Kinderarbeid in de VS. Pas in 1938 werd de eerste werkzame wet op kinderarbeid aangenomen.
Bij de Nederlandse mainstream journalisten hebben we te maken met de chaos in hun denken die onvermijdelijk onstaat door een gebrek aan kennis en het feit dat ze door een
ideologische bril naar de werkelijkheid kijken. In zijn Abel
Herzberg-lezing in de Rode Hoed
gaf Geert Mak hiervan enkele treffende voorbeelden. Hij zei ondermeer het volgende over de onstaansgeschiedenis van de Europese Unie:
In de tweede fase, waarin we
nu zitten, gaat het steeds meer om de ‘plaats’. Onze Europese verwevenheid gaat
nu zo ver en zo diep dat de lidstaten op allerlei manieren gedwongen zijn om
zich met elkaars interne politiek en levenshouding te bemoeien. In
tegenstelling tot het verleden, toen de agressie en de militaire overmacht van
sommige Europese landen de grootste bedreigingen vormden, is het nu vooral de
interne zwakte van sommige lidstaten die de Unie zo nu en dan bijna tot de rand
van de afgrond brengt. Het is een fase die veel lastiger en gevaarlijker is dan
de eerste fase – het is de fase die enigszins valt te vergelijken met de Amerikaanse
situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten greep probeerden
te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken.
Want hoe verander je dat
interne gedrag? Hoe kun je vanuit de ‘ruimte’ invloed uitoefenen op de ‘plaats’?
‘Het is alsof je een blik probeert te openen met een spons’, zei de Amerikaanse
buitenlandexpert Michael Mandelbaum toen hij het had over de rampzalige
Amerikaanse ervaringen met ‘nationbuilding’ in het Midden-Oosten en elders. Dat
geldt evenzogoed voor Europa. Kun je, bijvoorbeeld, de totaal verstoorde
verhouding tussen staat en privé in de voormalige Oostbloklanden als bij
toverslag laten verdwijnen? En geldt dat niet nog sterker voor de
diepgewortelde tradities van cliëntelisme en patronage in de meeste
Zuid-Europese landen? Anders gezegd: geeft die Europese mix van vermaningen,
subsidies, inhoudingen en zelden opgelegde boetes eigenlijk wel enige greep op
het fenomeen ‘plaats’?
‘Plaats,
ruimte, afgrond, spons, toverslag,’ Mak’s taalgebruik is opmerkelijk, het stond bol van de
metaforen, adjectieven en eufeminsmen, om te voorkomen dat hij zijn
mainstream-publiek moest confronteren met wat hij zelf in een onbewaakt
ogenblik de macht van het ‘grootkapitaal’ heeft genoemd ‘die ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen!’ hetgeen hij ‘buitengewoon beklemmend’ vond.
Maar omdat Mak in de Rode Hoed de scepsis tegen de Europese
Unie wilde wegnemen, met de booschap: ‘Geen Jorwerd zonder Brussel,’ kon hij onmogelijk de realiteit van het ware probleem
benoemen: te weten dat de EU, net als de VS, een neoliberale politiek voert waarbij de kloof tussen arm en rijk blijft toenemen, terwijl de bevolking de miljarden-bezuiningen als gevolg van de economische crisis steeds meer merken. Maar zoveel
‘plaats, ruimte, afgrond, spons, toverslag’ doet een mens duizelen. Neem bijvoorbeeld deze woorden:
Onze Europese
verwevenheid gaat nu zo ver en zo diep dat de lidstaten op allerlei manieren
gedwongen zijn om zich met elkaars interne politiek en levenshouding te
bemoeien.
Hoe nu: ‘onze… verwevenheid’? Met wat? Er is inderdaad op economisch gebied en daarmee op het terrein van de
sociale zekerheid en het zogeheten veiligheidsbeleid een schrikbarende 'verwevenheid,' dat steeds meer de maatschappelijke positie van de burger verzwakt en zijn privacy schendt. Dat wordt evenwel door een groeiend deel van de
bevolking als probleem gezien. Voor een groot deel wordt het neoliberale beleid
door de politieke- en ambtelijke macht in Brussel bepaald, en niet meer door
de parlementen van de aangesloten lidstaten. Dus om het
neoliberale systeem zo glad mogelijk te laten verlopen worden de burgers
inderdaad ‘gedwongen’ te
accepteren dat hun ‘interne politiek en levenshouding’ door 'Brussel' wordt afgedwongen, een feit waarop de
belastingbetalers geen democratische greep meer hebben, zelfs niet indirect.
Mak’s gebruik van de woorden ‘onze’ en ‘elkaars’ is propaganda. Het misleidende van Mak’s betoog is bovendien dat hij het doet voorkomen dat er een probleem is tussen naties, als gevolg van
de ‘interne zwakte van sommige lidstaten,’ die de EU ‘tot de rand van de afgrond brengt.’ Hij suggereert dat het probleem het verschil is tussen de corrupte zuidelijke staten versus het Noorden dat door de schulden van het Zuiden de EU financieel overeind moet
houden, terwijl in zowel Noord als Zuid ‘de banken… hun
functie als motoren van innovatie niet willen of mogen vervullen.’
Dit is een opmerkelijke voorstelling van zaken. De
corrupte banken die veel meer uitgaven dan ze in kas hadden en daardoor de
kredietcrisis en de economische crisis veroorzaakten, blijken bij Mak ineens ‘motoren
van innovatie te zijn’ die hun
functie zelfs niet ‘mogen vervullen.’ Van wie niet?
Mak zwijgt erover. Hoe dan ook, volgens hem is het verschil tussen Noord en Zuid in de allereerste plaats een cultuurkwestie, zeker wanneer hij een
parallel trekt met de VS en stelt dat de EU in ‘de fase’ verkeert ‘die enigszins valt te vergelijken met de
Amerikaanse situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten
greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de
zuidelijken.’ Hier wreekt zich opnieuw het feit dat Geert
Mak zich niet verdiept heeft in het werk van de grote Amerikaanse historici, zoals uit de literatuurlijst van zijn Amerika-boek is op te maken. Zijn
bewering is onjuist. De oorzaak van de Amerikaanse burgeroorlog was niet de
slavernij, maar de weigering van het expansionistische en rijke Noorden om het dreigende uiteenvallen van de Unie te accepteren. Overigens zonder dat Lincoln een rechtvaardiging daarvoor kon ontlenen aan de Amerikaanse Constitutie, waarin nergens geschreven stond dat afscheiding verboden was. De macht in Washington was van mening dat de VS moest expanderen en zeker
niet krimpen. Op 22 augustus 1862, bijna anderhalf jaar na het begin van de
Amerikaanse burgeroorlog, schreef president Lincoln dan ook in een brief aan de
abolitionistische redacteur van de New York Tribune, Horace Greeley:
If I could
save the Union without freeing any slave, I would do it; and if I could save it
by freeing all the slaves, I would do it; and if I could save it by freeing
some and leaving others alone, I would also do that. What I do about slavery
and the colored race, I do because I believe it helps to save the Union; and
what I forbear, I forbear because I do not believe it would help to save the
Union.
Robert Penn Warren, de enige Amerikaanse literator die voor zowel zijn
fictie als zijn poezie de Pulitzer prijs ontving, schreef over de mythe van ‘de
noordelijke staten,’ die volgens Mak ‘greep
probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken,’ een
vernietigende kritiek in The Legacy of the Civil War.
The first thing to
appreciate is slavery was, from the very first, a national
enormity,
an American sin for which every section of the Union bore some
responsibility. This, however, is not how we have been trained to think. We
think of slavery as an alien and 'un-American' practice confined to the South
in the 19th century. But an honest look at American history reveals a quite
different picture. Slavery was woven into the economic, political, and cultural
fabric of the Northern states from the beginning. The first African slaves were
brought to New England in 1638 in exchange for enslaved Indians. Boston began
importing slaves from Africa in 1644. For 164 years New Englanders sold slaves
throughout the Western Hemisphere.
Bovendien is algemeen bekend dat
As to the question of the relation of Lincoln's war goals to
causes, goals evolved as the war progressed in response to political and
military issues, and can't be used as a direct explanation of causes of the
war. Lincoln needed to find an issue that would unite a large but divided North
to save the Union, and then found that circumstances beyond his control made
emancipation possible…
Zeker nu bleek dat het leger van het Zuiden niet te verslaan was. Men dient te weten dat de Emancipatie Proclamatie, waarbij het Noorden de vrijheid afkondigde van alle slaven
in de tien staten die zich van de Unie wilden afscheiden, pas op 1 januari 1863
in werking trad, een jaar voordat de vierjarige burgeroorlog eindigde. Warren wees op het
volgende door Mak verzwegen aspect:
We are right to see power
prestige and confidence as conditioned by the Civil War. But it is a very easy
step to regard the War, therefore, as a jolly piece of luck only slightly
disguised, part of our divinely instituted success story, and to think, in some
shadowy corner of our mind, of the dead at Gettysburg as a small price to pay
for the development of a really satisfactory and cheap compact car with decent
pick-up and road-holding capability. It is to our credit that we survived the
War and tempered our national fiber in the process, but human decency and the
future security of our country demand that we look at the costs. What are some
of the costs?
Blood is the first cost. History
is not melodrama, even if it usually reads like that. It was real blood, not
tomato catsup or the pale ectoplasm of statistics, that wet the ground at
Bloody Angle and darkened the waters of Bloody Pond. It modifies our complacency
to look at the blurred and harrowing old photographs — the body of the dead
sharpshooter in the Devil's Den at Gettysburg or the tangled mass in the Bloody
Lane at Antietam.
Maar doden zijn in de optiek van Mak een te verwaarlozen detail als we afgaan op zijn verklaring
dat hij in momenten van grote somberheid over de toekomst van de EU, zich ‘opgebeurd’ voelde bij de gedachte dat ‘de Verenigde Staten ook zo’n honderdvijftig jaar
nodig [hadden], plus een burgeroorlog, voordat ze zo’n beetje een eenheid
vormden.’ Met andere woorden: ‘collateral damage’
is nodig om het grootse doel te bereiken, te weten een neoliberaal Europa,
onder aanvoering van ‘Brussel,’ waar de lobbyisten van de grote
concerns hun macht doen gelden ten koste van het democratische gehalte van de
EU. In tegenstelling tot wat Mak suggereert ging de burgeroorlog niet allereerst om een verandering van cultuur, maar om het machtsverlies te voorkomen van de Noordelijke economische en politieke elite. Als de oorzaak werkelijk het
vernietigen van ‘de slaven- en plantagecultuur van de
zuidelijken’ was geweest, zoals Mak denkt, dan blijft de volgende
ontwikkeling na de burgeroorlog volstrekt onverklaarbaar:
The Jim Crow laws were state and local laws in the United States
enacted between 1876 and 1965. They mandated de jure
racial
segregation in all public facilities in Southern states of the
former Confederacy,
with, starting in 1890, a "separate but equal"
status for African
Americans. The separation in practice led to conditions for African
Americans that tended to be inferior to those provided for white Americans,
systematizing a number of economic, educational and social disadvantages. De jure segregation mainly applied to the Southern United
States. Northern segregation was generally de facto,
with patterns of segregation in housing enforced by covenants, bank lending
practices, and job discrimination, including discriminatory union practices for
decades.
Some examples of Jim Crow laws
are the segregation of public schools, public places, and public
transportation, and the segregation of restrooms, restaurants, and drinking
fountains for whites and blacks. The U.S. military was also segregated.
Daarnaast
negeren de Makkianen het feit dat:
The first thing to appreciate
is slavery was, from the very first, a national
enormity,
an American sin for which every section of the Union bore some
responsibility. This, however, is not how we have been trained to think. We
think of slavery as an alien and “un-American” practice confined to the South
in the 19th century. But an honest look at American history reveals a quite different
picture. Slavery was woven into the economic, political, and cultural fabric of
the Northern states from the beginning. The first African slaves were brought
to New England in 1638 in exchange for enslaved Indians. Boston began importing
slaves from Africa in 1644. For 164 years New Englanders sold slaves throughout
the Western Hemisphere.
The Puritans who settled in
New England were part of a larger group, the rest of whom settled in the West
Indies and began sugar planting which required an especially brutal form of
labor with a high mortality rate. New England slave traders supplied the demand
for labor and formed marriages and other alliances with their Puritan kinsmen
in the West Indies. By the end of the Revolution, slavery had been a respected
institution in New England for around 140 years. One out of four families in
Connecticut owned slaves. And there were slave plantations in the region. One
out of fourteen people in Rhode Island was a slave, and around 50 percent of
ministers owned slaves,
The dark story of New
England’s involvement in the practice of slavery has been hidden from general
public perception until recently, when three New England journalists published Complicity,
How the North Promoted, Prolonged and Profited from Slavery (New York: Random House,
2005). They express their utter shock in discovering New Englanders approved
the slave trade and the practice of slavery in their States. They ask “How
could we not know this?” And the answer is “Northerners have pushed much of their
early history into the deepest shadows of repression … Slavery has long been
identified in the national consciousness as a Southern institution.” The time
to bury that myth is overdue. Slavery is the story of America, all of America.
The nation’s wealth, from the very beginning, depended upon the exploitation of
black people on three continents. Slavery, they continue, was a “national
phenomenon. The North shared in the wealth it created, and in the oppression it
required.” What is truly astonishing, however, is it took so long for these New
England journalists to discover facts in their own backyard that were not
difficult to uncover,
aldus de Amerikaanse hoogleraar Filosofie, Donald W. Livingston, een
academicus die beschouwd wordt als één van de grote deskundigen op het gebied
van ‘the secessionist movement.’
En tenslotte gaat Mak’s opvatting voorbij aan het feit
dat de beleidsbepalende elite in de VS, zowel de politieke als economische,
nooit enig zwaarwegend bezwaar heeft gehad tegen een of andere vorm van slavenarbeid. Pas
75 jaar nadat Lincoln’s Emancipatie Proclamatie werd in de VS een wet van
kracht waarbij Amerikaanse kinderen werkelijk succesvol werden beschermd tegen
uitbuiting en onderdrukking en tegen arbeidsomstandigheden die nauwelijks
afweken van die van de zwarte slaven. Sterker nog, omdat de zwarte slaven als
bezit een investering betekenden voor hun blanke eigenaren werden ze vaak
minder genadeloos misbruikt dan de kinderen in de Amerikaanse mijnen en textielweverijen. Zodra er een dood ging dan betekende dit geen verlies voor de
fabrikant. Er was immers een overschot aan kinderen.
In 1916, the NCLC
and the National
Consumers League successfully pressured the US Congress to pass the Keating–Owen Act,
which was signed into law by president Woodrow Wilson. It was the
first federal child labor law. However, the U.S. Supreme
Court struck down the law two years later in Hammer
v. Dagenhart (1918), declaring that the law violated a child's right to contract his or her
own labor. In 1924, Congress
attempted to pass a constitutional
amendment that would authorize a national child labor law. This
measure was blocked, and the bill was eventually dropped.
It took the Great Depression to end
child labor nationwide; adults had become so desperate for jobs that they would
work for the same wage as children.[citation needed]
In 1938, President Franklin Delano
Roosevelt signed the Fair Labor
Standards Act, which, among other things, placed limits on many
forms of child labor. However, The 1938 labor law giving protections to working
children excludes agriculture. As a result approximately 500,000 children pick
almost a quarter of the food currently produced in the United States.
Rond de eeuwwisseling was de situatie als volgt:
An estimated 1.7
million children under the age of fifteen were employed in American industry by
1900. In 1910, over 2 million children in the same age group were employed in
the United States. This included children who rolled cigarettes, engaged in
factory work, worked as bobbin doffers
in textile mills, worked in coal mines and were employed in canneries. Lewis Hine's photographs
of child labourers in the 1910s powerfully evoked the plight of working
children in the American south. Hines took these photographs between 1908 and
1917 as staff photographer for the National Child
Labour Committee.
Millions of others work under horrific circumstances. They may be are trafficked (1.2 million), forced into debt bondage or other forms of slavery...
En nog steeds maakt het neoliberale kapitalisme gebruik van
goedkope lonenlanden, waar kinderen en vrouwen nauwelijks of niet beschermd
worden door humane arbeidswetgeving, en waar het ontbreken van goed functionerende
milieuwetten de winsten van ook Europese en Amerikaanse concerns nog meer
vergroten, zonder dat Washington of Brussel de neoliberale ideologie laten vallen.
An estimated 246 million
children are engaged in child labour. Nearly 70 per cent (171 million) of these
children work in hazardous conditions – including working in mines, working
with chemicals and pesticides in agriculture or with dangerous machinery. They are
everywhere, but invisible, toiling as domestic servants in homes, labouring behind
the walls of workshops, hidden from view in plantations. The vast majority of
working children – about 70 per cent – work in the agriculture sector.
Millions of girls work as
domestic servants and unpaid household help and are especially vulnerable to
exploitation and abuse.
Millions of others work under
horrific circumstances. They may be are trafficked (1.2 million), forced into
debt bondage or other forms of slavery (5.7 million), forced into prostitution
and/or pornography (1.8 million) or recruited as child soldiers in armed
conflict (300,000).
Dit alles werpt een geheel ander licht op Geert Mak’s
nagenoeg terloopse opmerking dat Europa in ‘de fase’ verkeert ‘die enigszins valt te vergelijken met de
Amerikaanse situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten
greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de
zuidelijken.’ Zoals ik heb
proberen aan te tonen is het niet een cultuurkwestie die de eenheid van Europa
bedreigd, en niet de verscheidenheid van de lidstaten, en ook niet ‘interne
zwakte van sommige lidstaten,’ die de EU ‘tot de
rand van de afgrond brengt,’ maar de almaar toenemende macht van
economische elite, die met dank aan ‘Brussel,’ een steeds grotere greep krijgt
op de democratie van de burgers. Mak’s dwaze voorstelling van zaken dient om de
aandacht van de ware problemen af te leiden. Tot nu toe is die propaganda succesvol
geweest. Maar door het voortduren van de economische crisis preekt Mak in
toenemende mate voor eigen parochie, net als destijds zijn evangeliserende
vader. Meer over de Makkianen morgen.
Boven: Land of the Free. Home of the Brave.
Onder: God Bless America!
Slavery is the story of America, all of America. The nation’s wealth, from the very beginning, depended upon the exploitation of black people on three continents.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten