When a
shoal of fish instantly changes direction, it looks for all the world as though
the movement was synchronised by some guiding hand. Journalists -- all trained
and selected for obedience by media all seeking to maximise profits within
state-capitalist society -- tend to respond to the same events in the same way.
This can look like an orchestrated response, but many journalists clearly
believe everything they are saying and clearly have no awareness that they are
conforming to the needs of power... In 2002-2003, many journalists concluded
that war was necessary to tackle an Iraqi threat that did not exist. And yet,
to our knowledge, in 2009, not a single journalist proposed military action in
response to Israel's staggering, very visible crimes against the besieged
civilian population of Gaza. It is clear that, in all these cases, journalists
allowed the British and American governments to define the parameters of
'reasonable', 'rational', 'required' action.
David Edwards en David Cromwell. Newspeak in the 21st
century. 2009
‘Reflexen zijn het, je
bent daar geconditioneerd in,’ zo vatte Frits van Exter de handelwijze van de ‘vrije
westerse pers’ samen. Van Exter sprak uit ervaring, na negen jaar
lang hoofdredacteur te zijn geweest van het dagblad Trouw, werd hij in 2008
hoofdredacteur van het weekblad Vrij Nederland en is hij daarnaast voorzitter
van het bestuur van de Persvrijheidsfonds. Met betrekking tot de westerse ‘persvrijheid’
verklaarde hij jaren geleden tegenover Extra, het enige
Nederlandse tijdschrift dat de commerciele massamedia enige jaren kritisch
volgde: ‘de aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk
deel gestuurd.’ Door wie? ‘door de politieke machten.’ En
‘Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de
internationale politiek.’ Hoe kan dat? ‘Het heeft voor een deel
te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar,
sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag.’ Hoe nu, de
onafhankelijke pers lijdt aan ‘kuddegedrag’? Dat lijkt verdacht
veel op de woorden van Walter Lippmann, de meest gezaghebbende Amerikaanse
media-ideoloog van de twintigste eeuw, die sprak van de
‘bewildered herd,’ his way of
referring to the masses, must be governed by ‘a specialized class whose interests
reach beyond the locality.’ This class is composed of experts, specialists and
bureaucrats. The experts, who often are referred to as ‘elites,’ were to be a
machinery of knowledge that circumvents the primary defect of democracy, the
impossible ideal of the ‘omnicompetent citizen.’
Het onmogelijke ideaal van de 'burger' die 'in staat is in elke situatie adequaat te handelen.' De democratie is domweg onmogelijk omdat het uitgaat
van een wensdroom, en niet de werkelijkheid. Door het gebrek aan kennis en
inzicht kan een burger nooit geïnformeerd deelnemen aan het publieke debat, en
dus kan hij alleen regeren als onderdeel van een ‘opgeschrikte kudde.’
Daarbij laat Lippmann de mogelijkheid buiten beschouwing dat
er grote delen van de… arbeiders en middenklasse bestaan die
zich niet helder kunnen uitdrukken als gevolg van de grootscheepse culturele
deprivatie. De middelen om datgene wat ze weten te vertalen in gedachten is hen
ontnomen… Ze bezitten geen voorbeelden die ze kunnen volgen, waarbij woorden
ervaringen duidelijk maken,
zoals John
Berger stelt. Lippmann
was buitengewoon invloedrijk, als adviseur van diverse Amerikaanse presidenten
werden zijn opvattingen gedeeld door zowel de elite als haar woordvoerders, de
mainstream journalisten:
On
September 14, 1964, President Lyndon Johnson presented
Lippmann with the Presidential
Medal of Freedom.
He won
a special Pulitzer Prize
for journalism in 1958, as nationally syndicated columnist, citing ‘the wisdom,
perception and high sense of responsibility with which he has commented for
many years on national and international affairs.’ Four years later he won the
annual Pulitzer Prize
for International Reporting citing ‘his 1961 interview with Soviet
Premier Khrushchev,
as illustrative of Lippmann's long and distinguished contribution to American
journalism.’
Lippmann
wees erop dat een ware ‘democratie’ onmogelijk was
aangezien:
Public opinion is volatile, shifting erratically in
response to the most recent developments. Mass beliefs early in the 20th
century were ‘too pacifist in peace and too bellicose in war, too neutralist or
appeasing in negotiations or too intransigent’
Public opinion is incoherent, lacking
an organized or a consistent structure to such an extent that the views of U.S.
citizens could best be described as ‘nonattitudes’
Public opinion is irrelevant to the
policy-making process. Political leaders ignore public opinion because most
Americans can neither ‘understand nor influence the very events upon which
their lives and happiness are known to depend.’
Uit zijn werk en mijn gesprekken met Henk Hofland
weet ik dat zijn opvattingen niet wezenlijk afwijken van die van Walter
Lippmann. Opgegroeid ten tijde van de opkomst van het nazidom vreest ook Hofland
het volk, dat als massa primitief reageert, en volgens andere wetmatigheden
handelt dan het individu. In een van zichzelf vervreemde massamaatschappij
wordt weliswaar het individualisme verheerlijkt, maar tegelijkertijd het
conformisme afgedwongen. Alleen als massa kan het volk zijn rancunes ontladen,
nooit als geïsoleerd individu, omdat dit zijn eigen ondergang zou betekenen. In
Massa & Macht (1960) beschreef
Nobelprijswinaar Elias Canetti dit fenomeen aan de hand van de machtsverschillen:
De voldoening in rangorde hoger te
staan dan anderen compenseert niet het verlies aan bewegingsvrijheid. In zijn
afstanden verstart en versombert de mens. Hij tilt zwaar aan deze last en komt
niet van de plaats. Hij vergeet dat hij zichzelf zijn last heeft opgelegd en
hunkert naar bevrijding ervan. Maar hoe kan hij zich in zijn eentje bevrijden?
Wat hij er ook voor zou doen, en hoe vastbesloten hij ook zou zijn, hij zou
zich onder andere mensen bevinden die zijn pogingen verijdelen. Zolang zij aan
hun afstanden vasthouden komt hij hun geen stap nader. Slechts allen tezamen
kunnen zich van de last van hun afstanden bevrijden. En dat is precies wat in
de massa gebeurt. In de ontlading worden de verschillen afgeworpen en voelen
allen zich gelijk. In deze dichtheid, waarin nauwelijks ruimte tussen hen is,
waarin lichaam zich tegen lichaam perst, is de een de ander even nabij als
zichzelf. De verlichting hierover is kolossaal. Ter wille van dit gelukkige
ogenblik, waarin niemand méér, niemand beter is dan de ander, worden de mensen
tot massa.
Maar het zo begeerde en zo gelukkige
ogenblik van de ontlading draagt zijn eigen gevaar in zich. Het lijdt aan een
fundamentele zinsbegoocheling: de mensen die zich plotseling gelijk voelen zijn
niet werkelijk en voor altijd gelijk geworden. Ze keren in hun afzonderlijke
huizen terug, ze leggen zich in hun eigen bedden te slapen.
Kortom, de massa
valt uiteen. Ze voelt dat ze uiteen
zal vallen. Ze vreest de afbraak. Ze kan slechts blijven bestaan als het proces
van ontlading wordt voortgezet, in nieuwe mensen die zich bij haar aansluiten.
Slechts het aangroeien van de massa belet hen die er reeds toe behoren om onder
het juk van hun persoonlijke lasten terug te keren.
Juist dat maakt de massa in een
massamaatschappij zo gevaarlijk, en het moment dat de massa zich vormt wordt
door mensen als Henk Hofland terecht zo gevreesd. Hij was als kind getuige hoe
een westerse massa zich vormde, en in beweging kwam, even vernietigend en onberekenbaar als een
wervelstorm dat alles op zijn weg vernietigt. Dat moment van totale waanzin
moet koste wat kost vermeden worden. Vandaar dat Hofland niet voor de ‘democratie’
is, niet in de letterlijke betekenis van het woord, een ‘volksheerschappij.’ Het
probleem is alleen dat de huidige economische elite zelf met de kracht van een orkaan alles in de wereld verwoest dat
niet voldoet aan haar eisen, te weten: nut en efficiency die maximale winsten opleveren. Zo verkeert het neoliberalisme in een permanente staat van oorlog met mens en natuur, alles moet voor
zijn ‘orde’ dat een wanorde is, buigen. De terreur van de elite wordt ideologisch verkocht door haar woordvoerders in de commerciële massamedia, en politiek gesteund door de gewantrouwde volksvertegenwoordigers.
Hoewel ook Hofland er diep
van doordrongen is dat er geen orde bestaat, getuige ondermeer de titel van
zijn boek Orde bestaat niet (en is
verderfelijk), verdedigt hij als journalist wel degelijk de neoliberale
kapitalistische orde door te beweren dat er wel degelijk sprake is van
democratie en een ‘onafhankelijke’ pers. In tegenstelling tot westerse publicisten
als Lippmann, voor wie gold dat 'public opinions must be organized for the press if they are to be sound,
not by the press,’ en dat ‘Without some
form of censorschip, propaganda in the strict sense of the word is impossible,’
blijft Hofland de schijn
ophouden dat de commerciele massamedia bestaan uit vrije, onafhankelijke
journalisten, die zich weliswaar aan de neoliberale kapitalistische
omstandigheden aanpassen, maar dan ‘zonder hun
wezen prijs te geven,’ want ze ‘zijn
onafhankelijk gebleven, hebben hun onderzoek naar verdachte zaken gedaan.’ Bovendien
wordt, volgens hem, door de westerse mainstream pers het ‘nieuws, onbevooroordeeld gebracht, toegelicht door
deskundigen’ en zijn de ‘Redacties van de
serieuze media instituten waar honderden specialisten werken. Met
onverbiddelijke regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij
tot een gefundeerd politiek oordeel komt.’ Dit is een aperte leugen,
waarin ironisch genoeg alleen nog de mainstream pers onvoorwaardelijk
gelooft. Vraag: kon de westerse ‘burgerij tot een gefundeerd
politiek oordeel’ komen op grond van de informatie die de commerciele
massamedia gaven over de twee belangrijkste onderwerpen van de afgelopen tien
jaar,
1. de desastreuze westerse agressie in het Midden-Oosten en
2. de financiële crisis die een van de oorzaken was van de nu nog voortdurende economische crisis? Antwoord: nee, anders had de meest toonaangevende krant ter wereld, de New York Times, achteraf niet hoeven te bekennen dat ‘If we had known then what we know now the invasion if Iraq would have been stopped by a popular outcry.’ En dan had achteraf ook niet het volgende geopenbaard hoeven te worden:
1. de desastreuze westerse agressie in het Midden-Oosten en
2. de financiële crisis die een van de oorzaken was van de nu nog voortdurende economische crisis? Antwoord: nee, anders had de meest toonaangevende krant ter wereld, de New York Times, achteraf niet hoeven te bekennen dat ‘If we had known then what we know now the invasion if Iraq would have been stopped by a popular outcry.’ En dan had achteraf ook niet het volgende geopenbaard hoeven te worden:
In het ambtenarenblad PM (22
januari 2010) lees ik onder de kop ‘Kabinet zette commissie Volkenrecht
buitenspel’ dat uw krant in 2003 een kritische petitie over Irak zou hebben
geweigerd. De petitie was ondertekend door volkenrechtexperts, onder wie Karel
Wellens, de toenmalige voorzitter van de Commissie van Advies inzake
Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De petitie onderstreepte dat ‘er geen
volkenrechtelijke rechtvaardiging was te bedenken voor de inval in Irak.’ In PM
zegt Wellens: ‘Wij boden onze tekst ter publicatie aan zowel NRC Handelsblad
als de Volkskrant aan, maar geen van beide ging tot onze ergernis en verbazing
over tot publicatie van de brief, die uiteindelijk wel werd afgedrukt in het
Nederlands Juristenblad.’
Als de NRC zijn werk had gedaan, dan zou op 20 maart 2003, de dag dat de Amerikaanse en
Britse agressieoorlog tegen Irak begon, de redactie niet in een commentaar
hebben geadviseerd:
Nu de oorlog is begonnen,
moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet
blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun -
en als het moet ook militaire.
En wat de kredietcrisis betreft, ook daarover kan ik
kort zijn. De huidige
adjunct-hoofdredacteur van Hofland’s NRC, Egbert Kalse, destijds financieel
redacteur van NRC Handelsblad verklaarde
na de financiële ineenstorting in oktober 2008 desgevraagd:
Jij vraagt je natuurlijk af
waarom jouw bank in Nederland in hemelsnaam in Amerikaanse hypotheken gaat
beleggen? Dat komt omdat ze dachten daar meer geld mee te kunnen verdienen dan
met andere beleggingen. Iedereen (dan bedoel ik voor de verandering maar weer
eens echt iedereen) dacht dat de huizenprijzen in Amerika altijd zouden blijven
stijgen. Dom natuurlijk, maar zo was het wel. En omdat iedereen dat dacht,
dacht ook iedereen dat het wel veilig was daarin te beleggen. Niet dus.
Met andere woorden: Hofland bedriegt niet alleen zichzelf, erger nog, de alom bewonderde nestor van de Nederlandse journalistiek
bedriegt ook zijn mainstream publiek. Er is geen sprake van dat het ‘nieuws,
onbevooroordeeld gebracht, toegelicht door deskundigen’ met ‘onverbiddelijke
regelmaat’ cruciale informatie verstrekt ‘op basis waarvan de
burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt,’ tenminste niet in
zaken van doorslaggevend belang voor de samenleving als geheel. De westerse ‘vrije
pers’ heeft zich in de twee belangrijkste ‘verdachte zaken’ van de afgelopen tien jaar laten gebruiken door de economische en politieke elite.
Hoflands bewering dat als de mainstream pers verdwijnt daardoor ‘een
fundament van de westerse democratie in zijn voortbestaan [wordt] bedreigd,’ klopt
alleen als men weet dat de commerciele pers ‘een fundament’ is van de
‘democratie’
als ‘chimaera,’ waarbij een neoliberale elite, in de woorden van
Geert Mak, het ‘grootkapitaal,’ de koers bepaalt en een macht vertegenwoordigt
die ‘ons
totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen!’
De vraag is nu: waarom
bedriegt de publicist, die in 1999 door zijn
collega's in de polder werd uitgeroepen tot ‘de journalist van de eeuw,’ zijn lezers, luisteraars en
kijkers? Welk belang verdedigt hij? Allereerst vanzelfsprekend zijn eigen
belang. In een klein land is de afzetmarkt voor zijn producten ook klein, een
journalist als Hofland heeft weinig armslag. In een kleinburgerlijk land kan
een mainstream journalist niet te ver afwijken van de mainstream opvattingen, wil hij niet gemarginaliseerd worden en zichzelf uit de markt prijzen.
Alleen iemand die financieel onafhankelijk is, kan net als ik, zich niets van
die markt aantrekken, zeker wanneer een publicist ook niet de behoefte voelt om het grote
publiek te behagen en zich niet dient aan te passen aan
de smaak en wensen van de massa, zoals veel Makkianen dat wel moeten. Daarnaast wordt Hoflands houding ook nog bepaald
door zijn angst voor de massa, en laat hij dus niet het achterste van zijn tong zien. En tenslotte is ook hij onvermijdelijk een onderdeel van het
poldermodel met zijn cultuur van geven
en nemen, het systeem van coöptatie, en van alle andere elementen die volgens de historicus
Johan Huizinga voortkomen uit het burgerlijk karakter’ van de Nederlandse samenleving, met zijn
‘overwegende handelsgeest,’ waarbij ‘Hypocrisie en farizeïsme
hier individu en gemeenschap [belagen]!’ Dit alles deed deze historicus van
wereldnaam concluderen dat het ‘niet valt te ontkennen, dat de
Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van
knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.’
Met bovenstaande kennis in het achterhoofd wordt duidelijk waarom Henk Hofland in Nederland wordt gezien als de grootste journalist van een hele eeuw. Dit gegeven illustreert tevens hoe onder de ‘politiek-literaire
elite’ in de polder
sprake is van een chronisch gebrek aan kwaliteitsgevoel en aan intellectuele integriteit, in tegenstelling tot grote cultuurlanden. En wanneer opiniemaker H.J.A. Hofland stelt dat 'Wilders het politieke kapitaal [heeft] ontdekt dat in de lust van de wrok schuilt. Dat valt te lezen op veel blogs,' en schrijft dat 'internet het machtsgevoel van de ontevredenen [heeft] vergroot. Nu kunnen ze de wereld in hun wrok laten delen,' dan proeft men in die beschrijving precies dezelfde rancune die hij anderen verwijt. Begrippen als 'lust van de wrok' en 'machtsgevoel van de 'ontevredenen' spreken in dit verband boekdelen. Hofland weet kennelijk nog steeds niet dat de leugenachtigheid van zijn 'politiek-literaire elite' in niet geringe mate heeft bijgedragen aan het besef van een aanzienlijk deel van de bevolking dat men er niet echt bij hoort, dat men heeft te gehoorzamen, terwijl de elites, zoals in elk systeem, van mening zijn dat ze niet door 'het volk' moeten worden gestoord bij het najagen van hun privileges. Hofland zou Ortega y Gasset's De Opstand der Horden eens moeten nalezen, dan zou hij zich realiseren ‘dat men geen heerschappij kan uitoefenen tegen de publieke opinie in.’ Het neoliberale kapitalisme is geen natuurwet, zoals Hofland meent. Wat daarentegen wel een natuurwet is, is het feit dat zodra de elite weigert naar 'het volk' te luisteren zij haar macht kwijtraakt, zoals de Spaanse filosoof er nog eens op wees:
In de fysica van Newton is de gravitatie de kracht die de beweging veroorzaakt. Op dezelfde wijze is de wet van de publieke opinie de universele gravitatie van de politieke geschiedenis. Zonder haar zou zelfs de wetenschap der geschiedenis niet mogelijk zijn. Daarom wijst Hume er ook heel scherpzinnig op dat de taak van de geschiedenis bestaat in het aantonen van de soevereiniteit van de openbare mening, verre van een utopische aspiratie te zijn, een voortdurend feit is geweest, dat zich ten allen tijd in de maatschappij van de mensen voltrekt. Want wie wil regeren met behulp van de Janitsaren, is afhankelijk van hun mening...
De waarheid is dat men met de Janitsaren geen heerschappij kan uitoefenen. Zo zei dan ook Tayllerand tot Napoleon: ‘Met de bajonetten, Sire, kan men van alles doen, alleen kan men er niet op gaan zitten.’ De heerschappij is niet de greep naar de macht, maar is de rustige uitoefening van de macht. Heerschappij voeren wil zeggen gezeten zijn, dus gezeten zijn op een troon, een curulis, een azuren bank, een ministersfauteuil, een pauselijke stoel. De Staat is tenslotte de stand van de openbare mening, het is een evenwichtstoestand, een geval van evenwicht.
Op de dag dat ik dit schrijf, woensdag
13 november 2013 opent Hoflands 'politiek-literaire elite' van De Volkskrant over de volle breedte van de voorpagina
met het bericht:
Aantal laaggeletterden stijgt snel.
45-plussers die slecht kunnen lezen en schrijven vormen ‘demografische tijdbom’
Degenen die mochten denken dat dit
feit door de mainstream journalistiek wordt gezien als een ernstige verschraling
van de cultuur, en dat een democratie zo snel mogelijk maatregelen dient te
treffen, omdat de betrokken ‘laaggeletterden’ zich ongetwijfeld
uitgesloten zullen voelen van de geletterde samenleving, vergissen zich. De Volkskrant:
Het aantal laaggeletterden onder 45-plussers stijgt onrustbarend. Dit zal over
een jaar of vijf grote tekorten op de arbeidsmarkt tot gevolg hebben.
Een beter bewijs van de
Hollandse neoliberale koopmansgeest is nauwelijks denkbaar. Cultuur is voor de ‘politiek-literaire
elite,’ de rest moet alleen datgene kunnen lezen wat hen voor de
arbeidsmarkt aantrekkelijk houdt. ‘Reflexen zijn
het, je bent daar geconditioneerd in.’
Later meer hierover. Dan ook een antwoord op de vraag hoe het komt dat in een kapitalistische democratie het 'aantal laaggeletterden' zo 'snel [stijgt].' En hoe is het te verklaren dat de journalisten van de commerciële massamedia in de 'participatiesamenleving' daar nu pas achter komen?
1 opmerking:
Niet echt on topic maar op dezelfde dag gepubliceerd
"MO* sprak met Habib Maalouf, een Libanese schrijver, journalist en professor die twee boeken publiceerde over milieufilosofie. Hij is hoofd van de Libanese Vereniging voor Milieu en Ontwikkeling en mede-oprichter van het Euromed Civil Forum (MEDEA). Hij ziet de klimaatonderhandelingen in Warschau zeer zwartgallig in. De hele menselijke cultuur treft schuld, aldus Maalouf."
http://www.mo.be/opinie/habib-maalouf-religie-en-ontwikkelingsdogma-zijn-catastrofaal-voor-milieu
Een reactie posten