De volgende verklaring van H.J.A. Hofland in de De Groene Amsterdammer van 18 maart 2015 zegt veel over zijn opvattingen, maar niets over hetgeen hij waarneemt:
Op 21 november 1981 namen op het Museumplein in Amsterdam vierhonderdduizend mensen deel aan een demonstratie… Twee jaar later demonstreerden 550.000 mensen in Den Haag.
Dergelijke massale betogingen worden al jaren nergens meer gehouden. Dat is geen wonder. Na het einde van de Koude Oorlog is de buitenlandse politiek gefragmentariseerd. Ook de publieke opinie had geen groot politiek doel meer.
Met 'gefragmentariseerd' bedoelt de opiniemaker in feite dat na het ontbinden van het Warschau-Pact de NAVO geen vijand meer had, waardoor de aandacht niet langer kon worden gefocussed op een externe bedreiging, en er dus geen rechtvaardiging meer bestond voor de gigantisch hoge uitgaven voor het in stand houden van het westers militair-industrieel complex. De opiniemakers van de neoliberale ideologie waren daardoor niet meer in staat het publiek een 'politiek doel' te geven om de onvermijdelijke interne spanningen, die elk systeem produceert, te verdoezelen. Daarmee verviel hun taak, en zochten zowel de militairen, de wapenfabrikanten én de commerciële pers in paniek naar een nieuwe vijand om het grote publiek weer te kunnen mobiliseren. Zoals Walter Lippmann uiteenzette, weet de doorsnee burger
not for certain what is going on, or who is doing it, or where he is being carried. No newspaper reports his environment so that he can grasp it; no school has taught him how to imagine it; his ideals, often, do not fit with it; listening to speeches, uttering opinions and voting do not, he finds, enable him to govern it. He lives in a world which he cannot see, does not understand and is unable to direct…
The individual man does not have opinions on all public affairs. He does not know how to direct public affairs. He does not know what is happening, why it is happening, what ought to happen…
Today’s theories assume that either the voters are inherently competent to direct the course of affairs or that they are making progress toward such an ideal. I think it is a false ideal…
The individual man does not have opinions on all public affairs. He does not know how to direct public affairs. He does not know what is happening, why it is happening, what ought to happen.
Om te weten welk ideologisch mens- en wereldbeeld een mainstream-opiniemaker als Hofland hanteert in zijn huidige strijd tegen ondermeer Rusland dient men de cijfers te laten spreken. De gerespecteerde socioloog Zygmunt Bauman somt een serie veelzeggende feiten op in het onthullende boekje Hebben we er iets aan als de rijken steeds rijker worden? (2014) In het eerste hoofdstuk, getiteld Hoe ongelijk zijn we vandaag de dag eigenlijk?, schrijft hij:
Het meest tot de verbeelding spreekt de ontdekking of liever gezegd het ietwat traag ingedaalde besef, dat de 'grote kloof' in de Amerikaanse, Britse en een groeiend aantal andere samenlevingen 'zich nu minder tussen de top, het middendeel en de onderkant aftekent, dan tussen een kleine groep helemaal bovenaan en vrijwel alle anderen.' 'Het aantal miljardairs in de VS is bijvoorbeeld in de 25 jaar tot 2007 veertig maal zo groot geworden — terwijl het gezamenlijk bezit van de vierhonderd rijkste Amerikanen is gestegen van 169 naar 1500 miljard dollar.' Na 2007, tijdens de jaren van de kredietcrisis, gevolgd door een economische depressie en stijgende werkloosheid, voltrok deze tendens zich in een waarlijk uitzonderlijk tempo: in plaats van iedereen te treffen, zoals alom was verwacht en geschetst, bleek deze gesel zijn klappen opmerkelijk selectief uit te delen: in 2011 bereikte het aantal miljardairs in de VS het historische record van 1210 individuen, wier gezamenlijke rijkdom was gegroeid van 3500 miljard dollar in 2007 naar 4500 miljard dollar in 2010. 'In 1990 moest je een fortuin van 50 miljoen pond hebben mom op de lijst van de tweehonderd rijkste inwoners van Groot-Brittannië te komen, zoals die jaarlijks wordt samengesteld door de Sunday Times. In 2008 was dat bedrag gestegen naar 430 miljoen pond, bijna het negenvoudige.' Alles bij elkaar 'is het gezamenlijke bezit van de rijkste duizend mensen in de wereld bijna tweemaal zo omvangrijk als dat van de armste 2,5 miljard.' Volgens het in Helsinki gevestigde World Institute for Development Economic Research zijn de mensen die tot de rijkste één procent van de wereldbevolking behoren nu bijna tweeduizend maal rijker dan de onderste vijftig procent.
Na de beschikbare schattingen over de ongelijkheid in de wereld naast elkaar te hebben gelegd, concludeerde Danilo Zolo (professor of Philosophy of Law and of Philosophy of International Law at the University of Florence. svh) dat
er zeer weinig gegevens nodig zijn om op dramatische wijze te kunnen bevestigen dat het 'tijdperk van de Rechten' in de geschiedenis van de mondialisering bijna voorbij is. De internationale Arbeidsorganisatie schat dat er nu 3 miljard mensen onder de armoedegrens van 2 dollar per dag leven.
Zolo wees er verder op dat John Galbraith, in het voorwoord van het Human Development Report van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties in 1998, gedocumenteerd heeft aangetoond dat 20 procent van de wereldbevolking 86 procent van alle goederen en diensten consumeerde, terwijl de armste 20 procent slechts 1,3 procent daarvan tot zich nam; en tegenwoordig, bijna vijftien jaar later, zijn deze cijfers alleen maar extremer geworden: de rijkste 20 procent van de bevolking neemt 90 procent van de geproduceerde goederen af, terwijl de armste 20 procent het met 1 procent moet doen. Geschat wordt ook dat de twintig rijkste mensen ter wereld samen over evenveel financiële middelen beschikken als het miljard allerarmsten samen, en dat 85 miljardairs evenveel bezitten als de helft van de wereldbevolking tezamen. Dit is de werkelijkheid die Henk Hofland verdedigt wanneer hij spreekt van 'het vredestichtende Westen,' dat met zijn humane beschaving als voorbeeld dient voor de onbeschaafde wereld. Daar tegenover wijst Zygmunt Bauman op de realiteit van het Westerse model, waarbij in de afgelopen decennia
de arbeidsplaatsen in de 'ontwikkelde' economieën in een steeds sneller tempo verdwenen, waardoor de plaatselijke arbeidskrachten hun onderhandelingspositie steeds verder zagen verslechteren.
Dit alles is het resultaat van het neoliberale mens- en wereldbeeld dat de afgelopen vier decennia de westerse democratieën heeft uitgehold, miljarden mensen wereldwijd zwaar heeft getroffen, en de kloof tussen arm en rijk almaar heeft vergroot. Desondanks blijft de mainstream-media in de polder dit desastreuze systeem verdedigen. Zonder enige overdrijving kan worden gesteld dat de houding van mijn collega's niet alleen van een verregaande hufterigheid getuigt, maar zelfs van een misdadigheid die alleen in tijden van moreel verval voorkomt. De polder-pers presenteert de neoliberale chaos als een onwrikbare natuurwet, en als het best denkbare menswaardige systeem. Binnen het raamwerk van die 'nobele leugen' is het individu gedwongen om de door de economische elite verordonneerde werkelijkheid te accepteren. Een illustrerend voorbeeld gaf donderdag 23 januari 2014 de jongerenkrant nrc.next. In een vertaald artikel uit de neoliberale The Economist werd medegedeeld dat in de toekomst
Veel van de banen die gevaar lopen voor mensen [zijn] onderaan de maatschappelijke ladder, terwijl de vaardigheden die het minst kwetsbaar zijn voor automatisering (creativiteit, management) vaak het terrein zijn van hoger geplaatsten.
De boosheid over de toegenomen ongelijkheid zal groeien, maar politici zullen moeite hebben er iets aan te doen. De vooruitgang mijden zal net zo onzinnig blijken te zijn als protesteren tegen de gemechaniseerde weefgetouwen in 1810. Want elk land dat weigert mee te doen wordt ingehaald door landen die de nieuwe technologie omarmen. En de mogelijkheden om de rijken te straffen met hoge belastingen zullen beperkt zijn, omdat kapitaal en hooggeschoolde arbeidskrachten dan doodleuk naar een ander land verhuizen.
The Economist beschrijft de neoliberale werkelijkheid die wereldwijd al dan niet met geweld is afgedwongen. Nadat het Britse weekblad eerder had gemeld dat 'Van alle inkomsten in de VS in de jaren zeventig 9 procent naar de rijkste 1 procent van de bevolking [ging], nu is dat 22 procent,' kwalificeerde The Economist vervolgens 'hoge belastingen' als 'straffen.' Daarbij geldt dat voor neoliberalen elke belastingverhoging voor de rijken een te hoge straf wordt beschouwd, vandaar ook dat de belastingen op het vermogen van westerse rijken de afgelopen kwart eeuw drastisch zijn verlaagd. Daarnaast weten de vermogenden dankzij gecreëerde mazen in de wet een minimum aan belastingen te betalen, waardoor vandaag de dag in bijvoorbeeld de VS 1 procent van de bevolking meer dan 40 procent van alle rijkdommen in dat land bezit en meer dan eenvijfde van alle inkomens. Desondanks wordt tegenover de jeugdige lezers van de nrc.next gesuggereerd dat progressieve belastingheffing een vorm van 'straffen' is. Voor het feit dat er belastingen worden geheven om een samenleving überhaupt mogelijk te maken is in dit mens- en wereldbeeld geen plaats. En dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, wordt als volstrekt absurd beschouwd. Het graaien moet juist beloond worden, en de staat is er alleen om het kapitalisme overeind te houden op het moment dat het weer eens failliet is, zoals we in 2008 zagen toen wereldwijd de met niet bestaand geld speculerende banken ineens dreigden om te vallen en overheden met meer dan een biljoen euro de banken moesten subsidiëren om te voorkomen dat de niet bestaande 'vrije markt' ineenstortte. Dankzij dit socialisme voor de rijken konden The Economist en in zijn voetspoor nrc.next melden dat
de mogelijkheden van mensen ongelijk [zullen] blijven. In een wereld die economisch steeds meer gepolariseerd is, zullen velen hun kansen zien verminderen, terwijl hun salarissen worden afgeknepen. De beste manier om hen te helpen is niet, zoals links vaak denkt, dan maar het minimumloon te verhogen. Dat zou de verschuiving van 'werk laten doen door mensen' naar 'werk laten doen door computers' alleen maar versnellen. Het is beter hun lonen op te hogen met publiek geld, zodat iedereen die werkt een redelijk inkomen heeft.
Het meest onthullende van dit artikel is misschien wel het feit dat het geen democratisch discussiestuk is, maar een oekaze van de machtigen. Hier wordt de burger verteld hoe zijn toekomst is gedetermineerd en wat zijn/haar mogelijkheden, maar vooral ook onmogelijkheden zijn in een neoliberale 'democratie,' die geen democratie is aangezien de meerderheid van de bevolking niet de mogelijkheid bezit om haar eigen lot te bepalen. Wat hier wordt verkondigd is dat een zeer kleine rijke elite, bijgestaan door managers en technocraten, en gesteund door haar pleitbezorgers in de mainstream-pers, zonder enige zinvolle tussenkomst van volksvertegenwoordigers de toekomst van de hele mensheid bepaalt. Op welk moment dit beslist is, door wie, en op grond waarvan wordt door de 'vrije pers' de de 'democratische politici' in het midden gelaten, omdat deze vragen domweg volstrekt irrelevant worden geacht. 'Innovatie, het wondermiddel dat voor vooruitgang zorgt, heeft altijd banen gekost,' is de enige rechtvaardiging in de bekendmaking in The Economist/nrc.next. De prominente Britse filosoof John Gray waarschuwde in zijn boek Black Mass: Apocalyptic Religion and the Death of Utopia (2008) dat het 'conventional view of history is wrong. It is founded on a pernicious myth of an achievable utopia that in the last century alone caused the murder of tens of millions.' Ook de neoliberale ideologie claimt de waarheid in pacht te hebben, er is niets geleerd, er is niets wezenlijks veranderd. Gray:
Modern revolutionaries from the Jacobins onwards share these beliefs, but whereas the millenarians believed that only God could remake the world, modern revolutionaries imagined it could be reshaped by humanity alone. This is a notion as far-fetched as anything believed in medieval times. Perhaps for that reason it has always been presented as having the authority of science. Modern politics has been driven by the belief that humanity can be delivered from immemorial evils by the power of knowledge.
Daarom kon The Economist/nrc.next onder de kop 'Wie is er beter in jouw werk? Jij of een robot?' melden dat
In een recent onderzoek van de Oxford Universiteit gesuggereerd wordt dat 47 procent van de huidige banen in de komende twintig jaar zou kunnen worden geautomatiseerd.
De huidige ontwikkeling wordt door de mainstream-pers gepresenteerd als het enig levensvatbare systeem voor de hele wereld, als een onwrikbare wetmatigheid waartegen niet geprotesteerd kan worden, en waarvan de zwakkere, net als bij elke natuurwet, de dupe zal worden. Such is life. Deze opvatting is zo diep geïnternaliseerd dat de commerciële journalistiek niet tot zich laat doordringen dat haar voorstelling van zaken een verzonnen constructie is. Wat verkocht wordt als journalistiek van de 'vrije pers' is in werkelijkheid propaganda voor een fundamentalistische ideologie, die alleen datgene toelaat wat de technocratie afdwingt. De technologie duldt geen tegenspraak, en zelfs geen samenspraak. De Amerikaanse auteur, wijlen Theodore Roszak, schreef in zijn wereldwijde bestseller The Making of a Counter Culture (1969):
In de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaan de omvang en ingewikkeldheid van alle menselijke activiteiten - politiek, economisch, cultureel - de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onverbiddelijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van subsidiaire experts die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlijke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enzovoorts. In de technocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van de deskundigen - of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen.
April 2011 berichtten de westerse commerciële massamedia dat de Chinese regering had verboden om films over reizen in de tijd en een alternatieve geschiedenis op tv en in bioscopen te vertonen, omdat 'een gefingeerde vlucht in een andere werkelijkheid als te gevaarlijk [wordt] beschouwd.' Voor elk systeem kan er namelijk maar één werkelijkheid absoluut zijn, dat geldt zowel daar als hier. De filosoof Slavoj Žižek merkt in dit verband op:
Wij in het Westen hebben zo'n expliciet verbod niet nodig: zoals de rangschikking van wat als mogelijk en wat als onmogelijk wordt beschouwd laat zien, oefent de ideologie voldoende macht uit om te voorkomen dat alternatieve historische verhalen ook maar een greintje serieus worden genomen.
De westerse opiniemakers kunnen zich niet voorstellen dat een ander economische werkelijkheid mogelijk is, een systeem dat niet door uitputting van de grondstoffen, oorlogen om marktaandelen en milieuvernietiging het voortbestaan van de mensheid ernstig bedreigd. Dit feit illustreert hoe totalitair het neoliberale systeem is. De perceptie is belangrijker geworden dan de realiteit. De voorstelling van zaken is doorslaggevender dan de werkelijkheid. Dit weten de opiniemakers maar al te goed. De Amerikaanse televisiemaker Bill O'Reilly verklaarde tijdens een aflevering van zijn The O'Reilly Factor tegenover een geïnterviewde, die niet werd geïnterviewd, maar zoals gebruikelijk werd toegebruld:
U weet dat in showbusiness, politiek en al het andere perceptie de werkelijkheid is.
O'Reilly heeft gelijk, de westerse journalistiek is niet meer dan 'perception management,' waarbij elke tegenstelling wordt gepresenteerd in termen van absoluut Goed en absoluut Kwaad. Dit heeft geleid tot een totalitair systeem, waarin 'de vrije pers' niet in staat is buiten de grenzen van de officieel gesanctioneerde consensus te opereren. Het publiek reageert reflexmatig. op werkelijk alles. Dus ook op de volgende tekst van de meester in 'perception management,' Bill O'Reilly zelf, die in een column op 28 november 2013 schreef:
Welcome to our brave new world.
H. G. Wells wrote a book called The Time Machine where most humans were reduced to a trance-like existence, ruled by bad guys called Morlocks. You should read this book because we are rapidly heading in that direction. By the way, the Morlocks were cannibals.
Texting is addicting. Once you get emotionally involved with constant outside stimulation assaulting your brain, it is hard to stop looking at your machine every two minutes. Without rapid fire words appearing on a screen, you feel bored, not part of the action. It really doesn't matter what is being sent to you - the fact that words are flashing in front of your eyes is hypnotizing.
Kids are most vulnerable to the embrace of the machines… their concentration is diverted and much is missed, not only on the tube but in life.
Nature is a brilliant teacher. But how can you learn if you can't even sit on a beautiful beach without playing with a machine. Forget about thinking. No time for introspection. Nope. There are messages that have to be answered. Stuff is happening and has to be acknowledged.
Hier heeft de ironie zichzelf om zeep geholpen. 'Welcome to our brave new world,' zegt de cynische reisleider naar 'our brave new world.' Precies hetzelfde cynisme tonen Hoflands teksten, en die van alle andere 'perception managers.' En dus constateert hij dat 'Ook de publieke opinie geen groot politiek doel meer' heeft, zonder erbij te vermelden dat juist hijzelf met zijn kenmerkende minachting voor een ware democratie er alles aan heeft gedaan om dit feit mogelijk te maken. Daardoor kan de zo bewonderde nestor van de polderpers zonder een greintje gewetenswroeging zijn column 'Machteloos publiek,' in De Groene Amsterdammer van 18 maart 2015, beëindigen met de woorden: 'De wereld is weer aanmerkelijk gevaarlijker geworden en de publieke opinie kan er niets aan doen.' Hij heeft zijn taak naar behoren verricht, en kan in Nederland moeiteloos het doen voorkomen alsof hier geen sprake is van de wet van oorzaak en gevolg. Ook wat hypocrisie betreft blijft hij een kleinburger. Hoe wezenlijk anders was de grote Amerikaanse publicist Walter Lippmann, die al in 1927 het volgende schreef in zijn essay The Phantom Public:
We must assume that the members of a public will not anticipate a problem much before its crisis has become obvious, nor stay with the problem long after its crisis is past. They will not know the antecedent events, will not have seen the issue as it developed, will not have thought out or willed a program, and will not be able to predict the consequences of acting on that program. We must assume as a theoretically fixed premise of popular government that normally men as members of a public will not be well informed, continuously interested, non-partisan, creative or executive. We must assume that a public is inexpert in its curiosity, intermittent, that it discerns only gross distinctions, is slow to be aroused and quickly diverted; that, since it acts by aligning itself, it personalizes whatever it considers, and is interested only when events have been melodramatized as a conflict.
The public will arrive in the middle of the third act and will leave before the last curtain, having stayed just long enough perhaps to decide who is the hero and who the villain of the piece. Yet usually that judgment will necessarily be made apart from the intrinsic merits, on the basis of a sample of behavior, an aspect of a situation, by very rough external evidence…
The ideal of public opinion is to align men during the crisis of a problem in such a way as to favor the action of those individuals who may be able to compose the crisis. The power to discern those individuals is the end of the effort to educate public opinion…
Public opinion, in this theory, is a reserve of force brought into action during a crisis in public affairs. Though it is itself an irrational force, under favorable institutions, sound leadership and decent training the power of public opinion might be placed at the disposal of those who stood for workable law as against brute assertion. In this theory, public opinion does not make the law. But by cancelling lawless power it may establish the condition under which law can be made. lt does not reason, investigate, invent, persuade, bargain or settle. But, by holding the aggressive parry in check, it may liberate intelligence. Public opinion in its highest ideal will defend those who are prepared to act on their reason against the interrupting force of those who merely assert their will.
That, I think, is the utmost that public opinion can effectively do. With the substance of the problem it can do nothing usually but meddle ignorantly or erratically…
For when public opinion attempts to govern directly it is either a failure or a tyranny. It is not able to master the problem intellectually, nor to deal with it except by wholesale impact. The theory of democracy has not recognized this truth because it has identified the functioning of government with the will of the people. This is a fiction. The intricate business of framing laws and of administering them through several hundred thousand public officials is in no sense the act of the voters nor a translation of their will…
Therefore, instead of describing government as an expression of the people's will, it would seem better to say that government consists of a body officials, some elected, some appointed, who handle professionally, and in the first instance, problems which come to public opinion spasmodically and on appeal. Where the parties directly responsible do not work out an adjustment, public officials intervene. When the officials fail, public opinion is brought to bear on the issue…
This, then, is the ideal of public action which our inquiry suggests. Those who happen in any question to constitute the public should attempt only to create an equilibrium in which settlements can be reached directly and by consent. the burden of carrying on the work of the world, of inventing, creating, executing, of attempting justice, formulating laws and moral codes, of dealing with the technique and the substance, lies not upon public opinion and not upon government but on those who are responsibly concerned as agents in the affair. Where problems arise, the ideal is a settlement by the particular interests involved. They alone know what the trouble really is. No decision by public officials or by commuters reading headlines in the train can usually and in the long run be so good as settlement by consent among the parties at interest.
In plaats van nog steeds de zelfbenoemde 'politiek-literaire' intellectueel in de polder uit te hangen, zou het H.J.A. Hofland sieren als hij in de laatste dagen van zijn leven z'n herinneringen opschreef van meer dan zes decennia mainstream-journalistiek. Onze nakomelingen zouden dan kunnen begrijpen hoe een redelijk intelligente vertegenwoordiger van de 'vrije pers' intellectueel zo intens gecorrumpeerd kon raken dat hij en de zijnen een financieel, sociaal, politiek, cultureel en moreel failliete erfenis nalieten. Het publiek zal dan niet, zoals nu, 'in the middle of the third act' arriveren 'and will leave before the last curtain, having stayed just long enough perhaps to decide who is the hero and who the villain of the piece. Yet usually that judgment will necessarily be made apart from the intrinsic merits, on the basis of a sample of behavior, an aspect of a situation, by very rough external evidence.' Volgende keer meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten