Ik kreeg vandaag onderstaande email van Laura Starink, chef van het M magazine van de NRC naar aanleiding van een aantal vragen die ik haar heb gesteld. Zie: http://stanvanhoucke.blogspot.com/2007/05/laura-starink.html
'Geachte heer Van Houcke, beste Stan,
Ik meen dat wij elkaar weleens ontmoet hebben bij de VPRO, maar uw afstandelijke toon doet anders vermoeden. Hoe dit ook zij: u bent boos op mij omdat ik in M toegeef dat ik destijds voor de aanval in Afghanistan was. De geschiedenis heeft u voor de volle honderd procent gelijk gegeven. Ik had dat natuurlijk kunnen verzwijgen, zoals velen - ik ken er velen die zelfs voor de aanval op Irak waren, en dat waren overigens niet de eersten de besten, er waren midden-oostenspecialisten die voor de volle honderd procent in de dominosteentheorie geloofden en de verdrijving van Saddam Hussein een absolute noodzaak vonden - achteraf hebben gedaan. Dat leek me laf. U hebt gelijk als u zegt dat ik beter had kunnen weten. Beter is het nooit ergens in te grijpen, dan maak je ook nooit fouten.
U spreekt mij aan als chef van het magazine M en terecht. Maar mag ik u er op wijzen dat mijn twijfels niet dateren van dit voorjaar. Als medewerker van de VPRO kent u, neem ik aan, Antoinette de Jong en Robert Knoth, die beiden ook veel voor de VPRO werken. Ik heb beiden erg hoog zitten en zij hebben nooit illusies gehad over Afghanistan (ik overigens ook niet, dat je vóór een inval bent wil nog niet zeggen dat je je kritiekloos aan de gevolgen overlevert). Antoinette heeft de afgelopen jaren 4 zeer omvangrijke, zeer kritische verhalen over Afghanistan geschreven voor M, waaruit al uw punten van kritiek zonneklaar naar voren komen. Ze schreef een verhaal over de Nederlandse ISAF-troepen in Kabul en hun hopeloze missie, over de opiumindustrie die het land opnieuw totaal in zijn greep heeft, over het levensgevaarlijke grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan, Bin-Laden-country, en tot slot haar laatste stuk, dat ik briljant vond omdat daar glashelder en onontkoombaar in werd uitgelegd dat we sowieso tegen de verkeerde vijand vechten. Let wel: voor dat laatste stuk ging zij 'un-embedded' naar Uruzgan, iets wat niet veel journalisten vandaag de dag nog durven. Al die stukken waren zeer goed geïnformeerd en buitengewoon kritisch over het westerse ingrijpen. U kunt dus onmogelijk beweren dat M pas dit voorjaar het licht heeft gezien. Sterker nog: wij hebben zeer veel in het onderwerp geïnvesteerd. In die zin heb ik echt niet zitten slapen, meneer Van Houcke. Dat pleit mij niet vrij, uiteraard, maar het is mij niet duidelijk wat u van mij verwacht. Moet ik de verantwoordelijkheid voor alle doden op mij nemen?
U mag mij keihard aanvallen op mijn stupiditeit, u mag mij verwijten dat een journalist beter had moeten weten. Ik kan alleen maar eerlijk zijn. En ik wil u er op wijzen dat wij met M elke maand keihard proberen om de ongelooflijke complexiteit van de wereld in verhalen te vangen. In het volle besef dat journalisten (zie het boek van Joris Luyendijk) niet meer kunnen doen dan hun stinkende best, maar dagelijks falen.
met vriendelijke groeten,
Laura Starink'
Ik heb deze email terug gestuurd:
Geachte mevrouw Starink, beste Laura,
Allereerst dank voor de moeite die u heeft gedaan mij te beantwoorden. Ik heb me kennelijk niet helemaal duidelijk genoeg uitgedrukt. Ik spreek u allereerst aan als journalist, die beter had moeten weten. Het zijn nu juist journalisten die in een democratische rechtstaat de macht moeten controleren, aangezien de politiek zelf dit onvoldoende doet. Vandaar dat een kritische houding van journalisten doorslaggevend is voor een evenwichtige berichtgeving en het functioneren van een parlementaire democratie. Journalisten die structureel vanuit foutieve veronderstellingen en vooroordelen berichten, zijn een gevaar voor de samenleving. Journalisten die de dichotomie wij goed/zij fout hanteren, belemmeren de inzicht die noodzakelijk is om de wereld niet in een totale chaos te laten ondergaan. De werkelijkheid is immens veel gecompliceerder dan het gereduceerde beeld dat de overgrote meerderheid van de journalisten ervan geeft. De auteur Milan Kundera omschreef het in zijn Jeruzalem rede in 1985 als volgt: ‘Je kunt je de toekomst wel voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeen die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.’ Kundera waarschuwde ervoor dat we zo de wereld van de kitsch binnentreden. ‘Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeen, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen… Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.’
In het boek Into the Buzzsaw spreekt Dan Rather van CBS Evening News over die wereld van de pasklare ideeen, over de houding om met het oog op oplage- luister- en kijkcijfers het grootst mogelijke publiek te willen behagen. En over de angst om gemarginaliseerd te worden, die leidt tot het conformeren van journalisten aan de macht. Dan Rather zegt daarover: ‘It’s an obscene comparison – I’m not sure I like it - but there was a time in South Africa when people would put flaming tires around people’s necks if they dissented, and in some ways the fear is that you’ll be necklaced here. You’ll have a flaming tire of lack of patriotism put around your neck. Now it’s that fear that keeps journalists from asking the toughest of the tough questions and to continue to bore in on the tough questions so often. And again, I am humbled to say, I do not except myself from this criticism.’ Journalisten zouden de dissidenten moeten zijn, maar zijn het niet. Ze vleien zich maar al te graag tegen de macht aan, zo weten u ik uit eigen ervaring.
Ik had een aantal vragen aan u gesteld, die u niet beantwoord hebt, zoals deze:
Vijfeneenhalf jaar nadat u 'overtuiging' bezat dat Afghanistan moest worden aangevallen schrijft u in uw magazine: 'Met wie vechten wij eigenlijk in Afghanistan?' Had u uzelf als journalist die vraag niet moeten stellen toen u vijfeneenhalf jaar geleden ervan overtuigt was dat Afghanistan met geweld moest worden aangepakt? En waarom heeft u dat toen niet gedaan? U ging destijds akkoord met het schenden van het internationaal recht door te accepteren dat zonder solide bewijzen een land werd aangevallen. Waarom respecteerde u het internationaal recht niet? Op welke feiten was uw “overtuiging” gebaseerd dat Afghanistan moest worden aangevallen, met als gevolg duizenden dode Afghaanse burgers? Ik bedoel, u had een rotsvaste “overtuiging”, die moet toch gebaseerd zijn geweest op onomstotelijke feiten. Welke waren die? En wat is er sindsdien veranderd? Waarom oefende u destijds uw controlerende taak niet uit? Wat belette u? Trekt u consequenties uit uw misfunctioneren? Zo ja, welke?
U schrijft: ‘De geschiedenis heeft u voor de volle honderd procent gelijk gegeven. Ik had dat natuurlijk kunnen verzwijgen, zoals velen - ik ken er velen die zelfs voor de aanval op Irak waren, en dat waren overigens niet de eersten de besten, er waren midden-oostenspecialisten die voor de volle honderd procent in de dominosteentheorie geloofden en de verdrijving van Saddam Hussein een absolute noodzaak vonden - achteraf hebben gedaan.’ Voor alle duidelijkheid, ook u was voor de aanval op Irak. Drie jaar geleden schreef u in een redactioneel commentaar dat de Amerikanen de dictaor Saddam Hoessein hadden verdreven en u suggereerde dat daarmee de Amerikaanse strijdkrachten de democratie in dat land al dan niet belangeloos hadden geïntroduceerd. Ik schreef naar aanleiding daarvan:
Als chef van ‘Het Maandblad van NRC Handelsblad’ verbaasde Laura Starink zich onlangs over een ‘shi’itisch meisje’ dat in de fotoreportage ‘De bruiden van Bagdad’ in het december nummer van de glossy bijlage figureerde. Het betrof hier overigens een volwassen vrouw van twintig jaar oud, genaamd Leyla, wier ‘vader is gesneuveld in de oorlog tussen Iran en Irak.’ Ze leeft in de armenwijk van de Irakese hoofdstad. Starink schreef in een inleidend commentaar over Leyla: ‘Als de vrouw-voor-de-spiegel alleen is met de fotografe werpt zij haar zwarte kleed af. Plots ontluikt een twintigjarige schoonheid. Leyla heeft in het leven maar één droom: ze wil martelares worden. Dat fanatisme is zo intrigerend omdat het zo totaal onbegrijpelijk is… Zij trekt ten strijde tegen de Amerikaanse heidenen die haar dictator hebben verdreven. Leyla is misschien nog wel moeilijker te doorgronden dan de Marokkaan Mohammed B. die Theo van Gogh met messen heeft doorboord om Ayaan Hirsi Ali te treffen.’ Kennelijk weet de adjunct- hoofdredactrice van NRC iets niet wat het ‘shi’itisch meisje’ maar al te goed weet, namelijk dat vóórdat de Amerikaanse strijdkrachten ‘haar dictator’ verdreven de Amerikaanse CIA precies veertig jaar eerder de partij van ‘haar dictator’ via een gewelddadige coup aan de macht had geholpen. Op die manier probeerden ‘de Amerikaanse bevrijders’ de nationalisatie van de oliebronnen te voorkomen. Bovendien konden nu de invloedrijke Irakese communisten vernietigd worden, hetgeen gebeurde, met als gevolg dat het toenmalige hoofd van de CIA voor het Midden Oosten, James Critchfield, naderhand tevreden kon spreken van ‘een grote overwinning.’ In 1980 profiteerde ‘haar dictator’ nog eens van de aanzienlijke militaire en financiële steun van de Verenigde Staten toen Saddams troepen het shi’itische Iran binnenvielen en daar honderdduizenden shi’iten om het leven brachten tijdens een bloedbad waarbij -in de woorden van Henry Kissinger- 'het uiteindelijke Amerikaanse belang… is dat beide partijen zullen verliezen.' Een ander feit dat Laura Starink kennelijk ontging, maar zeker niet ‘het shi’itische meisje,’ is dat elf jaar later president Bush senior een oproep had gedaan aan 'de Irakese militairen en het Irakese volk om de zaken in eigen hand te nemen en om Saddam Hoessein te dwingen op te stappen.' Maar toen de shi’itiische bevolking in Zuid Irak in maart 1991 daadwerkelijk in opstand kwam, weigerden de Amerikaanse troepen de rebellen toegang te verlenen tot de militaire wapendepots in Irak. Ondertussen lieten de Amerikaanse strijdkrachten de Republikeinse Garde hun linies passeren om de opstandelingen te kunnen aanvallen. Daarbij werd vanuit Irakese helikopters kerosine gesproeid over grote groepen vluchtende burgers en vervolgens met lichtspoorkogels in brand werd geschoten, terwijl 'ik met mijn eigen ogen de Amerikaanse helikopters zag die boven de [Irakese] helikopters vlogen... Ze namen foto's en ze wisten precies wat er gebeurde,' aldus een rebellerende brigadier generaal.
Wat Leyla ook weet en Laura niet is dat de shi’iten zwaar hebben geleden onder de vernietiging van de totale infrastructuur van het land en de jarenlange economische sancties, die uiteindelijk meer dan een miljoen doden hebben veroorzaakt, aldus de schattingen van de Verenigde Naties. Een mensenoffer die volgens de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright ‘de prijs waard' was geweest. Daarnaast is Irak twaalf jaar lang gebombardeerd. 13 augustus 1999 berichtte de New York Times: ‘Amerikaanse oorlogsvliegtuigen hebben op een methodische manier en met zo goed als geen publieke discussie Irak aangevallen. In de laatste acht maanden hebben Amerikaanse en Britse piloten meer dan 1100 raketten afgevuurd op 359 doelen in Irak.’ Een maand later vertelden Amerikaanse functionarissen de Wall Street Journal dat er binnen afzienbare tijd geen doelen meer over zouden zijn: ‘Er resteert alleen nog maar een enkel bijgebouw.’ Al op 16 juni 2000 schreef Edward Cody, buitenlandredacteur van de Washington Post, dat ‘burgerslachtoffers routine zijn geworden’ in de bombardementscampagne die jaarlijks een miljard dollar kostte. Desondanks gingen deze oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gewoon door. Tegenover de Washington Post verklaarde William Looney, brigadier-generaal van de Amerikaanse luchtmacht die de bombardementscampagne tegen Irak leidde: 'Ze weten dat wij hun land bezitten… wij dicteren de manier waarop zij leven en spreken. En dat is wat Amerika zo groots maakt. Het is een goede zaak, want er zit daar veel olie die we nodig hebben.' Eerder al had de voormalige VN-coördinator van het Humanitaire Programma in Irak, Dennis Halliday, de economische boycot 'volkerenmoord' genoemd. Na uit protest te zijn opgestapt zei hij: 'Ik had opdracht gekregen om een politiek uit te voeren die voldoet aan de definitie van genocide: een bewust beleid dat in feite meer dan een half miljoen individuen… heeft vermoord. We weten allemaal dat het regime van Saddam Hoessein de prijs voor de economische sancties niet betaalt… Het zijn de gewone mensen die hun kinderen verliezen, of hun ouders… Juist de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties en de Verklaring van de Rechten van de Mens worden opzij geschoven. We voeren een oorlog, via de VN, tegen kinderen en burgers van Irak, en met onvoorstelbare gevolgen: gevolgen die u niet zou verwachten in een oorlog onder de richtlijnen van de Geneefse Conventies. Wij gebruiken burgers als doelwit.’ In een brief schreef hij: ‘Ik treed af omdat de politiek van economische sancties totaal bankroet is. We zijn met een proces bezig waarbij een hele samenleving vernietigd wordt. Het is zo simpel als dat… Vijfduizend kinderen sterven elke maand…. Ik wil niet aan het hoofd staan van een programma dat resulteert in dergelijke cijfers.’ Na een loopbaan van 34 jaar bij de VN waar Halliday uiteindelijk de op één na hoogste functie bekleedde, zei hij tegenover de gerenommeerde onderzoeksjournalist John Pilger: ‘De genocide in Irak is de test voor onze wilskracht. Ieder van ons moet de stilte doorbreken: om degenen die verantwoordelijk zijn in Washington en Londen bewust te maken dat de geschiedenis hen zal vernietigen.’
De Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller zocht een verklaring voor het collectief zwijgen in het volgende: ‘De gedachte dat de staat krankzinnig is geworden en zoveel onschuldige mensen straft is ontoelaatbaar. En dus moet het bewijs innerlijk ontkend worden.’ En ook op die manier worden de slachtoffers onzichtbaar en hun motieven onbegrijpelijk. Maar dat doorgaans de Westerse massamedia met haar veelgeprezen ‘vrijheid van meningsuiting’ daaraan meedoet is pas echt onbegrijpelijk. Vooral ook omdat de bewijzen voor het oprapen liggen. Zo rechtvaardigde Robert Gates, de Nationale Veiligheids Adviseur van Bush senior, de vernietigingspolitiek publiekelijk met de opmerking: 'Irakezen zullen de prijs moeten betalen zolang Saddam aan de macht is.' In 2001 hadden de bombardementen op Irak langer geduurd dan de Amerikaanse invasie van Vietnam. Door al dit geweld was binnen een decennium het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking gedaald tot slechts eenzesde van het vooroorlogse bedrag. Het waren vooral de shi’iten, de allerarmste groep, die het slachtoffer werden van het Amerikaans en Brits terrorisme. In tegenstelling tot Laura weet Leyla daar uit eigen ervaring alles van. En onder andere die concrete ervaringen met de wrede kant van het democratische Westen hebben haar wereldbeeld meer gevormd dan de westerse propaganda over ‘civil society’ en ‘nation building.’ In de harde praktijk van de dagelijkse werkelijkheid hebben de inwoners van de derde wereld allang geleerd dat het Westen de bescherming van de mensenrechten alleen predikt zolang ze de economische belangen niet belemmeren.
De woorden van Laura Starink illustreren een schrikbarende onwetendheid. Van een zelfde onwetendheid getuigde NOS-Journaal verslaggever Wouter Kurpershoek in maart 2003 toen hij zich in een reportage verbaasde over het feit dat de Amerikaanse/Britse ‘bevrijders’ in het zuiden van Irak niet door de shi’itische bevolking met gejuich werden ontvangen, maar dat men zelfs ‘negatief’ op hun komst reageerden. Omdat het NOS-Journaal geen eigen correspondent ter plaatse had, was de immer hard werkende, multi-inzetbare Kurpershoek met te weinig achtergrondinformatie afgereisd om het grote wantrouwen van de locale bevolking te kunnen snappen. Waar het hier in wezen om gaat is gekweekte onwetendheid; er is immers sprake van een bewuste keuze om geen correspondenten te stationeren in een van de belangrijkste gebieden op aarde, waar de meest vitale grondstof ter wereld wordt opgepompt. Maar ook het journalistieke beleid van de NRC liet geen ruimte over voor een gedegen continue diepgravende berichtgeving uit de Arabische regio, waarbij de gebeurtenissen in een brede context werden geplaatst. De krant had jarenlang maar één correspondent voor het hele islamitische gebied, dat zich van Marokko tot India uitstrekt. Die was niet in staat om in de diverse landen zelfstandig onderzoek te verrichten, met als gevolg dat niet alleen de lezers maar ook de adjunct-hoofdredactrice volstrekt verbijsterd zijn zodra de contraterreur toeslaat. Door een gebrek aan kennis en interesse beschikt men over geen enkel aanknopingspunt om de situatie waarin honderden miljoenen anderen leven te kunnen begrijpen. Het is ook opmerkelijk dat de ‘kwaliteitskrant’ al geruime tijd geen enkele correspondent meer in de Arabische wereld heeft. Omdat nagenoeg alle Nederlandse massamedia de slachtoffers in het Midden Oosten grotendeels onzichtbaar hebben gemaakt, blijven hun motieven ‘totaal onbegrijpelijk’ en is hun handelwijze moeilijk ‘te doorgronden.’ Men komt niet verder dan een kwalificatie als ‘fanatisme’ tegen de ‘Amerikanen‘ die ‘haar dictator hebben verdreven.’ Overigens verzwijgt Laura Starink daarbij dat secretaris-generaal Kofi Annan in september 2004 de Amerikaanse inval ‘illegaal’ heeft genoemd, in strijd met het VN-Handvest en het internationaal recht, waarmee nog eens wordt benadrukt hoe hier goed en kwaad door elkaar heen lopen. Desondanks zijn in haar visie niet de Amerikanen fanatiek, bezeten van een idee, maar juist degenen die zich tegen de illegale bezetting verzetten. In dit simplistische, manicheïsche wereldbeeld wordt een islamitische Nederlander die een andere Nederlander vermoordde, omschreven als een ‘Marokkaan,’ die als het ware zomaar pardoes ‘Theo van Gogh met messen heeft doorboord.’ Zijn Marokkaanse achtergrond is evenwel niet de reden van de moord, net zomin als Volkert van der G.’s Nederlandse achtergrond de reden van de moord op Fortuyn was. En ook zijn islamitische achtergrond is niet de drijfveer, net zo min als het ontbreken van een religieuze overtuiging Volkert van der G. motiveerde. Mohammed B. gebruikte de godsdienst als kapstok, net zoals Volkert van der G. een ideologie als kapstok gebruikte en net als op zijn beurt de Amerikaanse president het christendom misbruikt voor zijn ‘kruistocht tegen het terrorisme.’
Het extremisme wordt niet gevoed door een of andere religieuze of ideologische identiteit, maar juist door het ontbreken van een identiteit, niet door macht maar juist door een gevoel van machteloosheid. Het is een probleem waarmee alle culturen altijd worden geconfronteerd. Uit de Europese geschiedenis weten we dat er soms een collectieve identiteitscrisis kan ontstaan, meestal als gevolg van een uitzichtloze sociaal-economische situatie, het verlies van een oorlog of een andere traumatische ontwikkeling. Desondanks gebruikt de chef van NRC’s Maandblad de woorden Marokkaan en messen die in de context waarin ze gebruikt worden geen objectieve feiten zijn, maar stigmatiserende beelden. Deze beelden verhelderen niets, men hoeft niet over ze na te denken, ze dwingen niet tot inleving en prikkelen niet de verbeeldingskracht. Ze mobiliseren slechts de primaire gevoelens: angst en daarmee haat en op die manier vervuilt de allesoverheersende beeldcultuur de cultuur van het woord. Ik ga er vanuit dat Laura Starink dit alles niet beoogt, maar het werkt wel zo in een eendimensionale massacultuur, waarin ‘de macht van de afbeelding alleen maar [is] toegenomen’ en er sprake is van ‘beeldterreur,’ zoals onlangs de schrijver Henk van Woerden in dezelfde NRC schreef. In tegenstelling tot de simplificatie van de journalistiek toont de literatuur de complexiteit. In de roman Blackbox analyseert de Israëlische auteur Amos Oz de identiteitsloosheid van fundamentalisten: ‘Geloof uit on-geloof: hoe meer hij zijn geloof in zichzelf verliest, des te sterker wordt zijn fervente geloof in de verlossing, des te intenser zijn dringende behoefte verlost te worden…. In dezelfde mate waarin zijn zelfrespect, zijn bestaansgrond, ja de zin van zijn leven verloren gaan, wordt de recht-vaardiging van zijn geloof, zijn volk, zijn ras, het ideaal dat hij aanhangt of de beweging waaraan hij trouw gezworen heeft, verheven, vergroot, verheerlijkt en geheiligd.’ Het gaat in deze roman over joodse fundamentalisten, maar het mechanisme geldt voor alle religies, alle ideologieën en alle culturen, want zoals Oz stelt: ‘De mens houdt zich bezig met persoonlijke zaken zolang hij zaken heeft en zolang hij een persoonlijkheid heeft. Als die afwezig zijn, gaat hij zich, uit angst voor de leegheid van zijn leven, vol vuur bezighouden met zaken van anderen: hij brengt hen op het rechte spoor. Tuchtigt hen. Probeert te onderrichten wie malende is en te verpletteren wie dwalende is. Schenkt andere gunsten of vervolgt hen meedogenloos. Tussen de nobele fanaticus en de moorzuchtige fanaticus is uiteraard een verschil van morele gradaties, maar geen verschil in aard.’ Dat is tevens de reden waarom elkaar bestrijdende fundamentalisten zoveel op elkaar lijken, vertelde Oz me toen ik hem veertien jaar geleden over dit onderwerp interviewde. De atheïst die de gelovige te vuur en te zwaard bestrijdt, verschilt nagenoeg in niets van zijn opponent. En de grootste fanatici zijn doorgaans degenen die tot een andere religie of rationalistisch ‘geloof’ zijn bekeerd.
December 2004 waarschuwde de AIVD in een rapport aan de Tweede Kamer dat de radicalisering onder moslim jongeren de afgelopen drie jaar razendsnel is toegenomen. Het gaat daarbij om jongeren die via onder andere internet met de ideologie van de radicale islam in aanraking komen. Tegelijkertijd benadrukken de analisten van de inlichtingendienst dat de politici het radicaliseringsprobleem niet moeten versimpelen. Het betreft hier niet een simpel politiek probleem, maar een gecompliceerd sociaal psychologisch verschijnsel. ‘Omdat hij niets te doen weet met zijn holle, troosteloze leven, valt hij anderen om de hals of grijpt hij hen naar de keel.’ Maar dit is de wijsheid van een schrijver en niet die van een politicus. Professor Muqtedar Khan van het Brookings Instituut, een van de oudste denktanks in Washington, verklaarde recentelijk over Irakezen die een zelfmoordaanslag plegen: ‘De dood van hun eigen families, de vernietiging van hun huizen – al deze zaken leiden tot frustratie en woede en uitzichtloosheid en ze willen de vijand dezelfde frustratie en uitzichtloosheid laten voelen, dus nemen ze hun toevlucht tot deze vorm van geweld.’ Dat geldt niet alleen voor de shi’iten maar ook voor de soennieten. Dit heeft niet met fanatieke godsdienst te maken, maar wel met schreeuwend onrecht. Volgens ABC News heeft de recente aanval op de stad Fallujah met de ‘invallen in privé woningen en militaire bombardementen die Irakese burgers doodden, jonge Irakezen geradicaliseerd.’ Men hoeft de Irak-foto’s maar te bekijken van Geert van Kesteren in zijn boek ‘Why Mister, Why?’ over het Amerikaanse geweld en met een beetje empathie kan men begrijpen waarom iemand tenslotte bereid is zich op te offeren. Niet ‘elke-vrouw-voor-de-spiegel’ die ‘haar zwarte kleed afwerpt,’ is meteen een van ‘De bruiden van Bagdad,’ ook al ‘ontluikt plots een twintigjarige schoonheid.’ Niet alles is keukenmeiden romantiek. Hoe ‘onbegrijpelijk’ het ook moge klinken: niet voor ieder ‘shi’itisch meisje’ vertegenwoordigt ‘Sex and the City’ het hoogste ideaal, met al die eenzaam achtergebleven vrouwen, die dag en nacht hunkeren naar ‘kerels, kopen en natuurlijk sex.’ Levend temidden van zoveel verschrikkingen identificeren sommige vrouwen zich eerder met Jeanne d’Arc dan met Carrie Bradshaw. Dat dit 'zo totaal onbegrijpelijk is' zegt meer over de Laura's hier dan over de Leyla’s daar. Het meest opmerkelijke is misschien wel het feit dat enkele Irak-foto’s van Geert van Kesteren door het maandmagazine van NRC in augustus 2003 waren gepubliceerd. Hoewel aangekondigd als een fotoreportage over ‘De moordmachine. Na de val van Saddam gingen in Irak de massagraven open. Overal zoeken wanhopige familieleden naar hun dierbaren. In de haast gaat veel bewijsmateriaal verloren,’ zag de doorsnee NRC-lezer toch iets volstrekt anders dat ernstig verontrustte. Een van hen, Maikel Steur, schreef: ‘veel beelden van arrestaties met voeten op hoofden geplaatst en getrokken wapens. Gegevens van arrestanten worden met gaffer-tape aan het hoofd geplakt… De MACHT waarmee de Amerikanen te werk gaan stoort me enorm. Ik heb medelijden met de angst van de arrestanten. Zijn de Amerikanen dan zulke enorme hufters?’ Tekenend voor de sfeer in de Nederlandse massamedia is het onvermogen zich te verplaatsen in de positie van de onderdrukte.
Iemand die geen last heeft van dit soort wereldvreemdheid is Chalmers Johnson, een van de meest gerespecteerde geleerden in de Verenigde Staten. Al meer dan een jaar vóór 11 september 2001 waarschuwde hij voor grootscheepse terroristische aanslagen, die volgens hem niets anders zijn dan ‘blowback… de onbedoelde consequenties van politieke beleidsdaden die voor het Amerikaanse volk geheim waren gehouden.’ In zijn geruchtmakende boek ‘Blowback’ over ‘de kosten en consequenties van het Amerikaans imperium’ schreef deze emeritus hoogleraar: ‘Ik ben van mening dat de lichtzinnige verkwisting van onze hulpbronnen aan irrelevante wapensystemen… en terroristische aanvallen op Amerikaanse installaties en ambassades, alle voortekenen zijn van een eenentwintigste eeuwse crisis in Amerika’s informeel wereldrijk, een rijk gebaseerd op de uitbreiding van militaire macht naar elke uithoek van de wereld en op de inzet van Amerikaans kapitaal en markten om een wereldwijde economische integratie af te dwingen op onze voorwaarden, tegen welke kosten voor anderen dan ook.
Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/autisme2.html En ook: http://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=maria+goos+4
Met andere woorden, mevrouw Starink, ook hier ging u weer uit van een manicheisch wereldbeeld, wij de goeden/zij de slechten. Wij hebben de dictator van deze Leyla verdreven en ziedaar, uit dank wordt ze een terroriste. In uw eigen woorden: ‘Zij trekt ten strijde tegen de Amerikaanse heidenen die haar dictator hebben verdreven.’ Vanwaar deze niet op feiten berustende mening van u, deze eenzijdige voorstelling van zaken? U schrijft: ‘U spreekt mij aan als chef van het magazine M en terecht. Maar mag ik u er op wijzen dat mijn twijfels niet dateren van dit voorjaar.’ Ik sprak u allereerst aan als journalist die niet alleen fout zat met Afghanistan maar ook met Irak. Pas nu spreekt u als journalist publiekelijk over uw twijfels in het geval van Afghanistan. En daar gaat mijn kritiek over. Waarom heeft u zo lang gewacht? Wanneer kreeg u door dat uw 'overtuiging' op onjuistheden was gebaseerd? Bent u nu ook tegen de inval in Irak?
U schrijft: ‘U hebt gelijk als u zegt dat ik beter had kunnen weten. Beter is het nooit ergens in te grijpen, dan maak je ook nooit fouten.’ Dit is een ambivalente reactie. Althans, ik begrijp die reactie niet. Had u nu beter kunnen weten of niet? Zo ja, wat bedoelt u dan met de daarop volgende zin: ‘Beter is het nooit ergens in te grijpen, dan maak je ook nooit fouten’? Ingrijpen? Op welk recht is Westers ingrijpen gebaseerd? Ingrijpen doet men als het ergens fout dreigt te gaan. Even de achtergrond van de Afghaanse oorlog dat een helder licht werpt op de vraag hoe het fout is gegaan. Drie jaar geleden schreef ik:
In 1998 verklaarde Zbigniew Brzezinski, de Nationale Veiligheids Adviseur onder president Carter tegenover het Franse weekblad Le Nouvel Observateur dat de Verenigde Staten voorafgaand aan 1980 de voormalige Sovjet Unie bewust had geprovoceerd om Afghanistan binnen te vallen door in het geheim islamitische extremisten in dat land financieel en militair te steunen, waardoor ze een gewapende strijd tegen de pro-sovjet regering konden beginnen. Op de vraag of hij daar nu geen spijt van had, antwoordde Brzezinski: ‘Spijt waarover? Die geheime operatie was een uitstekend idee. Het had als resultaat dat de Russen in de Afghaanse val trapten en wil je dat ik dat betreur? De dag dat de Sovjets officieel de grens waren over gestoken, schreef ik aan president Carter, in essentie: ‘We hebben nu de gelegenheid om de USSR zijn eigen Vietnam Oorlog te geven.’ Deze geopolitieke strategie kostte een miljoen Afghanen het leven, maakte drieënhalf miljoen Afghanen tot vluchteling en verwoeste de infrastructuur van het toch al arme land. Met het oog op een ongestoorde oliedoorvoer vanuit de Kaspische Zee regio vielen twee jaar geleden de Amerikanen zelf Afghanistan binnen om er Hamid Karzai, de voormalige employee van de Amerikaanse oliemaatschappij Unocal tot ‘interim president’ te verheffen. Teneinde de steun af te kopen van de talloze oorlogsbaronnen doet Washington ondertussen niets wezenlijks tegen de explosieve groei van de opiumteelt. Volgens de VN is sinds de Amerikaanse inval Afghanistan weer ’s werelds grootste producent van heroïne. Tegelijkertijd zijn al meer dan tienduizend Afghaanse burgers slachtoffer geworden van de Amerikaanse bombardementen, meer dan drie keer zoveel als op 11 september 2001 vielen. Desondanks hebben zowel de massamedia als bepaalde academische kringen in Nederland hiervoor nauwelijks of geen aandacht. Bovendien wordt de beschikbare informatie niet in een bredere context geplaatst. Misschien wel het meest illustrerend voor het feit dat de schijn in deze gruwelijke farce de werkelijkheid heeft vervangen, was het nieuwsbericht dat de olie adviseur Karzai door het modehuis Gucci tot de best geklede staatsman ter wereld is uitgeroepen. Zo werd de slechtst verklede marionet op aarde alsnog een salonfähige icoon van het ‘nieuwe democratische Afghanistan.'
Nogmaals uw zin: 'Beter is het nooit ergens in te grijpen, dan maak je ook nooit fouten.’ In haar absoluutheid is deze stelling nonsense. Het had het Westen gesierd als het in Ruanda had ingegrepen toen daar naar schatting bijna een miljoen burgers handmatig werden afgeslacht. Maar aangezien Ruanda geen olie en geen pijpleidingen heeft, en dus geopolitiek volstrekt onbelangrijk is, greep het Westen niet in. Dus mijn vraag is: wat bedoelt u precies met deze bewering?
Drie jaar nadat Le Nouvel Observateur dit had bericht was u, mevrouw Starink, de 'overtuiging' toegedaan dat het Westen het totaal verwoeste Afghanistan met geweld moest aanvallen. U had toen ook het volgende kunnen weten uit datzelfde interview van Le Nouvel Observateur met Brzezinksi:
'Indeed for ten years Moscow had to conduct a war that was intolerable for the regime, a conflict which involved the demoralization and finally the breakup of the Soviet Empire. Le Nouvel Observateur: And also, don't you regret having helped future terrorists, having given them weapons and advice?Zbigniew Brzezinski: What is most important for world history? The Taliban or the fall of the Soviet Empire? Some Islamic hotheads or the liberation of Central Europe and the end of the cold war? Le Nouvel Observateur: "Some hotheads?" But it has been said time and time again: today Islamic fundamentalism represents a world-wide threat... Zbigniew Brzezinski: Rubbish! It's said that the West has a global policy regarding Islam. That's hogwash: there is no global Islam. Let's look at Islam in a rational and not a demagogic or emotional way. It is the first world religion with 1.5 billion adherents. But what is there in common between fundamentalist Saudi Arabia, moderate Morocco, militaristic Pakistan, pro-Western Egypt and secularized Central Asia? Nothing more than that which connects the Christian countries...' Dit zijn de woorden niet van een of andere Hollandse praatjesmaker waarop u zich lijkt te beroepen, maar van de voormalige veiligheidsadviseur van de politiek machtigste man van de wereld. Desondanks was u drie jaar later voor de grootscheepse bombardementen, waarvan de straatarme en totaal verpauperde Afghaanse bevolking de dupe werden, om er een pro-Westers regime te kunnen installeren dat geleid wordt door een president die voormalig adviseur was van de Amerikaanse oliemaatschappij Unocal. Het ontgaat mij volledig hoe u hier het positieve begrip ingrijpen kunt gebruiken. Hier is geen sprake van ingrijpen, maar van een uiterst cynisch geopolitiek machtspel over de ruggen van machteloze burgers. Er is hier sprake van grootscheepse oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, en schendingen van de mensenrechten. En de inzet is de handhaving van de Amerikaanse hegemonie.
Ruim een jaar geleden verklaarde Lewis Lapham, dertig jaar lang hoofdredacteur van het gerenommeerde Harper’s Magazine, in een interview met mij daarover het volgende:
George Kennan, de architect van de containment politiek, die als geen ander het Amerikaans buitenlands beleid van na de Tweede Wereldoorlog heeft vorm gegeven, schreef in 1948 in een geheim memorandum dat de Verenigde Staten ‘ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld’ bezat, ‘maar slechts 6,3 procent van haar bevolking.’ Als hoofd van het planningsbureau wees hij het ministerie van Buitenlandse Zaken erop dat: ‘In deze omstandigheden we niet in staat (zullen) zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven.’ En vervolgens adviseerde hij de Amerikaanse beleidsbepalers ‘alle sentimentaliteit en dagdromen opzij’ te zetten omdat ‘onze aandacht overal geconcentreerd (moet) zijn op onze directe nationale doelstellingen. […] We moeten ophouden te spreken over vage en […] imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is.’ En Kennan’s advies is nog steeds de hoeksteen van wat we nu het Amerikaanse Rijk noemen. De Verenigde Staten doet precies hetzelfde als Rome onder Caesar, Pompejus en Augustus. Het ging toen en gaat nu om het veroveren van gebieden en het veilig stellen van vitale grondstoffen, dat is het streven van elk imperium. We zien het momenteel weer bij de bezetting van Irak, het negeren van de Geneefse Conventies, maar ook op binnenlands niveau is het merkbaar, bijvoorbeeld door het feit dat veertig miljoen Amerikanen geen ziektekostenverzekering hebben. De wereld wordt in toenemende mate duidelijk verdeeld in haves en have-nots.
Lees verder: http://home.planet.nl/~houck006/lapham.html
Dit is de context waarin het leven zich voltrekt en niet het gezwets over het brengen van democratie en mensenrechten. Dat weet iedereen die goed geinformeerd is. U had dat moeten weten, mevrouw Starink. Als journalist moet men wantrouwig tegenover de macht staan, permanent twijfelen aan de goede bedoelingen van de macht. Vooral als een rijk waarin al meer dan een halve eeuw de helft van de kiesgerechtigden niet meer stemt ineens claimt dat het elders de democratie wil brengen, moet een journalist dwars door deze propaganda heen prikken.
En dan tenslotte uw laatste zin: ‘In het volle besef dat journalisten (zie het boek van Joris Luyendijk) niet meer kunnen doen dan hun stinkende best, maar dagelijks falen.’ Voor alle duidelijkheid: ik heb niet willen suggereren dat u niet uw ‘stinkende best’ doet, en ook niet dat mijn collega’s niet ‘hun stinkende best’ doen. Geenszins. Ik ga er blind vanuit dat u meent wat u zegt, maar dat is nu juist ook het probleem. Via het analyseren van twee van uw teksten heb ik geprobeerd aan te geven dat uw meningen gevoed worden door onuitgesproken, maar nauwelijks verhulde ideologische opvattingen. Door de officiële ideologie die bepaalt wie gelijk heeft in de wereld en wie niet, wie belangrijk is en wie niet, wat de waarheid is en wat niet. En er zijn helaas te weinig dissidente journalisten, zeker op sleutelposities, die de belangrijkste vragen durven te stellen, bang als ze zijn te worden gemarginaliseerd. In de woorden van Dan Rather: ‘Now it’s that fear that keeps journalists from asking the toughest of the tough questions and to continue to bore in on the tough questions so often.’ Vandaar dat u de ene dag de ‘overtuiging’ kunt hebben dat een land door de gewelddadigste natie ter wereld moet worden aangevallen en dat u zichzelf vijfeneenhalf jaar later publiekelijk afvraagt: ‘'Met wie vechten wij eigenlijk in Afghanistan?' en 'Wie zijn toch die mythische Talibaan?'
De Amerikaanse auteur Henry Adams, wiens grootvader en overgrootvader president van de Verenigde Staten waren geweest, en die van binnenuit wist hoe de zaken geregeld worden, constateerde in het begin van de twintigste eeuw: ‘The press is the hired agent of a moneyed system, set up for no other reason than to tell lies where the interests are concerned.’
Of dit een journalist mede verantwoordelijk maakt voor de dood van anderen is een vraag die alleen uzelf kunt beantwoorden. Die vraag kan ik niet voor u beantwoorden.
In de hoop dat ik nu duidelijker ben geweest en in afwachting van het antwoord op mijn vragen - per slot van rekening gaat het om cruciale vragen in ons beroep -
vriendelijke groeten,
stan van houcke
PS. Wij hebben elkaar inderdaad ontmoet tijdens een uitzending van ik meen Het Gebouw van de VPRO. Inmiddels ben ik oud-medewerker van de VPRO, maar nog steeds journalistiek actief. Ook op Radio I van de VPRO heeft helaas het conformisme toegeslagen. Godzijdank is alles slechts tijdelijk. En wat de afstandelijke toon betreft: bij een serieuze kritiek hoort geen amicale ons-kent-ons toon. Vandaar. Het begrip 'boos' dat u hanteert is ook onjuist. Ik heb een kritiek geschreven en binnen die context is 'boos' een verkeerd woord.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
-
Ziehier Yoeri Albrecht, die door een jonge journalist van het mediakanaal Left Laser betrapt werd tijdens een privé-onderonsje met twee ...
-
NUCLEAR ARMS AND PROLIFERATION ANTI-NUCLEAR ACTIVISM MILITARY-INDUSTRIAL COMPLEX A Women state legislators and advocacy group...
-
https://russiatruth.co/lviv-on-fire-british-canadian-military-instructors-took-off-in-the-air-along-with-training-center/ LVIV on FIRE: Br...
6 opmerkingen:
God Stan, zou ze dat echt allemaal gaan zitten lezen?
als ze een serieuze journaliste is, wel, anders niet. ik heb voor mijn vak honderden boeken gelezen en doe dat nog steeds. het is een vak, beste anoniem. dat vergeten helaas veel mensen.
Haar eerste reactie is in ieder geval erg professioneel. Hopelijk kan ze aangeven wat haar beweegredenen zijn geweest. Desnoods doet ze dat privé aan jou zonder dat je het publiekelijk op je blog smijt.
Immers, als jij er meer van weet, kan je er ook weer nog beter over schrijver zonder haar tot de grond toe af te hoeven branden.
Tot slot, de mannen van Zapruder doen het wat minder genuanceerd
beste democraatus,
wat ik probeer is kritiek te voeren op de journalistiek en plein publique. dat wordt in nederland nauwelijks gedaan door journalisten zelf. ik wil die kritiek met open vizier en niet binnen de beslotenheid van vakgenoten uitoefenen. per slot van rekening is de journalistiek een publieke zaak. de journalisten hebben een geweldige macht bij de beeldvorming van/over miljarden mensen. journalisten spelen dezelfde rol als de geestelijkheid in de middeleeuwen. zij bepalen wat de waarheid is. daarom moet die kritiek ook in de openbaarheid. als een journalist dat niet wil, dan moet ook dat duidelijk worden.
nog een punt: ik heb laura starink niet persoonlijk tot de grond toe willen afbreken. ik probeer met voorbeelden aan te tonen dat er allerlei verborgen vooronderstellingen aan de berichtgeving van de commerciele massamedia ten grondslag liggen. die vooronderstellingen heeft iedere journalist, alleen maken de meesten dat niet duidelijk. vandaar dat ik dit feit wil blootleggen, zodat we weten welke ze zijn. die vooronderstellingen rechtvaardigen namelijk een westers beleid dat voor miljarden mensen in de wereld desastreus kan zijn. het westers expansionisme en de 'overtuiging' dat we overal mogen 'ingrijpen' is gebaseerd op ons superioriteitsgevoel. zelfs na de uitroeiing van de vele miljoenen indianen en auschwitz en hiroshima beschouwen wij ons de vertegenwoordigers van de rede, rationaliteit, vooruitgang, beschaving. deze mythe rechtvaardigt al het westers geweld. die mythe moet zonder meer doorgeprikt worden. de antropoloog ton lemaire schrijft terecht over onze vooronderstelling dat de geschiedenis van het westen er een van vooruitgang is: 'bovendien heeft dit geschiedbesef de expansie van het westen over de hele wereld begeleid en gerechtvaardigd; de realiteit van onze geschiedversie wordt als het ware indirect bevestigd door de wereldhistorische veranderingen die onze geschiedenis bij anderen heeft teweeggebracht in wat nu de derde wereld heet.' een open democratie functioneert alleen als er open gediscussieerd wordt.
groet
stan
Over het tot de grond toe willen afbreken, dat is geen gedachte die ik voor mij zie als wens van jouw zijde, maar de reële uitkomst voor Starink als zij echt moet gaan vertellen wat er is gebeurd.
Ik zie voor haar geen mogelijkheid voor een sierlijke aftocht.
Kortom, de antwoorden gaan waarschijnlijk niet komen (of ze moet extreem door het stof willen gaan).
Ik bedoel, moet ik nou terug gaan zoeken naar mijn reacties toen ik nog een scholiertje was om er op te wijzen dat deze puistenkop destijds al kon pinpointen wat nu algemeen bekend is aan de War on Terror en het verloop in Irak?
We worden gerund door mafkezen en bedrogen door fantasten die er omheen dansen. Prachtige wereld :)
ik verwacht desalniettemin toch een antwoord en wel om de volgende reden: onze westerse cultuur is gebaseerd op de doctrine van de vooruitgang, van de rede en de rationaliteit, van het vermogen om onszelf te analyseren. dat is de kern van onze beschaving. die is niet beschaafder dan andere culturen, maar kent wel meer introspectie. indien ik geen antwoord krijg op vragen die direct ons allen aangaan dan moet ik helaas constateren dat laura starink zich aan de westerse traditie onttrekt. overigens gebeurt dit steeds vaker in de westerse cultuur. de amerikaanse socioloog c.wright mills gebruikte in dit verband het begrip 'rationaliteit zonder rede.' met andere woorden: mensen die claimen in een rationele cultuur te leven en die zich daar tegelijkertijd aan onttrekken leven in een niemandsland, in een intellectuele leegte.
Een reactie posten