11 september 2013 is twaalf jaar nadat voor het eerst
in de geschiedenis mensen uit de Derde Wereld het bolwerk van het gewelddadige kapitalisme een ‘corrigerende
tik’ gaven, om de terminologie van Volkskrant-opiniemaker Paul Brill te
gebruiken en precies 40 jaar nadat op 11 september 1973 bij een door de
Amerikanen gesteunde staatsgreep de democratisch gekozen Chileense president
Salvador Allende om het leven kwam. In 2004
schreef ik hierover het volgende:
Onder leiding van de toenmalige Nationale
Veiligheidsadviseur Henry Kissinger werd in het geheim ‘een strategie van
destabilisatie, ontvoering en moord,’ ontwikkeld ‘met het doel een
militaire staatsgreep uit te lokken,’ zo blijkt uit vrijgekomen documenten.
Op 11 september 1973, de dag dat de Senaat Kissinger’s benoeming als minister
van Buitenlandse Zaken sanctioneerde, vond een gewelddadige staatsgreep plaats.
Omdat hier sprake was van een grove schending van de internationale rechtsorde
verklaarde minister Kissinger tegenover de Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen
dat de Amerikaanse regering geen enkele rol had gespeeld in die militaire coup.
Op zijn beurt beschreef de Amerikaanse marineattaché in Chili, Patrick Ryan in
een intern rapport de elfde september tevreden als ‘onze D-day’ om
vervolgens te concluderen dat ‘Chili’s coup de etat (sic) bijna perfect’ was.
Onmiddellijk nadat de wettige en democratisch gekozen regering van Chili was
uitgeschakeld, kreeg het militaire regime die de macht had gegrepen
aanzienlijke economische en militaire steun van de VS om onder toezicht van de
Amerikaanse econoom Milton Friedman een neoliberaal beleid uit te voeren dat de
kloof tussen arm en rijk. Dat in Chili intussen op grote schaal de
mensenrechten ernstig werden geschonden, speelde daarbij geen enkele rol.
Integendeel, zo valt te lezen in een in 1999 vrijgegeven Amerikaans memorandum,
waarin een gesprek tussen Kissinger en juntaleider Pinochet te lezen is. Het
onderhoud vond plaats op 8 juni 1976, op de dag dat Henry Kissinger een
toespraak zou houden voor de Organisatie van Amerikaanse Staten over het
onderwerp mensenrechten. Gedwongen door de publieke opinie en het Congres moest
hij als Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in het openbaar enkele
kritische opmerkingen maken over de martelingen en verdwijningen van politieke
tegenstanders in Chili. Voorafgaand aan dit optreden zei Kissinger in een
gesprek onder vier ogen geruststellend tegen de despoot Pinochet: ‘De
toespraak is niet tegen Chili gericht. Dat wilde ik u zeggen. Naar mijn oordeel
bent u een slachtoffer van alle linkse groeperingen ter wereld en bestaat uw
grootste zonde erin dat u een regering omver hebt geworpen die bezig was
communistisch te worden… We hebben de omverwerping van de pro-communistische
regering hier met instemming begroet. We zijn er niet op uit uw positie te
verzwakken… Ik wil graag onze betrekkingen en vriendschap bevorderen.’
Tegen deze
achtergrond moet Geert Mak’s bewering worden beoordeeld dat Washington ‘decennialang
als ordebewaker en politieagent [fungeerde],’ en H.J.A. Hofland's kwalificatie: ‘het vredestichtende Westen,’ terwijl toch vanaf 1945 tot nu de
waarheid het tegenovergestelde is. 13 april 2013 schreef de vooraanstaande
Amerikaanse bestseller auteur, Pulitzer prijs winnaar en onderzoeksjournalist
Chris Hedges, 15 jaar lang correspondent van de New York Times:
Murder is our
national sport. We murder tens of thousands with our industrial killing
machines in Afghanistan and Iraq. We murder thousands more from the skies over
Pakistan, Somalia and Yemen with our pilotless drones. We murder each other
with reckless abandon. And, as if we were not drenched in enough human blood,
we murder prisoners—most of them poor people of color who have been locked up
for more than a decade. The United States believes in regeneration through
violence. We have carried out blood baths on foreign soil and on our own land
for generations in the vain quest of a better world. And the worse it gets, the
deeper our empire sinks under the weight of its own decay and depravity, the
more we kill.
De
propaganda van de Nederlandse mainstream opiniemakers is opmerkelijk maar niet
verwonderlijk. Het vloeit voort uit de noodzaak het failliete neoliberalisme te blijven legitimeren, en is tevens het product van het corrumperende poldermodel,
met zijn 'lichte graad van knoeierij of
bevoorrechting van vriendjes zonder protest,' zoals onze enige
historicus van naam, Johan Huizinga, het voorzichtig noemde. Ons kent ons, en
wie het spel niet meespeelt wordt gemarginaliseerd. En dus blijft de polderpers
binnen de nauw omlijnde grenzen van de officiele consensus. Het gevolg is dat
de Nederlandse opiniemakers achter de feiten aanrennen en niet beseffen wat er
werkelijk op dit moment gebeurt, in tegenstelling tot Amerikaanse denkers
als bijvoorbeeld Sheldon Wolin, die in zijn studie Democracy Inc. Managed
Democracy and the Specter of Inverted Totalitarianism de huidige
situatie verklaart aan de hand van de onvermijdelijke strijd tussen het streven
naar democratie en de zucht naar macht:
The
constitutional imaginary prescribes the means by which power is legitimated,
accountable, and constrained (e.g., popular elections, legal authorization). It
emphansizes stability and limits. A
constitution partakes of the imagery because it is wholly dependent on
what public officials, politicians in power, and lastly, citizens conceive it
to be, such that there is a reasonable continuity between the original
formulations and the present interpretation. The power imaginary seeks
constantly to expand present capabilities. Hobbes, the
theorist par excellence of the power imaginary and a favorite among neocons,
had envisioned a dynamic rooted in human nature and driven by a ‘restless’
quest for ‘power after power’ that ‘ceaseth only in death.’ But, according to
Hobbes, unlike the individual power drives cease with death, a society can
avoid collective mortality by rationalizing the quest for power and giving it a
political form. Hobbes proposed to combine a constitutional with a power
imaginary, which provided the basis for the power imaginary. The individual
members of society, driven by fear and insecurity, agree to be ruled by an
absolute sovereign or chief executive in exchange for assurances of protection
and domestic peace. He becomes the custodian of the power imaginary, ‘the Great
Leviathan,’ as well as the final interpreter of the constitutional imaginary.
The main problem is that
pursuit of the power imaginary may undermine or override the boundaries
mandated in the constitutional imaginary. A power imaginary is usually
accompanied by a justifying mission (‘to defeat communism’ or to ‘hunt out
terrorists wherever they may hide.’) that requires capabilities measured
against an enemy whose powers are dynamic but whose location is indeterminate.
En omdat de ‘vijand’
natuurlijk overal op de loer ligt, worden de democratische
verworvenheden door de macht langzaam maar zeker buiten spel gezet, zoals we ook nu
zien. Voortdurend wordt gesuggereerd dat de VS op elk moment, overal op aarde
bedreigd wordt en dus militair moet ingrijpen. Zo verklaarde onlang president Obama
dat Syrie gebombardeerd moest worden aangezien het Syrisch chemisch wapenarsenaal ‘poses a serious
national security threat to the United States and to the region, and as a
consequence, Assad and Syria needs to be held accountable.’ Desnoods zonder onomstotelijk
bewijs, zonder VN-mandaat en zelfs zonder toestemming van het Congres, de
Amerikaanse volksvertegenwoordiging.
http://www.commondreams.org/headline/2013/09/03-3 Wolin:
http://www.commondreams.org/headline/2013/09/03-3 Wolin:
One consequence of the
pursuit of an expansive power imaginary is the blurring of the lines separating
reality from fancy and truth telling, from self-deception and lying. In its
imaginary, power is not so much justified as sanctified, excused by the lofty
ends it proclaims, ends that commonly are antithetical to the power legitimated
by the constitutional imaginary. At present, according to one apologist,
‘empire has become a precondition for democracy.’ The United States, he
continues, should ‘use imperial power to strengthen respect for
self-determination [and] give states back to abused, oppressed people who
deserve to rule them for themselves.’ Thus, instead of imperial domination as
the antithesis of democracy or of imposed government as the opposite of
self-government, we have a fantasy of benevolence, of opposites harmonized
through the largesse of a superpower.
I want to suggest that
an American imaginary, centered on the nation’s projection of unprecedented
power, began to emerge during World War II (1941-45)… On the ‘home front’ of
World War II the entire society was, for the first time, mobilized for a
lengthy period. The government sought to organize all of society’s resources
under central control and direct them toward the single purpose of defeating
the enemy. It represented the break as change from peacetime ‘normalcy’ to
wartime ‘emergency’
Maar nadat de nazi’s waren
verslagen bleef de ‘mobilisatie’ doorgaan, alleen de vijand had een andere
naam, het communisme, de Sowjet Unie, dat niet alleen een geopolitieke bedreiging vormde wat betreft grondstoffen en markten, maar ook ‘as an alternative to
capitalism,’ aldus Wolin. De kwestie was de volgende:
Would the egalitarian
tendencies encouraged by the New Deal and its accompanying faith in
governmental regulation of the economy be resumed after World War II? The
policy-makers of the Cold War would decide that issue by assigning a huge
proportion of the nation’s resources to defense rather than welfare.
The Cold War
consolidated the power of capital and began the reaction against the welfare
state but without abandoning the strong state. What was abandoned was all talk
of participatory democracy. ‘Mobilization’ was participation’s sublimation. The
propaganda of business interests depicted the combination of social democracy
and political regulation of the economy as simple socialism and therefore the
blood relative of communism. The new state would continue to promote business
but without requiring it to be socially responsible. Rearmament would be
financed to an important extent by cuts in social spending, while the costs of
national security would be largely by the less well-off. The lasting effects of
the Cold War encounter included not only the elimination of the USSR but also
the containment and rollback of the social and political ideals of the New
Deal. The unifying ideology for the masses was a ‘dematerialized’ one, a combination
of patriotism, anti-communism, and – in the new nuclear era – fear.
Met als uiteindelijk
resultaat een neoliberale werkelijkheid waardoor bijvoorbeeld Nederland vandaag de dag een VVD/PVDA kabinet bezit
dat via grootscheepse bezuinigingen op de gemeenschap een voor de economische
elite zo gunstig mogelijk neoliberaal beleid uitvoert, en in de VS ‘de eerste zwarte president’
een soortgelijke politiek volgt waarbij hij de binnenlandse aandacht voor de
groeiende kloof tussen arm en rijk probeert af te leiden door, net als zijn
voorgangers, met buitenlands geweld te dreigen dan wel in de praktijk te
brengen. Op die manier kan hij zowel het voortbestaan van het militair industrieel complex legitimeren als de aandacht afleiden van zijn falende 'change we can believe in.' Maar deze politiek verkeert vandaag de dag in een ernstige legitimiteitscrisis. De Nederlandse mainstream media mogen dan wel spreken
van ‘draai
Assad,’ of zoals de Volkskrant: 'Obama geeft diplomatieke oplossing Syrië een kans,' maar daar kijkt de meerderheid doorheen, omdat men maar al
te goed beseft hoe Obama en zijn regering hebben geblunderd, en dankzij Rusland aan een geweldige afgang zijn ontsnapt. De opmerkelijke
situatie is dat het grote publiek erin geslaagd is dwars door de propaganda
van de ‘vrije pers’ heen te prikken. Het gezond verstand heeft ditmaal gezegevierd. Onder andere door hun schrijnend gebrek aan logica verkeren de commerciele massamedia momenteel in een diepe crisis. Goddank. Daarover morgen meer. Dan ook meer over het wonderlijke fenomeen dat zowel Paul Brill, Geert Mak als Hubert Smeets, allen voor het voorheen linkse weekblad De Groene Amsterdammer hebben gewerkt en nu tot de woordvoerders van de mainstream behoren.
2 opmerkingen:
Voor Geert Mak: gisteren zei Obama in een toespraak: "America is not the world's policeman". Dus hoe nu?
"11 september 2013 is twaalf jaar nadat voor het eerst in de geschiedenis mensen uit de Derde Wereld het bolwerk van het gewelddadige kapitalisme een ‘corrigerende tik’ gaven, om de terminologie van Volkskrant-opiniemaker Paul Brill te gebruiken"
De beeldspraak én de leugen?!!!
Een reactie posten