Geert Mak
maakt dit jaar opnieuw kans op de NS Publieksprijs. De journalist en
historicus, die de prijs won in 2000 en 2004, is genomineerd met zijn boek
Reizen zonder John, Op Zoek naar Amerika… Mak won de prijs
in 2000 voor De Eeuw van Mijn Vader en in 2004 voor In Europa,
zo werd half september 2013 bekend gemaakt. Dit zegt evenveel over Nederland als over Geert Mak, die
overigens geen ‘historicus’ is, een herhaaldelijk gemaakte fout
die typerend is voor de gemakzucht van de Nederlandse journalistiek. Mak is wel
de nationale geschiedschrijver geworden, die bij het grote publiek in de polder bekend werd
met zijn beschrijving van een dorp. Het boek speelt in op de hang naar het oude
vertrouwde, naar een provinciaals verlangen naar een wereld die overzichtelijk
leek, en geborgenheid bood. Wat dat betreft past het perfect in de categorie van populaire
datingprogramma 'Boer Zoekt Vrouw' en de uitverkiezing van Pim Fortuyn als ‘grootste Nederlander aller
tijden.’
De uitverkiezing van Mak’s boeken als zijnde ‘de beste’ van het jaar is tekenend voor de toegenomen belangstelling onder het
grote publiek voor met name de eigen geschiedenis, dan wel de geschiedenis
gezien vanuit de eigen beleving. Zo wordt het uitgangspunt van Reizen
zonder John, waarin Mak ‘op zoek naar Amerika’ is, bepaald door zijn lagere school ervaringen met het ‘droomland’ dat de VS ‘voor ons, kinderen van
de jaren 50 was,’ een ‘droomland’ waarvoor hij, volgens eigen zeggen, ‘altijd’ een ‘geheime liefde’ koesterde. Zijn ‘reis’ begint dan ook met een bespiegeling over de ‘gratis Donald Duck die
op een herfstdag opens in de bus viel, en waarbij duizend horloges – omgerekend
naar de huidige jeudseconomie: duizen iPads – werden verloot.’ Deze simplistische vorm van geschiedschrijving sluit aan bij
de belevingswereld van de massa. De cultuurcriticus, wijlen Michaël Zeeman,
typeerde in zijn VPRO-boekenprogramma de in 2000 tot ‘beste boek’ uitgeroepen De
Eeuw van Mijn Vader als ‘voer
voor debielen.’ En die kwalificatie is niet verwonderlijk, aangezien we met dit soort
werk het domein van de kitsch betreden, zoals
Milan Kundera die omschreef en als volgt toelichtte:
Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs
zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan
wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeen, in de
taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van
zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen… Op grond van de
dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke
publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de
kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en
infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.
Dezelfde kitscherige houding vinden we terug
bij Geert Mak’s recente Abel Herzberg-lezing in de Amsterdamse Rode Hoed die de titel droeg:
Erken de behoefte van mensen
aan thuis,
het thema bij uitstek van Geert Mak, de eeuwige zoektocht van de
domineeszoon naar het geborgene, het overzichtelijke, het beschermde. Telkens
weer zoekt hij naar de luwte en het consequentieloze midden. Voor een uitverkochte zaal begon Mak als volgt:
Jarenlang was Amsterdam mijn
stad, en Jorwerd was mijn dorp. In Amsterdam zal ik vermoedelijk altijd wel
blijven, het is mijn grote liefde. Maar vorig jaar verkasten mijn vrouw en ik
vanuit het Friese Jorwerd naar een andere plek. Op het oog leek dat een vrij
technische operatie, maar wat een ingreep bleek die verhuizing te zijn.
Opeens wisten we niet meer wie
op die trekker ver weg in het land aan het werk was, en waarom. Opeens kenden
we de verhalen en de geschiedenis van onze buren niet meer. Opeens zaten we in
een vreemd café. In Jorwerd wisten we hoe Harry Kaspers in een dorpsvergadering
zou optreden, en waarom. En wat Wytze Blanken met zijn graafmachine aan het
uithalen was. En waar de dochter van Wypkje Castelein haar toneeltalenten
vandaan had. We wisten allemaal dat het mooiste lied van de dorpsband The Mop
te maken had met de dood van de stokoude Folkert, we zagen hem voor ons, op een
ijskoude winternacht was hij opeens weg, hij wilde niemand tot last zijn, hij
had zijn klompen nog netjes aan de vaart gezet. Zo kenden we de doden op het kerkhof, steeds vaker, en in
elk geval kenden we hun kinderen en kleinkinderen. Zoveel draden trokken ons,
hielden en houden ons vast, en dat merkten we pas echt toen we weggingen. Wat
we voelden, was de kracht, de macht en ook het belang van het fenomeen
‘plaats’.
Ziehier de gesloten wereld van de streekroman, die in werkelijkheid
veel minder idyllisch is dan Mak voorstelt, want vanwege onenigheid met de buurboer, zijn Mak en zijn echtnote uit Jorwerd vertrokken naar elders in
Friesland, waar hij een groot deel van het jaar leeft. Het zo arcadisch beschreven
platteland, waar iedereen iedereen kent, is intussen in handen gekomen van de
agro-industrie en zijn de Wypkes verwikkeld in een concurrentiestrijd op leven
en dood met de Harry’s, die allen in het neoliberale bestel in feite in dienst zijn van de banken. Voor de rente en aflossing van hun aanzienlijke leningen moeten zij steeds meer productie maken, willen ze tenminste niet in het legioen van failliete boeren terecht komen. ‘Thuis’ is allang geen ‘thuis’ meer, hoe hevig
Mak en zijn publiek hiernaar ook mogen verlangen. Niet alleen God verdween uit
Jorwerd, maar ook de beslotenheid van de kleine boerengemeenschap, zoals Mak zelf in zijn boek Hoe
God Verdween Uit Jorwerd in kaart heeft gebracht. De ‘behoefte van mensen aan thuis’ hoeft niet erkend te worden, want die is al sinds het eind
van de negentiende eeuw in het
Westen buitengewoon knap, zowel wetenschappelijk als literair beschreven, van Karl Marx
en Emile Durkheim tot aan Frantz Fanon en Slavoj Zizek en literair van Gustave
Flaubert en Herman Melville, en niet te vergeten F. Scott Fitzgerald tot aan
John Berger’s trilogie Pig Earth en V.S. Naipaul’s The Enigma of Arrival, die voor Mak zo’n vruchtbaar voorbeeld zijn geweest voor
zijn eigen Jorwerd boek. Desondanks doet Mak het nu voorkomen dat we met een
problematisch nieuw fenomeen te maken hebben: de vervreemding, die, zoals
genoegzaam bekend, eigen is aan de kapitalistische technologische maatschappij. Mak:
Vanmiddag wil ik het met u daarover hebben, en over
het fundamentele spanningsveld tussen ‘plaats’ en ‘ruimte’, en wat dit betekent
voor de toekomst van ons continent Europa.
Om het voor zijn kennelijk ongeinformeerd publiek nog eens
uit te spellen voegde Mak er het volgende aan toe:
Ieder mens kent het soort gevoelens als wij rondom
Jorwerd hadden en hebben, al heeft het woord in bijna elke taal een andere
lading, van het
knusse ‘Home’, het trotse ‘Lieu’ tot het beladen ‘Heimat’. We doelen op
hetzelfde: de plaats waar we ons thuis voelen, waar traditie en omgangsvormen
voorspelbaarheid, orde en veiligheid bieden, waar oude en nieuwe verhalen
samenbinden, waar een gezamenlijk doorleefde geschiedenis vertrouwen biedt voor
een gezamenlijke toekomst. ‘Ruimte’ staat daarentegen voor dynamiek, voor
mogelijkheden, voor lucht en vrijheid, maar ook voor de risico’s en de wanorde
die onvermijdelijk is bij het bewandelen van nieuwe, ongebaande wegen.
De mens heeft dus ‘behoefte’ aan een ‘knusse’
omgeving die
hij als ‘thuis’ ervaart, een ‘Heimat,’
hoe ‘beladen’ dit woord ook is. Ik zou eerder aan het Russische woord ‘mir’ hebben gedacht, dat zowel ‘dorpsgemeenschap’ als ‘vrede’ betekent, waarbij het begrip ‘knus’ geen rol speelt. 'Mir' geeft aan dat men ergens bijhoort, het Engelse ‘to belong,’ wat veel belangrijker is dan het kleinburgerlijke ‘knus’ dat bij de Hollandse en Duitse reactionaire Biedermeier-mentaliteit
behoort. Het begrip ‘roots,’ zoals Amerikanen dit noemen, zou een juistere benaming zijn geweest dan ‘Heimat.’ Net als ‘gezellig’ is het kneuterige ‘knus’ en al die oerburgerlijke verkleinwoordjes een typisch Nederlandse
vertaling van het universele verlangen om zich ergens ‘thuis’ te voelen, om onderdeel uit te
maken van een grotere en betekenisvol geheel. Hoe dan ook, Mak wil het gevoel van ergens
bijhoren, dat de moderne vervreemding moet opheffen, koppelen aan de Europese
Unie, en begint in dit verband met het volgende:
Plaats en ruimte, ‘place et espace’, het was ooit een
belangrijk thema van de Franse denker Michel de Certeau, later uitgediept door
de Europese denker – tevens voorzitter van de Europese Raad – Herman Van
Rompuy. Europa was en is bij uitstek de ruimte, met zijn streven naar vrij
verkeer van goederen, kapitaal, personen en diensten, met het opheffen van
grenzen, met het scheppen van nieuwe kansen, met het leggen van nooit gedachte
verbanden, met de onrust en de risico’s die daar ook bij horen, het is allemaal
Europa.
Geert Maks 'knusse' Friese platteland, 'voorspelbaarheid, orde en veiligheid.'
Et voila, Geert Mak voert de Belgische
politicus Herman van Rompuy op, een volgens hem ‘Europese denker’ van formaat moeten we aannemen, die met de bekende neoliberale riedel komt: ‘vrij
verkeer van goederen, kapitaal, personen en diensten, met het opheffen van
grenzen, met het scheppen van nieuwe kansen,’ en Mak heeft
gelijk ‘het is allemaal
Europa.’ Helaas, zo vinden steeds meer Europeanen, onder wie
Nederlanders die ongevoelig blijven voor de pro-Europa propaganda van de, door autoriteiten, zo geprezen Geert Mak. Vervolgens gaat
hij verder met een typisch Makkiaans en daarmee mainstream versie van de
werkelijkheid, waarbij hij suggereert dat de geschiedenis door ons
allen in evenveel mate wordt bepaald. Mak introduceert een niet bestaand ‘wij,’ met oude truc van propagandisten die met woorden en
doctrines goochelen. Dat gaat aldus:
De Oostenrijkse schrijver Robert Menasse schetst in de
eerste alinea’s van zijn essay over de Europese crisis een beeld dat eigenlijk
alles zegt. Als je op de kaart van dat schitterende continent Europa alle
politieke grenzen die in de loop der geschiedenis zijn getrokken met een zwarte
viltstift aangeeft, dan loopt die exercitie aan het eind gegarandeerd uit op
een bijna gesloten zwart vlak. Als je daarna op diezelfde kaart voor elke
oorlog die er heeft plaatsgevonden met een rode viltstift lijnen trekt langs de
linies en de slagvelden, dan gebeurt iets soortgelijks, dan verdwijnen al die
bloeiende steden, rivieren en valleien gaandeweg onder een groot vlak met
slechts één kleur: rood. Dat is onze Europese doem.
U kent het verhaal: om aan dat Europese noodlot te
ontsnappen, is vanaf 1951, met de oprichting van de Europese Kolen- en
Staalgemeenschap, een historisch experiment van bovennationaal bestuur in gang
gezet, te vergelijken met het onafhankelijkheidsproces van de Verenigde Staten,
een kleine twee eeuwen eerder. De daarop volgende EG en EU waren, net als toen
in Philadelphia, typisch producten van de Verlichting: ja, ook wij in Europa
konden de koers van de geschiedenis een fundamentele wending geven.
Hier wordt de geschiedenis, bepaald door al dan niet
hegemonistische elites, samengevat als ‘onze Europese
doem.’ Mak gebruikt het begrip ‘doem’ in de letterlijke betekenis
van het woord, dus als ‘vloek.’ Maar wie heeft die ‘vloek’ over ‘ons Europa’ uitgesproken? En namens wie? En waarom? En waarom kan dat niet gestopt worden? Mak geeft op geen van die vragen antwoord, want dan zou hij moeten spreken over iets dat hij
angstvallig verzwijgt, totdat hij op de gedenkwaardige 29 april 2013 zich door een academisch geschoolde
opponent gedwongen voelde te laten zien dat ook hij niet van de straat is. Op die dag verklaarde Mak nood gedwongen dat
Er machten aan de gang [zijn] boven Europa, ik zeg echt bóven Europa,
het klassieke woord grootkapitaal doet hier zijn intrede. Ik heb er nooit zo in
geloofd, maar nu wel, die ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen!
En dat vind ik buitengewoon beklemmend.
Geschoolde burgers die de
geschiedenis kennen zullen niet vreemd opkijken wanneer ik stel dat tot voor twee eeuwen alleen vorsten en/of de adel besloten wanneer er oorlog moest worden gevoerd. En de afgelopen twee eeuwen was de besluitvorming in handen van Mak’s ‘grootkapitaal,’ op zoek naar grondstoffen, markten en ‘Lebensraum.’ Het is de macht die dit beslist en zeker niet de bevolking. Hetzelfde
geldt voor de expansionistische elite in Washington. De bevolking kan het
geweld alleen sanctioneren, en doet de bevolking dit niet dan spreken
opiniemakers als Henk Hofland van ‘Het machteloze Westen’
dat
geen geweld kan inzetten vanwege ‘populistisch
alarmisme.’ Op zijn beurt liet zijn collega opiniemaker Paul Brill weten dat
Er maar één manier [is] waarop de regering-Obama gegarandeerd de regie
had kunnen behouden, namelijk door onmiddellijk in actie te komen zodra ze er
zelf van overtuigd was dat het Syrische regime de vermaarde rode lijn
grootscheeps had overschreden.
De gewelds-‘regie’ ziet de mainstream-pers en de meeste
westerse politici liever in handen
van één enkele machthebber dan in de handen van de belastingbetalers. En dit feit
veroorzaakt de ‘doem’
waaraan Mak refereert, zonder overigens schuldigen aan te wijzen, want dat zou zijn
aanzien en zijn portemonnaie geen goed doen. Vandaar ook dat hij kritische
denkers in het Westen, zoals Nobelprijswinnaar John Steinbeck een ‘doemdenker’ noemt, wiens 'pessimistische geestverwanten’ rond
1960 ‘de plank mis[sloegen].’ Maar
hier duikt in Mak's eigen betoog over een ‘Europese doem’ een tegenstrijdigheid op. Het is opnieuw één van de talloze paradoxen die zijn
meningen telkens weer zo onlogisch maken en irrationeel. Mak:
De daarop volgende EG en EU waren, net als toen in
Philadelphia, typisch producten van de Verlichting: ja, ook wij in Europa
konden de koers van de geschiedenis een fundamentele wending geven.
Typisch product van Mak's Verlichting.
Het neoliberale economische model moet dan ook een van
de ‘typische producten van de Verlichting’ zijn. Hoe kan een alleen op winst gericht systeem dat door C.Wright Mills zo treffend 'rationality withour reason' werd genoemd, een 'product' zijn van de 'Verlichting,' die juist naar 'reason' zocht? En als het neoliberalisme door onze Makkianen niet wordt gezien als rationeel, dan is de vraag: waar is de huidige
ideologie dan uit voortgekomen? Nog afgezien van deze door Mak omzeilde vragen
is zijn bewering dat de grondleggers van de VS ‘typische producten waren van de
Verlichting’ lariekoek. In tegenstelling tot wat Mak suggereert waren zij
uitgesproken tegenstanders van volkssoevereiniteit, zoals ik in mijn boek De Val van het Amerikaans Imperium met citaten en documenten aantoon. Om te voorkomen dat ik mijzelf te
lang op de borst roffel zal ik verder uit een recent artikel citeren van twee
kritische Amerikaanse intellectuelen, Kevin Zeese and
Margaret Flowers
The
Birth of US "Democracy"
The United States celebrates
the founding of the country and the so-called "Founding Fathers" as
the birth of democracy, but the real democracy movement occurred before the
American Revolution. In fact, it was the founding fathers, a group of
propertied elites, slave holders, noted lawyers and wealthy merchants, who
created a system designed to prevent a truly
democratic state.
In the pre-Revolutionary
period, the American democracy movement involved small farmers, laborers,
artisans, shopkeepers, seamen, women, African slaves and native Indians who
revolted against the grievances of the day. There existed abolitionists who
opposed slavery and slaves who rebelled against plantation owners. Disputes
over taxes, ordinances, and land titles and of being ruled over by a royal
governor, who represented a distant British government or a corporate monopoly
like the British East India Company, were sources of democratic revolt.
Colonial governments were
structured for the elites and only those with substantial property ownership
had any right to participate. Sheldon Wolin, in Democracy Inc.describes the rise of a
"fugitive democracy" in this period. There were spontaneous protests,
assemblies, petitions, tarring and feathering of government officials, burning
effigies of officials, surrounding courthouses and removing government
officials from office and storming jails to free their own. Committees of
correspondence were formed to coordinate actions with counterparts in other
colonies. This democracy movement was born out of necessity, out of the
struggle for survival against deep-seated grievances and was improvisational
rather than institutionalized.
Ray Raphael in The First American Revolution: Before Lexington and Concorddescribes colonists in Great Barrington,
Massachusetts, filling the courthouse to prevent British judges from entering.
And, in Worcester, 4,622 militiamen from 37 surrounding communities lined Main
Street as crown-appointed officials walked the gauntlet, reciting their
resignations 30 times each, "so all could hear." Raphael reports that
these common people were intensely democratic, disavowing all leadership. In
fact, "when they elected representatives, they did so on a day-to-day
basis."
Wolin writes that in the
period from 1760 until the Constitutional Convention, there was intense
political interest that formed an "American demos" that "began
to establish a foothold and to find institutional expression, if not full
realization. State constitutions were amended by provisions that broadened
voting rights, abolished property qualifications for office, and in one case,
instituted women's suffrage. There were also efforts to ease debtor laws, even
to abolish slavery." It was these attacks on property that prompted
several "outstanding politicians" (also known as the founding
fathers) to "organize a counter-revolution aimed at institutionalizing a
counterforce to challenge the prevailing decentralized system of thirteen
sovereign states in which some state legislatures were controlled by 'popular'
forces."
These outstanding politicians
were some of the wealthiest property owners in the United States, slave
holders, well-known lawyers and merchants. James Madison, credited as being the
"father" of the Constitution, wrote in The Federalist Papers #10:
"Democracies have ever been . . . incompatible with . . . the rights of
property . . . [because it would threaten] the unequal distribution of
property." The founders were concerned with "the excess of
democracy" as one delegate to the convention said. The new Constitution
put property rights ahead of human rights.
The "founders"
proposed a new system of national power that discouraged the "American
demos," removed people from the councils of government and reduced the
power of states. The Constitution favored elite rule and protection of
property. It established a republic in which courts protected minority rights
and property rights from majority sentiment, and government power was limited.
Only the House of
Representatives would be directly elected by the people, at least the limited
group of six percent of the white, male property-owning population that was
allowed to vote. Wolin writes, "The Constitution of the Founders
compressed the political role of citizen into an act of 'choosing' and designed
it to minimize the direct expression of a popular will." The president was
not directly elected, but rather citizens voted for electors who chose the
president in the Electoral College. Senators were selected by state
legislators, and judges were appointed by the president. It created a
representative, not participatory or direct, democracy. The "right to
vote" is not even mentioned in the Constitution.
While people were declared
"sovereign," they were, in fact, "precluded from
governing." "From the beginning," Cliff Durand writes, the
country "was designed to be undemocratic." The role of the people was
limited to choosing from among the political elite the representatives who
would rule them. This managed democracy or polyarchy is far removed from the
people power of real democracy. As Durand writes, "Democracy means people's
power, not the legitimizing of elite rule."
Throughout US history there
have been democratic moments when the people sought to seize power. These
included Jacksonian democrats, abolitionists, suffragettes, populists,
progressives, civil rights activists and '60s radicals; and the Occupy movement
of today. These political conflicts have "often been described as a war
between 'the haves and the have-nots.'
Maar omdat Mak
zich niet verdiept heeft in de motieven van de grondleggers van de VS en een
mainstreamkijk heeft op Europa blijven bij hem Washington en Brussel verheerlijkt worden als ‘typische producten van de Verlichting.’
Tegelijkertijd is er sprake van een onverklaarbaar ‘Europese
noodlot’ en een al even
mysterieuze ‘Europese doem.’ Bovendien stelt hij zichzelf nu de vraag wat
het fundamentele spanningsveld tussen ‘plaats’ en
‘ruimte’,
is, en
wat dit betekent voor de toekomst van ons continent
Europa.
Wat een
verhuizing binnen het provinciale Friesland allemaal teweeg brengt, nietwaar. U
zult tot morgen in spanning moeten blijven voordat ik zijn antwoord geef, of u moet de tekst van
zijn lezing hier doornemen: Herzberglezing 2013 door Geert Mak
Open pdf
Geert Mak: 'ja, ook wij in Europa konden de koers van de geschiedenis een fundamentele wending geven.' Onder: Mak als het vlees geworden poldermodel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten