dinsdag 30 juni 2009

Guus Valk van de NRC 7

Ezra Nawi, a Jewish Israeli, helped Palestinians set up an outpost adorned with the Palestinian colors, above, to protest an illegal Israeli settlement.

Terwijl Guus Valk en de meeste andere Nederlandse correspondenten in Israel nog steeds de pro-Israel informatie verspreiden geeft The New York Times ook een ander beeld van 'de Joodse natie'.

Unlikely Ally for Residents of West Bank

By ETHAN BRONNER
Published: June 27, 2009


SAFA, West Bank — Ezra Nawi was in his element. Behind the wheel of his well-worn jeep one recent Saturday morning, working two cellphones in Arabic as he bounded through the terraced hills and hardscrabble villages near Hebron, he was greeted warmly by Palestinians near and far.

Watching him call for an ambulance for a resident and check on the progress of a Palestinian school being built without an Israeli permit, you might have thought him a clan chief. Then noticing the two Israeli Army jeeps trailing him, you might have pegged him as an Israeli occupation official handling Palestinian matters.

But Mr. Nawi is neither. It is perhaps best to think of him as the Robin Hood of the South Hebron hills, an Israeli Jew helping poor locals who love him, and thwarting settlers and soldiers who view him with contempt. Those army jeeps were not watching over him. They were stalking him.

Since the Israeli left lost so much popular appeal after the violent Palestinian uprising of 2000 and the Hamas electoral victory three years ago, its activists tend to be a rarefied bunch — professors of Latin or Sanskrit, and translators of medieval poetry. Mr. Nawi, however, is a plumber. And unlike the intellectuals of European origin with whom he spends most Saturdays, he is from an Iraqi Jewish family.

“My mother gave birth to me in Jerusalem when she was 14,” said Mr. Nawi, who is 57 and one of five siblings. “So my grandmother raised me. And she spoke to me in Arabic.”

His family has trouble understanding his priorities. His mother says she thinks he is wasting his time. And many Israelis, when told of his work, wonder why he is not helping his own. Mr. Nawi has an answer.

“I don’t consider my work political,” he said between phone calls as he drove. “I don’t have a solution to this dispute. I just know that what is going on here is wrong. This is not about ideology. It is about decency.”

For his activist colleagues, Mr. Nawi’s instinctual connection to the Palestinians is valuable.

“Ezra knows Palestinians better than any of us,” said Amiel Vardi, a professor who works closely with him. “This is not only because of the language, but because he gains their confidence the minute he starts talking with them. He has all sorts of intuitions as to what should be done, what are the internal relations — things we hardly ever notice.”

The difficulties of Palestinian life in the West Bank have been well documented: Israeli military checkpoints, a rising separation barrier and Israeli settlers. But in this area, the problems are more acute. The Palestinians, many of them Bedouin, are exceptionally poor, and the land they bought decades ago is under threat by a group of unusually aggressive local settlers. The settlers have been filmed beating up Palestinians. Settlers have been killed by Palestinians. But Mr. Nawi said that the law inevitably sided with the Israelis, and that occupation meant there could be no equity.

“The settlers keep the Palestinian farmers from their land by harassing them, and then after several years they say the land has not been farmed so by law it is no longer theirs,” Mr. Nawi said. “We are only here to stop that from happening.”

That is not the view of the settlers.

“He is a troublemaker,” asserted Yehoshua Mor-Yosef, a spokesman for Israeli settler communities in the area. “It’s true that from time to time there is a problem of some settlers coming out of their settlements to cause problems. But people like Nawi don’t want a solution. Their whole aim is to cause trouble.”

True or not, Mr. Nawi is now in trouble. Having spent several short stints in jail for his activism over the years, he now faces the prospect of a long one. He is due to be sentenced Wednesday for assaulting an Israeli policeman two years ago during a confrontation over an attempt to demolish Palestinians’ shacks on disputed land on the West Bank. The policeman said Mr. Nawi struck him during that encounter. Mr. Nawi denied it, but in March a judge convicted him.

What is left of the Israeli left is rallying around him, arguing that Mr. Nawi is a known pacifist who would not have raised his hand against anyone.

“Since I’ve known the man for decades and seen him in action in many extreme situations, I’m certain that the charge is untrue,” David Shulman, a Hebrew University professor and peace activist, wrote in the newspaper Haaretz. Of Mr. Nawi, he added, “He is a man committed, in every fiber of his being, to nonviolent protest against the inequities of the occupation.”

Mr. Nawi attributes his activism to two things: as a teenager, his family lived next door to the leader of Israel’s Communist Party, Reuven Kaminer, who influenced him. And he is gay.

“Being gay has made me understand what it is like to be a despised minority,” Mr. Nawi said.

Several years ago, he had a relationship with a Palestinian from the West Bank and ended up being convicted on charges of allowing his companion to live illegally in Israel. His companion was jailed for months.

Mr. Nawi said harassment against him had come in many forms. Settlers shout vicious antigay epithets. His plumbing business has been audited, and he was handed a huge tax bill that he said he did not deserve. He is certain that his phone calls are monitored. And those army jeeps are never far behind.

He is not optimistic about his coming sentencing, although he is planning an appeal. And he says the Israeli news media have lost interest in the work he and his fellow activists do. But he does not stop.

“I’m here to change reality,” he said. “The only Israelis these people know are settlers and soldiers. Through me they know a different Israeli. And I’ll keep coming until I know that the farmers here can work their fields.”


Dit zei Ezra Nawi anderhalf jaar geleden tegen mij:

'In het begin begreep ik werkelijk niet waarom iedereen gelaten toekeek, waarom men gevoelloos bleef over het leed dat de Palestijnen werd aangedaan, het leek alsof iedereen verdoofd was. Maar op een bepaald moment dacht ik: misschien ben ik wel gek. Want zo werkt het als je betrekkelijk geïsoleerd opereert en de hele samenleving de andere kant op kijkt of het geweld tegen een bezette burgerbevolking zelfs toejuicht. In een van de scènes in de documentaire spreek ik jonge soldaten aan die net een Palestijns bouwwerk hebben verwoest. Ze lachen alsof ze het plezierig vonden het bezit van andere mensen te vernietigen. Ik wees ze erop dat de Palestijnse kinderen nu buiten moesten slapen, maar ook dat schenen ze leuk te vinden. Hoe gek het ook moge klinken: er zijn mensen die van deze wreedheden genieten. Ze doen het met extra inzet. Zo kunnen ze hun frustratie botvieren op weerlozen. Ze komen uit de onderste lagen van de bevolking, uit een sociale onderklasse die zelf altijd de klappen moet opvangen, er zitten daar veel Druzen tussen, Arabische huurlingen dus, Mizrahi en zwarte Ethiopiërs, die met de nek worden aangekeken, veel Russen. Ze haten Arabieren en dat komt de autoriteiten goed uit. Op die manier worden ook allerlei interne sociale spanningen over de ruggen van de Palestijnen afgewenteld. Ik weet wat die mensen drijft, ik ken hun achtergrond, die verschilt niet wezenlijk van de mijne. Ik confronteer ze met hun eigen milieu en vertel ze dat er tussen hen en de Arabieren geen groot verschil bestaat, immers, hun ouders en grootouders zijn joodse Arabieren. Als soldaat krijgen ze plotseling macht over sociaal nog zwakkere mensen en daar genieten ze van, ze krijgen de bevoegdheid om anderen te kleineren. Het slachtoffer maakt doorgaans de ander tot slachtoffer, dat is een wetmatigheid. Ik strijd daartegen en ga uit van de stelling dat wat jij niet wilt dat jou wordt aangedaan, je een ander niet moet aandoen. Iedereen van ons kent de Thora, kent de wetten, weet wat mag en niet mag. Ze kunnen weten dat ze fout zitten, maar ze laten hun haat hun gedrag beheersen, ze worden door reflexen gedreven, niet door hun hersens, maar hun ressentimenten, niet door hun menselijk gevoel, maar door hun instincten. Mijn vriend Fuad zegt in de documentaire dat het geen zin heeft om in deze wereld naar rechtvaardigheid te zoeken. En die is er in Israël ook niet voor de Palestijnen, op geen enkele manier. Ze worden als tweede- en zelfs derderangsuitschot behandeld. Het is ronduit schokkend, en de discriminatie is ook nog eens legaal, het onrecht in Israël is wettelijk geregeld. De Palestijnen zijn in wezen rechteloos. Het systeem is sterker dan wij, in Israël strijd je tegen een systeem dat totaal is, het was naïef van mij om te denken dat ik het effectief kon bestrijden. Ik heb van alles gedaan om het systeem tegen te werken, maar op een bepaald moment merk je dat het sterker is. Ik realiseer me nu dat in elk systeem inertie een grote rol speelt, je kunt die inertie wel veranderen maar niet overwinnen, je kunt alleen wat zand in de raderen gooien om het proces stroever te laten verlopen, maar je kunt het niet stoppen. Dat vergt veel meer. Het probleem is namelijk dat het functioneren van het zionisme door talloze zaken wordt bepaald, en daar heb je als individu geen greep op. Uiteindelijk gaat natuurlijk elk systeem eens ten onder, maar dat duurt heel lang en wordt door veel meer mechanismen veroorzaakt dan alleen individueel verzet. In de tussentijd worden veel mensen erdoor verpletterd, ze verdwijnen achter tralies, worden vermoord, hele gemeenschappen worden hermetisch van de buitenwereld afgesloten door militaire blokkades, een cultuur vernietigd. Daar staat tegenover dat ik nu hier in Amsterdam ben om mijn stem te laten horen en ook andere dissidenten elders hun mond open doen, ook dat is een onderdeel van de werkelijkheid. In de documentaire zegt een Palestijnse taxichauffeur tegen ons: ‘‘Hoe kunt u een film maken over iets dat niet bestaat, hoop?’’ Maar zonder hoop valt niet te leven. Het feit dat we niet opgeven, dat we blijven doorvechten, laat zien dat we hopen dat er iets zal veranderen. Het is bijzonder frustrerend te ontdekken dat je niet vooruitkomt terwijl je rent, maar ja, wat is het alternatief? In wanhoop stil blijven zitten en niets doen? Wachten op de dood? Ik heb ontdekt dat in het algemeen gesproken er twee soorten mensen leven in Israël en Palestina, mensen die in angst leven en mensen die in wanhoop leven. De Joden in Israël leven permanent in angst, ondanks hun machtige leger en ondanks hun machtige bondgenoten. Die angst wordt kunstmatig gekweekt, zo houdt de zionistische elite de gewone mensen eronder. Het is een existentiële angst van mythische proporties. De Palestijnen daarentegen zijn vooral wanhopig, ze hebben niets om hoop aan te ontlenen, ze weten maar al te goed hoe geavanceerd de Israëlische onderdrukking is en de westerse steun daarvoor. De enige hoop die ze hebben is dat God hiertegen ooit iets zal doen. Dat is natuurlijk onvoldoende. Er is een uitdrukking in het Arabisch die mijn moeder altijd gebruikte: ‘‘Van jou moet de handeling komen, van God de zegen.’’ Er gebeurt niets als je jezelf niet helpt. Tegelijkertijd worden de Palestijnen aan alle kanten en op elk niveau ingesloten, ze hebben nauwelijks ademruimte.’ In Citizen Nawi verklaart Ezra dat ‘de kern van het probleem racisme is’, en dus dat ‘nogal wat mensen hier denken dat ze veel sterker, veel beter en veel slimmer zijn dan andere mensen, dan Arabieren, dat is absoluut een feit. Naderhand rechtvaardigen ze dit door religie en nationalisme, maar de werkelijke oorsprong van het conflict is onmiskenbaar racisme.’ Wanneer ik met hem op een rondvaartboot door de hoofdstedelijke grachten vaar, zegt Ezra dat deze vorm van racisme de hele Israëlische samenleving doordrenkt en zich in feite ook richt tegen de joden van Arabische afkomst. Zijn verhaal doet denken aan het relaas van een Mizrahi uit Marokko die als tiener in het begin van de jaren zestig in haar geboorteland joodse families ervan trachtte te overtuigen naar Israël te emigreren. Joden uit het Westen bleken namelijk niet massaal bereid te zijn naar Israël te gaan, en dus moesten joodse Arabieren hun plaats innemen. In de schitterende documentaireserie Route 181 van de Palestijnse en Joodse filmmakers Michel Khleifi en Eyal Sivan zegt deze vrouw: ‘Leidsmannen uit Israël vertelden ons wat te doen. Ze verborgen hun gezichten, ze verborgen zich onder grote djellaba’s zodat ze niet herkend konden worden. Mochten we gepakt worden, dan zouden we niet weten wie die mensen waren. Ze hadden schuilnamen. In het Frans noemden ze ons ‘‘bezems.’’ Weet u wat een bezem is? Wij deden het smerige werk. Zij waren de leiders, wij deden het vuile werk, het aansporen van mogelijke kandidaten voor emigratie naar Israël. Het werd allemaal van bovenaf gedirigeerd. Het was illegaal. Marokko verbood het, Marokko wilde dat zijn joden bleven. Ze vertrokken zonder paspoort, zonder ook maar iets, ’s nachts, zodat de buren het niet zouden merken. Mijn vader liet zijn zaak achter, zijn auto. Hij deed de deur op slot en vertrok gewoon. Vandaag de dag zou hij waarschijnlijk weigeren te vertrekken. Maar in die tijd was het een soort mode, het was voor iedereen goed om naar Israël te emigreren. Misschien waren ze bang, maar toch, mijn vader had een goed leven daar. Ik zei mijn vader om weg te gaan. Ik stuurde mijn ouders vooruit. Ze vonden nooit werk in Israël. Dat is wat de Marokkanen hier zo verbitterd heeft gemaakt. Ze waren niet gewend aan dit soort leven, ze waren niet gewend aan werken in de landbouw. Ze werden in coöperatieven gestopt, ergens in het achterland, ver van de bewoonde wereld.’ De vrouw vertelt dat ze toen te jóng was om door de zionistische propaganda heen te prikken. ‘Het hele liedje, al die rotzooi die ze ons vertelden, slikten we voor zoete koek. We geloofden alles wat ze zeiden. Ik zou het nu niet meer geloven… De Marokkanen zijn in de luren gelegd. Ik was een van de eersten die erin trapte, ik herhaalde alleen maar wat me verteld was. Het is waar, ik heb anderen een rad voor ogen gedraaid. Het is een teleurstelling. Ze vertelden ons wat we moesten zeggen. Hun beloften waren flinterdun.’ In het begin mocht op de radio hun eigen muziek niet worden gedraaid omdat het te Arabisch klonk en de Arabische cultuur werd als inferieur beschouwd en zo ook de Mizrahi, want zij kwamen uit diezelfde cultuur voort. Naeim Giladi, die in 1929 in Irak werd geboren en op veertienjarige leeftijd een zionistisch agent werd, schreef over de discriminatie van joodse Arabieren in Israël en over de wijze waarop ‘het Israëlische kastenstelsel’ werkt. Hij zag zich gedwongen zijn naam te veranderen om er aan werk te komen. In het autobiografische artikel ‘The Jews of Iraq’ zet Giladi uiteen dat enige tijd na zijn aankomst in ‘het beloofde land’ hij ‘gedesillusioneerd [raakte] door het geinstitutionaliseerde racisme, gedesillusioneerd door wat ik begon te leren over de zionistische wreedheden. Het voornaamste belang dat Israël had in joden uit islamitische landen was de aanvoer van goedkope arbeiders, speciaal voor het landbouwwerk dat de geürbaniseerde joden uit Oost-Europa te min vonden. Ben-Goerion had de ‘’Oriëntaalse’’ joden nodig om de duizenden hectaren land te bebouwen die achtergelaten waren door de Palestijnen die door de Israëlische strijdkrachten in 1948 waren verdreven.’ Volgens de inmiddels naar de Verenigde Staten uitgeweken Giladi waren de zionistische leiders bereid om hiervoor tot het uiterste te gaan en wilde hij met zijn publicaties ‘de Amerikaanse bevolking, en vooral de Amerikaanse joden vertellen dat de joden uit de islamitische landen niet vrijwillig naar Israël waren gemigreerd; dat om ze te dwingen te vertrekken joden andere joden hadden vermoord; en dat, om tijd te winnen om steeds meer Arabisch land te kunnen confisqueren, Joden bij talloze gelegenheden echte vredesiniatieven van hun Arabische buren hadden verworpen. Ik schrijf over wat de premier van Israël noemt “wreed zionisme.” Ik schrijf erover omdat ik er een onderdeel van was.’ Hij verwees daarmee naar bomaanslagen ‘begaan door zionistische agenten om angst onder de joden te zaaien en zo hun exodus naar Israël te bevorderen,’ een conclusie die gedeeld wordt door verschillende onderzoekers zoals de befaamde onderzoeksjournalist David Hirst, het voormalige Knessetlid Uri Avnery, en Wilbur Crane Eveland, een voormalige hoge CIA-functionaris die in het Midden-Oosten was gestationeerd. Ezra Nawi: ‘Het Israëlische racisme komt uit Europa. De zionistische beweging heeft het racisme van de Europese nationalistische bewegingen geadopteerd om een koloniale politiek te kunnen voeren. Dit racisme is nu in Israël geïnstitutionaliseerd, terwijl het in het Westen officieel is afgeschaft. Mijn familie kwam uit Irak en moest onmiddellijk na aankomst haar Arabische cultuur afzweren en vervangen door de cultuur die was gevormd door Oost-Europese zionisten, afkomstig uit de sjtetl. Zelfs nu nog hebben de Europese joden onevenredig veel macht. Op de achtergrond speelt de naziholocaust een grote rol, dat trauma wordt gecultiveerd, het is een politieke reflex geworden om onrecht goed te praten. De mensen worden in angst opgevoed en gehouden. Arafat is Hitler, Saddam is Hitler, Ahmadinejad is Hitler, en deze politiek getuigt van weinig respect voor de slachtoffers van de Holocaust, die worden gebruikt als pionnen in een machtsspel. De joden in Israël zijn gevangenen geworden van deze angstfictie. Alles wordt onmiddellijk beoordeeld vanuit het perspectief van de Holocaust, terwijl in werkelijkheid de motivatie van de Israëlische autoriteiten niet bepaald wordt door de wandaden van Hitler maar door de expansionistische belangen van de elite. Hitler is een handig excuus. Dit is geen door God gegeven angst, het is een angst die door mensen is gecreëerd. Het is het product van ons eigen gedrag. Als men beslist om met het zwaard te leven, dan heeft men een goede reden om bang te zijn. Het ligt namelijk voor de hand dat de macht niet eeuwig is, de hele geschiedenis bewijst dat niets duurzaam is. Diep vanbinnen weten de mensen dit, ze handelen er niet naar, maar de angst ervoor leeft wel. Er is intern zo veel verwrongen in Israël.’ Wanneer we koffiedrinken in een restaurant legt Ezra me uit hoe de zionisten de Mizrahi hun achtergrond ontnamen, een proces dat zo grondig was dat de joodse Arabieren zich begonnen te schamen voor hun eigen geschiedenis en cultuur. Sommigen veranderden zelfs hun achternaam. Ze kregen een nieuwe identiteit opgedrongen die het onmogelijk maakte om van hun eigen cultuur, die van origine Arabisch was, te genieten. Hun eigen keuken, de Arabische gerechten zoals hummus, werden ineens gepresenteerd als joods-Israëlisch. De diaspora moest uit de herinnering worden gebannen. Een nieuwe identiteit moest geforceerd worden, gebaseerd op oude mythen. ‘De stichting van de joodse staat was een sprong over eeuwen,’ schreef Ben-Goerion in 1957 trots, ‘en de Onafhankelijkheidsoorlog bracht ons dichter bij de dagen van Jozua… en onze jonge mensen dichterbij… zijn heldendaden dan alle toespraken die op zionistische congressen werden gegeven.’ En wat de joodse cultuur in de diaspora betreft, daarover schreef hij: ‘Het verre verleden is dichterbij dan het recente verleden van tweeduizend jaar.’ Dat ‘recente verleden’ met al zijn talloze culturele hoogtepunten en zijn ontzagwekkende bijdrage aan de cultuur van de mensheid telde niet meer mee, de diaspora was een te verwaarlozen detail geweest in de hele joodse geschiedenis, niet meer dan een zinloos oponthoud. Pas nu de staat Israël was gesticht konden de ‘heldendaden’ van de krijgerkoning Jozua worden voortgezet en de joodse geschiedenis zijn ware loop hervatten. De joodse diaspora in de Arabische wereld kan in deze expansionistische ideologie natuurlijk geen enkele rol spelen. De nieuwe Israëli moest het tegenovergestelde zijn van de -- in zionistische ogen -- zwakke, opportunistische diaspora-jood. Hij moest sterk en standvastig zijn, een onbuigzame krijger die zijn wil aan de omgeving oplegde en zich niet aan banden liet leggen door onvermijdelijke compromissen. Hij moest een in Israël geboren krachtige Sabra zijn, iemand die niet beperkt werd door een minderwaardigheidscomplex, integendeel, hij moest zich zelfs superieur voelen aan de Arabieren wiens land hij wilde. Ezra: ‘Ze hadden een nieuw land, dat moest een nieuwe identiteit hebben en dus moest het Arabische element worden gemarginaliseerd, zowel fysiek als mentaal. En het bindmiddel daarbij werd gevormd door macht, geweld en een gemanipuleerde angst voor de vijand, voor de buitenwereld, zodat de interne samenhang bewaard bleef. Dit moet stoppen, want een dergelijke mentaliteit vreet zichzelf op, het vernietigt zichzelf, dat besef ik maar al te goed. Het probleem is alleen dat als de druk van buitenaf wegvalt we onmiddellijk worden geconfronteerd met onze onderlinge verschillen, en het lijkt erop dat we daar nog banger voor zijn. Kijk, alles in de wereld streeft naar balans, naar harmonie, een punt waarin het bestaan tot rust komt. Israël is een kunstmatig geschapen land dat permanent uit balans is, dat geen proporties kent en daarom gedoemd is ten onder te gaan, net zoals alles in de natuur ten onder gaat wanneer het langere tijd uit balans is geraakt. We zullen aan ons eigen geweld ten onder gaan, ook dat bewijst de geschiedenis. Om heersers te kunnen zijn vergeten de zionisten al die andere heersers die vóór hen het onderspit hebben gedolven. En ondertussen doen ze precies wat de Verenigde Staten hen opdraagt. De toespraak van president Bush in de Knesset ter gelegenheid van het zestigjarige bestaan van Israël was een regelrechte ramp. Hij verwierp de gedachte dat wij met onze gewapende tegenstanders zouden moeten onderhandelen. Dat betekent nog meer agressie dus. Net als Israël is de Verenigde Staten geboren uit koloniaal geweld, uit de massamoord op de indianen, en aan dit geweld is nog steeds geen einde gekomen. De Verenigde Staten kent alleen maar de taal van het geweld. Maar uiteindelijk vernietigt het geweld zichzelf.’

Meer over Ezra Nawi, een van de dappere mensen aan wie ik mijn boek De oneindige oorlog heb opgedragen, kunt u lezen in dat boek. Of u kunt de documentaire Citizen Nawi bekijken, dat zijn leven als activist in beeld brengt. Zie: http://www.citizennawi.com/press.htm


Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...