De chaos in de hoofden van de westerse
mainstream opiniemakers is grenzeloos. In zijn column getiteld ‘Het
machteloze Westen’ schreef H.J.A. Hofland over ‘een populistisch alarmisme’
dat ‘het
vredestichtende Westen’ verhindert ditmaal gewelddadig in te grijpen in
Syrie. Volgens de nestor van de polder journalistiek wil ‘een groeiend deel van de
burgerij een werkelijke democratie.’ Als opiniemaker van de ‘vrije
pers’ doelt Hofland niet op de westerse kiezers, die in de woorden van een andere
NRC-opiniemaker, Marc Chavannes, ‘[op]komen… zonder de
illusie veel invloed te hebben,’ maar op de ‘een groeiend deel van de burgerij’
in het ‘het Midden-Oosten.’ Terwijl hier het vertrouwen in de
neoliberale politiek almaar afneemt, moet die neoliberale ‘democratie’
elders met geweld worden afgedwongen, ook al is een aanzienlijke meerderheid
van de bevolking in het Westen daar tegen. Waarom dan toch de politieke wil van
de democratische meerderheid negeren?
Wel, omdat ‘het Westen [vredestichtend]’ is, en dat kan alleen
als het Westen met geweld elders de neoliberale ‘democratie’
oplegt. Deze irrationaliteit is inherent aan de neoliberale propaganda. Op dinsdag 1 oktober 2013 berichtte de New York Times:
The United Nations mission in Iraq said Tuesday that 979 people were killed
there in September, most of them civilians caught up in the violence by Sunni
insurgents, who appear determined to rekindle the tensions between Sunnis and
Shiites that pushed the country to the brink of civil war in 2006-2007. The
surge in violence followed a deadly crackdown by the Shiite-led government on a
Sunni protest camp in northern Iraq in April.
Het door de VS uitgelokte geweld bestaat al jaren:
Retired United States Army General Barry McCaffrey issued a report on March 26, 2007, after a trip and analysis of the situation in Iraq. The report labeled the situation a ‘low-grade civil war.’ In page 3 of the report, he writes that:
‘Iraq is ripped by a low-grade civil
war which has worsened to catastrophic levels with as many as 3000 citizens
murdered per month. The population is in despair. Life in many of the urban
areas is now desperate.’
Ook in Libie is sprake van een burgeroorlog waarbij de chaos,
na de gewelddadig NAVO interventie, zo groot is dat de NRC op donderdag 10
oktober 2013 op de voorpagina sprak van ‘anarchie,’ en de kwalificatie als volgt toelicht:
Omdat het leger en de politie
erg zwak zijn, worden veel milities ingehuurd voor veiligheidstaken. Tripoli
wordt gecontroleerd door een complex network van milities, die bestaan uit
voormalige rebellen, werkloze burgerwachten, islamitische extremisten en
vrijgelaten criminelen.
Door het
ten val brengen van het Saddam-regime en het regime van Gaddafi zijn beide landen in een bloedige chaos beland, zonder dat dit de CIA weerhoudt om nu de
Syrische ‘rebellen’ met wapens en militaire training te
steunen. Ondertussen gaat de anarchie in Afghanistan gewoon door en berichtte
de New York Times op 22 augustus
2013:
Apology,
but No Explanation, for Massacre of Afghans
JOINT BASE LEWIS-McCHORD, Wash. —
Staff Sgt. Robert Bales offered a tearful apology on Thursday for gunning down
16 unarmed Afghan civilians inside their homes, but said he still could not
explain why he had carried out one of the worst American war crimes in years.
Westerse burgers die willen dat
het bloedige westerse geweld tegen soevereine staten nu eens ophoudt, creëren volgens
de veel geprezen Henk Hofland ‘een populistisch alarmisme.’ En deze
zienswijze wordt ook nog eens onweersproken verspreid door De Groene Amsterdammer, dat doorgaat voor een ‘kritisch’ weekblad.
Wat mankeren degenen die zichzelf zien als de Nederlandse intelligentsia?
Waarom zijn ze zoveel minder kritisch dan bijvoorbeeld Angelsaksische
intellectuelen? Ik geef een willekeurig voorbeeld uit de voormalige
International Herald Tribune van woensdag 11 september 2013. Onder de kop ‘Democracy
as chimera’ stelde Walter C. Clemens jr., emeritus hoogleraar Politieke
Wetenschappen van de Boston University dat:
Even in America, democracy remains a
work in progress. To make it a major policy goal in countries with vastly
different cultures is misguided.
De weloverwogen argumenten tegen de
Amerikaanse interventie-politiek kan men niet afdoen als ‘populistisch alarmisme,’ een
dergelijke kwalificatie is niet meer dan onnozele retoriek van een
mainstream-opiniemaker die het contact met de werkelijkheid heeft verloren, als
gevolg van het feit dat er in Nederland geen kritische intelligentsia bestaat die elkaar publiekelijk ter verantwoording roept. Ons kent Ons. (Even terzijde: let u eens op het
opvallend hoge aantal hoogleraren in Nederland die de laatste jaren betrapt
zijn op wetenschappelijke fraude. Juist omdat in het relatief kleine academische
milieu iedereen elkaar kent is corruptie zo natuurlijk. Hetzelfde geldt voor alle andere elitegroeperingen. In het land der blinden is éénoog koning. Vandaar ook dat
niemand Hofland erop wees dat ‘de democratie’ niet een eenvoudig
‘exportartikel’ is, zoals ook professor Marc Chavannes meent, zeker niet
wanneer dit door ‘het vredestichtende Westen’ met geweld wordt opgelegd. De
werkelijkheid is veel gecompliceerder, zoals Walter Clemens aangaf in zijn
opiniestuk over de politieke situatie in het huidige Egypte schreef:
Political malaise is often the product
of the prevailing political culture, especially when a ountry is buffeted by
cruel events.
Die politieke cultuur is mede een
erfenis van de koloniale tijd en het feit dat de VS een militaire dictatuur in
Egypte aan de macht hield, waarbij de militaire elite sinds de eerste helft van de jaren zeventig elk jaar een miljard
dollar van de VS ontvangt om de bevolking eronder te houden, een politiek dat
scherp werd afgekeurd door een vooraanstaande Amerikaanse diplomaat als wijlen
Hermann F. Eilts omdat dit beleid neerkwam op
bribing dictators and for compelling
recipients of ‘aid’ programs to buy food, tools and planes made in the United
States.
Als ‘associate at the Harvard
University’ voegde Clemens jr. hieraan toe:
Many Americans concur that U.S.
experiences in Iraq and Afghanistan destroyed any hope that democracy can be
engineered from outside… To make it a major policy goal in countries with
vastly different cultures is a chimera.
Maar dit feit gaat volledig voorbij
aan Henk Hofland, uitgeroepen tot Nederlands grootste journalist van de
twintigste eeuw. Het tekent ook zijn dédain voor een democratie waarvan de
koers door meer mensen wordt bepaald dan alleen de elite. Zijn beeld van een samenleving is in wezen archaïsch, het gaat uit van een geschoolde elite, te vergelijken met een priesterkaste uit de oudheid, die het machtscentrum van een systeem ideologisch verdedigt tegen wat de International New York Times noemt 'populist forces' die telkens weer 'make inroads from the fringe.' Het is de opvatting van een maatschappijstructuur die dateert uit de tijd van de imperia van de Hittieten en Egyptenaren, 3500 jaar geleden. Op 20 maart 2009 poog Hofland zich over het vraagstuk: ‘De toekomst van bedrukt papier,’ lange tijd het werktuig bij uitstek ter legitimering van de kapitalistische macht. Hofland betoogde:
de Volkskrant en NRC Handelsblad zijn
elitaire kranten. Dat is geen nadeel. Een natie kan niet zonder een
politiek-literaire elite, zoals ze ook niet kan zonder een medische elite, een
juridische elite of een elite van ingenieurs.
Hoflands minachting, voortkomend uit angst, voor de bevolking blijkt uit zijn
volgende woorden:
internet heeft het
machtsgevoel van de ontevredenen vergroot. Nu kunnen ze de wereld in hun wrok
laten delen.
Hofland suggereert dat zodra ‘de ontevredenen’ hun ‘wrok’ kenbaar kunnen maken dit een aanslag op de ‘democratie’ betekent. Hoewel hij
voor een deel gelijk heeft, wanneer wij naar het interbellum kijken, blijft zijn
beschijving toch onnozel. Hij gedraagt zich als een kind dat zich aan een
tafelpoot heeft gestoten en die poot de schuld geeft voor het veroorzaken van
de pijn. Een serieuze beschouwer kijkt naar de oorzaken van een pijnlijk
voorval of een proces van verval. Maar dat is in Nederland niet noodzakelijk,
zelfs ongewenst omdat het talloze pijnlijke vragen oproept. Bijvoorbeeld: wat zijn
de oorzaken dat de vertrouwen in Hoflands ‘politiek-literaire elite’ waar ‘een natie niet zonder [kan],’
zo bedroevend laag is? Wat zijn de oorzaken waardoor ‘de ontevredenen… hun wrok’
hebben ontwikkeld en die nu via ‘internet’ moeten uiten? Waarom
heeft de ‘politiek-literaire elite’ dit niet veel eerder onderzocht op
hun ‘bedrukt
papier’? En in verband hiermee: wat is de de ‘politiek-literaire elite’ precies, en wat is haar taak? Henk Hofland reageert op dit soort
vragen niet omdat de ‘politiek-literaire elite,’ waartoe hij zichzelf rekent, geen vragen hoeft te beantwoorden. Haar taak is slechts het doorgeven van de
‘officiële waarheden’ van de kapitalistische ideologie, die geen ideologie mag
mag heten en in één adem genoemd moet worden met het begrip ‘democratie,’
behalve dan wanneer er sprake is van een
‘aftakeling
van de democratie,’ want dan dient de opiniemaker erop toe te zien dat de
oorzaken van dit proces onbesproken blijven. De begrippen ‘democratie’
en ‘kapitalisme’ mogen dan niet meer in één adem genoemd worden. De ‘aftakeling’ van de
geloofwaardigheid van de ‘democratie’ kan met alles te maken
hebben, behalve met het ‘kapitalisme.’ Op dat onderwerp rust een taboe. Over dat
onderwerp praat men niet, net zomin als men in gezelschap van een bejaarde dame over porno begint. Het gevolg is dat het publiek irrationele redeneringen
voorgeschoteld krijgt als de volgende van Henk Hofland:
De afgelopen tien jaar is het
politieke landschap ten koste van het oude bestel gefragmentariseerd en
tegelijkertijd heeft zich in de journalistiek, ook door de invloed van
internet, een culturele polarisatie voltrokken. De ‘nieuwe media’ met de mening
van de bloggers zijn voor een groot deel van de publieke opinie toonaangevend geworden.
Dit is de gedigitaliseerde stem des volks.
Dat was al zo voor de crisis begon.
De afgelopen twintig jaar hebben de gedrukte media met redelijk succes de
tegenspoed overleefd. Ze zijn economisch wel verzwakt, maar ze hebben zich
aangepast zonder hun wezen prijs te geven. Ze zijn onafhankelijk gebleven,
hebben hun onderzoek naar verdachte zaken gedaan, hun mening gegeven. Daarmee
hebben ze een groot publiek weten vast te houden. Nu komt na alle tegenslag de
economische crisis, en onder deze omstandigheden blijkt dat de zwakste media
het niet meer kunnen volhouden. Regionale kranten verdwijnen, in Amerika
dreigen grote dagbladen met nationale allure ten onder te gaan. Daarmee wordt
een fundament van de westerse democratie in zijn voortbestaan bedreigd.
Het
nieuws, onbevooroordeeld gebracht, toegelicht door deskundigen, behoort tot de
publieke voorzieningen. Redacties van de serieuze media zijn instituten waar
honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke regelmaat leveren ze het
product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd politiek oordeel komt.
Het zou logisch zijn om de productie van dit drukwerk ook tot de publieke
voorzieningen te rekenen, zoals gas, water en licht. Tientallen jaren geleden
heeft Han Lammers voorgesteld om drukfabrieken op te richten, staatsbedrijven
waar iedereen (na gebleken geschiktheid) tegen kostprijs zijn krant zou kunnen
laten drukken. Nu wil minister Plasterk hier en daar subsidies uitdelen. Zal
dat effect hebben? Of komen we het pas te weten als het te laat is?
Hofland sloot zijn betoog af met de
kloeke bewering:
Onafhankelijkheid is niet te koop.
En zo is het maar net, behalve dan dat ik, in
tegenstelling tot Hofland, probeer aan te tonen dat journalisten van de
commerciële massamedia, tot wie ook hij behoort alles kunnen zijn behalve ‘onafhankelijk,’
en dat ze zichzelf wel degelijk te koop aanbieden, uit geldelijk gewin en om
status te verwerven. Niet voor niets is het aanzien van de journalistiek onder
de burgerij zo laag, bijna even laag als dat van een volksvertegenwoordiger. Onthullend
is Hoflands stelling dat ‘ook’ door ‘internet’ er zich ‘een culturele polarisatie,’ heeft voorgedaan. Een ‘polarisatie’ tussen de opiniemakers en ‘de ontevredenen,’ die ‘de
gedigitaliseerde stem des volks’ zijn. Twee tegenovergestelde culturen
botsen steeds meer met elkaar, de gewantrouwde cultuur van de ‘politiek-literaire
elite,’ die namens de gevestigde orde spreekt, en de lager geachte
cultuur van ‘de ontevredenen.’ De internationaal bekende
onderzoeksjournalist John Pilger schreef over degenen die Hofland de ‘politiek-literaire
elite’ noemde het volgende:
On August 24
2006 the New York Times declared this in an editorial: ‘If we had known then what we know now the invasion if
Iraq would have been stopped by a popular outcry.’ This amazing admission was saying, in effect, that journalists had
betrayed the public by not doing their job and by accepting and amplifying and
echoing the lies of Bush and his gang, instead of challenging them and exposing
them. What the Times didn’t say was that had that paper and the rest of the
media exposed the lies, up to a million people might be alive today. That’s the
belief now of a number of senior establishment journalists. Few of them—they’ve
spoken to me about it—few of them will say it in public.
Uiteindelijk ging ook de NRC van Henk Hofland in de
leugencampagne mee, door ‘censorship by omission’ toe te passen,
zoals bleek uit een reactie van NRC-lezer Marten Hofstede uit Leiden op het
feit dat de NRC in 2003 weigerde een open brief van deskundigen te
publiceren:
In het ambtenarenblad PM (22 januari 2010) lees ik onder de kop ‘Kabinet zette commissie
Volkenrecht buitenspel’ dat uw krant in 2003 een kritische petitie over Irak
zou hebben geweigerd. De petitie was ondertekend door volkenrechtexperts, onder
wie Karel Wellens, de toenmalige voorzitter van de Commissie van Advies inzake
Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De petitie onderstreepte dat ‘er geen
volkenrechtelijke rechtvaardiging was te bedenken voor de inval in Irak.’ In PM zegt Wellens: ‘Wij boden onze
tekst ter publicatie aan zowel NRC Handelsblad als de Volkskrant aan, maar geen van beide ging tot onze ergernis en
verbazing over tot publicatie van de brief, die uiteindelijk wel werd afgedrukt
in het Nederlands Juristenblad.’
De ‘politiek-literaire elite’ van de NRC,
die volgens NRC-opiniemaker Henk Hofland ‘Het nieuws,
onbevooroordeeld,’ brengt en
er met zorg op toeziet dat het wordt ‘toegelicht door deskundigen,’ censureerde
het doorslaggevende feit dat volgens rechtskundigen deelname aan de Amerikaanse
agressie in strijd was met het international recht, zoals naderhand de Commissie Davids nog eens bevestigde. In
plaats daarvan adviseerde de NRC-reactie op 20 maart 2003, de dag dat de
Amerikaanse en Britse agressieoorlog tegen Irak begon, in een redactioneel commentaar:
Nu de
oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die
steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus
politieke steun - en als het moet ook militaire.
En dit alles terwijl, als we Henk
Hofland moeten geloven:
Redacties van de serieuze media
instituten [zijn] waar honderden specialisten werken. Met onverbiddelijke
regelmaat leveren ze het product op basis waarvan de burgerij tot een gefundeerd
politiek oordeel komt,
Bovendien toonde Hofland zich verstoord door de ‘ontevredenen’
die al dan niet via internet ‘de wereld in hun wrok’ lieten ‘delen.’ Het ging daarbij niet om enkele radicalen, maar om zowel miljoenen westerse burgers die tegen de
Irak-invasie op straat demonstreerden als talloze westerse intellectuelen
die gedocumenteerd beschreven wat de waarom de westerse
gewelddadigheden onacceptabel waren. Ter zake kundigen die maar al te vaak de toegang tot de mainstream media werden ontzegd, waaronder de NRC. Het illustreert de onbeschaamde propaganda die de nestor van de
Nederlandse opiniemakers ongestoord kon en kan verspreiden. Het verklaart tevens waarom de
‘vrije pers’ zo gewantrouwd wordt. Want ook al weet het publiek veel feiten
niet, toch voelt het als het ware intuïtief aan dat er iets fundamenteel fout zit. Al aan het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw
schreef de gezaghebbende Amerikaanse socioloog C. Wright Mills:
Ours is a time of uneasiness and indifference -- not yet
formulated in such ways as to permit the work of reason and the play of
sensibility. Instead of troubles -- defined in terms of values and threats --
there is often the misery of vague uneasiness; instead of explicit issues there
is often merely the beat feeling that all is somehow not right. Neither the
values threatened nor whatever threatens them has been stated; in short, they
have not been carried to the point of decision. Much less have they been
formulated as problems of social science.
Henk Hoflands ‘culturele polarisatie’ illustreert het feit dat de mainstream pers in het Westen door de introductie van internet het monopolie op de berichtgeving is kwijtgeraakt, waardoor ook het
grote publiek nu zelf meerdere informatiebronnen kan raadplegen, en de
‘politiek-culturele elite’ die allereerst haar eigen belangen behartigt, geen
greep meer heeft op de interpretatie van de werkelijkheid. De informatie van de
spreekbuizen van de elite wordt nu gezien voor wat het is: propaganda, en zoals
bekend werkt propaganda alleen als het slachtoffer ervan niet weet dat het
propaganda is. De gouden jaren van Hofland en de Makkianen in het algemeen zijn
voorbij. Hun positie is te vergelijken met die van de rooms-katholieke geestelijkheid na de uitvinding van de
boekdrukkunst. Ook toen kon de 'politiek-literaire elite' niet langer meer bepalen wat de ‘waarheid’ was, omdat
de gewone mens zelf kon lezen wat de
profeten daarover hadden opgeschreven. Morgen meer over het ancient régime.
De 'politiek-literaire elite' in de polder prijst zichzelf graag. Tegelijkertijd vreest ze 'internet,' en wel omdat dit communicatiemiddel 'het machtsgevoel van de ontevredenen vergroot.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten