donderdag 3 oktober 2013

De Mainstream Pers 39


Kinderarbeid in de VS. Pas in 1938 werd de eerste werkzame wet op kinderarbeid aangenomen.


Bij de Nederlandse mainstream journalisten hebben we te maken met de chaos in hun denken die onvermijdelijk onstaat door een gebrek aan kennis en het feit dat ze door een ideologische bril naar de werkelijkheid kijken. In zijn Abel Herzberg-lezing in de Rode Hoed gaf Geert Mak hiervan enkele treffende voorbeelden. Hij zei ondermeer het volgende over de onstaansgeschiedenis van de Europese Unie:

In de tweede fase, waarin we nu zitten, gaat het steeds meer om de ‘plaats’. Onze Europese verwevenheid gaat nu zo ver en zo diep dat de lidstaten op allerlei manieren gedwongen zijn om zich met elkaars interne politiek en levenshouding te bemoeien. In tegenstelling tot het verleden, toen de agressie en de militaire overmacht van sommige Europese landen de grootste bedreigingen vormden, is het nu vooral de interne zwakte van sommige lidstaten die de Unie zo nu en dan bijna tot de rand van de afgrond brengt. Het is een fase die veel lastiger en gevaarlijker is dan de eerste fase – het is de fase die enigszins valt te vergelijken met de Amerikaanse situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken. 

Want hoe verander je dat interne gedrag? Hoe kun je vanuit de ‘ruimte’ invloed uitoefenen op de ‘plaats’? ‘Het is alsof je een blik probeert te openen met een spons’, zei de Amerikaanse buitenlandexpert Michael Mandelbaum toen hij het had over de rampzalige Amerikaanse ervaringen met ‘nationbuilding’ in het Midden-Oosten en elders. Dat geldt evenzogoed voor Europa. Kun je, bijvoorbeeld, de totaal verstoorde verhouding tussen staat en privé in de voormalige Oostbloklanden als bij toverslag laten verdwijnen? En geldt dat niet nog sterker voor de diepgewortelde tradities van cliëntelisme en patronage in de meeste Zuid-Europese landen? Anders gezegd: geeft die Europese mix van vermaningen, subsidies, inhoudingen en zelden opgelegde boetes eigenlijk wel enige greep op het fenomeen ‘plaats’?

Plaats, ruimte, afgrond, spons, toverslag,’ Mak’s taalgebruik is opmerkelijk, het stond bol van de metaforen, adjectieven en eufeminsmen, om te voorkomen dat hij zijn mainstream-publiek moest confronteren met wat hij zelf in een onbewaakt ogenblik de macht van het ‘grootkapitaal’ heeft genoemd die ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen!’ hetgeen hij ‘buitengewoon beklemmend’ vond. Maar omdat Mak in de Rode Hoed de scepsis tegen de Europese Unie wilde wegnemen, met de booschap: ‘Geen Jorwerd zonder Brussel,’ kon hij onmogelijk de realiteit van het ware probleem benoemen: te weten dat de EU, net als de VS, een neoliberale politiek voert waarbij de kloof tussen arm en rijk blijft toenemen, terwijl de bevolking de miljarden-bezuiningen als gevolg van de economische crisis steeds meer merken. Maar zoveel ‘plaats, ruimte, afgrond, spons, toverslag’ doet een mens duizelen. Neem bijvoorbeeld deze woorden:

Onze Europese verwevenheid gaat nu zo ver en zo diep dat de lidstaten op allerlei manieren gedwongen zijn om zich met elkaars interne politiek en levenshouding te bemoeien.

Hoe nu: ‘onze… verwevenheid’? Met wat? Er is inderdaad op economisch gebied en daarmee op het terrein van de sociale zekerheid en het zogeheten veiligheidsbeleid een schrikbarende 'verwevenheid,' dat steeds meer de maatschappelijke positie van de burger verzwakt en zijn privacy  schendt. Dat wordt evenwel door een groeiend deel van de bevolking als probleem gezien. Voor een groot deel wordt het neoliberale beleid door de politieke- en ambtelijke macht in Brussel bepaald, en niet meer door de parlementen van de aangesloten lidstaten. Dus om het neoliberale systeem zo glad mogelijk te laten verlopen worden de burgers inderdaad ‘gedwongen’ te accepteren dat hun ‘interne politiek en levenshouding’ door 'Brussel' wordt afgedwongen, een feit waarop de belastingbetalers geen democratische greep meer hebben, zelfs niet indirect. Mak’s gebruik van de woorden ‘onze’ en ‘elkaars’ is propaganda. Het misleidende van Mak’s betoog is bovendien dat hij het doet voorkomen dat er een probleem is tussen naties, als gevolg van de interne zwakte van sommige lidstaten,’ die de EU ‘tot de rand van de afgrond brengt.’ Hij suggereert dat het probleem het verschil is tussen de corrupte zuidelijke staten versus het Noorden dat door de schulden van het Zuiden de EU financieel overeind moet houden, terwijl in zowel Noord als Zuid ‘de banken… hun functie als motoren van innovatie niet willen of mogen vervullen.’
Dit is een opmerkelijke voorstelling van zaken. De corrupte banken die veel meer uitgaven dan ze in kas hadden en daardoor de kredietcrisis en de economische crisis veroorzaakten, blijken bij Mak ineens ‘motoren van innovatie te zijn’ die hun functie zelfs niet ‘mogen vervullen.’  Van wie niet? Mak zwijgt erover. Hoe dan ook, volgens hem is het verschil tussen Noord en Zuid in de allereerste plaats een cultuurkwestie, zeker wanneer hij een parallel trekt met de VS en stelt dat de EU in de fase’ verkeert ‘die enigszins valt te vergelijken met de Amerikaanse situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken.’ Hier wreekt zich opnieuw het feit dat Geert Mak zich niet verdiept heeft in het werk van de grote Amerikaanse historici, zoals uit de literatuurlijst van zijn Amerika-boek is op te maken. Zijn bewering is onjuist. De oorzaak van de Amerikaanse burgeroorlog was niet de slavernij, maar de weigering van het expansionistische en rijke Noorden om het dreigende uiteenvallen van de Unie te accepteren. Overigens zonder dat Lincoln een rechtvaardiging daarvoor kon ontlenen aan de Amerikaanse Constitutie, waarin nergens geschreven stond dat afscheiding verboden was. De macht in Washington was van mening dat de VS moest expanderen en zeker niet krimpen. Op 22 augustus 1862, bijna anderhalf jaar na het begin van de Amerikaanse burgeroorlog, schreef president Lincoln dan ook in een brief aan de abolitionistische redacteur van de New York Tribune, Horace Greeley:
If I could save the Union without freeing any slave, I would do it; and if I could save it by freeing all the slaves, I would do it; and if I could save it by freeing some and leaving others alone, I would also do that. What I do about slavery and the colored race, I do because I believe it helps to save the Union; and what I forbear, I forbear because I do not believe it would help to save the Union.
Robert Penn Warren, de enige Amerikaanse literator die voor zowel zijn fictie als zijn poezie de Pulitzer prijs ontving, schreef over de mythe vande noordelijke staten,’ die volgens Mak ‘greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken,’  een vernietigende kritiek in The Legacy of the Civil War.
The first thing to appreciate is slavery was, from the very first, a national enormity, an American sin for which every section of the Union bore some responsibility. This, however, is not how we have been trained to think. We think of slavery as an alien and 'un-American' practice confined to the South in the 19th century. But an honest look at American history reveals a quite different picture. Slavery was woven into the economic, political, and cultural fabric of the Northern states from the beginning. The first African slaves were brought to New England in 1638 in exchange for enslaved Indians. Boston began importing slaves from Africa in 1644. For 164 years New Englanders sold slaves throughout the Western Hemisphere.
Bovendien is algemeen bekend dat
As to the question of the relation of Lincoln's war goals to causes, goals evolved as the war progressed in response to political and military issues, and can't be used as a direct explanation of causes of the war. Lincoln needed to find an issue that would unite a large but divided North to save the Union, and then found that circumstances beyond his control made emancipation possible…

Zeker nu bleek dat het leger van het Zuiden niet te verslaan was. Men dient te weten dat de Emancipatie Proclamatie, waarbij het Noorden de vrijheid afkondigde van alle slaven in de tien staten die zich van de Unie wilden afscheiden, pas op 1 januari 1863 in werking trad, een jaar voordat de vierjarige burgeroorlog eindigde. Warren wees op het volgende door Mak verzwegen aspect:

We are right to see power prestige and confidence as conditioned by the Civil War. But it is a very easy step to regard the War, therefore, as a jolly piece of luck only slightly disguised, part of our divinely instituted success story, and to think, in some shadowy corner of our mind, of the dead at Gettysburg as a small price to pay for the development of a really satisfactory and cheap compact car with decent pick-up and road-holding capability. It is to our credit that we survived the War and tempered our national fiber in the process, but human decency and the future security of our country demand that we look at the costs. What are some of the costs?
Blood is the first cost. History is not melodrama, even if it usually reads like that. It was real blood, not tomato catsup or the pale ectoplasm of statistics, that wet the ground at Bloody Angle and darkened the waters of Bloody Pond. It modifies our complacency to look at the blurred and harrowing old photographs — the body of the dead sharpshooter in the Devil's Den at Gettysburg or the tangled mass in the Bloody Lane at Antietam.

Maar doden zijn in de optiek van Mak een te verwaarlozen detail als we afgaan op zijn verklaring dat hij in momenten van grote somberheid over de toekomst van de EU, zich ‘opgebeurd’ voelde bij de gedachte dat de Verenigde Staten ook zo’n honderdvijftig jaar nodig [hadden], plus een burgeroorlog, voordat ze zo’n beetje een eenheid vormden.’ Met andere woorden: ‘collateral damage’ is nodig om het grootse doel te bereiken, te weten een neoliberaal Europa, onder aanvoering van ‘Brussel,’  waar de lobbyisten van de grote concerns hun macht doen gelden ten koste van het democratische gehalte van de EU. In tegenstelling tot wat Mak suggereert ging de burgeroorlog niet allereerst om een verandering van cultuur, maar om het machtsverlies te voorkomen van de Noordelijke economische en politieke elite.  Als de oorzaak werkelijk het vernietigen van ‘de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken’ was geweest, zoals Mak denkt, dan blijft de volgende ontwikkeling na de burgeroorlog volstrekt onverklaarbaar:

The Jim Crow laws were state and local laws in the United States enacted between 1876 and 1965. They mandated de jure racial segregation in all public facilities in Southern states of the former Confederacy, with, starting in 1890, a "separate but equal" status for African Americans. The separation in practice led to conditions for African Americans that tended to be inferior to those provided for white Americans, systematizing a number of economic, educational and social disadvantages. De jure segregation mainly applied to the Southern United States. Northern segregation was generally de facto, with patterns of segregation in housing enforced by covenants, bank lending practices, and job discrimination, including discriminatory union practices for decades.
Some examples of Jim Crow laws are the segregation of public schools, public places, and public transportation, and the segregation of restrooms, restaurants, and drinking fountains for whites and blacks. The U.S. military was also segregated.


Daarnaast negeren de Makkianen het feit dat:

The first thing to appreciate is slavery was, from the very first, a national enormity, an American sin for which every section of the Union bore some responsibility. This, however, is not how we have been trained to think. We think of slavery as an alien and “un-American” practice confined to the South in the 19th century. But an honest look at American history reveals a quite different picture. Slavery was woven into the economic, political, and cultural fabric of the Northern states from the beginning. The first African slaves were brought to New England in 1638 in exchange for enslaved Indians. Boston began importing slaves from Africa in 1644. For 164 years New Englanders sold slaves throughout the Western Hemisphere.

The Puritans who settled in New England were part of a larger group, the rest of whom settled in the West Indies and began sugar planting which required an especially brutal form of labor with a high mortality rate. New England slave traders supplied the demand for labor and formed marriages and other alliances with their Puritan kinsmen in the West Indies. By the end of the Revolution, slavery had been a respected institution in New England for around 140 years. One out of four families in Connecticut owned slaves. And there were slave plantations in the region. One out of fourteen people in Rhode Island was a slave, and around 50 percent of ministers owned slaves,

The dark story of New England’s involvement in the practice of slavery has been hidden from general public perception until recently, when three New England journalists published Complicity, How the North Promoted, Prolonged and Profited from Slavery (New York: Random House, 2005). They express their utter shock in discovering New Englanders approved the slave trade and the practice of slavery in their States. They ask “How could we not know this?” And the answer is “Northerners have pushed much of their early history into the deepest shadows of repression … Slavery has long been identified in the national consciousness as a Southern institution.” The time to bury that myth is overdue. Slavery is the story of America, all of America. The nation’s wealth, from the very beginning, depended upon the exploitation of black people on three continents. Slavery, they continue, was a “national phenomenon. The North shared in the wealth it created, and in the oppression it required.” What is truly astonishing, however, is it took so long for these New England journalists to discover facts in their own backyard that were not difficult to uncover,

aldus de Amerikaanse hoogleraar Filosofie, Donald W. Livingston, een academicus die beschouwd wordt als één van de grote deskundigen op het gebied van the secessionist movement.’



En tenslotte gaat Mak’s opvatting voorbij aan het feit dat de beleidsbepalende elite in de VS, zowel de politieke als economische, nooit enig zwaarwegend bezwaar heeft gehad tegen een of andere vorm van slavenarbeid. Pas 75 jaar nadat Lincoln’s Emancipatie Proclamatie werd in de VS een wet van kracht waarbij Amerikaanse kinderen werkelijk succesvol werden beschermd tegen uitbuiting en onderdrukking en tegen arbeidsomstandigheden die nauwelijks afweken van die van de zwarte slaven. Sterker nog, omdat de zwarte slaven als bezit een investering betekenden voor hun blanke eigenaren werden ze vaak minder genadeloos misbruikt dan de kinderen in de Amerikaanse mijnen en textielweverijen. Zodra er een dood ging dan betekende dit geen verlies voor de fabrikant. Er was immers een overschot aan kinderen.

In 1916, the NCLC and the National Consumers League successfully pressured the US Congress to pass the Keating–Owen Act, which was signed into law by president Woodrow Wilson. It was the first federal child labor law. However, the U.S. Supreme Court struck down the law two years later in Hammer v. Dagenhart (1918), declaring that the law violated a child's right to contract his or her own labor. In 1924, Congress attempted to pass a constitutional amendment that would authorize a national child labor law. This measure was blocked, and the bill was eventually dropped.

It took the Great Depression to end child labor nationwide; adults had become so desperate for jobs that they would work for the same wage as children.[citation needed] In 1938, President Franklin Delano Roosevelt signed the Fair Labor Standards Act, which, among other things, placed limits on many forms of child labor. However, The 1938 labor law giving protections to working children excludes agriculture. As a result approximately 500,000 children pick almost a quarter of the food currently produced in the United States.


Rond de eeuwwisseling was de situatie als volgt:

An estimated 1.7 million children under the age of fifteen were employed in American industry by 1900. In 1910, over 2 million children in the same age group were employed in the United States. This included children who rolled cigarettes, engaged in factory work, worked as bobbin doffers in textile mills, worked in coal mines and were employed in canneries. Lewis Hine's photographs of child labourers in the 1910s powerfully evoked the plight of working children in the American south. Hines took these photographs between 1908 and 1917 as staff photographer for the National Child Labour Committee.
 

Millions of others work under horrific circumstances. They may be are trafficked (1.2 million), forced into debt bondage or other forms of slavery... 

En nog steeds maakt het neoliberale kapitalisme gebruik van goedkope lonenlanden, waar kinderen en vrouwen nauwelijks of niet beschermd worden door humane arbeidswetgeving, en waar het ontbreken van goed functionerende milieuwetten de winsten van ook Europese en Amerikaanse concerns nog meer vergroten, zonder dat Washington of Brussel de neoliberale ideologie laten vallen.

An estimated 246 million children are engaged in child labour. Nearly 70 per cent (171 million) of these children work in hazardous conditions – including working in mines, working with chemicals and pesticides in agriculture or with dangerous machinery. They are everywhere, but invisible, toiling as domestic servants in homes, labouring behind the walls of workshops, hidden from view in plantations. The vast majority of working children – about 70 per cent – work in the agriculture sector.

Millions of girls work as domestic servants and unpaid household help and are especially vulnerable to exploitation and abuse. 

Millions of others work under horrific circumstances. They may be are trafficked (1.2 million), forced into debt bondage or other forms of slavery (5.7 million), forced into prostitution and/or pornography (1.8 million) or recruited as child soldiers in armed conflict (300,000). 

Dit alles werpt een geheel ander licht op Geert Mak’s nagenoeg terloopse opmerking dat Europa in de fase’ verkeert ‘die enigszins valt te vergelijken met de Amerikaanse situatie vlak voor de burgeroorlog, toen de noordelijke staten greep probeerden te krijgen op de slaven- en plantagecultuur van de zuidelijken.’ Zoals ik heb proberen aan te tonen is het niet een cultuurkwestie die de eenheid van Europa bedreigd, en niet de verscheidenheid van de lidstaten, en ook niet interne zwakte van sommige lidstaten,’ die de EU ‘tot de rand van de afgrond brengt,’  maar de almaar toenemende macht van economische elite, die met dank aan ‘Brussel,’ een steeds grotere greep krijgt op de democratie van de burgers. Mak’s dwaze voorstelling van zaken dient om de aandacht van de ware problemen af te leiden. Tot nu toe is die propaganda succesvol geweest. Maar door het voortduren van de economische crisis preekt Mak in toenemende mate voor eigen parochie, net als destijds zijn evangeliserende vader. Meer over de Makkianen morgen.  


Boven: Land of the Free. Home of the Brave.


Onder:  God Bless America!




Slavery is the story of America, all of America. The nation’s wealth, from the very beginning, depended upon the exploitation of black people on three continents.




Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...