woensdag 13 november 2013

De Mainstream Pers 74



De chaos in de hoofden van de westerse mainstream opiniemakers is grenzeloos. In zijn column getiteld ‘Het machteloze Westen’ schreef H.J.A. Hofland over ‘een populistisch alarmisme’ dat ‘het vredestichtende Westen’ verhindert ditmaal gewelddadig in te grijpen in Syrie. Volgens de nestor van de polder journalistiek wil ‘een groeiend deel van de burgerij een werkelijke democratie.’ Als opiniemaker van de ‘vrije pers’ doelt Hofland niet op de westerse kiezers, die in de woorden van een andere NRC-opiniemaker, Marc Chavannes, ‘[op]komen… zonder de illusie veel invloed te hebben,’ maar op de ‘een groeiend deel van de burgerij’ in het ‘het Midden-Oosten.’ Terwijl hier het vertrouwen in de neoliberale politiek almaar afneemt, moet die neoliberale ‘democratie’ elders met geweld worden afgedwongen, ook al is een aanzienlijke meerderheid van de bevolking in het Westen daar tegen. Waarom dan toch de politieke wil van de democratische meerderheid negeren? Wel, omdat ‘het Westen [vredestichtend]’ is, en dat kan alleen als het Westen met geweld elders de neoliberale ‘democratie’ oplegt. Deze irrationaliteit is inherent aan de neoliberale propaganda. Op dinsdag 1 oktober 2013 berichtte de New York Times:

The United Nations mission in Iraq said Tuesday that 979 people were killed there in September, most of them civilians caught up in the violence by Sunni insurgents, who appear determined to rekindle the tensions between Sunnis and Shiites that pushed the country to the brink of civil war in 2006-2007. The surge in violence followed a deadly crackdown by the Shiite-led government on a Sunni protest camp in northern Iraq in April.

Het door de VS uitgelokte geweld bestaat al jaren:

Retired United States Army General Barry McCaffrey issued a report on March 26, 2007, after a trip and analysis of the situation in Iraq. The report labeled the situation a ‘low-grade civil war.’ In page 3 of the report, he writes that:
‘Iraq is ripped by a low-grade civil war which has worsened to catastrophic levels with as many as 3000 citizens murdered per month. The population is in despair. Life in many of the urban areas is now desperate.’

Ook in Libie is sprake van een burgeroorlog waarbij de chaos, na de gewelddadig NAVO interventie, zo groot is dat de NRC op donderdag 10 oktober 2013 op de voorpagina sprak van ‘anarchie,’ en de kwalificatie als volgt toelicht:

Omdat het leger en de politie erg zwak zijn, worden veel milities ingehuurd voor veiligheidstaken. Tripoli wordt gecontroleerd door een complex network van milities, die bestaan uit voormalige rebellen, werkloze burgerwachten, islamitische extremisten en vrijgelaten criminelen.

Door het ten val brengen van het Saddam-regime en het regime van Gaddafi zijn beide landen in een bloedige chaos beland, zonder dat dit de CIA weerhoudt om nu de Syrische ‘rebellen’ met wapens en militaire training te steunen. Ondertussen gaat de anarchie in Afghanistan gewoon door en berichtte de New York Times op 22 augustus 2013:

Apology, but No Explanation, for Massacre of Afghans
JOINT BASE LEWIS-McCHORD, Wash. — Staff Sgt. Robert Bales offered a tearful apology on Thursday for gunning down 16 unarmed Afghan civilians inside their homes, but said he still could not explain why he had carried out one of the worst American war crimes in years.


Westerse burgers die willen dat het bloedige westerse geweld tegen soevereine staten nu eens ophoudt, creëren volgens de veel geprezen Henk Hofland ‘een populistisch alarmisme.’ En deze zienswijze wordt ook nog eens onweersproken verspreid door De Groene Amsterdammer, dat doorgaat voor een ‘kritisch’ weekblad. Wat mankeren degenen die zichzelf zien als de Nederlandse intelligentsia? Waarom zijn ze zoveel minder kritisch dan bijvoorbeeld Angelsaksische intellectuelen? Ik geef een willekeurig voorbeeld uit de voormalige International Herald Tribune van woensdag 11 september 2013. Onder de kop ‘Democracy as chimera’ stelde Walter C. Clemens jr., emeritus hoogleraar Politieke Wetenschappen van de Boston University dat:

Even in America, democracy remains a work in progress. To make it a major policy goal in countries with vastly different cultures is misguided.

De weloverwogen argumenten tegen de Amerikaanse interventie-politiek kan men niet afdoen als  ‘populistisch alarmisme,’ een dergelijke kwalificatie is niet meer dan onnozele retoriek van een mainstream-opiniemaker die het contact met de werkelijkheid heeft verloren, als gevolg van het feit dat er in Nederland geen kritische intelligentsia bestaat die elkaar publiekelijk ter verantwoording roept. Ons kent Ons. (Even terzijde: let u eens op het opvallend hoge aantal hoogleraren in Nederland die de laatste jaren betrapt zijn op wetenschappelijke fraude. Juist omdat in het relatief kleine academische milieu iedereen elkaar kent is corruptie zo natuurlijk. Hetzelfde geldt voor alle andere elitegroeperingen. In het land der blinden is éénoog koning. Vandaar ook dat niemand Hofland erop wees dat ‘de democratie’ niet een eenvoudig ‘exportartikel’ is, zoals ook professor Marc Chavannes meent, zeker niet wanneer dit door ‘het vredestichtende Westen’ met geweld wordt opgelegd. De werkelijkheid is veel gecompliceerder, zoals Walter Clemens aangaf in zijn opiniestuk over de politieke situatie in het huidige Egypte schreef:

Political malaise is often the product of the prevailing political culture, especially when a ountry is buffeted by cruel events.

Die politieke cultuur is mede een erfenis van de koloniale tijd en het feit dat de VS een militaire dictatuur in Egypte aan de macht hield, waarbij de militaire elite sinds de eerste helft van de jaren zeventig elk jaar een miljard dollar van de VS ontvangt om de bevolking eronder te houden, een politiek dat scherp werd afgekeurd door een vooraanstaande Amerikaanse diplomaat als wijlen Hermann F. Eilts omdat dit beleid neerkwam op

bribing dictators and for compelling recipients of ‘aid’ programs to buy food, tools and planes made in the United States.

Als ‘associate at the Harvard University’ voegde Clemens jr. hieraan toe:

Many Americans concur that U.S. experiences in Iraq and Afghanistan destroyed any hope that democracy can be engineered from outside… To make it a major policy goal in countries with vastly different cultures is a chimera.

Maar dit feit gaat volledig voorbij aan Henk Hofland, uitgeroepen tot Nederlands grootste journalist van de twintigste eeuw. Het tekent ook zijn dédain voor een democratie waarvan de koers door meer mensen wordt bepaald dan alleen de elite. Zijn beeld van een samenleving is in wezen archaïsch, het gaat uit van een geschoolde elite, te vergelijken met een priesterkaste uit de oudheid, die het machtscentrum van een systeem ideologisch verdedigt tegen wat de International New York Times noemt 'populist forces' die telkens weer 'make inroads from the fringe.' Het is de opvatting van een maatschappijstructuur die dateert uit de tijd van de imperia van de Hittieten en Egyptenaren, 3500 jaar geleden. Op 20 maart 2009 poog Hofland zich over het vraagstuk: De toekomst van bedrukt papier,’ lange tijd het werktuig bij uitstek ter legitimering van de kapitalistische macht. Hofland betoogde:

de Volkskrant en NRC Handelsblad zijn elitaire kranten. Dat is geen nadeel. Een natie kan niet zonder een politiek-literaire elite, zoals ze ook niet kan zonder een medische elite, een juridische elite of een elite van ingenieurs.

Hoflands minachting, voortkomend uit angst, voor de bevolking blijkt uit zijn volgende woorden:

internet heeft het machtsgevoel van de ontevredenen vergroot. Nu kunnen ze de wereld in hun wrok laten delen.

Hofland suggereert dat zodra ‘de ontevredenen’ hun ‘wrok’ kenbaar kunnen maken dit een aanslag op de ‘democratie’ betekent. Hoewel hij voor een deel gelijk heeft, wanneer wij naar het interbellum kijken, blijft zijn beschijving toch onnozel. Hij gedraagt zich als een kind dat zich aan een tafelpoot heeft gestoten en die poot de schuld geeft voor het veroorzaken van de pijn. Een serieuze beschouwer kijkt naar de oorzaken van een pijnlijk voorval of een proces van verval. Maar dat is in Nederland niet noodzakelijk, zelfs ongewenst omdat het talloze pijnlijke vragen oproept. Bijvoorbeeld: wat zijn de oorzaken dat de vertrouwen in Hoflandspolitiek-literaire elite’ waar ‘een natie niet zonder [kan],’ zo bedroevend laag is? Wat zijn de oorzaken waardoor ‘de ontevredenen… hun wrok’ hebben ontwikkeld en die nu via ‘internet’ moeten uiten? Waarom heeft de ‘politiek-literaire elite’ dit niet veel eerder onderzocht op hun ‘bedrukt papier’? En in verband hiermee: wat is de de ‘politiek-literaire elite’ precies, en wat is haar taak? Henk Hofland reageert op dit soort vragen niet omdat de ‘politiek-literaire elite,’ waartoe hij zichzelf rekent, geen vragen hoeft te beantwoorden. Haar taak is slechts het doorgeven van de ‘officiële waarheden’ van de kapitalistische ideologie, die geen ideologie mag mag heten en in één adem genoemd moet worden met het begrip ‘democratie,’ behalve dan wanneer  er sprake is van een ‘aftakeling van de democratie,’ want dan dient de opiniemaker erop toe te zien dat de oorzaken van dit proces onbesproken blijven. De begrippen ‘democratie’ en ‘kapitalisme’ mogen dan niet meer in één adem genoemd worden. De ‘aftakeling’ van de geloofwaardigheid van de ‘democratie’ kan met alles te maken hebben, behalve met het ‘kapitalisme.’  Op dat onderwerp rust een taboe. Over dat onderwerp praat men niet, net zomin als men in gezelschap van een bejaarde dame  over porno begint. Het gevolg is dat het publiek irrationele redeneringen voorgeschoteld krijgt als de volgende van Henk Hofland:

De afgelopen tien jaar is het politieke landschap ten koste van het oude bestel gefragmentariseerd en tegelijkertijd heeft zich in de journalistiek, ook door de invloed van internet, een culturele polarisatie voltrokken. De ‘nieuwe media’ met de mening van de bloggers zijn voor een groot deel van de publieke opinie toonaangevend geworden. Dit is de gedigitaliseerde stem des volks.
Dat was al zo voor de crisis begon. De afgelopen twintig jaar hebben de gedrukte media met redelijk succes de tegenspoed overleefd. Ze zijn economisch wel verzwakt, maar ze hebben zich aangepast zonder hun wezen prijs te geven. Ze zijn onafhankelijk gebleven, hebben hun onderzoek naar verdachte zaken gedaan, hun mening gegeven. Daarmee hebben ze een groot publiek weten vast te houden. Nu komt na alle tegenslag de economische crisis, en onder deze omstandigheden blijkt dat de zwakste media het niet meer kunnen volhouden. Regionale kranten verdwijnen, in Amerika dreigen grote dagbladen met nationale allure ten onder te gaan. Daarmee wordt een fundament van de westerse democratie in zijn voortbestaan bedreigd.
Het nieuws, onbevooroordeeld gebracht, toegelicht door deskundigen, behoort tot de publieke voorzieningen. Redacties van de serieuze media zijn instituten waar honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt. Het zou logisch zijn om de productie van dit drukwerk ook tot de publieke voorzieningen te rekenen, zoals gas, water en licht. Tientallen jaren geleden heeft Han Lammers voorgesteld om drukfabrieken op te richten, staatsbedrijven waar iedereen (na gebleken geschiktheid) tegen kostprijs zijn krant zou kunnen laten drukken. Nu wil minister Plasterk hier en daar subsidies uitdelen. Zal dat effect hebben? Of komen we het pas te weten als het te laat is?

Hofland sloot zijn betoog af met de kloeke bewering:

Onafhankelijkheid is niet te koop.

En zo is het maar net, behalve dan dat ik, in tegenstelling tot Hofland, probeer aan te tonen dat journalisten van de commerciële massamedia, tot wie ook hij behoort alles kunnen zijn behalve ‘onafhankelijk,’ en dat ze zichzelf wel degelijk te koop aanbieden, uit geldelijk gewin en om status te verwerven. Niet voor niets is het aanzien van de journalistiek onder de burgerij zo laag, bijna even laag als dat van een volksvertegenwoordiger. Onthullend is Hoflands stelling dat ‘ook’ door ‘internet’ er zich ‘een culturele polarisatie,’ heeft voorgedaan. Een ‘polarisatie’ tussen de opiniemakers en ‘de ontevredenen,’ die ‘de gedigitaliseerde stem des volks’ zijn. Twee tegenovergestelde culturen botsen steeds meer met elkaar, de gewantrouwde cultuur van de ‘politiek-literaire elite,’ die namens de gevestigde orde spreekt, en de lager geachte cultuur van ‘de ontevredenen.’ De internationaal bekende onderzoeksjournalist John Pilger schreef over degenen die Hofland de ‘politiek-literaire elite’ noemde het volgende:

On August 24 2006 the New York Times declared this in an editorial: ‘If we had known then what we know now the invasion if Iraq would have been stopped by a popular outcry.’ This amazing admission was saying, in effect, that journalists had betrayed the public by not doing their job and by accepting and amplifying and echoing the lies of Bush and his gang, instead of challenging them and exposing them. What the Times didn’t say was that had that paper and the rest of the media exposed the lies, up to a million people might be alive today. That’s the belief now of a number of senior establishment journalists. Few of them—they’ve spoken to me about it—few of them will say it in public.


Uiteindelijk ging ook de NRC van Henk Hofland in de leugencampagne mee, door ‘censorship by omission’ toe te passen, zoals bleek uit een reactie van NRC-lezer Marten Hofstede uit Leiden op het feit dat de NRC in 2003 weigerde een open brief van deskundigen te publiceren:

In het ambtenarenblad PM (22 januari 2010) lees ik onder de kop ‘Kabinet zette commissie Volkenrecht buitenspel’ dat uw krant in 2003 een kritische petitie over Irak zou hebben geweigerd. De petitie was ondertekend door volkenrechtexperts, onder wie Karel Wellens, de toenmalige voorzitter van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De petitie onderstreepte dat ‘er geen volkenrechtelijke rechtvaardiging was te bedenken voor de inval in Irak.’ In PM zegt Wellens: ‘Wij boden onze tekst ter publicatie aan zowel NRC Handelsblad als de Volkskrant aan, maar geen van beide ging tot onze ergernis en verbazing over tot publicatie van de brief, die uiteindelijk wel werd afgedrukt in het Nederlands Juristenblad.’
De ‘politiek-literaire elite’ van de NRC, die volgens NRC-opiniemaker Henk Hofland  ‘Het nieuws, onbevooroordeeld,’ brengt en er met zorg op toeziet dat het wordt ‘toegelicht door deskundigen,’ censureerde het doorslaggevende feit dat volgens rechtskundigen deelname aan de Amerikaanse agressie in strijd was met het international recht, zoals naderhand de Commissie Davids nog eens bevestigde. In plaats daarvan adviseerde de NRC-reactie op 20 maart 2003, de dag dat de Amerikaanse en Britse agressieoorlog tegen Irak begon, in een redactioneel commentaar:

Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun - en als het moet ook militaire.

En dit alles terwijl, als we Henk Hofland moeten geloven:

Redacties van de serieuze media instituten [zijn] waar honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt,

Bovendien toonde Hofland zich verstoord door de ‘ontevredenen’ die al dan niet via internet ‘de wereld in hun wrok’ lieten ‘delen.’ Het ging daarbij niet om enkele radicalen, maar om zowel miljoenen westerse burgers die tegen de Irak-invasie op straat demonstreerden als talloze westerse intellectuelen die gedocumenteerd beschreven wat de waarom de westerse gewelddadigheden onacceptabel waren. Ter zake kundigen die maar al te vaak de toegang tot de mainstream media werden ontzegd, waaronder de NRC. Het illustreert de onbeschaamde propaganda die de nestor van de Nederlandse opiniemakers ongestoord kon en kan verspreiden. Het verklaart tevens waarom de ‘vrije pers’ zo gewantrouwd wordt. Want ook al weet het publiek veel feiten niet, toch voelt het als het ware intuïtief aan dat er iets fundamenteel fout zit. Al aan het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw schreef de gezaghebbende Amerikaanse socioloog C. Wright Mills:

Ours is a time of uneasiness and indifference -- not yet formulated in such ways as to permit the work of reason and the play of sensibility. Instead of troubles -- defined in terms of values and threats -- there is often the misery of vague uneasiness; instead of explicit issues there is often merely the beat feeling that all is somehow not right. Neither the values threatened nor whatever threatens them has been stated; in short, they have not been carried to the point of decision. Much less have they been formulated as problems of social science.

Henk Hoflands ‘culturele polarisatie’ illustreert het feit dat de mainstream pers in het Westen door de introductie van internet het monopolie op de berichtgeving is kwijtgeraakt, waardoor ook het grote publiek nu zelf meerdere informatiebronnen kan raadplegen, en de ‘politiek-culturele elite’ die allereerst haar eigen belangen behartigt, geen greep meer heeft op de interpretatie van de werkelijkheid. De informatie van de spreekbuizen van de elite wordt nu gezien voor wat het is: propaganda, en zoals bekend werkt propaganda alleen als het slachtoffer ervan niet weet dat het propaganda is. De gouden jaren van Hofland en de Makkianen in het algemeen zijn voorbij. Hun positie is te vergelijken met die van de rooms-katholieke geestelijkheid na de uitvinding van de boekdrukkunst. Ook toen kon de 'politiek-literaire elite' niet langer meer bepalen wat de ‘waarheid’ was, omdat de gewone mens zelf kon lezen wat de profeten daarover hadden opgeschreven. Morgen meer over het ancient régime.


De 'politiek-literaire elite' in de polder prijst zichzelf graag. Tegelijkertijd vreest ze 'internet,' en wel omdat dit communicatiemiddel 'het machtsgevoel van de ontevredenen vergroot.'




Geen opmerkingen: