When new
technologies impose themselves on societies long habituated to older
technologies, anxieties of all kinds result.
Marshall McLuhan & David Carson. The Book of Probes. 2003
Een voorbeeld van die ‘veelsoortige angsten’
toont de mainstream opiniemaker H.J.A. Hofland wanneer hij
schrijft dat
De ‘nieuwe media’ met de mening van de
bloggers zijn voor een groot deel van de publieke opinie toonaangevend
geworden. Dit is de gedigitaliseerde stem des volks… De afgelopen tien jaar is
het politieke landschap ten koste van het oude bestel gefragmentariseerd en
tegelijkertijd heeft zich in de journalistiek, ook door de invloed van
internet, een culturele polarisatie voltrokken. De ‘nieuwe media’ met de mening
van de bloggers zijn voor een groot deel van de publieke opinie toonaangevend
geworden. Dit is de gedigitaliseerde stem des volks.
Volgens
Hofland heeft
‘internet het machtsgevoel van de ontevredenen vergroot.
Nu kunnen ze de wereld in hun wrok laten delen. Deze bloggers zijn de permanent
wrokkenden in digitale gedaante,’ en
‘Terwijl het consumentisme
de geest van de massa’s veroverde, begon internet zich te ontwikkelen tot het
nieuwe medium: the electronic highway.’
Het
gevolg is, naar zijn mening, dat
Bestuurders zich in het
nauw [voelen] gedreven, aan de ene kant doordat het onvermijdelijke internet ook een
middel tot voorbarige openbaarheid kan zijn, aan de andere kant doordat ze
daarmee worden uitgeleverd aan het onmiddellijke oordeel van de dan plotseling
goedgelovige massa. De verborgen zwakte van internet is dat het oorzaak kan
zijn van een laaiende volkswoede.
Opvallend
is dat Henk Hofland hier niet in staat is een onderscheid te maken tussen
oorzaak en aanleiding. 'Internet' kan natuurlijk nooit de 'oorzaak' zijn van ‘een
laaiende volkswoede,’ internet kan hooguit richting geven aan een al
bestaande ‘volkswoede.’ Daarnaast valt een ander gebrek op,
Hofland heeft kennelijk nooit beseft dat een kapitalistische
klassenmaatschappij allerlei consequenties heeft. Om zijn onwetendheid in deze
duidelijk te maken citeer ik hem nogmaals, ditmaal over de werkwijze van ‘populistische
leiders’ als Fortuijn en Wilders:
De ervaring
heeft geleerd dat hun leuzen, snelle antwoorden, wisecracks er bij hun aanhang ingaan als fastfood, hamburgers, patat met mayonaise. In dit opzicht vallen
ze te vergelijken met McDonald’s en Burger King. En misschien gaat de
vergelijking nog verder op. Door je te verzadigen aan hun leuzen, word je het
slachtoffer van politieke obesitas. Niet nadenken maar naar hartelust
schrokken. En ten slotte door wanstaltigheid weerloos. Op het gebied van de
spijsvertering is dat al ruimschoots bewezen. Als het populisme de kans krijgt,
maakt het de hele maatschappij tot patiënt en op den duur tot slachtoffer.
Inderdaad,
dat heeft het nationaal socialisme en het fascisme in de vorige eeuw op een
onvoorstelbaar desastreuze wijze duidelijk gemaakt, zonder dat het
kapitalistische Westen daar echt iets van geleerd heeft, zoals in wezen Hofland
onbewust zelf aantoont. Hij bevestigt namelijk dat het kapitalistische systeem
zo weinig respect heeft voor het individu dat het de mens vetmest met ‘fastfood,’
louter en alleen omdat daarmee de meeste financiële winst is te maken, en daar net zo lang mee doorgaat tot het
individu ‘wanstaltig weerloos,’ is geworden. Dat nu verzwijgt Hofland. Hij doet het voorkomen alsof in het huidige neoliberale systeem, waarin de waardigheid van het individu geen rol speelt, de mens politiek bewust kan zijn. Maar als
het individu wordt behandeld als massamens en met voortdurende reclame als een
varken wordt vetgemest, en overspoeld wordt met propaganda van de ‘politiek-literaire
elite,’ dan is het onvermijdelijk dat de massaal gekweekte rancune, de ‘wrok’
zoals Hofland het noemt, weer haar kop opsteekt. Maar Hofland en de zijnen
geloven zo diep in hun eigen ideologische nonsens dat ze niet meer in staat
zijn de wet van oorzaak en gevolg te zien. Daarentegen herkende in de jaren
vijftig de Amerikaanse cultuurcriticus
Dwight Macdonald wel degelijk dit verband toen hij in een essay schreef dat ‘The
requirements of the mass market explain a good deal of bad writing today.’
Want net zoals de massa het product is van het platte ‘consumentisme’
is de mainstream journalist Henk Hofland dit ook. Hofland behoort niet alleen tot
de middenklasse, hij verwoordt ook haar angsten, ambities en materialistische
idealen. Tegelijkertijd verwoordt hij ook haar kleinburgerlijke woede, of zoals
Hans Magnus Enzensberger vaststelde in zijn essaybundel Oog in
Oog met de Burgeroorlog (1993): ‘De overstelpende hoeveelheid
informatie al maakt een zinvolle verwerking onmogelijk’ met als gevolg
dat
Morele eisen die in geen verhouding staan tot
de mogelijkheden die iemand heeft, er ten slotte toe [leiden] dat de uitgedaagden
het volledig laten afweten en iedere verantwoordelijkheid ontkennen. Daarin ligt
de kiem van een barbarisering die kan uitgroeien tot razende agressie.
De
kleinburgerlijke rancune dus die daders zoekt om hun angst en woede op te
projecteren. Voor de één zijn dat ‘de buitenlanders’ onder ons,
voor de ander ‘de bloggers’ onder ons. Ondertussen gaat
buiten de werkelijkheid onverstoorbaar door. Enzensberger wees erop dat ‘Vergeleken
met de politieke kitsch’ van de
nietszeggende verklaringen klinken de grofste
materialistische crisis theorieën nog plausibel. Die beroepen zich tenminste op
economische feiten en zijn wat dat aangaat controleerbaar. Dat de marxistische
analyse uit de mode is geraakt, is waarschijnlijk alleen voor leeghoofden een
welkom argument. Ontegenzeglijk brengt de wereldmarkt, sinds die geen
toekomstvisioen meer is maar een mondiale realiteit, ieder jaar minder winnaars
en meer verliezers voort, en niet alleen in de Tweede en Derde Wereld maar ook
in de belangrijkste landen van het kapitalisme. Zoals elders hele landen, ja continenten,
wegvallen uit de internationale handelsbetrekkingen, zo zijn het hier steeds
grotere delen van de bevolking die niet kunnen voldoen aan de in snel tempo
hogere wordende concurrentie-eisen.
En
in deze werkelijkheid zijn een opiniemaker als Geert Mak, die deze realiteit verkoopt met de slogan 'Geen Jorwerd zonder Brussel,' en zijn collega opiniemaker Henk Hofland en diens ‘politiek-literaire
elite’ uit de middenklasse, een onmisbare schakel voor degenen die de macht gelegitimeerd willen zien. Juist een onrechtvaardige neoliberale klassenmaatschappij staat
en valt bij haar vermogen zich tegenover de massa te rechtvaardigen. Hoe diep
dat klassengevoel in het kapitalisme geïnternaliseerd is, blijkt ondermeer uit
de zogeheten ‘Miljonair Fair,’ waar alles slechts draait om
uiterlijk vertoon. De kaste van nieuwe rijken wil zeker niet intellectueel,
maar materieel duidelijk maken dat ze zich uit haar ondergeschikte positie
heeft bevrijd. Het is tekenend dat de SP-multimiljonair Derk Sauer in
Moskou betrokken was bij de ‘Miljonair Fair Rusland.’ Dezelfde Sauer is de huidige mede-eigenaar van Hoflands NRC, dankzij het feit dat hij in tien jaar tijd in het
mafiose Rusland 150 miljoen wist binnen te slepen met de uitgave van ondermeer
de Russische Playboy, Elle, en andere glossy magazines. En dat
alles in een tijd dat 40 procent van
de Russische bevolking onder de armoedegrens leefde, de gemiddelde
levensverwachting van de man was gedaald naar 58 jaar, de kindersterfte drie
keer zo hoog was als in Nederland, en het gemiddeld inkomen per hoofd van de
bevolking lager was dan dat van 1978 toen het Sovjet-regime nog heerste.
Toch werden Sauer’s activiteiten in het ineen gestorte Rusland als een zegening
gezien door Geert Mak, die in zijn bestseller In Europa uit de mond van een -- naar moet worden aangenomen -- representatieve gefortuneerde dame in Moskou
optekende dat ‘Cosmopolitan de
Russinnen nieuwe rolmodellen [toont]’
van ‘ongebonden vrouwen… in staat om de genoegens van de postmoderne
samenleving ten volle uit te buiten.’ Mak riep het beeld op dat het neoliberalisme
een oplossing bood aan de postmoderne Rus, en noteerde vlijtig de woorden van de uitgever van
de Russische Playboy en Cosmopolitan, de SP-multimiljonair Derk
Sauer, die hij onweersproken laat beweren dat laatst genoemde ‘blad de mensen [leerde] om hun
individualiteit weer uit te dragen.’ Overigens toont deze propaganda tevens aan wat
het cultureel niveau is van de ‘politiek-literaire elite’ in
Nederland, waartoe we ook Derk Sauer moeten rekenen nu hij ook nog eens een
uitgeverij in Nederland is gestart. De smaak van de middenklasse van Hofland, Mak en Sauer wijkt niet
wezenlijk af van die van de rest van de massa. Dwight Macdonald had al in een
vroegtijdig stadium door hoe:
In Masscult (and in its bastard Midcult)
everything becomes a commodity, to be mined for $$$$, used for something it is
not, from Davy Crockett to Picasso. Once a writer becomes a Name, that is, once
he writes a book that for good or bad reasons catches on, the Masscult (or
Midcult) mechanism begins to ‘build him up,’ to package him into something that
can be sold in identical units in quantity.
Macdonald wees erop dat het uiteindelijke resultaat
van het werk van de ‘politiek-literaire elite,’ afkomstig uit de middenklasse, even
‘slick and cliché in execution as in content’ is. Playboy, Cosmopolitan, maar ook de NRC, alsmede de bestsellers van Mak zijn daarvan sprekende voorbeelden. De Amerikaanse
kunstcriticus Clement Greenberg merkte terecht op dat ‘Masscult and
Midcult’ altijd ‘predigests art for the spectator and spares him
effort, provides him with a shortcut to the pleasures of art that detours what
is necessarily difficult in the genuine art,’ omdat het ‘includes
the spectator’s reactions in the work itself instead of forcing him to make his
own responses.’ Ook de massacultuur van de middenklasse vernietigt
‘High
Culture’ omdat het die cultuur aanpast aan de nauwelijks ontwikkelde smaak van de
middenklasse. Ze
biedt
its
customers neither an emotional catharsis nor an aesthetic experience, for these
demand effort. The production line grinds out a uniform product whose humble
aim is not even entertainment, for this too implies life and hence effort, but
merely distraction. It may be stimulating or narcotic, but it must be easy to
assimilate. It asks nothing of its audience, for it is ‘totally subjected to the
spectator.’ And it gives nothing,
aldus Dwight Macdonald. De ‘Masscult and its bastard Midcult,’
waarbij zowel de directeur als zijn ondergeschikte hetzelfde geestelijke
voedsel verorberen en ‘Niet nadenken
maar naar hartelust schrokken,’ om
in het jargon van Hofland te blijven, dragen in zich nog een ander gevaar, waarvoor
Noam Chomsky al bijna een halve eeuw geleden waarschuwde toen hij schreef:
Let me finally return to Dwight Macdonald and
the responsibility of intellectuals. Macdonald quotes an interview with a death-camp
paymaster who burst into tears when told that the Russians would hang him. ‘Why
should they? What have I done?’ he asked. Macdonald concludes: ‘Only those who
are willing to resist authority themselves when it conflicts too intolerably
with their personal moral code, only they have the right to condemn the
death-camp paymaster.’ The question, ‘What have I done?’ is one that we may
well ask ourselves, as we read each day of fresh atrocities in Vietnam—as we
create, or mouth, or tolerate the deceptions that will be used to justify the
next defense of freedom.
Een verbrande, deels gesmolten slachtoffer van de Hiroshima kernbom, één van de 'hoogtepunten' van de westerse beschaving.
Het
is precies de weigering om de eigen verantwoordelijkheid te accepteren die de ‘politiek-literaire
elite’ van Hofland zo weerzinwekkend maakt. ‘Het vredestichtende
Westen,’ de VS afschilderen als een land dat ‘democratie’
als ‘exportartikel’ beschouwt, of als de ‘ordebewaker en politieagent’
van de wereld. Het zijn deze leugens van de zelfgenoegzame opiniemakers in de
polder die de neoliberale ‘democratie’ nog verder uithollen. Hun cynisme,
waarbij alles een prijs heeft en niets een waarde, maakt meer slachtoffers dan
welke terroristische aanslag dan ook. De eigenwaan van de zogenaamde
intelligentsia in de polder is gebaseerd op onwetendheid dan wel het onvermogen
om na te denken, of een combinatie van beide. Zodra Hofland zijn intense minachting en zelfs haat projecteert op de ‘goedgelovige massa,’
die zich, volgens hem, op sleeptouw laat nemen door ‘de gedigitaliseerde stem des volks,’
verzuimt hij de verantwoordelijkheid van zijn eigen conformistische 'elite' onder ogen te
zien. Het is allemaal ook zo slecht overdacht, zo onlogisch. Hoewel Hofland met geweld de 'democratie' wil verspreiden in het Midden-Oosten schept diezelfde 'democratie' volgens hem een 'goedgelovige massa,' die instinctmatig reageert via onder andere 'populistisch alarmisme.' Waarom wil hij dan een dergelijk systeem nota bene met massaal geweld opleggen in andere delen van de wereld? Uitgaande van Hoflands bewering moeten we concluderen dat het systeem eerst een 'goedgelovige' onderklasse creëert, en vervolgens verwijt de 'elite,' die het systeem rechtvaardigt, de massa dat het als onderklasse reageert. Veel intelligenter is de reactie van Enzensberger die al twee decennia
geleden over de haat en het vandalisme schreef:
In spontane acties wordt de woede op het
onbeschadigde uitgedrukt, de haat tegen alles wat functioneert haat die met de
zelfhaat een onscheidbaar amalgaam vormt. De jongeren zijn de voorhoede van de
burgeroorlog. Dat ligt niet alleen aan de normale fysieke en emotionele
energiestuwing van de adolescentie, maar ook aan de onbegrijpelijke erfenis die
ze aantreffen, aan de onoplosbare problemen van een troosteloze luxe. Toch is
alles wat ze uitvoeren ook latent bij hun ouders aanwezig: een vernielzucht die
nauwelijks voldoende gekanaliseerd wordt in maatschappelijk gedoogde vormen als
autogekte, werkverslaving, vraatzucht, alcoholisme, hebzucht, procedeerwoede,
racisme en geweld binnen het gezin…
Steeds meer mensen worden in de draaikolk van
angst en haat gezogen, net zolang tot er een toestand van complete asocialiteit
is bereikt,
die zich in talloze vormen uit, van het oproepen tot nog meer grootschalige
geweld, zoals Hofland doet, tot het feit dat iemand tien jaar lang dood in haar
Rotterdamse woning kan liggen zonder dat het ook maar één buurman of buurvrouw
was opgevallen. Wat voor beeld krijgen jongeren van een samenleving
waarin de door zijn collega’s tot grootste journalist van de twintigste eeuw
uitgeroepen journalist, zich publiekelijk stoort aan ‘populistisch
alarmisme,’ waardoor nog meer zinloos geweld in het Midden-Oosten goddank voorkomen wordt. Wat is dit voor verbale krachtpatserij van lui die zichzelf onderdeel
voelen van een ‘politiek-literaire elite,’ waar ‘een natie
niet zonder’ zou kunnen? Waarom zou ‘een natie niet zonder’ dit soort
dwaasheid kunnen? De echte literaire elite, een auteur als Gustave Flaubert
bijvoorbeeld schreef over de Hoflanden van zijn tijd: ‘U heeft het over
de verdorvenheid van de pers; die maakt mij zo doodziek dat kranten me een
regelrechte lichamelijke walging bezorgen,’ terwijl Kundera hen
‘de termieten van de reductie’ noemde, die ‘Achter het uiterlijke
verschil een en dezelfde geest,’ vertegenwoordigen, die van het
ééndimensionale consumentisme. Ondanks alle kapsones bestaat ‘De hele
droom van de democratie uit het verheffen van de proletariër tot het
domheidspeil van de burgerman,’ zo vatte al in 1871 Flaubert de ‘Masscult
and Midcult’ kort maar krachtig samen. Alle pretenties van Hoflands ‘elite’
berusten slechts op zelfbedrog. Na de barbarij van twee wereldoorlogen, na
Auschwitz en Hiroshima, na Vietnam, Irak, Afghanistan en Libië, om slechts
enkele grootscheepse ‘hoogtepunten’ van de westerse beschaving te noemen, is
het hoog tijd dat de polder-intelligentsia een toontje lager gaat zingen en
zich gaat verdiepen in De Ander, de onzichtbare, die dood thuis
ligt, zonder dat iemand ernaar omkijkt, hier en elders. ‘Wanneer we dus “wij” zeiden, meenden we het te
hebben over alle mensen, terwijl het in feite alleen maar over onszelf, de
Europeanen, ging,’ aldus de Poolse journalist Ryszard Kapuściński. Aan het slot van De
Ander. Essays van de reporter van de eeuw. (2006) vroeg hij zichzelf af:
Zullen we
bereid zijn ons te laten leiden door wat, zoals Joseph Conrad het verwoordt,
‘ons vermogen tot bewondering en verrukking, ons besef van het levensmysterie;
door datgene wat appelleert aan ons gevoel van mededogen, schoonheid en pijn,
aan de verborgen verbondenheid met de rest van de wereld, aan die subtiele maar
onoverwinnelijke overtuiging dat er een soort solidariteit bestaat die de
eenzaamheid van ontelbare mensenharten verenigt, aan de gemeenschappelijkheid
van dromen, vreugden, zorgen, doelen, illusies, hoop en angst die de mens met
zijn naaste verbinden, die de hele mensheid onderling verbinden – de doden en
de levenden met de nog niet geborenen?’
Een
lezer van mijn weblog maakte me attent op een vergeefse poging van Freek de
Jonge om bij Pauw en Witteman die onderlinge verbondenheid duidelijk te maken. Tenslotte zong hij een lied met
onder andere de volgende zinnen:
Dubbeltje op zijn kant,
Wat is er toch aan de hand?
Die hebzucht, dat graaien,
Het mateloos gebrek aan fatsoen,
Wat valt daar aan te doen?
Voor wie horen wil,
En ook voelen kan,
Wordt de onschuld dagelijks vermoord,
En de grootste bek heeft het hoogste woord,
En wat gezegd moet, blijft ongehoord.
En de grootste bek heeft het hoogste woord,
En wat gezegd moet, blijft ongehoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten