als woordvoerders van de elite, zo graag vergeten, namelijk:

Adam Smith zei dat de ontdekking van Amerika 'het mercantilistische systeem tot een stadium van schittering en glorie had verheven dat het anders nooit bereikt zou hebben,'

met als uiteindelijk resultaat dat de

landen die in onze tijd ontwikkeld zijn, ontwikkelden zich; de onderontwikkelden onderontwikkelden zich. 

waardoor het mogelijk is geworden dat, volgens een Oxfam Rapport anno 2019:

[o]ur economy is broken, with hundreds of millions of people living in extreme poverty while huge rewards go to those at the very top. The number of billionaires has doubled since the financial crisis (van 2008. svh)  and their fortunes grow by 2.5 billion dollar a day, yet the super-rich and corporations are paying lower rates of tax than they have in decades.

De kracht van Galeano’s werk is dat het verhulde processen blootlegt en in simpele bewoordingen lezers erop attent maakt dat:

De rijkdom van veel mensen op deze wereld het resultaat [is] van de armoede van anderen. Het wordt tijd dat we de kloof tussen rijk en arm kleiner maken. 

Galeano behoorde bij een voorbije tijd en hij wist het. Over zichzelf zei hij: 

Ik realiseer me dat praten over de machtigen en de underdogs absoluut niet in de mode is. Maar ik ben dan ook een prehistorisch mens.

Terwijl Ian Buruma suggereert dat gefundeerde kritiek op de Israëlische schendingen van het internationaal recht een vorm van antisemitisme is, zette Galeano uiteen:  

[t]o justify itself, state terrorism manufactures terrorists: it sows hate and harvests alibis. Everything indicates that this slaughterhouse of Gaza, which according to its perpetrators is for finishing off the terrorists, will achieve boosting them.

Since 1948, the Palestinians live condemned to perpetual humiliation. They cannot even breathe without permission. They have lost their country, their land, their water, their freedom, everything of theirs. They do not even have the right to choose their governments. When they vote for those they should not, they are punished. Gaza is being punished. It turned into a mousetrap without exit since Hamas cleanly won the elections of 2006. Something similar happened in 1932 when the Communist Party triumphed in the elections of El Salvador. Drenched in blood, the Salvadorans atoned for their bad behavior and since then have lived under military dictatorships. Democracy is a luxury which not everyone deserves.

Ook al blijft de laatste opvatting bij mijn oude vriend Ian Buruma onuitgesproken, toch verraden zijn uitgesproken meningen wel degelijk dat hij gevoelig is voor het argument dat ‘[d]emocratie een luxe is,’ want wanneer hij met grote stelligheid verkondigt dat de VS ‘a force for good’ is, dan toont hij daarmee tevens dat de vele miljoenen slachtoffers van het uiterst gewelddadige Amerikaanse imperialisme ‘niet’ die democratie ‘verdient.’ Zijn onverschilligheid is overigens kenmerkend voor de ‘liberals.’ Met betrekking tot de slachtoffers van Buruma’s ‘force for good’ die 'het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington' voortdurend noodzakelijk acht, is uit onderzoek het volgende bekend: 

This study reveals that U.S. military forces were directly responsible for about 10 to 15 million deaths during the Korean and Vietnam Wars and the two Iraq Wars. The Korean War also includes Chinese deaths while the Vietnam War also includes fatalities in Cambodia and Laos.

The American public probably is not aware of these numbers and knows even less about the proxy wars for which the United States is also responsible. In the latter wars there were between nine and 14 million deaths in Afghanistan, Angola, Democratic Republic of the Congo, East Timor, Guatemala, Indonesia, Pakistan and Sudan.

But the victims are not just from big nations or one part of the world. The remaining deaths were in smaller ones which constitute over half the total number of nations. Virtually all parts of the world have been the target of U.S. intervention.

The overall conclusion reached is that the United States most likely has been responsible since WWII for the deaths of between 20 and 30 million people in wars and conflicts scattered over the world.

To the families and friends of these victims it makes little difference whether the causes were U.S. military action, proxy military forces, the provision of U.S. military supplies or advisors, or other ways, such as economic pressures applied by our nation. They had to make decisions about other things such as finding lost loved ones, whether to become refugees, and how to survive.

And the pain and anger is spread even further. Some authorities estimate that there are as many as 10 wounded for each person who dies in wars. Their visible, continued suffering is a continuing reminder to their fellow countrymen.

It is essential that Americans learn more about this topic so that they can begin to understand the pain that others feel. Someone once observed that the Germans during WWII ‘chose not to know.’ We cannot allow history to say this about our country. 

Maar die ‘pijn’ speelt bij de Buruma’s van de 'corporate press' geen enkele rol, zij prefereert het als ‘collateral damage’ te zien, of kiest ervoor 'not to know.’  In zijn boek Anglomania: A European Love Affair (2010), waarin Buruma er voetstoots vanuit gaat dat ‘[w]ith its distinctive history of civil liberties and the delicate balance between social order and the free pursuit of self-interest, England has always fascinated its continental neighbors,’ geeft hij de volgende voorstelling van zaken:

Britain has been a haven for refugees from many purges and tyrannies: Huguenots in the seventeenth century, aristocrats after the French Revolution, revolutionaries after 1848, Jews in the nineteenth century and again in the 1930s. This idea of freedom — not egalitarianism or fraternity — is what has drawn people to the United States as well. And there are similarities between Anglo- and Americophilia. The French often lump the anglo-saxons together as a composite model of economic laissez-faire and shallow materialism. The idea of a special Anglo-American bond still has a sentimental appeal in Britain and among the eastern upper classes of America.

Belangrijk hierbij is allereerst te weten dat ‘philia’ een ‘abnormal love for a specified thing’ is, een bepaalde ‘affectie,’ een liefde voor, in Buruma’s geval, Engeland en de VS. Een intellectuele distantie ten opzichte van zijn liefde is doorgaans ver te zoeken in zijn opinies over de politiek van Washington en Londen. Tegelijkertijd raakt hij vanzelfsprekend geïrriteerd zodra serieuze kritiek op zijn geliefden wordt geuit, zo weet ik uit eigen ervaring. Vandaar ook zijn bewering dat ‘[d]e Fransen,’ (kennelijk allemaal) ‘de Angelsaksen,’ (opnieuw, kennelijk allemaal) ‘vaak over één kam scheren als een mengsel van economisch laissez-faire en oppervlakkig materialisme,’ terwijl ‘Groot Brittannië’ volgens hem vanaf ‘de zeventiende eeuw’juist een ‘schuilplaats’ is geweest voor ‘Hugenoten, aristocraten, Joden,’ en ‘vluchtelingen voor de vele zuiveringen en tirannieën.’ Het door Buruma hier gecreëerde beeld is gezuiverd van vervelende feiten als de ‘Angelsaksische’ genocide van Indiaanse volkeren op het grondgebied van de huidige VS, hetgeen slechts één voorbeeld is van de ‘vele zuiveringen en tirannieën’ die de ‘de Angelsaksen’ sinds ‘de zeventiende eeuw’ organiseerden. De ellende met mainstream-journalisten die een ‘abnormal love for a specified thing’ ontwikkelen, is dat zij door hun verliefdheid niet meer bij machte zijn de werkelijkheid te registreren. Liefde maakt inderdaad blind, zeker als het hele volkeren of rassen betreft. Het gevolg is dat Buruma’s liefde niet getemperd wordt door bijvoorbeeld de feiten die de Amerikaanse geleerde Mike Davis verstrekt in zijn 464 pagina’s tellende studie Late Victorian Holocausts, El Niño Famines and the Making of the Third World (2002). Als historicus bestudeerde Davis ‘a series of El Niño induced droughts and the famines that they spanend around the globe in the last third of the nineteenth century,’ om vervolgens de ‘intimate, baleful relationship’ aan het licht te brengen 

between imperial arrogance and natural incident that combined to produce some of the worst tragedies in human history.

Late Victorian Holocausts focuses on three zones of drought and subsequent famine: India, Northern China; and Northeastern Brazil. All were affected by the same global climatic factors that caused massive crop failures, and all experienced brutal famines that decimated local populations. But the effects of drought were magnified in each case because of singularly destructive policies promulgated by different ruling elites. 

Davis argues that the seeds of underdevelopment in what later became known as the Third World were sown in this era of High Imperialism, as the price for capitalist modernization was paid in the currency of millions of peasants lives.

Davis, ‘Winner of the World History Association Book Award,’ wijst erop dat de Britse journalist/auteur 

William Digby, principal chronicler of the 1876 Madras famine, prophesized on the eve of Queen Victoria’s death that when ‘the part played by the British Empire in the nineteenth century is regarded by the historian fifty years hence, the unnecessary deaths of millions of Indians would be its principal and most notorious monument.’ A most eminent Victorian, the famed naturalist Alfred Russel Wallace, the co-discoverer with Darwin of the theory of natural selection, passionately agreed. Like Digby, he viewed mass starvation as avoidable political tragedy, not ‘natural’ disaster. In a famous balance-sheet of the Victorian era, published in 1898, he characterized the famines in India and China, together with the slum poverty of the industrial cities, as ‘the most terrible failures of the century.’

Professor Davis kwam tot de ontdekking dat de: 

great famines are the missing pages — the absent defining moments, if you prefer — in virtually every overview of the Victorian era. Yet there are compelling, even urgent, reasons for revisiting this secret history, 

en wel omdat typerend is voor de westerse elite dat zij deze 'geheime geschiedenisverzwijgt. Haar historisch bewustzijn vertoont grote gaten, zeker bij degenen die lijden aan Buruma’s ‘Anglo- and Americophilia.’ Toch, hebben 'we,' volgens Davis, niet te maken:

with ‘lands of famine’ becalmed in stagnant backwaters of world history, but with the fate of tropical humanity at the precise moment (1870-1914) when its labor and products were being dynamically conscripted into a London-centered world economy. Millions died, not outside the ‘modern world system,’ but in the very process of being forcibly incorporated into its economic and political structures. They died in the golden age of Liberal Capitalism; indeed, many were murdered, as we shall see, by the theological application of the sacred principles of Smith, Bentham and Mill (Verlichtingsideologen, geestelijke grondleggers van het moderne kapitalisme. svh) Yet the only twentieth-century economic historian who seems to have clearly understood that the great Victorian famines (at least, in the Indian case) were integral chapters in the history of capitalist modernity was Karl Polanyi (beroemde Joods-Hongaarse econoom. svh) in his 1944 book The Great Transformation. ‘The actual source of famines in the last fifty years,’ he wrote, ‘was the free marketing of grain combined with local failure of incomes’:

‘Failure of crops, of course, was part of the picture, but despatch of grain by rail made it possible to send relief to the threatened areas; the trouble was that the people were unable to buy the corn at rocketing prices, which on a free but incompletely organized market were bound to be a reason to a shortage. In former times small local stores had been held against harvest failure, but these had been now discontinued or swept away into the big market… Under the monopolists the situation had been fairly kept in hand with the help of the archaic organization of the countryside, including free distribution of corn, while under free and equal exchange Indians perished by the millions.’ 

Polanyi, however, believed that the emphasis that Marxists put on the exploitative of late-nineteenth century imperialism tended ‘to hide from our view the even greater issue of cultural degenration’: 

‘The catastrophe of the native community is a direct result of the rapid and violent disruption of the basic institutions of the victim (whether force is used in the process or not does not seem altogether relevant). These institutions are disrupted by the very fact that a market economy is foisted (opdringen. svh) upon an entirely different organized community; labor and land are made into commodities, which, again, is only a short formula for the liquidation of every and any cultural institution in an organic society… Indian masses in the second half of the nineteenth century did not die of hunger because they were exploited by Lancashire (waar de industriële revolutie plaatsvond. svh); they perished in large numbers because the Indian village community had been demolished.’ 

Polanyi’s famous essay has the estimable virtue of knocking down one Smithian fetish after another to show that the route to a Victorian ‘new world order’ was paved with bodies of the poor. But he simultaneously reified the ‘Market’ as automata in a way that has made it easier for some epigones to visualize famine as an inadvertent ‘birth pang’ (geboortepijn. svh) or no-fault ‘friction of transition’ in the evolution towards market-based world subsistence. Commodification of agriculture eliminates village-level reciprocities(wederdiensten. svh) that traditionally provided welfare to the poor during crises. (Almost as if to say: ‘Oops, systems error: fifty million corpses. Sorry. We'll invent a famine code next time.’) 

But markets, to play with words, are always ‘made.’ Despite the pervasive ideology that markets function spontaneously (and, as a result, ‘in capitalism, there is nobody on whom one can pin guilt or responsibility, things just happened that way, through anonymous mechanisms), they in fact have inextricable political histories. And force — contra Polanyi — is ‘altogether relevant.’ As Rosa Luxemburg (joods-Duitse marxistische filosofe. svh) argued in her classic (1913) analysis of the incorporation of Asian and African peasantries into the late-nineteenth-century world market: 

‘Each new colonial expansion is accompanied, as a matter of course, by a relentless battle of capital against the social and economic ties of the natives, who are also forcibly robbed of their means of production and labour power. Any hope to restrict the accumulation of capital exclusively to ‘peaceful competition,’ that is, to regular commodity exchange such as takes place between capitalist producer-countries rests on the pious belief that capital... can rely upon the slow internal process of a disintegrating natural economy. Accumulation, with its spasmodic (krampachtige. svh) expansion, can no more wait for, and be content with, a natural internal disintegration of non-capitalist formations and their transition to commodity economy, than it can than it can wait for, and be content with, the natural increase of the working population. Force is the only solution open to capital; the accumulation of capital, seen as a historical process, employs force as a permanent weapon, not only at its genesis, but further on down to the present day.’

Omdat ook de neoliberale fase van het kapitalisme alleen kan overleven door het dogma van de groei, met zijn almaar stijgende winsten, zien we ook momenteel dat het Amerikaanse imperialisme permanent oorlog moet voeren, wil het kunnen voortbestaan. Nu elk jaar weer rond de helft van de federale begroting dat het Congres kan toewijzen, wordt gespendeerd aan het militair-industrieel complex voor de productie van wapens en munitie, die na gebruik onmiddellijk vervangen en/of aangevuld moeten worden, zal duidelijk zijn welke miljardenwinsten er gemaakt worden. Eind 2017 werd geschat dat ‘U.S. spending on post-9/11 wars to reach $5.6 trillion by 2018.’ In 2019 heeft Washington meer uitgetrokken voor wat officieel‘Defense’ heet dan voor alle andere begrotingsposten bij elkaar. Zonder overdrijven kan worden gesteld dat de VS geen militair-industrieel complex heeft, maar er één is, en daarom voortdurend oorlogen zal moeten blijven voeren om de astronomische hoge militaire uitgaven te kunnen rechtvaardigen. Deze realiteit verklaart tegelijkertijd het doorslaggevende motief om de Koude Oorlog te hervatten. Zonder vijand, geen geld. Met betrekking tot het verzet tegen het kapitalistische geweld wijst Rosa Luxemburg in haar scherpzinnige analyse The Accumulation of Capital (1913) erop dat:

[f]rom the point of view of the primitive societies involved, it is a matter of life or death; for them there can be no other attitude than opposition and fight to the finish — complete exhaustion and extinction. Hence permanent occupation of the colonies by the military, native risings and punitive expeditions are the order of the day for any colonial regime. The method of violence, then, is the immediate consequence of the clash between capitalism and the organizations of a natural economy which would restrict accumulation. Their means of production and their labour power no less than their demand for surplus products is necessary to capitalism. Yet the latter is fully determined to undermine their independence as social units, in order to gain possession of their means of production and labor power and to convert them into commodity buyers. This method is the most profitable and gets the quickest results, and so it is also the most expedient for capital. In fact, it is invariably accompanied by a growing militarism whose importance for accumulation will be demonstrated below in another connection. British policy in India and French policy in Algeria are the classical examples of the application of these methods by capitalism. 

Tot aan de dag van vandaag geldt boven alles dat ‘in order to gain possession of their means of production and labour power and to convert them into commodity buyers’ het kapitalisme, ook in zijn neoliberale vorm, geen enkele drempel kan accepteren, geen enkele obstakel, geen enkele grens, zowel letterlijk als figuurlijk. Vandaar dat Rusland en China als het ware de natuurlijke vijanden van het Westen moeten zijn. Zij weigeren zich klakkeloos te laten domineren door Washington en Wall Street. De westerse commerciële media verspreiden momenteel dan ook elke dag weer het beeld, meer is het niet, dat Rusland en China, in de woorden van de gecorrumpeerde opiniemaker Ian Buruma, ‘mafia societies’ zijn, net als ‘Sicily.’ Hoe anders moeten de woorvoerders van de westerse elite rechtvaardigen dat vóór 2020 tenminste 60 procent van de Amerikaanse marinevloot vóór de kust van China gestationeerd zal zijn, waardoor de VS dan in staat is deze opkomende wereldmacht te chanteren door te dreigen alle zeeroutes naar en van het land af te sluiten. Dit  demonstreert opnieuw dat het kapitalisme met zijn neoliberale ‘democratie’inderdaad gebaseerd is op geweld. De westerse zogeheten globalisering is de afgelopen vijf eeuwen grenzeloos geweest, op elk gebied, sociaal, politiek, militair, cultureel en moreel. Nogmaals, zoals de Amerikaanse neoconservatieve politicoloog Samuel Huntington in 1996 benadrukte,

The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.


En de rest is ordinaire propaganda van opportunisten als mijn oude vriend Ian Buruma. 


Applaus van de Koning, de hoogste beloning voor een broodschrijver, die lijdt aan Anglomania:

Gavin Williamson, UK defense secretary, said there are plans to sail the country’s new aircraft carrier HMS Queen Elizabeth across the oceans to put China in its place by cruising majestically into the South China Sea. 
https://www.globalresearch.ca/rule-britannia-against-china-new-uk-aircraft-carrier-hms-queen-elizabeth-into-the-south-china-sea-in-2021/5668474


Rule, Britannia! Britannia, rule the waves;

Britons never shall be slaves.



Geen opmerkingen:

Gaza proves Humanity is far more Backward than we Thought

  Gaza proves Humanity is far more Backward than we Thought By   Stuart Littlewood  -  December 23, 2024 1 NEW YORK, NEW YORK - SEPTEMBER 27...