maandag 29 december 2025

"De Joden: Maatschappelijke Marginaliteit en de Fatale Omarming van de Staat" 4

Een eeuw oorlog: Lincoln, Wilson en Roosevelt
(2017),
is de titel van het alom geprezen boek van de 

Amerikaanse historicus en jurist John V. Denson tevens auteur van The Costs of War Americas Pyrrhic Victories


"Dit boek is een van de belangrijkste werken die Denson ooit heeft geschreven. Het bevat essays die zijn verfilmd tot grote films en documentaires, en die de politiek op onverwachte manieren hebben beïnvloed. De these in het kort: de oorlogsstaat vormt een even grote of zelfs grotere bedreiging voor de vrijheid dan de verzorgingsstaat. Liefhebbers van vrijheid moeten hun energie richten op vrede en tegen oorlog. Bovendien zijn vrijheid en imperium onverenigbaar.


Een originele en wetenschappelijke analyse van de Amerikaanse oorlogen en hun gevolgen. The Costs of War is zonder twijfel een van de belangrijkste boeken die in een generatie door Amerikaanse conservatieven zijn geschreven... Thomas Woods, Modern Age

John Denson's The Costs of War biedt een vernietigende kritiek op de interventionistische neigingen van Washington. Het boek, een reeks Congrespapers, laat bijvoorbeeld zien hoe de Burgeroorlog de (nog steeds voortdurende) centralisatie van de macht door de federale overheid inluidde en hoe de Eerste Wereldoorlog de triomf van het collectivisme weerspiegelde." — Doug Bandow, World.


"Dit boek is de meest overtuigende aanval op de oorlogszuchtige staat die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is verschenen." — Gerard Radnitsky, Neuezuericher Zeitung.

"De gruwelen van de twintigste eeuw waren in de negentiende eeuw nauwelijks te voorspellen. De achttiende eeuw eindigde immers met de Amerikaanse Revolutie, die leidde tot de oprichting van de eerste klassiek-liberale regering in de geschiedenis. De twintigste eeuw was de bloedigste uit de hele geschiedenis. Meer dan 170 miljoen mensen werden door de overheid gedood, waarvan 10 miljoen in de Eerste Wereldoorlog en 50 miljoen in de Tweede Wereldoorlog. Van de 50 miljoen doden in de Tweede Wereldoorlog was bijna 70 procent onschuldige burger."


Dit percentage blijft in de 21ste eeuw almaar stijgen, want alleen al de genocidale Joodse Staat is erin geslaagd om in Gaza het aantal vermoorde, ongewapende Palestijnse burgers tot 83 procent van het totaal aantal slachtoffers te verhogen, een percentage dat in de dreigende Derde Wereldoorlog verder zal oplopen tot naar wordt verwacht bijna 100 procent, terwijl een handjevol mogelijke overlevenden geconfronteerd zal worden met een hel op aarde, een inferno als Gaza na de genocidale Zionistische bombardementen. 


In haar boek Distant Mirror: The Calamitous 14th Century (1978) wijst de Amerikaanse historicus  Barbara Tuchman op  het volgende:


"Wanneer de kloof tussen ideaal en werkelijkheid te groot wordt, stort het systeem in. Legendes en verhalen hebben dit altijd weerspiegeld; in de Arthuriaanse romans wordt de Ronde Tafel van binnenuit verbrijzeld. Het zwaard wordt teruggeworpen in het meer; de zoektocht begint opnieuw. Hoe gewelddadig, destructief, hebzuchtig en feilbaar de mens ook mag zijn, hij behoudt zijn droombeeld van orde en hervat zijn zoektocht," hetgeen een vergeefse activiteit is omdat de mens uit ervaring weet, net als bij "de Sisyphus kwelling, waarbij koning Sisyphus tot in eeuwigheid een zwaar rotsblok tegen een steile berg moet opduwen, die telkens weer naar beneden zal rollen zodra hij de top bijna heeft bereikt, dat het een nutteloze, eindeloze en frustrerende taak (sisyfusarbeid) is. De straf is een voorbeeld van de zinloosheid en absurditeit" van het bestaan, waaraan de mens is onderworpen. Maar ondanks het feit dat de overgrote meerderheid van de wetenschappers ervan doordrongen is dat de Derde Wereldoorlog het einde van de mensheid zal betekenen, blijven de sociopatische machthebbers deze oorlog voorbereiden met steeds vernietigendere wapens. 


In het Augustus Nummer van 1902 van het Anglo-Amerikaanse tijdschrift Zout der Aarde werd de lezer op het volgende gewezen:

THE ARCHIVE

Historic American Journalism

"Meer dan ooit is het vandaag de dag een race om de snelsten, een strijd om de sterksten. En de zachtmoedigen en nederigen hebben de aarde nog niet geërfd. In de strijd om voedsel en onderdak, om plaats en macht, worden de zwakken en minder bekwamen teruggedrongen en vertrapt, zoals altijd al het geval is geweest. We hebben industriële leiders die in paleizen wonen en inkomsten beheren die kolossaler zijn dan die van de dragers van het Romeinse of Babylonische purper. En we hebben loonslaven op het land en in de fabrieken, en armen met een even lege maag en een mager lichaam als al diegenen die in het verleden het geklaag hebben geuit van de ellendigen en degenen die veracht werden. Het is hetzelfde oude spel van natuurlijke selectie, dat zich meedogenloos afspeelt. Van tijdperk tot tijdperk veranderen de regels enigszins, maar in de kern is het hetzelfde: de overleving van de sterksten. Onder de voorouders van het menselijk ras waren het de fysiek sterken die zegevierden en een onevenredig groot deel van materiële welvaart en roem vergaarden. Later waren het degenen die zowel fysiek als intellectueel sterk waren. Vandaag de dag zijn het de intellectueel sterke. Maar in alle gedaanten, in alle verschillen van tijd en ruimte, zijn het de sterken die zegevieren, en meestal de allersterksten. Net zoals in het verleden lagere en zwakkere types plaats hebben gemaakt voor hogere en sterkere types, net zo zeker zullen vandaag en morgen de hogere en sterkere types de aarde en haar schatten in bezit nemen. En hun heerschappij zal er een van kracht zijn. Mochten zij verzwakken, of mochten er nog sterkere types opstaan, dan zullen zij onteigend en verpletterd worden.


Evolutie houdt zich dus bezig met kracht en materie. Het heeft geen betrekking op menselijk goed en kwaad. En dat feit verdient de aandacht van hen die morele doelen in het evolutieproces willen zien. Zulke sentimentele ethici, hartstochtelijke rationele dromers, zien het verschil niet tussen voorschrift en praktijk, tussen gepredikte ethiek en toegepaste ethiek. Met roekeloze eerbied spellen ze zinnen uit als 'vrijheid,' 'gelijkheid,' 'natuurlijke rechten' en 'universele broederschap,' schijnbaar onbewust van het feit dat eeuwige verschillen en eeuwige ongelijkheid de ijzeren wet van het leven vormen. Zij prediken het evangelie van de zwakken en nemen meteen een hypotheek op de goederen en bezittingen van hun buurman, of onderbieden of overbieden hun concurrenten in zaken of in arbeid. Terwijl ze loze woorden spreken over goed en kwaad, en over hoe het zou moeten zijn, gebeurt er wat er werkelijk gebeurt. Terwijl ze zeggen: 'Geef de mishandelde neger een kans,' wordt de neger zijn rechten ontnomen en gereduceerd tot  economische slavernij die even ernstig is als de slavernij in eigendom die hij een generatie geleden heeft doorstaan. Zij spreken over het recht van een volk op zijn geboortegrond, vergetend dat alle volkeren indringers zijn; en zelfs terwijl ze spreken, plunderen en de dominante rassen in alle hoeken van de wereld en maken de zwakkeren tot slaaf."


Wat in Gaza en op De Westbank door Joodse oorlogsmisdadigers wordt aangericht met steun van Christelijke Zionisten en de westerse pro-Israel lobby, is in wezen niets nieuws. Ook neoliberale Diaspora Joden  hebben doorgaans vrij spel gehad om bovenal de eigen belangen veilig te stellen, en wel omdat de Joodse  loyaliteit voortdurend de financiële en kolonialistische initiatieven van de niet Joodse elite bevorderden, zoals ook nu weer het geval is in het olierijke Midden-Oosten. 


Overal bezetten Joden vitale posten die een noodzakelijke rol spelen in het zogeheten "veilig stellen" van de noodzakelijke winsten die het kapitalisme de afgelopen vijf eeuwen overeind hielden en nog steeds houden, zoals wij allen kunnen zien aan de agressieve houding van Het Witte Huis en het Pentagon tegen elk land dat een eigene koers wil varen. De rijken worden daarbij terzijde gestaan door collaborerende NAVO-landen, die vandaag de dag volledig onder curatele staan van Amerikaanse extreem-rechtse politici. Ook de Joodse pro-Israel lobbies zijn in Europa actief zoals Britse- en Arabische journalisten van tv-documentaires hebben laten zien, en niet te vergeten Al Jazeera, die in 2017 in de vierdelige televisieserie The Lobby aantoonde welke middelen Israel onderneemt om de Midden Oosten-politiek van het Verenigd Koninkrijk te bepalen.

https://en.wikipedia.org/wiki/Israel_lobby_in_the_United_Kingdom 

In Nederland is er het geval Geert Wilders, wiens veelvuldig bezoek aan de Israëlische ambassade vragen heeft opgeroepen. Dat diaspora Joden daarbij zo succesvol zijn heeft vooral te maken met de chantage-praktijken van onder andere de Israelische inlichtingendienst Mossad, die een nauwe samenwerking onderhoudt met de CIA, en Joodse Israeli's inzet om in Irak en Spaans Amerikaanse landen benevens Brazilië moordaanslagen te plegen, en martelpraktijken van linkse activisten uitvoert, in opdracht van Washington. Hannah Arendt heeft gelijk gekregen toen zij in 1945 erop wees dat "de zionisten" die de Europese hofjoden "ooit eens zo bitter hadden gehaat en zo fel hadden gehekeld,  nu ook politiek gesproken geen betere plaats meer kennen dan de foyers van de machtigen en ze geen betere basis hebben voor hun overeenkomsten dan de goede diensten aan te bieden als agenten van buitenlandse belangen. Als de joden in Palestina kunnen worden belast met de taak om voor een deel zorg te dragen voor de Amerikaanse belangen in dat gedeelte van de wereld dan zou inderdaad de fameuze uitspraak van opperrechter Brandeis nog bewaarheid worden: men moet een zionist zijn om een perfecte Amerikaanse patriot te zijn." Arendt benadrukte dat "slechts dwaasheid een beleid [kan] dicteren dat vertrouwt op bescherming van een verre imperiale macht terwijl het de welwillendheid van de buren verspeelt." Zolang de zionisten de rol van "hofjood" blijven spelen, zal de VS zijn genocidale wapentuig blijven sturen, maar gezien de publieke omslag in het Westen ten aanzien van Israel, waarbij zelfs een aanzienlijk deel van de jonge Joden tegen de zionistisch terreur demonstreert en steeds meer Joden in het Westen met niet-Joden een huwelijk aangaan, ziet de toekomst er alles behalve rooskleurig uit, zeker wanneer ook nog eens een toenemend aantal Joodse Israeli's het "beloofde land" ontvlucht. Overal is nu sprake van een ingrijpende omslag die schril afsteekt tegen de naoorlogse ontwikkelingen. De Joods Amerikaanse hoogleraar Benjamin Ginsberg wijst in The Fatal Embrace. Jews and the State (1998) waarschuwt de Joden hoe gevaarlijk -- historisch gesproken -- de mythe" is dat zij altijd door een grootmacht zullen worden beschermd tegen de als een veenbrand opstekende telkens weer oplaaiende weerzin en zelfs haat tegen de Joden. Ginsberg wees het naar schatting wereldwijd slechts 15 miljoen leden tellende Joodse volk erop dat:  

Joodse academici, intellectuelen en kunstenaars waren de leidende figuren in het Duitse theater, de literatuur, de muziek, de kunst, de architectuur, de wetenschap en de filosofie tijdens het Weimar-tijdperk. Joden waren ook de meest invloedrijke critici van toneel, kunst, muziek en boeken, en tevens de eigenaren van de belangrijkste kunstgaleries en theaters. 

Hun centrale positie in de economie en het culturele leven van Weimar-Duitsland gaf Joden een groot belang bij het liberale regime. De betrokkenheid van de Joden bij dit regime werd natuurlijk sterk versterkt door de opkomst van de nazi's en andere antisemitische bewegingen die de Weimarrepubliek wilden omverwerpen. Het virulente antisemitisme van deze groepen gaf Joden een zeer sterke drijfveer om te vechten voor het voortbestaan ​​van de Republiek.

Hoewel Joden hadden deelgenomen aan de oprichting van de Duitse Communistische Partij (KPD), steunde de overgrote meerderheid van de Duitse Joden partijen en politici die de Republiek steunden tegen haar vijanden, zowel links als rechts. De meeste Joodse kiezers identificeerden zich met de gematigde Democratische Partij. Een kleiner aantal behoorde tot de Sociaal-Democratische Partij (SPD), die haar radicalere standpunten van voor de oorlog grotendeels had laten varen en haar steun had gegeven aan het liberale regime. Veel belangrijke Joodse politici waren liberaal, ongeacht hun partijlidmaatschap. Hiertoe behoorden Walter Rathenau, minister van Binnenlandse Zaken, die in 1922 door rechtsextremisten werd vermoord, en Curt Joel, de belangrijkste figuur in het Rijksministerie van Justitie van 1920 tot 1931.

Omdat Joden slechts 1% van de Duitse bevolking uitmaakten, was hun electorale gewicht gering. Joden waren echter belangrijke financiële donateurs van liberale partijen, en de politieke invloed van de Joodse juridische wereld, pers, uitgevers en andere media was aanzienlijk. Joden vormden een belangrijke bron van financiële steun voor liberale partijen, waaronder de Centrumpartij, de Democratische Partij en de Sociaal-Democratische Partij, evenals de Beierse Volkspartij. Naarmate de strijdbaarheid van de nazi's en andere antisemitische partijen aan de rechterflank na 1930 toenam, hielpen Joden ook mee aan de financiering van de paramilitaire "Reichsbanner"-eenheden die door de sociaaldemocraten waren opgericht om zich te verdedigen tegen gewelddadige aanvallen van rechtse bendes en paramilitaire groeperingen.

Ook de Joodse juridische wereld speelde een rol in het verzet tegen rechtse tegenstanders van de Weimarrepubliek. Rechtse politici specialiseerden zich in het opzwepen van hun aanhangers met provocerende toespraken die vaak tot gewelddadige acties leidden. Advocaten, gefinancierd door de Joodse Centralverein, namen de tactiek over om dergelijke sprekers en hun aanhangers aan te klagen voor verstoring van de openbare orde of smaad. Als gevolg van deze techniek werden een aantal prominente rechtse politici, waaronder Julius Streicher, Gregor Strasser en Pastor Munchmeyer, gedwongen boetes te betalen of korte gevangenisstraffen uit te zitten.

Joodse journalisten, schrijvers, toneelschrijvers en intellectuelen behoorden tot de meest vastberaden tegenstanders van de instellingen en krachten die geassocieerd werden met de antirepublikeinse politieke rechtervleugel. Schrijvers als Kurt Tucholsky en Ernst Toller maakten de conservatieve opinie woedend door felle aanvallen te lanceren op de Junkers en het leger – de twee pijlers van het oude regime. Op dezelfde manier waren Joodse journalisten meedogenloos in hun kritiek op de rechtse politieke partijen en politici die na de oorlog opkwamen. Uiteindelijk waren de inspanningen van de Joden ten behoeve van het Weimarregime natuurlijk niet voldoende om het te redden. Zoals we zullen zien, droeg hun sterke identificatie met en verdediging van Weimar er bovendien toe bij dat de Joden een aantrekkelijker doelwit werden voor de vijanden van de Republiek.

Joden en de communistische staat

In West-Europa steunden Joden uit de midden- en hogere klasse liberale staten die hen gelijkheid voor de wet, het recht om deel te nemen aan de politiek, professionele kansen en bescherming van hun investeringen boden. In het negentiende-eeuwse Oost-Europa leefden de meeste Joden echter in armoede en werden ze voortdurend geconfronteerd met dreiging van geweld van hun buren en vaak ook van de autoriteiten. Socialistische bewegingen spraken het meest direct tot hun zorgen. Ze boden de hoop op een staat die de economische omstandigheden van de Joden zou verbeteren en hen zou beschermen tegen geweld.

Joodse onderdanen van het Russische en Oostenrijk-Hongaarse rijk vormden een belangrijke basis voor de steun aan het socialisme. Toen miljoenen aan het begin van de eeuw naar Centraal- en West-Europa en de Verenigde Staten emigreerden, namen ze vaak hun socialistische overtuigingen met zich mee.

Naast het Joodse proletariaat voelden ook Joodse intellectuelen uit de middenklasse zich vaak aangetrokken tot het socialisme. Vooral in Centraal-Europa ondervonden veel Joodse universitair afgestudeerden dat hun carrièremogelijkheden niet in verhouding stonden tot hun opleiding. In Duitsland kregen Joodse studenten wel toegang tot hoger onderwijs; sterker nog, het percentage van de bevolking dat een universiteit bezocht, was veel groter onder Joden dan onder welke andere groep dan ook. In Pruisen, de grootste Duitse deelstaat, was het percentage Joden met een universitaire opleiding tien keer groter dan het percentage protestanten en katholieken. Tegelijkertijd werden Joodse universitair afgestudeerden echter feitelijk uitgesloten van de ambtenarijcarrières die veel van hun medestudenten wel aantrokken.

Joden die een academische carrière ambieerden, ondervonden dat hun kansen op een vaste hoogleraarspositie werden beperkt door het antisemitisme dat in Duitse universiteiten heerste. Vóór de Eerste Wereldoorlog was bijna 20% van het deeltijd- en tijdelijk personeel aan Duitse universiteiten van Joodse afkomst. Minder dan 7% van de hoogleraren was echter Joods. Aan de meest prestigieuze universiteit, Berlijn, was er geen enkele Joodse hoogleraar. Er zijn talloze voorbeelden van de moeilijkheden waarmee Joodse wetenschappers te maken kregen. Georg Simmel, een van Duitslands meest briljante sociologen en filosofen, kreeg pas vier jaar voor zijn dood op zestigjarige leeftijd een hoogleraarschap aan de Universiteit van Straatsburg. Evenzo kon Ernst Cassirer, Duitslands belangrijkste neokantiaanse filosoof, alleen een hoogleraarschap bemachtigen aan de nieuwe en met moeilijkheden kampende Universiteit van Hamburg.

Dit gebrek aan passende carrièremogelijkheden leidde vaak tot vervreemding onder Joodse intellectuelen en moedigde hen aan een sociale en politieke orde te bedenken die hun talenten meer ruimte bood. Als gevolg hiervan speelden leden van de Joodse intelligentsia een prominente rol, zowel als theoretici als activisten, in socialistische en communistische bewegingen. Deze bewegingen ontdekten op hun beurt dat de intellectuele vaardigheden van Joden hen nuttige propagandisten en organisatoren maakten. Zo werden Joodse intellectuelen tegen eind negentiende eeuw een belangrijk element binnen de leiding van linkse partijen en bewegingen.

In Duitsland van voor de Eerste Wereldoorlog waren Joden bijvoorbeeld zeer belangrijk binnen de Socialistische Partij. De SPD werd opgericht door een Jood, Ferdinand Lasalle, en Joden, waaronder personen als Eduard Bernstein en Otto Landsberg, behoorden tot de meest prominente parlementaire leiders van de partij. Bovendien waren de belangrijkste journalisten van de partij Joods, evenals haar meest vooraanstaande theoretici: Bernstein, Adolf Braun en Simon Katzenstein; haar belangrijkste expert op het gebied van gemeentelijk bestuur was een Jood, net als haar expert op het gebied van kiesrecht en haar belangrijkste jeugdorganisator, Ludwig Frank. 

Socialisten domineerden de voorlopige regering die in Duitsland werd gevormd direct na de Eerste Wereldoorlog. Twee van de zes kabinetsleden van deze regering, Otto Landsberg en Hugo Haase, waren Joods. Andere Joodse socialisten speelden in deze periode ook een belangrijke rol. Kurt Eisner was premier van Beieren in 1918-1919. Georg Gradnauer was premier van Saksen van 1919 tot1921. In Pruisen was Paul Hirsch premier van 1918 tot1920 en Kurt Rosenfeld minister van Justitie in 1918. Zoals eerder vermeld, formuleerde Hugo Preuss de grondwet van Weimar en was hij minister van Binnenlandse Zaken. Na de oprichting van de Weimarrepubliek bleven Joden een belangrijke rol spelen in de leiding van de SPD.

Ongeveer 10% van de Rijksdag-afgevaardigden van de partij waren Joden, waaronder Rudolf Hilferding, die minister van Financiën was in 1923 en van 1928 tot 1930. Eén van de felste tegenstanders van de socialistische voorlopige regering was de Duitse Communistische Partij, waarvan de leiding ook een aantal Joden telde. In 1919 organiseerde de KPD, onder leiding van partijleider Paul Levi, een opstand tegen de socialistische voorlopige regering. Eén van de meest prominente leiders van deze opstand was Rosa Luxemburg, die later werd gevangengenomen en vermoord door rechtse paramilitaire groeperingen. Joden behoorden ook tot de leiders van de communistische regering die de KPD kortstondig in Beieren vestigde na de moord op Kurt Eisner. Eugen Levine stond aan het hoofd van de kortstondige Beierse Sovjetrepubliek, Gustav Landauer was zijn commissaris voor propaganda en culturele zaken, en Ernst Toller voerde het bevel over zijn "Rode Leger". Dit regime werd in mei 1919 verpletterd door de strijdkrachten van het Vrije Korps.7°

Joden speelden ook een belangrijke rol in socialistische en communistische bewegingen in een aantal andere landen, waaronder Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten en de meeste landen van Oost- en Centraal-Europa. In Hongarije, bijvoorbeeld, waren Joden prominent aanwezig in de socialistische beweging van voor de oorlog en in de "Galileo-kring," het centrum van het radicale studentenleven in Boedapest. De Hongaarse communistische regering, opgericht door Béla Kun in 1919, werd gedomineerd door Joden. Twintig van de zesentwintig ministers en vice-ministers van het regime waren van Joodse afkomst. Deze regering werd na honderd dagen omvergeworpen door, door Frankrijk gesteunde Roemeense troepen.

Volgende keer meer over dit proces waarvan de Joden uiteindelijk telkens de dupe worden door enerzijds de jaloezie van de niet-Joden en anderzijds door het radicalisme van de tribale Joden, dat geen rekening houdt met de belangen van de westerlingen.



Geen opmerkingen:

Chris Hedges: Decline and Fall

  Chris Hedges: Decline and Fall   DECEMBER 29, 2025     chris hedges ,  column ,  DR ,  history ,  original ,  robert scheer ,  scheerpost ...