dinsdag 7 februari 2023

Europa Vernietigt Zichzelf (30)

Eerst een willekeurig voorbeeld van de oppervlakkigheid dat de huidige polderjournalistiek kenmerkt:

In de katern ‘de Verdieping’ van het dagblad Trouw van zaterdag 8 oktober 2022 schreef EU-correspondente Romana Abels onder de kop ‘EU wil lage gasprijs, maar weet niet hoe’:


Breed lachend liep de Nederlandse premier Mark Rutte gisterochtend de Praagse burcht binnen. Aan zijn linkerzijde liep de Franse president Emmanuel Macron, rechts de Duitse bondskanselier Olaf Scholz.


Het beeld, weet Rutte, is op dit moment misschien nog wel belangrijker dan het besluit. Dat beeld moet er een zijn van een verenigd Europa, dat in harmonie tot oplossingen komt. Een Europa waarin de grote economieën Frankrijk en Duitsland zo hun twisten kunnen hebben, maar daar ook weer samen uitkomen.


Dat tafereel wil hij de Russische president Vladimir Poetin inprenten, zeker op diens zeventigste verjaardag. Rutte en de leiders van de andere 26 Europese lidstaten weten maar al te goed dat Poetin deze vrijdag een overleg met zijn bondgenoten; een nogal kort lijstje inmiddels, zeker in vergelijking met de 44 landen die nu de Europese Politieke Gemeenschap vormen.


Maar de eendracht die Rutte op de foto’s wil uitstralen, is in werkelijkheid niet groot. 


Tot zover de ochtendkrant Trouw, die weliswaar het christendom als journalistieke leidraad officieel heeft afgezworen, maar in de praktijk nog steeds vanuit een typisch protestants-christelijke ideologie naar de wereld blijft kijken, zoals de bekende Rusland-haat en de omarming van de NAVO, onder aanvoering van de VS, zo duidelijk aantonen. Typerend voor deze ideologische gerichtheid is het opvallend gebrek aan logica. In dit geval is namelijk de vraag vermeden waarom premier Rutte een ‘tafereel’ opvoert om de ‘Russische president Vladimir Poetin’ aan het verstand te brengen, ‘zeker op diens zeventigste verjaardag,’ dat dit alles niet meer is dan een ‘vertoning’? Immers, wanneer een buitenstaander als Romana Abels door dit ‘tafereel’ weet heen te prikken om te kunnen melden dat de ‘eendracht,’ die ‘Rutte op de foto’s wil uitstralen, in werkelijkheid minder groot’ is, dan weet de president van een grootmacht dit ook, en veel beter dan een journaliste van een, qua oplage, kleine krant uit een piepklein land. Veel interessanter was geweest als mevrouw Abels uiteen had gezet waarom de NAVO en de Europese Commissie besloten een oorlog met Rusland uit te lokken, zoals de voormalige Duitse Bondskanselier Merkel naderhand impliceerde. Waarom zijn de volksvertegenwoordigers van de 27 EU-lidstaten niet eerst geraadpleegd? Waarom legt de EU-correspondente Abels haar publiek niet uit dat Europa en de VS deze oorlog in Oekraine niet kunnen winnen, zoals zelfs de Amerikaanse militaire top heeft laten doorschemeren? Waarom is zij onderdeel van een westers mediacomplot dat weigert hoor en wederhoor toe te passen, en in plaats daarvan met een angstaanjagende kadaverdiscipline oorlogspropaganda blijft verspreiden? Ik heb in mijn journalistieke loopbaan van ruim een halve eeuw nooit zulke uitgesproken corrupte collega’s te werk zien gaan. Wat is hier precies aan de hand?

Zes jaar geleden, in april 2017, verscheen in HP/DE TIJD de samenvatting van een gesprek over het functioneren van de mainstream pers in Nederland. Onder de kop ‘Veel Journalisten  Zijn  Helemaal Niet Nieuwsgierig’ luidde de inleiding als volgt:


We leven in tijden van fake news en alternative facts. Hoe stellen journalisten zich teweer? Journalist Rick Nieman, Volkskrant-columnist Bert Wagendorp en voormalig hoogleraar journalistiek Jeroen Smit, spreken over het infotainment-bombardement, het morrende volk en de tekortkomingen van de pers. ‘We zijn onderdeel geworden van de elite die we moeten controleren.’ 


Voorop gesteld dat deze ‘journalisten’ van een middelmatig niveau zijn wanneer wij hen vergelijken met Angelsaksische journalisten van naam, is het toch opvallend of misschien juist normaal dat zij uiterst kritisch staan tegenover het werk van de commerciële polderpers, waarvan zij onderdeel zijn. Op de vraag of de mainstream-journalistiek na de komst van het internet dat ‘het nieuws’ gratis aanbood, de ‘kranten meningen [zijn] gaan verkopen,’ waardoor ‘de feiten’ een bijrol zijn gaan spelen, antwoordde de Volkskrant-opiniemaker Bert Wagendorp: ‘ja,’ omdat, volgens hem de ‘gedachte was: nieuws is onze handelswaar niet meer, we moeten iets anders bedenken. En toen is het infotainment erbij gekomen, en al die meningen.’ De voormalige RTL-nieuwsvoorlezer Rick Nieman reageerde hierop met de opmerking dat een journalist zich ineens ‘in dat meningencircus’ moest ‘profileren’ om niet werkloos te geraken, en ‘[d]us is het vaak een kwestie van heel hard schreeuwen. We zochten in de praatprogramma’s die ik maakte altijd zoveel mogelijk tegengestelde meningen,’ want ‘als je bij RTL4 of 5 werkt, moet je er toch wel met gestrekt been in.’ Wagendorp die het juist van meningen moet hebben, antwoordde met: ‘Ik vind meningen eigenlijk heel loos.’ Ook de ‘bedrijfskundige en journalist’ Jeroen Smit beaamde dat de: 


kranten helemaal het verkeerde pad [zijn] op gegaan toen internet kwam in de jaren negentig en ze het nieuws gratis online gooiden. Zo dachten ze de adverteerders te behouden; die waren altijd hun belangrijkste bron van inkomsten. In de gouden jaren, tot 2000, was dat ook zó makkelijk. Er is zoveel geld verdiend. De Volkskrant heeft een tijd gehad dat ze ‘nee’ moesten zeggen tegen adverteerders.


Omdat in Nederland een kritisch feit nooit zonder omwegen kan worden uitgesproken, stelde Smit de journalistieke corruptie in de vorm van een vraag:


Is het ook niet zo dat het huidige wantrouwen jegens de journalistiek, misschien zelfs wel het gebrek aan kwaliteit, ook samenhangt met het feit dat de journalistiek onderdeel is geworden van iets wat ze eigenlijk moet controleren, namelijk de elite. Heel veel mensen vertrouwen de journalistiek niet meer en zien ons zoals ze ook economen, bankiers, accountants, politici en rechters zien — namelijk als de elite, die zegt: ik mag in een groter huis wonen en meer geld verdienen dan jij, want ik ontferm me over jou, och arme, dat top-downdenken. Mensen hebben daar genoeg van en zeggen: ben je besodemieterd, jij ontfermt je helemaal niet over mij. Je zorgt vooral voor jezelf. 


Wagendorp bevestigde dat de geloofwaardigheid van de massa-media door de journalistiek zelf om zeep is geholpen. ‘Ik vind dat de journalistiek jarenlang erg arrogant is geweest, door te stellen dat wij de waarheid boden. Totdat bleek dat dit niet de hele waarheid is — daar komen we nu achter. Het waren altijd tipjes van de sluier die we optilden. Het feit dat Watergate nu nog steeds een van de grootste journalistieke scoops is, laat zien hoe zeldzaam het is dat de macht echt hard wordt getackeld.’ 


Nieman: ‘Ja, dat was 43 jaar geleden.’


Wagendorp: ‘Dat is een teken aan de wand. Want het is zeker niet zo dat Watergate de enige kwestie was, nee het was de enige kwestie die boven water kwam.’


Smit: ‘Als ik terugkijk op die dertig jaar in de journalistiek, en vooral naar de jaren waarin ik op redacties werkte, en zag hoeveel mensen zichzelf journalist noemden, terwijl ze gewoon een doorgeefluik waren. Er kwam een persbericht binnen met een nieuwtje, je belde twee professoren om het stukje wat aan te kleden en vervolgens zette je het in de krant. Heel veel journalistiek is gewoon het doorgeven van nieuws.’


Opmerkelijk is tevens de opmerking van Nieman dat als je het nieuws brengt vanuit de morele superioriteit — ‘zo zit de wereld in elkaar, ik weet het al’ — dan hoef je ook niet verder op onderzoek uit te gaan. Dan is het logisch dat je denkt dat je niet met mensen buiten je bubbel hoeft te praten, want je weet niet eens dat er een bubbel is. En de mensen die nog niet zijn meegegaan in jouw denken, die voed je wel op.’

The Warmongers in Rick Nieman's programma.


Het opmerkelijke aan Rick Nieman’s oordeel is dat juist hijzelf, de man die in 2013 ‘door het Nederlandse publiek werd verkozen tot de beste nieuwslezer van Nederland,’ niets van zijn zelfkritiek heeft geleerd, zoals een korte blik op zijn recente televisieprogramma’s aantoont. Hij is nu de presentator van ‘WNL Op Zondag, een rechts georiënteerd opinieprogramma. Volgens vaste formule worden hier elke zondagochtend politiek, ondernemerschap, media en cultuur besproken met prominente gasten.’ Dat WNL Op Zondag zich afficheert als een ‘rechts georiënteerd opinieprogramma’ toont al aan dat Nieman niet beseft in een rechtse ‘bubbel’ te zitten, zoals eveneens een links georiënteerd opinieprogramma dit zou zijn, om de simpele reden dat niet de feiten centraal staan, maar juist  opinies. Het verbaasde mij dan ook geenszins dat op 11 december 2022 de talking head van Rusland-hater Geert Mak opdook, naast die van de uitgesproken havik Admiraal Rob Bauer die een hoge NAVO-positie bekleedt. Vanuit hun zelfgenoegzame ‘bubbel’ gaven zij hun voorspelbare mening over de oorlog in Oekraïne. Bauer en Mak konden elkaar goed vinden ondanks het feit dat eerst genoemde een maand later verkondigde dat de ‘NATO IS READY FOR A DIRECT CONFRONTATION WITH RUSSIA,’ om zodoende een nucleaire confrontatie een stap dichterbij te brengen, zonder dat dit eerst nog eens uitgebreid besproken moet worden door de parlementen van lidstaten. Maar dat hoeft kennelijk ook niet meer aangezien de rechts georiënteerde Niemannen in Nederland toch ‘niet eens’ weten ‘dat er een bubbel is.’ Rick Nieman verkondigde in HP/De Tijd bovendien dat er achter dit alles ‘nog een dieper probleem’ bestaat:


Jan Eikelboom schreef: ‘Ik was in Aleppo en ik heb daar wel het deel van de straat laten zien dat was gebombardeerd, maar niet de markt die aan de overkant in volle gang was. Want goed nieuws is geen nieuws. Dat is dus een vertekend beeld.’ Maar wat je in Nederlandse media ook niet hebt gezien, is hoe duizenden mensen feestend de straat opgingen toen Aleppo door de regeringstroepen (van president Assad. svh) werd heroverd, want de regeringstroepen zijn slecht dus dat klopte niet in ons beeld. En het is te ingewikkeld om uit te leggen.


Smit: ‘Dan wordt de journalistiek ontmaskerd als het ware.’


Desondanks volgen zowel de Volkskrant van Bert Wagendorp als de televisiepresentator Rick Nieman van RTL nog steeds dezelfde vileine koers door een leugenachtig zwart/wit beeld te schetsen van desastreuze ontwikkelingen, zoals nu weer aangetoond wordt door hun tendentieuze berichtgeving over de oorlog in Oekraïne, waarbij voortdurend de Russen gedemoniseerd worden, en tevens Oekraïense neo-nazi’s worden verheerlijkt. Nogmaals de voormalige hoogleraar journalistiek Jeroen Smit: ‘Het gaat mis als wij journalisten roepen dat we van de objectieve waarheidsvinding zijn, dat we de waarheid blootleggen. Dat klopt niet. Wij zijn meaning making machines.’ Volgens hem moeten ‘wij journalisten de diepte in,’ waarop Wagendorp als volgt reageerde: ‘Het valt mij ook op dat als ik op Facebook kijk, mensen duidende stukken waar je de kwaliteit echt aan af kunt lezen, massaal doorplaatsen. Soms zijn ze heel lang, maar ze worden enorm gelezen en gedeeld. Er is kennelijk een enorme behoefte aan dat soort journalistiek.’  Smit: ‘Als je machtig bent, speelt er vaak een leugentje om bestwil, en dat is precies waarom journalisten belangrijk zijn. Wij hebben de taak om mensen met macht te controleren en indien mogelijk te ontmaskeren.’ Nieman: ‘Als dat de taak is van de journalistiek, dan zitten we echt op het verkeerde spoor. Want dat doen we wel héél erg sporadisch.’ Bert Wagendorp: ‘Ik heb heel vaak dat ik een column schrijf en denk dat dat ik het wel aardig hen uitgezocht. Vervolgens komt er iemand die op het betreffende gebied alles weet en die zegt: aardig stukje, maar dat en dat klopte niet. Dan zie je gewoon: dat kunnen wij ook helemaal niet. Wij zijn gewend om een vrij oppervlakkige vorm van journalistiek te bedrijven.’ Smit: ‘ik blijf vooral hameren op het feit dat wij als journalisten uit onze eigen bubbel moeten treden.’ 


De journaliste Nathalie Huigsloot (foto links), die er buitengewoon goed in slaagde al deze bekentenissen uit te lokken, stelde tenslotte de vraag: ‘Toch blijven we denken dat we een realistische kijk op de wereld gepresenteerd krijgen als we de krant lezen of naar het nieuws kijken.’

Nieman wees erop dat het publiek ‘de héle tijd geconfronteerd’ wordt ‘met nieuws’ zonder enige context, en merkte vervolgens op dat hij ‘bij RTL Nieuws gestopt’ was ‘ondermeer omdat ik dacht: ik kan nou wel  weer gaan voorlezen dat er een bus met Italiaanse toeristen een Spaans ravijn in is gereden, maar ik weet dat de enige reden waarom we dat nieuws brengen is dat we daar beeld van hebben. Zo cynisch is het.’  Bovendien zijn ‘heel veel journalisten die ik door de jaren heen heb leren kennen, helemaal niet nieuwsgierig. Dat verbaast me altijd zo. Het kon ze allemaal geen reet schelen hoe de wereld in elkaar zit, want dat wisten ze al. En dus deden ze lekker dat doorgeef-werk.’  Daardoor denkt hij ‘dat de hele journalistiek een soort entertainment wordt als wij de journalistiek niet omvormen en beter maken. Dan kijken we ernaar om vermaakt te worden, terwijl we het helemaal niet voor waar of betrouwbaar aannemen. Ik kijk nog steeds veel te veel naar wielrennen, terwijl ik weet dat ik besodemieterd wordt. Begrijp je wat ik probeer te zeggen? Aan de ene kant wil willig die waarheidsvinding: wat hebben ze gedaan, wat hebben ze genomen, deugt het wel of niet, maar aan de andere kant kan het me ook weer geen bal schelen, want ik wil gewoon vermaakt worden,’ aldus Rick Nieman, presentator die bij RTL al in 2014 tenminste 150.000 euro per jaar verdiende met programma’s die als belangrijkste doel hadden het verwerven van zoveel mogelijk kijkers, waarbij waarheidsvinding slechts bijzaak blijft, zoals iedere kijker nog steeds kan zien. 

De vraag van Nathalie Huigsloot ‘Zien jullie “fake news” als een bedreiging van de journalistiek?’ was in feite mosterd na de maaltijd, aangezien alle drie gesprekspartners al hadden laten weten dat zij allen op hun eigen manier ‘fake news’ hadden verspreid. Wagendorp antwoordde dan ook met de woorden ‘Al dat fake news is een schreeuw om betrouwbaarheid en research van de journalistiek,’ daarmee aangevend dat ‘fake news’ het onvermijdelijk gevolg is van het onbetrouwbare en meestal oppervlakkige werk van de mainstream-journalistiek. Op zijn beurt zei Jeroen Smit: ‘Ik denk dat er altijd al eindeloos veel fake news is geweest,’ een feit waaraan Wagendorp toevoegde: ‘We zijn natuurlijk decennialang gevoed met fake news van de geheime diensten. Van de CIA tot de grote persbureaus. Een krant als Bild is gefinancierd door de CIA. Dat is fake news van een nog hogere orde. Een hele krant die bedoeld was om de stemming in Duitsland nog een beetje anti-communistischer te maken.’ Tenslotte verklaarde Rick Nieman dat ‘mensen de wereld zien door de ogen van de media,’ maar maakte zich desalniettemin ‘meer zorgen als mensen minder nieuws gaan lezen. Steeds meer jongeren keren zich ervan af. Bij de tv noemen ze dat cord cutters, ze knippen gewoon de kabelkoorden door, want waarom zou je nog televisie kijken?’ Het doorknippen van deze navelstreng zou hij juist hebben moeten toejuichen gezien de eigen fundamentele kritiek op het disfunctioneren van de westerse ‘corporate press.' 


Ik heb de door Nathalie Huigsloot geïnterviewde heren ruimschoots geciteerd omdat hun bevindingen nauw aansluiten bij de kritiek die ik de afgelopen achttien jaar hier op mijn weblog gedocumenteerd heb gegeven aan de hand van vele voorbeelden, en waarop ik nooit een gefundeerde reactie van de bekritiseerde collega’s heb ontvangen. Mij wordt regelmatig door buitenstaanders gevraagd of de bekritiseerden geen weerwoord hebben. Ik antwoord dan dat ze niet publiekelijk met mij in discussie durven te gaan, omdat ook ik een journalist ben die al meer dan een halve eeuw van binnenuit ervaring heb opgedaan met de wijze waarop bijvoorbeeld meningen steeds meer de plaats in gingen nemen van feiten. Vanzelfsprekend weten ook mijn collega’s in de mainstream-media dat zij de kluit belazeren, zoals uit Huigsloot’s artikel duidelijk wordt. De westerse ‘vrije pers’ is een propagandakanaal geworden van de elitebelangen en haar deep state. De oorlog in Oekraïne en de voortdurende hetze tegen de Russische Federatie is daarvan een actueel, levensgevaarlijk voorbeeld. 

Eén van de belangrijkste drijfveren van de mainstream-pers is haar onuitroeibare verlangen het publiek te behagen. Deze hunkering leidt tot een ernstige vervorming van de commerciële journalistiek. Zondag 6 februari 2022 schreef ik op mijn weblog het volgende daarover:

 

De houding van de massamens in de huidige, totalitair functionerende technocratie wordt gekenmerkt door opportunisme als overlevingsstrategie in een identiteitsloze en daarmee bedreigende massamaatschappij, zoals de Italiaanse auteur Alberto Moravia in zijn roman Il Conformista (1951) zo helder heeft verwoord. Zijn protagonist is een man die 'tot elke prijs' streeft 'naar normaliteit; een wil tot aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Dat pijnlijke verlangen veroorzaakt 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grenst,' en resulteert in de collaboratie van Moravia's hoofdpersoon met het heersende fascisme, een ideologie waarin de conformist niet gelooft, maar die hem wel een vaste baan geeft, een functie, en zodoende een valse identiteit. Eindelijk hoort hij ergens bij, en hoewel hij een doorsnee niemand is geworden, heeft de conformist het gevoel juist daardoor iemand te zijn geworden. Door het lenen van een eigentijdse identiteit lijkt de leegte te zijn verdwenen, en kan de conformist onbekommerd elke rol spelen, zoals die van moordenaar, beul, verrader, brave burger, democraat, of journalist van een zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant.’ Het conformisme stelt hem in staat op elk moment moeiteloos een passende rol aan te nemen. Op de politiek en de prostitutie na zijn er maar weinig beroepen waar de ‘zucht tot behagen’ zo’n belangrijke drijfveer speelt als in de mainstream-journalistiek. Overal en altijd duiken daar de behaagzieke conformisten op.  En nergens wordt de kitsch-houding zo zichtbaar als bij deze drie beroepsgroepen. De Tjechisch/Franse auteur Milan Kundera wijst erop dat:


[h]et woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen.


Zijn mentaliteit is niet zonder ingrijpende consequenties, want zoals Kundera terecht stelt:


Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal.


Bovendien, zo waarschuwt hij, is het:


niet zo belangrijk dat in de verschillende organen van de media de verschillende politieke belangen tot uiting komen. Achter het uiterlijke verschil heerst één en dezelfde geest. Je hoeft de Amerikaanse en Europese opiniebladen maar door te kijken, van rechts zowel als links, van Time tot Der Spiegel: in al die bladen tref je dezelfde kijk op het leven aan, die zich in dezelfde volgorde waarin hun inhoudsopgave is opgebouwd weerspiegelt, in dezelfde rubrieken, dezelfde journalistieke aanpak, dezelfde woordkeus en stijl, in dezelfde artistieke voorkeuren en in dezelfde hiërarchie van wat ze belangrijk en onbeduidend achten. De gemeenschappelijke geestesgesteldheid van de massamedia, die schuilgaat achter hun politieke verscheidenheid is de geest van de tijd.


En die geest is het product van massificatie van de westerse samenleving, waarin het conformisme de angst uniek te zijn moet bezweren. Eén van de journalisten wiens bestaan in het teken van het behagen en uiteindelijk de kitsch staat, is Joris Luyendijk, zoals ook hijzelf toegeeft. In een interview met de Volkskrant van zaterdag 5 februari 2022 zei hij over het feit dat hij ‘niet lekker lag in de groep,’ te weten de redactieleden van The Guardian, waar hij op contractbasis werkte:

Ik wist echt niet wat ik meemaakte. Ik veranderde van tandpasta, van kleding, van accent. De eerste dag bij The Guardian had ik een jasje aan, en toen zag ik: bijna niemand draagt een jasje. Nou, de volgende dag geen jasje meer. Daarna viel me op dat ze makkelijke schoenen droegen, terwijl ik juist keurige schoenen droeg. Hup, schoenen eruit. Ik leerde columns uit mijn hoofd om hun Queen’s English beter te beheersen, droeg een boekje bij me waarin ik uitdrukkingen noteerde.


Ondanks alle pogingen zijn Britse collega’s zowel fysiek als intellectueel te imiteren lukte het hem niet ze te behagen, waarop de interviewster Sara Berkeljon (foto links) vroeg: ‘leidde dat tot barsten in je zelfbeeld?’ Luyendijk:


Ja. Ik heb al mijn hele leven een terugkerende, fijne droom, waarin ik een reiger ben, opstijg en rondvlieg. En die droom had ik niet meer, in Londen. Ik werd écht onzeker. Als ik het woord nam in vergaderingen, merkte ik dat mijn stem dun werd. Ik heb veel ervaring met praten in het openbaar, en toch gebeurde dat. Ik begon mezelf klein te maken, onzichtbaar te worden.


Hoewel de reiger zelfverzekerdheid symboliseert, bleek voor Luyendijk dat ook dit symbool slechts een droom was geweest. Om in de smaak te vallen was Luyendijk zelfs bereid ‘onzichtbaar te worden,’ net zo onzichtbaar als het publiek voor wie hij werkt. Dat was een gruwelijke deuk in zijn kunstmatig opgebouwde identiteit aangezien:


mannen zoals ik [zichtbaarheid] héél belangrijk [vinden], omdat het voor ons staat voor kwaliteit. Maar zichtbaarheid hangt samen met zelfvertrouwen, ondervond ik bij The Guardian. En dan ben ik nog man, wit en hetero. Wat mijn lichaam betreft had ik alles mee. Maar qua sociale klasse, netwerk en cultuur was ik anders.


Niet alleen ‘anders’ maar duidelijk een ‘nobody.’ Daarom vraagt de interviewster: ‘Waar werd je zo onzeker van?’


Kleine dingen. Iemand die niet reageert op een e-mail. Ik kon niet peilen of ze het goed vonden wat ik maakte. Bij NRC werk ik samen met mannen zoals ik, en dan heb ik aan een half woord genoeg. Als bij The Guardian iemand zei ‘we should do lunch some time,’ kon dat betekenen dat die persoon mij nooit meer wilde zien, of het kon betekenen dat iemand met me wilde lunchen. 


Ik heb meegemaakt dat twee Guardian-redacteuren een dispuut hadden over iets in het Midden-Oosten. Ik gaf de ene gelijk. Dat vond die andere niet leuk, en die zei: we should do lunch some time. Dus ik dacht: wat een sportieve man! Het vernederende was dat er mensen om mij heen begonnen te grinniken, omdat ze zagen dat ik niet doorhad dat ik werd gedist.


Soms vermoedde ik dat mijn accent werd nagedaan. ‘Jorish from the Netherlands.’ Dat soort grapjes kon ik in Nederland prima hebben, ook omdat het hier in Nederland lastig is om mijn accent belachelijk te maken, want ik praat net zoals Mark Rutte, wat we – en dat is ook heel gek — Algemeen Beschaafd Nederlands noemen. Maar daar raakte het me. 


Ik begon te denken: wie lacht er nog meer om mijn accent? Praten ze over me achter mijn rug? Voor iemand zoals ik was het een ongekende confrontatie met sociale kwetsbaarheid. Daarom was ik tering-ongelukkig. Na dik twee jaar dacht ik: dit is het me werkelijk niet waard. Ik neem liever afscheid van de droom om internationaal de journalistiek te innoveren, dan dat ik dit nog langer meemaak.


Hoe anders waren zijn ervaringen in het kleine provinciale Nederland geweest, want in de polder kunnen mannen ‘zoals ik niet gediscrimineerd worden en hoeven zich nooit aan te passen.’ Sterker nog, daar werd hij als topjournalist gezien, zonder die kwalificatie ooit waar te hebben gemaakt, aangezien hier het poldermodel heerst. In zijn essaybundel Verspreide opstellen over de geschiedenis van Nederland, schreef de wereldberoemde historicus Johan Huizinga een eeuw geleden dat het ‘niet, zoals de stormlopers tegen het intellect menen, de kennis, [is] die schaadt, maar de intellectuele digestie, die hopeloos in de war is, alweer niet uitsluitend door de schuld van hen, die het geestelijk voedsel hebben op te dissen, maar ook door de omstandigheden, die teweegbrengen dat het te haastig en te heet verzwolgen wordt. De werkelijke belangstelling van het grote publiek is niet meer bij de werken des geestes, althans in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in de achttiende eeuw, toen het publiek veel kleiner, maar zijn gerichtheid veel intellectueler was. De ernst der massa's wordt tegenwoordig in toenemende mate besteed aan dingen, die een on-vooringenomen cultuurwetenschap slechts als lagere spelvormen (er zijn ook zeer hoge) zou kunnen kwalificeren. Er heerst in de huidige wereld een georganiseerd puerilisme (kinderachtigheid. svh) van mateloze omvang.’


Maar Huizinga’s scherpzinnig inzicht interesseerde de journalist Luyendijk niet. Wat hem werkelijk bezig hield in het uiterst gestratificeerde Engeland was het volgende: 


het probleem was dat wat ik deed nauwelijks werd opgemerkt. Ik kreeg nooit het voordeel van de twijfel. Gaandeweg begon ik te beseffen hoe vaak in Nederland iemand een risico met mij heeft genomen: hoofdredacteur Pieter Broertjes van de Volkskrant, bijvoorbeeld, die mij als twintiger met één boek op mijn naam als correspondent naar het Midden-Oosten stuurde. 


En waarom nam Peter van Ingen van de VPRO het risico om mij Zomergasten-presentator te maken? Waarom nam mijn eerste uitgever het risico, waarom namen de hoofdredacteuren van NRC en De Standaard het risico?


Ook hoofdredacteur Alan Rusbridger van The Guardian nam natuurlijk een risico, al was dat beperkt: ik kwam niet formeel in dienst, ik mocht een blog bijhouden. Daarna bleven alle deuren dicht. Mijn boek heeft het in Nederland goed gedaan, maar in Engeland helemaal niet. Het is niet eens gerecenseerd door The Guardian. Waardoor men bij de BBC waarschijnlijk heeft gedacht: als zelfs de eigen krant het niet bespreekt, stelt het niet veel voor. En ik kom er niet achter waarom, want er is niemand aan wie ik dat informeel kan vragen.

Vanzelfsprekend werd Joris wel door het naar binnen gekeerde Nederlands establishment bewonderd, maar dat zegt in wezen weinig. In grote cultuurlanden spelen niet alleen andere mores, maar tevens andere kwaliteitsnormen. Daar zou geen enkele zichzelf respecterende krant of omroep Joris Luyendijk naar één van de meest gewelddadige regio’s ter wereld hebben gestuurd, wetende dat ‘als er geschoten wordt’ hij als journalist daar niet naar toe zou gaan, zoals hijzelf publiekelijk heeft verklaard. Opgegroeid in een beschermd Goois milieu dacht hij kennelijk dat Engeland een soort vergroot Nederland was, en niet een groot cultuurland met een rijke geschiedenis, wat men daar ook over mag vinden. 

Op 29 oktober 2007 schreef ik op deze weblog:


NRC- en NOS-Journaal-correspondent Joris Luyendijk meldde op 18 april 2002 in zijn krant dat 'hoe dan ook het beeld [is] geschapen van een Israëlisch bloedbad bij de gevechten in het vluchtelingenkamp bij Jenin. Of het nu waar is of niet, die slag heeft Israël verloren,' om vervolgens een Israëlische legerwoordvoerder uitgebreid aan het woord te laten. Zelf was Luyendijk niet ter plaatse geweest, noch in één van de andere gebombardeerde en zwaar beschoten bevolkingscentra. Kennelijk had hij ook niet de talloze rapportages gelezen van Europese en Amerikaanse waarnemers, van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en vredesgroeperingen, en had hij ook niet de inmiddels vele Palestijnse getuigenverklaringen gehoord. Op 5 april j.l. 2002 kreeg de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een petitie aangeboden ondertekend door 26 Nederlanders, werkzaam in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarin werd concreet melding gemaakt van een reeks ernstige schendingen van het humanitaire recht en werd de Nederlandse regering opgeroepen tot een 'wapenembargo tegen Israël en onmiddellijke opschorting van het EU-Associatieverdrag' met de zelfbenoemde Joodse staat. Ook daar was Luyendijk niet bij aanwezig, noch enig andere Nederlandse correspondent. Hij was er als verslaggever eveneens niet aanwezig toen op woensdag 3 april 2002 enkele duizenden Israëlische en westerse vredesactivisten naar Ramallah vertrokken om de belegerde bevolking daar voedsel en medicijnen te overhandigen. Een humanitaire actie die al snel beantwoord werd met grootschalig geweld van het Israëlisch leger en de politie. Aangekomen bij een militaire wegversperring werden de demonstranten zonder directe aanleiding bestookt met stun-grenades en werd er gericht op hen geschoten met gasgranaten. Een groep vrouwen die uit voorzorg als een levende muur tussen de militairen en de demonstranten stond kreeg daarbij de volle laag. Onder hen waren enkele oude joodse dames die concentratiekampen hadden overleefd en nu door de gaswolken heen moesten vluchten. Vervolgens deed de politie een uitval en sloeg de menigte uiteen. Vredesactivisten die bewusteloos op straat liggende gewonden hielpen werden ingesloten en mishandeld. Een scherpschutter die op een militaire wachtpost lag, schoot af en toe over de hoofden van de demonstranten heen. Eén Joodse demonstrant verklaarde naderhand: 'Dit is illustrerend. Als men al zo optreedt tegen de eigen bevolking kun je je voorstellen hoe gewelddadig men tegen de Palestijnen in bezet gebied tekeer gaat.' 

Luyendijk was ook niet aanwezig bij een persconferentie van acht internationale mensenrechtenorganisaties die op zondag 7 april in Oost-Jeruzalem bijeen waren, en waarbij Amnesty International mede namens Human Rights Watch en de Internationale Commissie van Juristen de wereldgemeenschap opriep de gerapporteerde mensenrechtenschendingen ogenblikkelijk te onderzoeken omdat niet alleen in Jenin maar ook overal elders in belegerd gebied 'burgers onwettig zijn gedood en er berichten zijn over buitengerechtelijke executies… Ambulances zijn beschoten en medisch personeel en journalisten zijn het doelwit… Het Israëlische leger heeft moedwillig huizen vernietigd, auto's en gebouwen… en er zijn berichten over plunderingen. De kantoren van mensenrechtenorganisaties zijn met geweld binnengedrongen door het Israëlische leger dat dossierkasten leeggeroofd heeft en computers heeft stukgeslagen,' aldus Amnesty in een ‘Urgent Action-oproep.’ Twee dagen eerder had Het Internationale Comité van het Rode Kruis laten weten zijn werk op de Westbank nagenoeg moest staken omdat de Israëlische strijdkrachten op medisch personeel en ambulances schoten. Ambulancepersoneel in Nabloes, Bethlehem en Ramallah was beschoten op het moment dat ze zwaar gewonde Palestijnen op straat probeerden te verzorgen, waardoor de slachtoffers doodbloedden. 16 april 2002 berichtte oorlogsverslaggeefster Janine di Giovanni van de Londense Times vanuit het vluchtelingenkamp in Jenin: 'De vluchtelingen die ik de afgelopen dagen heb geïnterviewd terwijl ik probeerde het kamp binnen te komen logen niet. Integendeel, zij onderschatten de slachting en de verschrikking. In meer dan een decennium oorlogsverslaggeving vanuit Bosnië, Tsjetsjenië, Siërra Leone, Kosovo heb ik zelden een dergelijke moedwillige verwoesting, zulk een gebrek aan respect voor het menselijk leven gezien. Dit was niet alleen een stad van vechters, zoals de Israëlische soldaten me vertelden. Het was een stad van vrouwen, kinderen en bejaarden… Amnesty International heeft tot een onmiddellijk onderzoek opgeroepen… daarbij stellend dat cruciaal bewijsmateriaal vernietigd zou kunnen worden aangezien Israël "doorgaat de toegang te verhinderen."' En ook de gerenommeerde buitenlandse media, van de Britse zondagskrant  The Observer — behorend de Guardian Media Group — tot de Amerikaanse Washington Post lieten getuigen aan het woord. Maar niets daarover in het interview van Joris Luyendijk vanuit het door Israël zwaar beveiligde, geannexeerde Oost-Jeruzalem. 'Het Israëlische leger mag het verzet in de Palestijnse stad Jenin hebben gebroken en het vluchtelingenkamp controleren, maar de propagandaslag om Jenin heeft het verloren,' was zijn mening. 'Tegen de tijd dat de feiten bovenkomen, is de nieuwscaravaan alweer vertrokken,' was zijn cynische commentaar. Zonder zelf ook maar iets te checken was zijn conclusie: ’Ook de massaal bekeken Arabische satellietstations presenteren geruchten en beschuldigingen als feit.' Omdat hijzelf niet op zoek ging naar de feiten, bleef Jenin voor hem en daarmee zijn lezers slechts een 'propagandaslag.' Hij sprak ook niet met VN-vertegenwoordigers die tijdens transporten van voedsel en medicijnen door het Israëlische leger werden beschoten.

Luyendijk las ook niet de verklaring van Defence for Children International, op 2 april 2002 voorgelezen tijdens de 58ste Sessie van de VN-Commissie voor Mensenrechten, waarin het gedocumenteerde feit staat dat sinds september 2000 meer dan 230 Palestijnse kinderen door Israëlische militairen en kolonisten waren gedood, meer dan 7000 gewond waren geraakt, en een onbekend aantal van hen lichamelijk of geestelijk gehandicapt door het leven moeten, meer dan 700 kinderen gearresteerd waren, sommigen van hen gemarteld werden, en tienduizenden anderen getraumatiseerd raakten door de militaire aanvallen op hun huizen en gemeenschappen. Veel van deze feiten zijn oorlogsmisdaden, aangezien het ernstige schendingen zijn van de Vierde Geneefse Conventie. Ondertussen schilderde Joris Luyendijk de Palestijnse volksopstand in het NOS-Journaal af als een strijd tussen twee 'cowboys' die elkaar in een saloon met vuurwapens te lijf gaan. Een merkwaardige vergelijking aangezien het op vier na sterkste leger ter wereld met helikopters, F-16's, tanks, artillerie, en bommenwerpers enkele honderden Palestijnse verdedigers met halfautomatische geweren aanviel. Overigens waren deze verzetsstrijders volgens het internationaal recht geen terroristen. Elk volk mag zich tegen een agressor verdedigen. Maar het cowboy-verhaal pastte naadloos in het door Israel gewenste clichébeeld. Waar twee vechten zijn twee fout. Deze versimpelde voorstelling van zaken werkt als fastfood voor wie de feiten en de context niet kent. 

Of: http://home.planet.nl/~houck006/Israel.pdf 

We zullen nooit exact weten wat er precies in Jenin is gebeurd en hoeveel slachtoffers er daadwerkelijk zijn gevallen. De Israeli's verboden een onmiddellijk onderzoek door de Verenigde Naties en het Israel was dagen bezig met het opruimen voordat de wereldpers mocht komen kijken. Waar het omgaat is dat de journalist Joris Luyendijk zijn werk niet deed. Ondanks het feit dat er een tiental Nederlandse correspondenten van joodse afkomst vanuit Israel berichtten en hij de enige Nederlandse journalist was die vanuit de Palestijnse gebieden had moeten berichtten, liet hij een Joods-Israelische propagandist aan het woord en liet Luyendijk geen enkele Palestijn aan het woord.
Naar aanleiding van mijn artikel vroeg de Dick Scherpenzeel Stichting mij of men mijn kritiek mocht publiceren in een bundel voor een congres over de verslaggeving vanuit het Midden Oosten. Hoewel Luyendijk meteen een kopie daarvan vroeg, reageerde hij nooit op een email die ik hem stuurde. Want, o eeuwige ironie, mijn vragen aan hem waren: 'Waarom bezitten Nederlandse journalisten, zoals jij, geen kritische houding tegenover de macht? Waarom ben je er niet op uitgetrokken om te zien wat er gebeurde met gewone Palestijnse burgers? Waarom interviewde je Israeli's terwijl de NRC al een joodse correspondent ter plaatse had?' 


Ik denk dat Joris Luyendijk heel goed weet wat het antwoord is op zijn eigen vraag: waarom 'we die kritische houding niet in de Nederlandse journalistiek kennen.' 

In 2007 wierp Joris Luyendijk ‘de vraag op waar de Europese Seymour Hershes toch zijn. Waarom zij er in Israel en Amerika wel zulke scherpe onderzoeksjournalisten, en in Europa niet? Seymour Hersh heeft een journalistieke methode en stijl ontwikkeld die hem in staat stelt om over zaken te berichten die je met klassieke journalistieke methodes nooit in beeld krijgt. Kan deze methode van nut zijn voor de Nederlandse journalistiek, en zo ja, waar is dan de Nederlandse Seymour Hersh?’ Aldus Luyendijk, de in Nederland zo bewonderde journalist die mij nooit een antwoord durfde te geven op mijn hierboven gestelde vragen aan hem. En dat kan in Nederland, want hier heerst het corrupte poldermodel, zoals we nu weer zien bij de anti-Rusland hetze. Opportunisme zit diep verankerd in de poldermentaliteit. 

De in november 2022 overleden auteur Hans Magnus Enzensberger.


Een antwoord op het feit dat de westerse media in het algemeen in hoge mate gecorrumpeerd zijn, gaf de bekende Duitse auteur Hans Magnus Enzensberger. In april 1984 verscheen in het uitstekende Vlaamse Nieuw Wereld Tijdschrift een verhelderend essay van hem over ‘De triomf van Bild-Zeitung of de catastrofe van de persvrijheid,’ waarin hij ondermeer duidelijk maakte dat ‘de persvrijheid uiteindelijk onverenigbaar blijkt met de menselijke waardigheid.’ Hij benadrukte dat de ‘leugen’ die de westerse kranten dagelijks verspreiden ‘groter’ wordt ‘naarmate het aantal kopers toeneemt,’ om vervolgens op de oplagecijfers van Bild-Zeitung te wijzen: ‘Met zijn 5,5 miljoen exemplaren triomfeert het monster uit het Springer-concern dagelijks over zijn tegenstanders,’ waardoor ‘men rustig de vraag [kan] stellen of er één andere stem bestaat die het bewustzijn en de bewusteloosheid van de Westduitse samenleving zuiverder uitdrukt. Het mag dus niemand verbazen dat een voormalig hoofdredacteur van dit blad momenteel woordvoerder is van onze regering. De uitdrukking “representatieve democratie” krijgt onder deze omstandigheden een fatale betekenis: het volk heeft gestemd — op Bild.’ Veelbetekenend is tevens zijn volgende waarneming: ‘Het blad is niet fascistisch. Het wil de massa niet mobiliseren, integendeel: het wil de massa om het even welke impuls afwennen.’ De krant depolariseert het politieke, waardoor tenslotte ‘De boodschap van Bild luidt dat er geen boodschap meer te bedenken valt. Zijn enige inhoud is het liquideren van om het even welke inhoud. De triomftocht van het blad berust erop dat het in de loop der jaren geleerd heeft deze liquidatie zo zuiver mogelijk te realiseren.’ Deze ontwikkeling is evenwel niet beperkt gebleven tot Bild-Zeitung, zoals we uit de opmerkingen van de journalisten Rick Nieman, columnist Bert Wagendorp, voormalig hoogleraar journalistiek Jeroen Smit en Joris Luyendijk kunnen opmaken, die alle vier weten dat ook zij uit commerciële motieven ‘de waarheid’ verdraaien of verzwijgen om een zo groot mogelijk publiek te behagen. Nietzsche’s besef dat aangezien God dood was, en daardoor de bovenste waarden zich zouden ontwaarden en dat het nihilisme voor de deur staat: 'der unheimlichste aller Gäste,’ en dat, zoals Harry Mulisch al meer dan zes decennia geleden schreef ‘uit de puinhoop' van het nihilisme 'verrees niet zo zeer een nieuwe moraal voor het individu, als wel een moraal van de rangorde der individuen, met alle implicaties van teling en geweld: de bovenste mag doden, de onderste moet sterven.’ Vandaar het huidige cynisme van de westerse volksvertegenwoordigers die in overgrote meerderheid akkoord gaan met met besluit van de ongecontroleerde elite om een oorlog tegen Azië te beginnen. Omdat ‘er geen enkele boodschap te bedenken valt’ zwijgt nagenoeg een ieder. Enzensberger heeft gelijk dat de ‘heersende klasse sedert lang geen eigen cultuur meer voort[brengt] en ook geen enkele behoefte daaraan [toont]; ook kan het functionele analfabetisme niet meer gelden als een voorrecht van de onderdrukten, want het behoort eveneens tot de normale uitrusting van de onderdrukkers. Het kan geen verwondering wekken dat men Bild tegenwoordig net zo vaak aantreft in Intercity-treinen, lounges van luxehotels en in de eersteklasafdeling van Lufthansa-vlietuigen, als in arbeiderskroegen en tweedeklascoupés. Op die manier heeft Bild — het lijkt wel een obscene grap — de sinds lang opgegeven utopie van een klasseloze samenleving gerealiseerd: het werd een blad dat niet aan iedereen iets biedt, maar aan allen niets.’

Nu zelfs de gehersenpoelde westerlingen beginnen te beseffen dat Oekraine de oorlog tegen de Russische Federatie aan het verliezen is, verklaarde de voormalige stand up comedian Zelensky op 7 februari 2023 via Fox News:


'That's what I like to underline: if we fall this would be the start of the Third World War. Or the recognition of the fact that NATO-membernations are standing by themselves, on their own.' 


Klasseloos, in de betekenis van cultuurloos, de werkelijkheid is nu in handen van bijvoorbeeld een Oekraïnse stand-up comedian die er alles aan doet een nucleair armageddon uit te lokken, terwijl de ‘heersende klasse’ geamuseerd toekijkt, net zoals zij toekeek hoe in het interbellum een andere mislukte kunstenaar de Tweede Wereldoorlog voorbereidde. Geen enkele kritiek heeft meer zin, omdat een ieder wel een reden kan verzinnen voor zijn/haar eigen corruptie. Ik ontdekte dit toen ruim een decennium geleden mijn oude vriend Geert Mak op mijn kritiek op zijn houding reageerde met de opmerking: ‘Het probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen scherper en eerder, maar,' zo voegde hij hieraan toe: ‘ik kan niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo.’ Het ‘probleem’ was dus ik, omdat ik ‘verdomd vaak gelijk’ had, maar ‘dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt,’ terwijl Mak ‘niet zonder hoop’ kon, en juist die drijfveer was voor hem veel belangrijker dan dat een ander ‘veel dingen scherper en eerder [ziet].’ Ziehier Nietzsche’s ‘nihilisme’ in de praktijk van de 21ste eeuw. Wie niet meedoet wordt uitgestoten, verbannen naar een terra incognita, waar niemand in de 'democratische' mediacultuur de dissident nog kan horen. Over dit verschijnsel schreef de rechtsfilosofe Heikelien Verrijn Stuart in het jubileum-boek Bouwen aan Vrede - Het Vredespaleis 1913 - 2013 — Honderd jaar werken aan vrede door recht


Het was de filosofe Hannah Arendt die al kort na de Tweede Wereldoorlog betwijfelde of een wereld omspannende rule of law een werkelijke verandering zou betekenen: 


‘Zelfs als een wereldregering denkbaar zou zijn is er geen zekerheid dat recht het equivalent van goed zal zijn en dat niet op een goede dag de mensheid heel democratisch zal vaststellen dat het over het geheel gezien beter zou zijn bepaalde onderdelen ervan te liquideren.’ 


Enzensberger schreef eerder dan ook dat de ‘onmacht van de kritiek is en blijft een onmiskenbaar feit, de reden ligt voor de hand, elke vorm van voorlichting omtrent Bild is vergeefs, omdat over dit blad niets te zeggen valt dat niet iedereen al weet. Dit geldt niet alleen voor hen die de krant maken. Het geldt tevens voor al zijn lezers, van wie het cynisme niet hoeft onder te doen voor dat van de makers. De onmondigheid, waaraan de lezers zelf schuld hebben, zit niet te wachten ook een bevrijder. Zij is zich volmaakt bewust van zichzelf. Elke vorm van voorlichting stuit op dit zelfbewustzijn: het is al voorgelicht, het kent en aanvaardt zijn onmondigheid. 

Bild wordt gelezen, omdat — en niet alhoewel — het nergens over gaat, elke inhoud liquideert, verleden nog toekomst kent en alle historische, morele en politieke categorieën met de grond gelijk maakt.


Het is deze constatering die in andere bewoordingen anno 2017 werd geformuleerd door het drietal Nederlandse journalisten in HP/De Tijd. Meer over de gevaren van de corrupte mainstream media de volgende keer.







Geen opmerkingen: