Het is december 2015. In de Israëlische nederzetting Efrat op de bezette Westelijke Jordaanoever krijgt een Nederlandse man een curieuze brief van de Sociale Verzekeringsbank. Omdat hij vroeger in Nederland woonde, krijgt hij AOW. De SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling.
De man leest dat hij eigenlijk belasting moet betalen over zijn AOW. Het belastingverdrag dat Nederland met Israël heeft, geldt namelijk niet voor bezet gebied. Maar de AOW’er heeft geluk. De SVB betaalt de belasting voor hem.
Het is al de tweede brief van de SVB dat jaar. De eerste brief bevatte ook al een mazzeltje. Als inwoner van bezet gebied heeft de man eigenlijk geen recht op de inkomensondersteuning die hij al jaren bovenop zijn AOW krijgt, schrijft de SVB. Maar hij mag die ondersteuning toch houden. De kolonist heeft geen idee waar hij deze voorkeursbehandeling aan te danken heeft.
De droge brieven van de Sociale Verzekeringsbank verbergen een decennium van diplomatenpaniek, duizenden uren ambtenarengezwoeg, honderden vertrouwelijke mails en tientallen spoedberaden tussen topambtenaren en ministers – tot en met de premier.
Intussen handelt de overheid zeker tien jaar lang in strijd met de wet en het beginsel van rechtsgelijkheid, en houdt dat voor het parlement verborgen. Dat blijkt uit interne stukken in handen van deze krant en tientallen gesprekken met betrokkenen.
Het begint allemaal bij de Wet Beperking Export Uitkeringen (BEU), bedacht om fraude met uitkeringen in het buitenland tegen te gaan. Volgens die wet kan Nederland vanaf 2006 alleen volledig uitkeren aan mensen die wonen in landen waarmee het een ‘handhavingsverdrag’ heeft. Daarin maken landen afspraken over fraudecontrole.
Nederland en Israël hebben zo’n verdrag, maar dat geldt niet voor de bezette gebieden. Nederland erkent daar immers Israëls soevereiniteit niet. De Israëlische nederzettingen, waar enkele tientallen AOW-gerechtigden wonen, zijn volgens internationaal recht illegaal. De inwoners moeten op hun AOW worden gekort.
Maar al voor die korting in moet gaan, beginnen ambtenaren in opdracht van hun politieke bazen naarstig te zoeken naar mogelijkheden om dat te voorkomen.
Veel ruimte hebben ze niet: bewoners van andere landen zonder handhavingsverdrag – of andere bezette gebieden zoals de Westelijke Sahara en Noord-Cyprus – mogen niet profiteren van een regeling voor door Israël bezet gebied. En die uitzonderingspositie moet zonder wetswijziging worden geregeld. Behandeling in de Tweede Kamer zou leiden tot ongewenste publiciteit.
Alles wat met Israël te maken heeft, ligt in Nederland gevoelig. Daarbij speelt schaamte over de Holocaust en ongemak over Israëls optreden tegen de Palestijnen in bezet gebied. Bovendien steunt een Kamermeerderheid Israël onvoorwaardelijk, terwijl de steun onder de bevolking afneemt.
Het hele dossier moet dus geheim blijven. Het is zo gevoelig dat zelfs het logboek ‘gevoelige dossiers’ van de SVB er geen melding van maakt. Daar zou het te veel aandacht trekken.
Jarenlang blijft de zoektocht naar een juridische onderbouwing voor het volledig doorbetalen van de tientallen kolonisten in Israëlische nederzettingen vruchteloos. Toch blijft Nederland het grootste deel van deze uitkeringsgerechtigden al die tijd volledig uitbetalen.
1. Het uitstel
Rutte begint met het uitstel van het korten van uitkeringsgerechtigden in door Israël bezet gebied.
Het korten van uitkeringsgerechtigden is nog niet begonnen als een ambitieuze staatssecretaris van Sociale Zaken in 2002 de eerste contouren van de uitzonderingspositie voor de kolonisten schetst. Zijn naam is Mark Rutte.
De betrokkenen zijn dan net geïnformeerd over de voorgenomen korting en reageren razend – net als de Israëlische regering en het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Ook pro-Israël partijen in de Tweede Kamer roeren zich. Leden van de ChristenUnie vragen waarom deze mensen een „strafkorting” krijgen. Kan er niet iets worden geregeld?
Staatssecretaris Rutte (VVD) verdedigt in de Kamer het besluit om deze uitkeringsgerechtigden te korten. Hij schrijft: “Op grond van het volkenrecht is Israël in de bezette gebieden bezetter en geen soevereine machthebber.” Zijn conclusie: “Bij gebreke van een verdrag dat van toepassing is in de bezette gebieden, zullen de uitkeringen van gerechtigden die daar wonen dan ook per 1 januari 2003 worden beëindigd of verlaagd.” Alle betrokkenen hebben daarover een brief gekregen, meldt Rutte.
Over en uit, zou je denken. Maar het tegendeel is het geval. In dezelfde antwoorden waarin Rutte zijn ferme streep trekt, meldt hij de Kamer namelijk ook dat de betrokkenen (het gaat dan om 26 AOW’ers) “zeer laat” zijn geïnformeerd, overigens net als de 7 uitkeringsgerechtigden in de door Marokko bezette Westelijke Sahara. Het korten of schrappen van hun uitkeringen wordt daarom een jaar uitgesteld, schrijft Rutte, tot 2004. Het CIDI claimt het succes trots in zijn nieuwsbrief.
2004 brengt nieuw uitstel. Door een juridische complicatie wordt de uitvoering van de Wet tot 2006 opgeschort. Maar de Israëlische regering eist afstel. Premier Jan Peter Balkenende (CDA) heeft daar wel oren naar, blijkt uit een ambtelijke nota. Daarin staat ook door wie hij zich laat leiden: „Voor behoud van uitkeringen in de bezette gebieden voeren betreffende uitkeringsgerechtigden al enige jaren een krachtige lobby, waarvoor men zowel in Israël als in Nederland op hoog politiek niveau gehoor heeft gekregen.”
2. De zoektocht
Ambtenaren zoeken naar een maas in de wet. Intussen gaat het onwettige uitkeren door.
Ambtenaren beschrijven de wettelijke korting van kolonisten in 2004 in interne mails als „een probleem” dat moet worden „opgelost” – ook al is daar „geen rechtsgrond” voor. Dat er „wegens de politieke gevoeligheid” voluit moet worden doorbetaald, staat dan al vast. De vraag is alleen „hoe de export van uitkeringen naar de bezette gebieden juridisch gezien vorm moet worden gegeven”.
Dat blijkt een taaie kwestie: de zoektocht zal meer dan tien jaar duren. Vier ministeries – Sociale Zaken, Buitenlandse Zaken, Volksgezondheid en Algemene Zaken – zijn erbij betrokken.
Het meest kansrijke idee dat ambtenaren in 2005 hebben, is dat minister van Sociale Zaken Aart Jan de Geus (CDA) een handhavingsovereenkomst sluit met de Palestijnse Autoriteit (PA). De Palestijnen worden dan theoretisch verantwoordelijk voor fraudecontrole in de nederzettingen. Het is een papieren oplossing: de PA mag van Israël helemaal niet in de nederzettingen komen.
Het is niet vanwege dit praktische bezwaar dat dit plan afvalt. Er is een ander probleem. Om een overeenkomst te sluiten met de PA is een wetswijziging nodig, en dus instemming van het parlement. Maar een speciale regeling voor inwoners van Israëlische nederzettingen zal veel tumult veroorzaken, vrezen betrokken ambtenaren.
Daarop vraagt De Geus zijn ambtenaren: „Wat gaat er mis als we gewoon blijven betalen?”
En zo gebeurt het. De meeste uitkeringsgerechtigden in de Israëlische nederzettingen krijgen een volledige uitkering. Zonder publiciteit. En zonder rechtsgrond.
Inwoners van andere gebieden zonder handhavingsverdrag worden vanaf 2006 conform de wet wél op hun sociale uitkeringen gekort.
Inwoners van andere gebieden zonder handhavingsverdrag worden vanaf 2006 conform de wet wél op hun sociale uitkeringen gekort.
3. De blauwe brief
Meer ministers bemoeien zich ermee.
CDA’er Maxime Verhagen bezoekt Israël in mei 2008 als minister van Buitenlandse Zaken. Hij hoort daar zorgen over het officiële kortingsbeleid. Na terugkomst schrijft hij er een ‘blauwe brief’ over aan partijgenoot Piet Hein Donner, dan minister van Sociale Zaken. Zo’n brief, in een blauwe envelop, is bedoeld voor vertrouwelijke berichten en mag alleen door de minister worden geopend.
Op verzoek van Verhagen laat Donner zijn ambtenaren verder zoeken naar een juridische rechtvaardiging voor het volledig uitkeren. Die komen opnieuw met het idee de Palestijnen in te schakelen voor de Israëlische zaak, maar nu via een niet-bindende afspraak in een Memorandum of Understanding (MoU).
Donner ziet er wel wat in. In een aantekening op een nota van zijn ambtenaren, schrijft hij op 18 september 2008: „Het is ook onverteerbaar dat vanwege de internationaalrechtelijke problematiek, mensen nu hun recht niet krijgen. Wetswijziging lokt alleen maar een groot debat uit. Kunnen we het niet provisorisch oplossen met een MoU. Als BZ daar nu aan mee zou werken.”
Het is een opmerkelijke opstelling voor de man die eerder als minister van Justitie hoeder van de rechtstaat was, en tegenwoordig vicepresident is van de Raad van State – de hoogste bestuursrechter van Nederland, die moet controleren of de overheid zich aan de wet houdt.
Ambtenaren van beide ministers concluderen uiteindelijk dat zo’n MoU niet werkt. Want „elke (provisorische) oplossing vergt een wetswijziging”, en dus publiciteit. Bovendien zullen bewoners van andere bezette gebieden, zoals de Westelijke Sahara, dezelfde rechten opeisen.
De ministers leggen zich erbij neer. Donner erkent dat de betrokkenen in door Israël bezet gebied „zich bewust van de consequentie voor de uitkering in de nederzettingen hebben gevestigd”. Verhagen schrijft dat een wettelijke uitzondering voor de kolonisten ongewenst is, want die zou „haaks staan op het Nederlandse beleid ten aanzien van de illegale nederzettingen”.
Zo stranden de pogingen het doorbetalen juridisch te rechtvaardigen. In de praktijk gaan de onrechtmatige betalingen door.
4. De lobby
Belangenorganisaties en de Israëlische regering houden de druk erop.
Henoch Wasjberg is voormalig voorzitter van Irgoen Olei Holland (IOH), een vereniging van Nederlanders in Israël. Hij stuurde Verhagen in 2008 een brief die mede aanleiding gaf tot diens briefwisseling met Donner. Wajsberg protesteerde ook jarenlang bij de SVB en Kamerleden over het formele kortingsbeleid. Tegenover deze krant zegt hij: „Ik heb de zaak ook bij Rutte aangekaart, tijdens zijn bezoek aan Israël in 2013. Daar is zeker nota van genomen.” Wasjberg hield zich „intensief” met de zaak bezig. „Het korten is nooit gebeurd, maar het moest volgens de wet wel. Dus die dreiging hing steeds in de lucht.”
Behalve IOH, het CIDI en de Israëlische regering is ook advocaat Ronnie Eisenmann nauw bij deze zaak betrokken. Lobbyorganisaties, politieke partijen en bewoners van bezet gebied vragen hem vanaf het begin om raad. „Israël zit hier erg mee in zijn maag”, aldus Eisenmann. „Dit is een heel gevoelige kwestie voor de Israëliërs.”
Eisenmann begrijpt wel waarom Nederland gevoelig is voor de druk, en bang voor publiciteit. „Israël roept altijd heftige reacties op, voor en tegen. Israël is bovendien een bevriende natie.” Eisenmann vermoedt dat het ministerie de SVB daarom opdracht gaf de wet voor deze groep niet te handhaven.
5. De reuze rotzooi
Na jaren wegkijken ontdekt de SVB fraude.
De SVB is een zelfstandig bestuursorgaan dat niet onder het directe gezag van de minister valt. Het ministerie van Sociale Zaken ontkent dat de SVB opdracht kreeg om kolonisten volledig door te betalen. Waarom dat toch gebeurde, blijft onduidelijk. Maar de wensen van het ministerie waren voor de SVB geen geheim, zegt een direct betrokkene: „Het was een grijs gebied. Maar één ding was duidelijk. Van Israël bleef je af.”
Uit gesprekken met betrokkenen rijst het beeld van rommelige uitvoering – of „een reuze rotzooi”, zoals een gepensioneerde in bezet Oost-Jeruzalem het noemt. In de meeste gevallen wordt er niet gekort, maar in vier gevallen wel.
Duidelijk is dat de SVB niet probeert de wet secuur toe te passen. „We slaagden er aanvankelijk niet in te achterhalen welke postcodes bij bezet gebied hoorden”, vertelt een ambtenaar. „Als we dat echt hadden gewild, hadden we dat natuurlijk kunnen uitzoeken, maar die moeite is nooit gedaan.”
De controle op fraude was een farce, zegt een andere betrokken ambtenaar: „Je mocht van de top van het ministerie niks in Israël. Je moest vooraf doorgeven welke adressen je ging bezoeken en je mocht niet naar bezet gebied. Daar maakten we intern grappen over.”
Die houding verandert eind 2013. De Sociale Verzekeringsbank heeft dan een nieuw bestuur, dat wil weten hoe gevoelig dit gevoelige dossier eigenlijk is. Het geeft opdracht alle gegevens van uitkeringsgerechtigden in door Israël bezet gebied door te lichten.
„Ik schrok me dood van wat we aantroffen”, zegt een betrokken ambtenaar. Uit het onderzoek blijkt dat 28 van de dan 49 uitkeringsgerechtigden in bezet gebied hebben opgegeven dat ze in Israël wonen. Zo omzeilden ze – bewust of niet – korting op hun AOW.
Nu de feiten zo op tafel liggen, kan de SVB er niet meer omheen. De instantie stelt vast wie er ten onrechte een te hoge uitkering ontvangt en stuurt hen in januari 2014 een brief dat ze gekort zullen worden.
Uit het onderzoek van de SVB blijkt overigens ook dat er onder de kolonisten die dan nog gekort moeten worden 7 overlevenden van de Holocaust zijn. Dat feit zorgt niet voor ambtelijke consternatie. Het ontzien van oorlogsslachtoffers was nooit de reden om een uitzondering voor door Israël bezet gebied te maken. Oorlogsgetroffenenuitkeringen garanderen namelijk een basisinkomen. Wie daar door een AOW-korting onder komt, krijgt compensatie. En er wonen ook oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering in de Westelijke Sahara en Cyprus, die wél volgens de wet worden gekort.
6. De minister
Asscher krijgt het advies de korting niet terug te draaien.
Kolonisten die de kortingsbrief van de SVB ontvangen, slaan onmiddellijk alarm bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv. 3.500 kilometer verderop leidt dat tot paniek in het kabinet.
Minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken, PvdA) wordt in een reeks vertrouwelijke nota’s door zijn ambtenaren bijgepraat. Asscher wordt verteld dat de kwestie „in negatieve zin” kan bijdragen aan „spanning op de relatie met Israël”. Daarom is „mede op verzoek van MP [Rutte] en Min BuZa [Frans Timmermans, PvdA] met maximale creativiteit gezocht naar oplossingen”.
Asscher moet besluiten of hij de korting door de SVB wil terugdraaien. De minister lijkt daar voor te voelen. Hij vraagt: „Wat zou er precies op tegen zijn om af te zien van deze maatregel?”
Het antwoord van zijn ambtenaren is duidelijk: afzien van de kortingen kent „grote politieke en beleidsmatige risico’s”. Nederland verandert zo zijn standpunt over de status van de bezette gebieden. En uitkeringsgerechtigden in andere gebieden zonder handhavingsverdrag zullen hun recht opeisen. Ambtenaren voorzien „majeure financiële consequenties”.
De minister krijgt ook te horen dat de korting voor mensen in door Israël bezet gebied al jaren geleden had moeten ingaan en dat de regels ook altijd duidelijk zijn gecommuniceerd. „De verdragsbepalingen en de daarbij horende grensdiscussie zijn al jarenlang onderwerp van discussie met betrokkenen.” Daarbij heeft de minister „geen discretionaire bevoegdheid om de beschikkingen [van de SVB] te laten terugdraaien”.
De boodschap voor Asscher is duidelijk: draai de kortingen niet terug en laat de SVB voortaan de wet uitvoeren. De minister lijkt akkoord te gaan. „Schoorvoetend”, zo meldt een ambtenaar aan collega’s. Asscher wil wel steun van Rutte en Timmermans.
7. Het topoverleg
Timmermans is ‘emotioneel’. Asscher draait.
Vlak voor de wekelijkse ministerraad, op vrijdag 21 februari 2014, overlegt Asscher een kwartier met de premier en de minister van Buitenlandse Zaken. Als hij terugkomt op zijn ministerie is hij van mening veranderd: de korting moet worden herzien.
Precies twee uur later stuurt een ambtenaar van Asscher een mail aan de SVB. De uitvoeringsorganisatie moet de kortingen terugdraaien en dat aan de betrokkenen melden. „Graag snel actie!”, maant de ambtenaar van Sociale Zaken. „Krap maar de druk is hoog.”
Het is vooral Timmermans die de druk heeft opgevoerd. Een ambtenaar die bij het topoverleg was, schrijft zijn collega’s dat de minister (tegenwoordig vicevoorzitter van de Europese Commissie) juristen wil laten uitzoeken of „we bezet gebied kunnen behandelen als verdragsland”. Het zou een regelrechte breuk zijn met Nederlands beleid én internationaal recht. Tja, rapporteren ambtenaren, Timmermans „zat er heel emotioneel in. Niet repareren is voor hem eigenlijk niet acceptabel”.
Een week later zijn de sussende brieven aan de boze uitkeringsgerechtigden de deur uit. Bij de betrokken ministeries zijn ze opgelucht. De ambassade in Tel Aviv meldt dat „alles op het moment rustig voelt”.
8. De meewerkstand
De SVB weigert mee te doen. Dan verzint een ambtenaar een list.
Ambtenaren zoeken weer naar een juridische rechtvaardiging voor het volledig uitbetalen – tien jaar nadat de eerste poging daartoe is mislukt. De meest kansrijke optie lijkt om een overeenkomst met Israël te sluiten waarin „de feitelijke controle” van Israël over bezet gebied wordt erkend.
Juristen van Buitenlandse Zaken zijn negatief: zo’n overeenkomst mag alleen als die ten goede komt aan de „oorspronkelijke bevolking” van het gebied – de Palestijnen dus. Als bewoners van de nederzettingen profiteren, werkt Nederland mee aan de bezetting.
Een ambtenaar van Asscher polst toch of hij de SVB kan meekrijgen. De overeenkomst met Israël moet de basis zijn voor een overgangsregeling die met terugwerkende kracht alle te hoge uitkeringen in het verleden rechtvaardigt. Het voorwendsel dat de ambtenaar van Asscher bedenkt: de communicatie over de korting door de overheid is al die tijd „onvoldoende” geweest.
Maar dat gaat de SVB te ver. Een jurist daar schrijft dat de SVB „geen rechtvaardiging [ziet] voor de instelling van overgangsrecht 14 jaren na het moment waarop [de wet] BEU van toepassing werd”.
De jurist schrijft ook: een opdracht van de minister om alleen naar door Israël bezet gebied uitkeringen „te exporteren alsof zich geen exportbeperking voordoet”, is voor de SVB „een no go”. Het is voor het eerst dat het zelfstandig bestuursorgaan zich in dit dossier expliciet tegen het ministerie verzet.
De ambtenaar van Asscher verspreidt de afwijzing van de SVB op het ministerie van Sociale Zaken met de opmerking: „Nog niet helemaal de gewenste meewerkstand lijkt het”.
Een dag later verzint een jurist van het ministerie een list. Een nagelnieuw wetsartikel in de AOW maakt het mogelijk om het verplichte korten van uitkeringen te negeren als zo’n korting het gevolg is van het opzeggen van een handhavingsverdrag of een „daarmee gelijk te stellen situatie”.
Dit artikel is om een hele andere reden bedacht, maar daardoor laten ambtenaren niet weerhouden. Zij bedenken de volgende kronkelredenering: uitkeringsgerechtigden in door Israël bezet gebied hebben jaren een te hoge AOW gekregen. Daardoor konden zij de indruk krijgen dat zij onder het handhavingsverdrag met Israël vielen. Nu de Sociale Verzekeringsbank hun heeft gewaarschuwd dat ze worden gekort, vervalt het verdrag „als het ware” voor deze mensen. Dus kan voor hen een overgangsregeling worden ingesteld waardoor ze de te hoge uitkering kunnen blijven ontvangen.
De redenering is gebouwd op een feitelijk onjuiste veronderstelling: dat uitkeringsgerechtigden „redelijkerwijs” niet konden weten dat zij eigenlijk gekort hadden moeten worden. Terwijl ze vooraf via het parlement, belangenorganisaties, de website van de SVB en soms zelfs persoonlijk zijn geïnformeerd over de regels.
Maar minister Asscher grijpt zijn kans. In een brief van 18 juli 2014 aan de bestuursvoorzitter van de Sociale Verzekeringsbank geeft hij opdracht de betrokkenen in bezet gebied in afwachting van een overgangsregeling volledig te blijven betalen. De SVB moet vanaf 1 januari 2015 op nieuwe gevallen wel een korting toepassen, gebiedt Asscher. Want de overgangsregeling is tijdelijk.
Asscher moet de overgangsregeling wel in de Staatscourant publiceren. Anders heeft de SVB geen juridische grond om betrokkenen volledig te blijven betalen. Maar hoewel Asscher de SVB schrijft dat hij „voornemens is” de regeling te publiceren, doet hij dat niet.
Dus blijft de SVB de wet breken door volledige uitkeringen te verstrekken. Niet dat betrokken ambtenaren het zo noemen. Ze gebruiken woorden als: „niet in overeenstemming met het wettelijk kader”, „zonder juridische grondslag”, „buitenwettelijk” of „contra legem”.
Het ongemak bij de SVB is intussen zo groot dat het bestuur „rugdekking” van de minister eist. Pas als die binnen is, gaat de uitvoeringsorganisatie akkoord.
Al snel daarna bellen medewerkers van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv de betrokkenen met het goede nieuws. De SVB schrijft ze ook een brief: „De verlaging van uw AOW-pensioen, zoals aangekondigd in onze brief van februari 2014, gaat dus niet door.”
Daarmee zijn de gemoederen bedaard, hopen ze in Den Haag.
9. De zwakke knieën
Een Holocaust-slachtoffer klaagt op tv over korting op haar AOW. Paniek in Den Haag.
Op 7 mei 2015 stuurt de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een dringende mail naar zijn ministerie. Een Israëlische televisiezender heeft een reportage uitgezonden over een 90-jarige Nederlandse Holocaustoverlevende. Zij is na 1 januari 2015 naar een nederzetting verhuisd, en dus volgens de opdracht van Asscher door de SVB gekort op haar AOW.
Bij Buitenlandse Zaken slaat onmiddellijk de paniek toe. Oorlogsslachtoffers liggen extreem gevoelig. De ambassadeur in Tel Aviv eist „persoonlijk verzekering” dat voor deze groep een uitzondering wordt gemaakt. De Kamervragen stromen binnen. Advocaat Eisenmann opent een meldpunt voor kolonisten.
Asscher is ontstemd. Op een nota over de casus schrijft hij zijn ambtenaren: „Waarom geen signaal? Waar is de politieke sensitiviteit?”
Maar de SVB is ook boos. In een interne mail klaagt een jurist: het was Asscher zelf die had bevolen dat nieuwe gevallen na 1 januari 2015 gekort moesten worden. De minister zou dat toch ook in de Staatscourant publiceren? Dat heeft hij ondanks herhaald aandringen van de SVB niet gedaan. „Het is teleurstellend dat het dossier nu weer van de rails loopt, maar dit keer door SZW […] en door zwakke knieën bij publicitaire tegenwind.”
Trouwens, meldt de SVB aan Sociale Zaken: de Holocaustoverlevende wist heel goed welke consequenties haar verhuizing naar bezet gebied zou hebben voor de hoogte van haar uitkering. Het SVB-kantoor in Leiden heeft regelmatig contact gehad met haar zoon om dat uit te leggen. En al zou ze niet persoonlijk zijn geïnformeerd: de website van de SVB meldt dat er voor bezet gebied al vanaf 2006 een exportbeperking geldt. Andere burgers moeten het daarmee doen.
Bovendien krijgt de vrouw een maandelijkse uitkering op basis van de Wet uitkering oorlogsslachtoffers, waardoor de korting op haar AOW „vrijwel geheel teniet” wordt gedaan.
Het gaat dus alleen om het beeld.
Maar daar heeft de SVB wel een oplossing voor.
Omdat Asscher niets in de Staatscourant heeft gezet kan hij aanvoeren „dat cliënte formeel nog niet op de hoogte kon zijn van de consequenties van haar verhuizing naar bezet gebied”, stelt een ambtenaar van de SVB voor. Zo kan zij alsnog onder de overgangsregeling worden gebracht.
Asscher gaat akkoord, hoewel hij weet dat het aan voorlichting niet heeft ontbroken. Als de Kamer opheldering vraagt gebruikt staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA), mede namens Asscher, dezelfde onwaarheid. De gevolgen zouden „onvoldoende helder” zijn geweest.
Om die verdedigingslinie geloofwaardig te maken, past de SVB in allerijl de website aan. Vóór de publiciteit rond het Holocaustslachtoffer meldt de site dat er een korting geldt voor door Israël bezet gebied. Kort nadat het oorlogsslachtoffer zich in de media heeft gemeld, is die uitleg verdwenen.
10. De Kamer
Het kabinet tuigt de overgangsregeling op met andere privileges.
De SVB smeekt het ministerie nu eindelijk een wettelijke basis voor de doorbetaling te regelen. De minister moet „zo spoedig mogelijk” de overgangsregeling in de Staatscourant publiceren.
Op 8 december is het eindelijk zo ver. Diezelfde dag schrijft staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer dat oorlogsslachtoffers – wereldwijd – nooit meer op hun AOW zullen worden gekort.
En alle AOW’ers die op 31 december 2015 in door Israël bezet gebied wonen (het zijn er dan 81) krijgen recht op een volledige uitkering, omdat het zogenaamd „onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de hoogte van de AOW-uitkering”.
Klijnsma schrijft ook dat kolonisten de inkomensondersteuning bovenop hun AOW behouden. De SVB blijft ook opdraaien voor de belasting die de AOW’ers zelf hadden moeten afdragen over hun uitkering. Voor nieuwe AOW’ers wordt vanaf 2016 wel de Wet BEU gevolgd, aldus de staatssecretaris.
De Kamer toont zich tevreden.
Dat geldt niet voor de SVB. In een vertrouwelijke brief aan Sociale Zaken schrijft de SVB dat het betalen van belasting voor deze groep een „buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen” is waarvoor „geen rechtsgrond bestaat”.
Maar dat krijgt de Kamer niet te horen.
Zes maanden na de Kamerbrief, en een dag nadat NRC er vragen over stelt, publiceert Klijnsma een wetsvoorstel dat het doorbetalen van volledige AOW en inkomensondersteuning regelt. Over het doorbetalen van loonbelasting staat niets. „Er is geen rechtsgrond voor gevonden”, zegt een betrokken jurist, „maar het gebeurt gewoon”. Daardoor ontvangen uitkeringsgerechtigden in door Israël bezet gebied bruto én netto een hogere AOW dan mensen in Nederland.
Bij advocaat Eisenmann hebben zich al enkele AOW-gerechtigden in bezet gebied gemeld die binnenkort wel volgens de wet op hun uitkering gekort worden. Hij overweegt juridische stappen. „Het feit dat Nederland de uitkeringen altijd heeft doorbetaald, bewijst immers dat Nederland Israëls soevereiniteit om te handhaven in de bezette gebieden wél erkent.”
Reacties: onderzoek@nrc.nl
1 opmerking:
Donner,onze meest correcte politicus ooit,tegen zijn ambtenaren:" Wetswijziging lokt alleen maar een groot debat uit. Kunnen we het niet provisorisch oplossen?" Was er nog maar een schandpaal........
Een reactie posten