Interview: Speciaal adviseur president Bush over 9/11
Hij beleefde 9/11 in het centrum van de macht. De overtuigde neoconservatief Abrams vertelt over de angst dat de aanval nog groter was. Over zijn geloof in democratie in het Midden-Oosten. Over zijn gebrek aan spijt.
Klaar, jullie kunnen gaan!' Elliott Abrams schrikt als Condoleezza Rice dit zegt, zich omdraait en wegloopt. Zo heeft hij de nationale veiligheidsadviseur nooit meegemaakt. De frêle zwarte vrouw is een van de hoffelijkste mensen die hij kent. Normaal is zij nooit zo bot en zou zij zich netjes hebben verontschuldigd. Wat is er aan de hand?
Abrams (63) is die ochtend van 11 september zoals altijd naar de Situation Room van het Witte Huis gekomen voor de vaste vergadering van de Nationale Veiligheidsraad, waarvan hij een prominent lid is. De raad bespreekt dan de toestand in de wereld en alle mogelijke bedreigingen van Amerika's veiligheid. Abrams heeft een kamer in het Executive Office Building, waar veel medewerkers van de Amerikaanse president werken en dat door een tunnel met het Witte Huis is verbonden. Toen hij op weg ging naar de Situation Room had een medewerker van hem gewezen op de kleine televisie naast de receptionist, die altijd aanstaat. 'Kijk, een vliegtuig is het World Trade Center ingevlogen.' Abrams had meteen moeten denken aan het vliegtuig dat zich jaren geleden te pletter vloog tegen het Empire State Building in New York. Een ongeluk. Hij was naar het Witte Huis vertrokken. Het was een gewone vergadering, tot na een kleine twintig minuten een assistente de zaal binnenkwam en een briefje aan Rice overhandigde.
Tweede vliegtuig
Nu staat Abrams daar, zich afvragend waarom Rice zo abrupt opstapte. Hij en zijn collega's praten nog wat en lopen langzaam terug naar hun kantoren. Als hij daar is aangekomen, hoort Abrams dat een tweede vliegtuig het WTC heeft geraakt. Iedereen moet onmiddellijk het gebouw verlaten. Hij loopt de trappen af. In het gebied tussen Witte Huis en de Executive Office Building roepen leden van de Secret Service, de presidentiële veiligheidsdienst: 'Weg hier! Rennen! Rennen!' Voor het eerst slaat de angst toe. Bij een brand of een brandweeroefening vragen ze je niet te rennen, denkt hij. Er is iets gaande, in New York en hier in Washington, het hart van Amerikaanse imperiale macht. Maar wat?
Vlakbij wordt vicepresident Dick Cheney in zijn kantoor door een agent van de veiligheidsdienst bij kop en kont gepakt en afgevoerd naar het Presidential Emergency Operations Center (PEOC), een bunker onder het Witte Huis. Rice is daar ook. Abrams weet dat niet. Hij beseft inmiddels dat de regeringsgebouwen om hem heen en iedereen die daar werkt doelwit zijn. Maar door de spreekwoordelijke fog of war, oorlogsnevel, overziet Abrams niet, en niemand niet, hoe groot de aanval is.
Geruchten
Er zijn geruchten dat er gekaapte vliegtuigen op weg zijn naar het Witte Huis en het Capitol, de zetel van het Congres. Het Pentagon wordt geraakt door een vliegtuig, een vliegtuig stort neer in Pennsylvania. De blauwe lucht, normaal een belofte, is een bedreiging geworden. Elk vliegtuig is een potentieel projectiel.
De onzekerheid is groot en hardnekkig. Niet alleen bij Abrams. 's Avonds om half negen keert president George W. Bush terug in Washington. Besloten wordt dat de president en vicepresident niet op dezelfde plek mogen overnachten. Cheney vertrekt met onbekende bestemming. Iedereen is bang dat het allemaal nog niet voorbij is. Die angst houdt een, twee dagen aan. Pas daarna wordt duidelijk dat het één aanval was geweest, met vier vliegtuigen.
De verwarring is voorbij. Abrams heeft één allesoverheersend gevoel: vind degenen die dit hebben gedaan en pak ze. Hij wil wraak.
Denktank
Tien jaar later zit Abrams niet meer in het centrum van de macht. Van 2005 tot 2009 was hij in de regering-Bush de plaatsvervangend nationale-veiligheidsadviseur, met als hoofdtaak het verspreiden van democratie over de wereld in het kader van de Vrijheidsagenda. Nu werkt hij een paar straten verwijderd van het Witte Huis in een karakterloos gebouw van de Council on Foreign Relations, een gerespecteerde denktank. Op de bezoekerslijst staan de namen van ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar het zijn klaarblijkelijk geen mensen die ertoe doen, want Abrams klaagt dat de huidige regering niet echt geïnteresseerd is in wat hij te vertellen heeft over het Midden-Oosten, zijn belangrijkste aandachtsgebied. Ook wanneer in Libië het regime van dictator Kadhafi omvergeworpen wordt, weten ze hem niet meer te vinden.
Hij beseft dat zijn papieren sterk in waarde zijn gedaald. In 2008 rekenden de Amerikanen met Bush en zijn satrapen af door massaal voor Barack Obama te kiezen, de anti-Bush. Bovendien is Abrams een neoconservatief. Hij draagt die titel met trots, antwoordt met een zelfverzekerd 'ja' als hem gevraagd wordt of hij zo genoemd mag worden, maar weet ook zelf dat neocons als hij voorlopig op een zijspoor staan.
Zij zijn de verpersoonlijking geworden van wat velen zien als het debacle-Bush. Ze worden beschouwd als een duistere groep rechtse ideologen, die de aanslagen aangreep om de regering te pressen Amerika's wil aan de wereld op te leggen. De mannen die debet waren aan Amerika's overreactie op de terroristische aanslagen van 9/11. De mannen die na de op zich logische oorlog tegen Afghanistan - in dat land waren de aanslagen voorbereid - aandrongen op de inval in Irak, dat niets met de aanslagen te maken had gehad. De mannen die zo hoogmoedig waren te denken dat democratie met militair geweld aan andere landen kon worden opgelegd.
Stalen vuist
Vooral dat laatste - die combinatie van stalen vuist en geloof in de superioriteit van de democratische idealen - is het kenmerk van de neoconservatieven. Velen van hen - zoals Paul Wolfowitz, Richard Perle en Abrams - werden politiek actief onder de Democratische senator Henry Jackson, een linkse havik die pal stond voor de mensenrechten maar ook voor een sterke defensie. Eind jaren zeventig liepen zij over van de Democraten naar de Republikein Ronald Reagan. Ze troffen elkaar opnieuw in de regering van George W. Bush.
Het waren - vaak joodse - intellectuelen. Aan hun linkse verleden hielden ze een rotsvast vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving en de kracht van ideeën over. Bij rechts vonden ze de militaire middelen die moesten helpen hun idealen te beschermen en verspreiden. De ineenstorting van de Sovjet-Unie zagen ze als een bewijs van hun gelijk: de grote tegenstander was bezweken, omdat Reagan de militaire druk had opgevoerd en het communisme economisch en moreel failliet had verklaard. Onder George Bush senior en onder de Democraat Bill Clinton deden ze echter niet mee. In 1997 besloten ze tot de oprichting van het 'Project voor de Nieuwe Amerikaanse Eeuw'. Zij riepen op tot een terugkeer naar 'Reagan-achtige politiek van militaire kracht en morele helderheid.' Clinton vroegen zij om de omverwerping van het Iraakse bewind van Saddam Hussein. Maar de eerstvolgende kans om zich weer echt te manifesteren, deed zich voor met de verkiezing in 2000 van de jonge Bush.
Kort daarna kwam '11 september'.
Lees de rest van dit verhaal in de Volkskrant van dit weekend.
Abrams (63) is die ochtend van 11 september zoals altijd naar de Situation Room van het Witte Huis gekomen voor de vaste vergadering van de Nationale Veiligheidsraad, waarvan hij een prominent lid is. De raad bespreekt dan de toestand in de wereld en alle mogelijke bedreigingen van Amerika's veiligheid. Abrams heeft een kamer in het Executive Office Building, waar veel medewerkers van de Amerikaanse president werken en dat door een tunnel met het Witte Huis is verbonden. Toen hij op weg ging naar de Situation Room had een medewerker van hem gewezen op de kleine televisie naast de receptionist, die altijd aanstaat. 'Kijk, een vliegtuig is het World Trade Center ingevlogen.' Abrams had meteen moeten denken aan het vliegtuig dat zich jaren geleden te pletter vloog tegen het Empire State Building in New York. Een ongeluk. Hij was naar het Witte Huis vertrokken. Het was een gewone vergadering, tot na een kleine twintig minuten een assistente de zaal binnenkwam en een briefje aan Rice overhandigde.
Tweede vliegtuig
Nu staat Abrams daar, zich afvragend waarom Rice zo abrupt opstapte. Hij en zijn collega's praten nog wat en lopen langzaam terug naar hun kantoren. Als hij daar is aangekomen, hoort Abrams dat een tweede vliegtuig het WTC heeft geraakt. Iedereen moet onmiddellijk het gebouw verlaten. Hij loopt de trappen af. In het gebied tussen Witte Huis en de Executive Office Building roepen leden van de Secret Service, de presidentiële veiligheidsdienst: 'Weg hier! Rennen! Rennen!' Voor het eerst slaat de angst toe. Bij een brand of een brandweeroefening vragen ze je niet te rennen, denkt hij. Er is iets gaande, in New York en hier in Washington, het hart van Amerikaanse imperiale macht. Maar wat?
Vlakbij wordt vicepresident Dick Cheney in zijn kantoor door een agent van de veiligheidsdienst bij kop en kont gepakt en afgevoerd naar het Presidential Emergency Operations Center (PEOC), een bunker onder het Witte Huis. Rice is daar ook. Abrams weet dat niet. Hij beseft inmiddels dat de regeringsgebouwen om hem heen en iedereen die daar werkt doelwit zijn. Maar door de spreekwoordelijke fog of war, oorlogsnevel, overziet Abrams niet, en niemand niet, hoe groot de aanval is.
Geruchten
Er zijn geruchten dat er gekaapte vliegtuigen op weg zijn naar het Witte Huis en het Capitol, de zetel van het Congres. Het Pentagon wordt geraakt door een vliegtuig, een vliegtuig stort neer in Pennsylvania. De blauwe lucht, normaal een belofte, is een bedreiging geworden. Elk vliegtuig is een potentieel projectiel.
De onzekerheid is groot en hardnekkig. Niet alleen bij Abrams. 's Avonds om half negen keert president George W. Bush terug in Washington. Besloten wordt dat de president en vicepresident niet op dezelfde plek mogen overnachten. Cheney vertrekt met onbekende bestemming. Iedereen is bang dat het allemaal nog niet voorbij is. Die angst houdt een, twee dagen aan. Pas daarna wordt duidelijk dat het één aanval was geweest, met vier vliegtuigen.
De verwarring is voorbij. Abrams heeft één allesoverheersend gevoel: vind degenen die dit hebben gedaan en pak ze. Hij wil wraak.
Denktank
Tien jaar later zit Abrams niet meer in het centrum van de macht. Van 2005 tot 2009 was hij in de regering-Bush de plaatsvervangend nationale-veiligheidsadviseur, met als hoofdtaak het verspreiden van democratie over de wereld in het kader van de Vrijheidsagenda. Nu werkt hij een paar straten verwijderd van het Witte Huis in een karakterloos gebouw van de Council on Foreign Relations, een gerespecteerde denktank. Op de bezoekerslijst staan de namen van ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar het zijn klaarblijkelijk geen mensen die ertoe doen, want Abrams klaagt dat de huidige regering niet echt geïnteresseerd is in wat hij te vertellen heeft over het Midden-Oosten, zijn belangrijkste aandachtsgebied. Ook wanneer in Libië het regime van dictator Kadhafi omvergeworpen wordt, weten ze hem niet meer te vinden.
Hij beseft dat zijn papieren sterk in waarde zijn gedaald. In 2008 rekenden de Amerikanen met Bush en zijn satrapen af door massaal voor Barack Obama te kiezen, de anti-Bush. Bovendien is Abrams een neoconservatief. Hij draagt die titel met trots, antwoordt met een zelfverzekerd 'ja' als hem gevraagd wordt of hij zo genoemd mag worden, maar weet ook zelf dat neocons als hij voorlopig op een zijspoor staan.
Zij zijn de verpersoonlijking geworden van wat velen zien als het debacle-Bush. Ze worden beschouwd als een duistere groep rechtse ideologen, die de aanslagen aangreep om de regering te pressen Amerika's wil aan de wereld op te leggen. De mannen die debet waren aan Amerika's overreactie op de terroristische aanslagen van 9/11. De mannen die na de op zich logische oorlog tegen Afghanistan - in dat land waren de aanslagen voorbereid - aandrongen op de inval in Irak, dat niets met de aanslagen te maken had gehad. De mannen die zo hoogmoedig waren te denken dat democratie met militair geweld aan andere landen kon worden opgelegd.
Stalen vuist
Vooral dat laatste - die combinatie van stalen vuist en geloof in de superioriteit van de democratische idealen - is het kenmerk van de neoconservatieven. Velen van hen - zoals Paul Wolfowitz, Richard Perle en Abrams - werden politiek actief onder de Democratische senator Henry Jackson, een linkse havik die pal stond voor de mensenrechten maar ook voor een sterke defensie. Eind jaren zeventig liepen zij over van de Democraten naar de Republikein Ronald Reagan. Ze troffen elkaar opnieuw in de regering van George W. Bush.
Het waren - vaak joodse - intellectuelen. Aan hun linkse verleden hielden ze een rotsvast vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving en de kracht van ideeën over. Bij rechts vonden ze de militaire middelen die moesten helpen hun idealen te beschermen en verspreiden. De ineenstorting van de Sovjet-Unie zagen ze als een bewijs van hun gelijk: de grote tegenstander was bezweken, omdat Reagan de militaire druk had opgevoerd en het communisme economisch en moreel failliet had verklaard. Onder George Bush senior en onder de Democraat Bill Clinton deden ze echter niet mee. In 1997 besloten ze tot de oprichting van het 'Project voor de Nieuwe Amerikaanse Eeuw'. Zij riepen op tot een terugkeer naar 'Reagan-achtige politiek van militaire kracht en morele helderheid.' Clinton vroegen zij om de omverwerping van het Iraakse bewind van Saddam Hussein. Maar de eerstvolgende kans om zich weer echt te manifesteren, deed zich voor met de verkiezing in 2000 van de jonge Bush.
Kort daarna kwam '11 september'.
Lees de rest van dit verhaal in de Volkskrant van dit weekend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten