vrijdag 8 oktober 2021

NRC's Caroline de Gruyter en Andere Clowns 36

‘America’s leading industry is still the manufacture, distribution, packaging and marketing of bullshit,’ aldus de Amerikaanse stand-up comedian George Carlin, ‘The entire country is full of shit. In fact, this country was founded by a group of slave-owners who told us that all men are created equal.’ Hij voegde hieraan toe: 

Then you have the media, the media are almost literally exploding with bullshit, because they are located right at the crossroads of all the other bullshit. The media are made up of equal parts advertising, politics, business, public relations and show business. These people are sitting right at bullshit-junction.

Op zijn beurt wees de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky erop dat de beschaafde mens:


favored universal education, guaranteed health care, and democratization of the law, which one described as a fox, with poor men the geese: ‘he pulls off their feathers and feeds upon them.’ They developed a kind of ‘liberation theology’ which, as one critic ominously observed, preached ‘seditious doctrine to the people’ and aimed ‘to raise the rascal multitude… against all men of best quality in the kingdom, to draw them into associations and combinations with one another… against all lords, gentry, ministers, lawyers, rich and peaceable men.’ Particularly frightening were the itinerant workers and preachers calling for freedom and democracy, the agitators stirring up the rascal multitude, and the printers putting out pamphlets questioning authority and its mysteries. ‘There can be no form of government without its proper mysteries,’ Walker (jurist en politicus die in 1651 stierf. svh) warned, mysteries that must be ‘concealed’ from the common folk: ‘Ignorance, and admiration arising from ignorance, are the parents of civil devotion and obedience,’ a thought echoed by Dostoevsky’s Grand Inquisitor. The radical democrats had ‘cast all the mysteries and secrets of government… before the vulgar (like pearls before swine),’ he continued, and have ‘made the people thereby so curious and so arrogant that they will never find humility enough to submit to a civil rule.’ It is dangerous, another commentator ominously observed, to ‘have a people know their own strength.’ The rabble did not want to be ruled by King or Parliament, but 'by countrymen like ourselves, that know our wants.’ Their pamphlets explained further that ‘It will never be a good world while knights and gentlemen make us laws, that are chosen for fear and do but oppress us, and do not know the people’s sores.’


These ideas naturally appalled the men of best quality. They were willing to grant the people rights, but within reason, and on the principle that ‘when we mention the people, we do not mean the confused promiscuous body of the people.’ After the democrats had been defeated, John Locke commented that ‘day-laborers and tradesmen, the spinsters and dairymaids’ must be told what to believe: ‘The greatest part cannot know and therefore they must believe.’

https://chomsky.info/199107__/ 


Het opmerkelijke was, en is nog steeds, het ambigue van Verlichtingsideologen. De Engelse econoom John Locke, die graag ins Blaue hinein filosofeerde,  sprak over een 'door God gegeven recht op vrijheid’ en over een ‘sociaal contract, gebaseerd op Verlicht eigenbelang,’ zoals één van zijn hedendaagse bewonderaars, NRC-opiniemaker Ian Buruma, hem nog in mei 2014 citeerde. Volgens mijn oude vriend Ian ‘helpen’ de westerse ‘[z]akenmannen, zonder dat zelf altijd te beseffen,’ om de ‘vrijheid te bewaren.’ Als uitsmijter had de liberale Buruma bedacht dat ‘Amerika,’ ondanks zijn interventies in onder andere Perzië, Guatemala, Vietnam, Congo en Chili, en het recentere massale geweld in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, ‘juist als de beschermer van onze beschaving’ fungeert ‘en niet alleen in de zin dat Amerikanen ons telkens weer moeten redden van onze eigen neiging om onze beschaving om zeep te helpen.’ Deze voorstelling van zaken is al decennialang de geijkte, maar inmiddels gedateerde, propaganda van de westerse ‘vrije pers.’ Maar dit simplisme is alleen voor het thuisfront dat de terreur moet financieren, elders gold dat ‘The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion (to which few members of other civilizations were converted) but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact; non-Westerners never do,’ om de Amerikaanse politicoloog professor Samuel P. Huntington weer eens te citeren uit zijn meest bekende werk The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996). Bovendien wees Huntington erop dat: ‘Avoidance of a global war of civilizations depends on world leaders accepting and cooperating to maintain the multi-civilizational character of global politics,’ een feit dat de ‘corporate press’ maar al te graag verzwijgt, wanneer zij, zoals Ian Buruma, Europa adviseert om een deel van Amerika’s ‘dirty work’ op zich te nemen, ‘and take the risk of being held accountable,’ voor het daaruit voortvloeiende moderne geweld, dat onvermijdelijk in oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid eindigt. 


Het verspreiden van de propagandistische ‘bullshit’ is één van de belangrijkste taken van de mainstream-media. Dit is niet vreemd, aangezien de voornaamste opdracht van de gehoorzame westerse pers is hun werkgever zoveel mogelijk winst te bezorgen. En niets verkoopt zo goed als de berichtgeving over de  ‘superioriteit’ van het westers ‘georganiseerd geweld,’ dat de brave burger overtuigend bewijst hoe voortreffelijk ‘ons verlicht zelf-belang’ telkens weer uitwerkt. Dat daarbij de burgerbevolking even erg, zo niet erger,  getroffen wordt als beroepsmilitairen, is voor hem en haar een te verwaarlozen detail. Immers ‘c'est la guerre.' Aldus rechtvaardigde de Joods-Israelische militair-historicus Martin Levi van Creveld in de NRC van 14 januari 2009 het postmoderne fascisme van de ‘Joodse staat.’ Na de massale oorlogsmisdaden van eind 2008, begin 2009, beweerde deze zionist:

Anders dan meestal wordt aangenomen, hebben de Israëliërs dat conflict op hun sloffen gewonnen. Juist omdát ze disproportioneel reageerden op de gevangenneming van twee van hun soldaten en de dood van zes anderen, is Hezbollah’s wil om aan te vallen gebroken.


Dat zelfs ook deze bewering niet klopte, zoals naderhand bleek, is geen aanleiding geweest voor mijn NRC-collega’s om diens enthousiaste pleidooi voor ‘disproportioneel geweld’ tegen de Palestijnse burgerbevolking te toetsen aan het internationaal recht. Dat is alleen verklaarbaar als men weet dat de bewuste collectieve bestraffing van een burgerbevolking een oorlogsmisdaad is. Veelzeggend is dat Van Creveld zelf  'nooit de wapens op[nam], wegens een hazenlip en open gehemelte.'


Aangezien een niet te verwaarlozen deel van de Joods-Israelische dienstplichtige militairen niet in de rechtvaardigheid gelooft van de Israëlische dagelijkse terreur tegen Palestijnse burgers, en de Palestijnse verzetsstrijders wel in hun zaak geloven, meent de zionistische leiding dat de Palestijnse burgerbevolking collectief moet worden opgeofferd, in de hoop dat de Palestijnse gemeenschap het verzet tegen de belegering, de bezetting en de voortgaande onteigening van Palestijns land zal opgeven. Zo niet, dan volgt nog meer grootscheeps geweld, want 'het laatste wat de Israeliers willen is de steegjes van Gaza, Rafah en Khan Yunis bestormen,’ aldus professor Van Creveld.  En dus schoot de Joodse bemanning van tanks, en de artillerie, vanaf veilige afstand op alles dat ze konden raken, met als gevolg dat eenderde van het aantal doden kinderen betrof, en meer dan de helft burger. Louter en alleen omdat de Israelische soldaten te laf waren om de vijand te ‘bestormen.' Daarom lopen kinderen, vrouwen, bejaarden, ongewapende burgers deze eeuw 'de kans een zeer hoge prijs te betalen. Mais c'est la guerre,' zo oordeelde de hooggeleerde in zijn NRC-pleidooi voor het barbarisme. Waren er daarentegen in Israel meer dan 1300 Joden gedood door ‘disproportioneel’ geweld van Palestijnen dan had de NRC-redactie natuurlijk geen enkele Palestijn deze terreur laten rechtvaardigen met argumenten als dat dit nu eenmaal de 'zeer hoge prijs' van een veroveringsoorlog is. Maar als daarbij een derde van de vermoorde burgers Joodse kinderen was geweest  dan had de NRC het Palestijns geweld nooit onweersproken laten rechtvaardigen. Achter dit onderscheid schuilt onvervalst racisme. 

Na drie eeuwen de Verlichtingsidealen te hebben gepredikt — tenminste zodra ze opportuun leken — is het racisme nog steeds één van de pilaren, waarop de mentaliteit van het westers establishment rust. Weliswaar predikt de westerse gevestigde orde het universalisme, de democratie en de mensenrechten, maar in de dagelijkse praktijk bepaalt het onderhuids racisme van de witte man en vrouw de gang van zaken, zoals onder andere blijkt uit het gebruik van eufemismen als 'collateral damage.'

De nationale woordvoerder van de Nederlandse ‘misselijk makende middenklasse,’ Geert Mak, mag dan wel beweren dat de Verenigde Staten de Verlichting ‘heeft uitgevoerd, als real life experiment,’ maar iemand die enigszins belezen is weet dat dit gevaarlijke kolder is, en dat de satiricus George Carlin veel dichter bij de waarheid bleef toen hij over de VS zei: ‘dit land is gesticht door een groep slaveneigenaren die ons vertelde dat alle mensen als gelijken geschapen zijn.’ Alleen nog de gehersenspoelde opiniemakers van de polderpers menen dat de Amerikanen werkelijk geloven ‘door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten’ te ‘zijn begiftigd, waaronder leven, vrijheid, en het nastreven van geluk.’ Misschien geloven ook de meeste journalisten dit niet echt, maar in hun werk suggereren zij wel degelijk deze mythe voor waar aan te nemen. In elk geval noemde de herboren christen Geert Mak de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring ‘één van de mooiste staatsdocumenten die ooit zijn geschreven,’ zonder erbij te vermelden dat Jefferson een president was die de door hem geclaimde ‘onvervreemdbare rechten,’ van zijn slaven ontnam. Toch hield mijn oude vriend Geert vol dat de VS een ‘real life experiment’ van de ‘Verlichting’ is. Inderdaad, ‘de media exploderen bijna letterlijk van alle stront,’ en wel ‘omdat zij precies gelokaliseerd zijn op het kruispunt van alle andere stront.’ Daarom zien serieuze waarnemers zich in toenemende mate gedwongen uit te wijken naar internet, en naar alternatieve publicaties zoals De Andere Krant, een goed geïnformeerde publicatie, die daarom door de concurrentie vrezende mainstream-media ogenblikkelijk gecriminaliseerd werd als zijnde een pro-Russische propaganda-kanaal. Zo kopte de NRC dat het hier ‘Een eigen krant voor pro-Russisch Nederland’ betrof, een suggestieve mening, gebaseerd op geen enkel concreet bewijs. 


Door het journalistieke ‘fake news' ziet een groeiend aantal Nederlandse intellectuelen veel meer heil in het schrijven van boeken en het gebruik maken van internet om dissidente informatie te verspreiden, net als in de Sovjet Unie dissidenten via de samizdat  gecensureerde informatie naar buiten wisten te brengen. En met succes, zoals we nu weten. Eén van de Nederlandse academici die zo te werk gaat is de politicoloog dr. Kees van der Pijl, vanaf begin van de 21ste eeuw twaalf jaar lang hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Sussex, en auteur van talloze wetenschappelijke publicaties.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Kees_van_der_Pijl 


In De Andere Krant van 5 mei 2021 zette Van der Pijl onder de kop ‘Machtsuitoefening in coronatijd. Angst en uitzondering als machtsmiddel’ het volgende uiteen:


De politieke wetenschap, de wetenschap van het uitoefenen van macht, heeft zich door de eeuwen heen bezig gehouden met de vraag, hoe men een meerderheid zover kan krijgen dat ze zich door een minderheid laat regeren. Een van de grondleggers van de moderne politicologie, Gaetano Mosca, betoogde in zijn Elementen van Politieke Wetenschap uit 1896 dat dit mogelijk is door wat hij noemde een politieke formule. Zo’n formule rust op een historisch gegroeide eenheid, bijvoorbeeld een religie, een beschaving, of de natie. Daar kan dan voor steun beroep op worden gedaan.


Het rationele sociale contract


In de twintigste eeuw begonnen deze verbanden aan kracht te verliezen. Het fascisme was een laatste, fanatieke beleving van een natiestaat die het gevaar van een socialistische revolutie moest bezweren. Na de oorlog kwam in West-Europa nog wel de Christendemocratie op om wat er resteerde aan religieus-maatschappelijke lotsverbondenheid politiek te exploiteren. Maar in de Verenigde Staten en in Engeland, en na de oorlog ook bij ons, won een meer zakelijke, calculerende benadering het van de oude ‘vormen en gedachten’. De macht kwam nu steeds meer te rusten op een rationeel sociaal contract, gebaseerd op een klassencompromis.

Dat compromis was mogelijk doordat de internationale financiële sector, die verantwoordelijk werd gehouden voor de Grote Depressie van de jaren dertig, onder curatele werd geplaatst. Omdat in veel landen de lonen stabiel bleven (bij ons op een zeer laag niveau), kon de industrie die gebruiksgoederen maakte, de binnenlandse markt tot ontwikkeling brengen. Het compromis bestond erin dat de vakbonden en de PvdA mee mochten praten, mits men meeging in het anti-communisme, in de wapenwedloop van de Koude Oorlog, alsmede in de koloniale avonturen zoals bij ons de ‘politionele acties’ in Indonesië.


Op die basis wilde de meerderheid de macht van de minderheid wel aanvaarden. De belofte van bestaanszekerheid en welvaart deed daarbij wonderen.

 

De uitzonderingstoestand


Zelfs in deze 'gouden jaren' was er niettemin altijd een noodrem in de vorm van de ‘uitzonderingstoestand.’ Dit begrip was door de ultra-conservatieve Duitse rechtsgeleerde Carl Schmitt tot de kern van de politieke wetenschap verheven. Schmitt was actief geworden na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, toen de Russische Revolutie ook naar Midden-Europa dreigde over te slaan. Waar Mosca nog geloofde in ideologie om de minderheid aan de macht te houden, was voor Schmitt de doorslaggevende factor wie de uitzonderingstoestand kon instellen. Die mogelijkheid was ook voorzien in de grondwet die de Weimar-Republiek had aangenomen nadat Keizer Wilhelm II met pensioen naar Nederland was gestuurd.

 

Vandaag de dag kan iedereen zien wat deze ‘uitzonderingstoestand’ vermag: de staat kan de grondwet buiten werking stellen, vrijheden opschorten en leger en politie inzetten tegen wie het daar niet mee eens is.


De opperste noodtoestand


De uitzonderingstoestand die was voorzien in de Weimar-grondwet werd ingesteld in 1931, maar zelfs daarmee kon de Duitse heersende klasse de nog altijd machtige arbeidersbeweging niet klein krijgen. Dat lukte pas toen Adolf Hitler tot Rijkskanselier werd benoemd. Toen de SS een jaar daarna een bloedbad aanrichtte onder de arbeidersvleugel van de NSDAP — de SA, de Sturm Abteilung — schreef Schmitt, die zelf gevaar liep, dat het recht zijn oorsprong heeft in het instituut van de Führer: ‘In de opperste noodtoestand wordt de hoogste wet bevestigd... alle recht heeft zijn oorsprong in het recht op leven van een volk.’

 

'Het recht op leven,’ deed dienst als magische formule die ook nu wordt gehanteerd in de uitzonderingstoestand. Nee, er is nog geen Führer, en die zal er ook niet komen. Onze nationale kantoorbediende Rutte is slechts de uitvoerder van een wereldomspannende machtsgreep die niet door één land is ingesteld. De miljardairs die samen de wereld in eigendom denken te hebben, zijn nu degenen die de hoogste macht uitoefenen.

 

Dat is de uitkomst van een proces dat begon toen eind jaren zestig het kapitaal het klasse-compromis met de arbeid opzegde en de financiële sector weer in ere werd hersteld. Ja, na de instorting van de Sovjetunie, kregen de meest risicovolle speculatieve praktijken zelfs de vrije hand — totdat in 2008 het hele kaartenhuis van twijfelachtige schulden instortte. In die lange periode, dus vanaf de jaren 70 tot aan de dag van vandaag, verschoof ook de politieke macht naar het internationale niveau.

 

Sindsdien kan ook op dat niveau de uitzonderingstoestand worden ingesteld. In zijn lezingen in 1977 kwam de Franse filosoof Michel Foucault met het idee dat ook daar sprake is van soevereiniteit. Interessant genoeg gebruikte hij daarvoor de term biopolitiek. De biopolitieke uitzonderingstoestand overstijgt het niveau van de afzonderlijke staat; ‘bio’ staat hier dus voor nationaal én voor internationaal. Maar de macht reikt ook dieper en ‘neemt de leiding over het leven zelf.’ De soeverein neemt die leiding over, aldus Foucault, 'als hij de menselijke soort wil veranderen.'  


Angstscenario’s


In de jaren na 1991 is gewerkt aan nieuwe ideologische schema’s, scenario’s, gebaseerd op angst. Een compromis zat er niet meer in. In deze angstscenario’s worden denkbeeldige gevaren uitvergroot tot rampen die ons allen boven het hoofd hangen. De materiële voordelen die voorheen de beloning waren voor politiek conformisme, mogen zijn weggevallen, angst blijft een onuitputtelijk reservoir om mensen in het gelid te krijgen. Met behulp van deze angstscenario’s werd wat Patrick Zylberman noemt, een ‘wereldmarkt van de fantasie’ gecreëerd, want in dezelfde periode ontstonden de 24-uurs nieuwszenders en kwam het Internet op als mondiale draaischijf voor onbeperkte informatie.

 

In allerlei instituten en denktanks begon de zoektocht naar werkzame scenario’s. Zo deden bijvoorbeeld regeringen beroep op The Power of Nightmares, de titel van de BBC voor een documentaire van Adam Curtis uit 2004. Na het 'terrorisme' en na 'Poetin' zijn nu ook   'klimaatverandering'  en ‘het virus’ als nachtmerries opgedoken. Al ligt dat voor klimaatverandering wat ingewikkelder. Als angstscenario zijn beide echter zeer werkzaam. 


Pandemie van de angst


Veel meer nog dan met terrorisme blijkt, desnoods in combinatie ermee (een bio-terreuraanval), een nieuw, onbekend virus iets waarmee de bevolking een diepe, existentiële angst kan worden ingeboezemd. Het is een gouden greep gebleken. In mijn nog te verschijnen boek Pandemie van de angst laat ik zien dat vanaf 1989-90 planningsbijeenkomsten hebben plaatsgevonden over dit thema: hoe kunnen we de bevolking zover krijgen hun vrijheid in te leveren in naam van een geheimzinnige virusepidemie? 


Inmiddels weten we dat meer van de helft van de bevolking in ons land actief meedoet aan het handhaven van de uitzonderingstoestand die op 16 maart vorig jaar werd ingesteld. Medisch heeft de huidige staat van beleg nog maar weinig te betekenen. Het is de eerste pandemie waarvan het bestaan door testresultaten achterhaald moet worden. Als politieke wetenschap, als machtsuitoefening, is het een meesterzet.

https://deanderekrant.nl/nieuws/macht-volgens-kees-van-der-pijl-2021-05-05 


Een dergelijke analyse zal nooit geschreven worden door een journalist van de ‘corporate press’ om de simpele reden dat dit de gesanctioneerde lezing van de werkelijkheid onderuit haalt. De officieel erkende interpretatie van de werkelijkheid bestaat niet voor niets. In verband hiermee schreef de dissidente Amerikaanse geleerde Noam Chomsky in zijn essay ‘Force and Opinion’ dat de Schotse Verlichtingsfilosoof David Hume in zijn ‘First Principles of Government,’ ik citeer, ‘nothing more surprising’ beschouwde dan:


to see the easiness with which the many are governed by the few; and to observe the implicit submission with which men resign their own sentiments and passions to those of their rulers. When we enquire by what means this wonder is brought about, we shall find, that as Force is always on the side of the governed, the governors have nothing to support them but opinion. ‘Tis therefore, on opinion only that government is founded; and this maxim extends to the most despotic and most military governments, as well as to the most free and most popular.’


Hume was an astute observer, and his paradox of government is much to the point. His insight explains why elites are so dedicated to indoctrination and thought control, a major and largely neglected theme of modern history. ‘The public must be put in its place,’ Walter Lippmann wrote, so that we may ‘live free of the trampling and the roar of a bewildered herd,’ whose ‘function' is to be ‘interested spectators of action,’ not participants. And if the state lacks the force to coerce and the voice of the people can be heard, it is necessary to ensure that that voice says the right thing, as respected intellectuals have been advising for many years.

https://chomsky.info/199107__/ 


Lippmann was niet de eerste de beste, maar decennialang een door het Amerikaans establishment uiterst gerespecteerde commentator, en ‘an informal adviser to several presidents. On September 14, 1964, President Lyndon Johnson presented Lippmann with the Presidential Medal of Freedom,’ de ‘hoogste onderscheiding die aan burgers wordt gegeven door de regering van de Verenigde Staten.' Bovendien ontving hij: 


a special Pulitzer Prize for journalism in 1958, as a nationally syndicated columnist, citing ‘the wisdom, perception and high sense of responsibility with which he has commented for many years on national and international affairs.’ Four years later he won the annual Pulitzer Prize for International Reporting citing ‘his 1961 interview with Soviet Premier Khrushchev, as illustrative of Lippmann's long and distinguished contribution to American journalism.’


Zonder enige overdrijving kan Walter Lippmann gezien worden als de stem van de Amerikaanse gevestigde orde in Washington en op Wall Street. Het rijke en machtige establishment hechtte ook toen vanzelfsprekend weinig geloof aan een ware democratie, waarbij beroepspolitici de wil van de bevolking tot uitdrukking zouden kunnen brengen.  Daarom meende Lippmann dat een voortdurende propaganda-campagne noodzakelijk was. ‘But what is propaganda,’ zo schreef hij als woordvoerder van de elite ‘if not the effort to alter the picture to which men respond, to substitute one social pattern for another?’ De meest invloedrijke Amerikaanse mediadeskundige van de twintigste eeuw stelde dat de mainstream-pers in een massamaatschappij de bevolking moet dwingen ‘to take sides.’ Journalisten ‘must step out of the audience on to the stage, and wrestle as the hero for the victory of good over evil,’ waarbij hij tegelijkertijd waarschuwde dat voor alle zekerheid ‘public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press,’ want zonder:


some form of censorship, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable.


Om te voorkomen dat het grote publiek in een 'democratie' — in de woorden van Lippmann 'een verbijsterde kudde' — op hol slaat, moeten de beelden en verbale suggesties die de massa krijgt toegediend, streng geselecteerd worden, zodat de juiste opvattingen ontstaan, aangezien 'the real environment is altogether too big, too complex, and too fleeting for direct acquaintance.' De massamens is namelijk: 


not equipped to deal with so much subtlety, so much variety, so many permutations (mutaties. svh) and combinations. And although we have to act in that environment, we have to reconstruct it on a simpler model before we can manage it.


De ‘wij’ zijn de ‘gespecialiseerde klasse’ -- de journalisten -- heeft tot taak de ‘gemeenschappelijke

belangen’ welke ‘voor het overgrote deel de publieke opinie ontgaan’ zodanig te simplificeren dat ze door het grote publiek als zoete koek worden geslikt, zodat de ‘gemeenschappelijke belangen’ allereerst en bovenal de rijke elite dienen. In de praktijk komt dit neer op het drastisch beperken van de werkelijkheid tot zwart-wit beelden. Kortom, de media moeten de visie van de machtigen propageren. De Franse socioloog Jacques Ellul ging uitgebreid in op dit onderwerp. In zijn baanbrekende studie Propaganda. The Formation of Men’s Attitudes (1965) — op voorspraak van Aldous Huxley in het Engels vertaald — benadrukte hij dat er twee verschillende vormen van propaganda bestaan, te weten de ‘agitation propaganda’ en de geraffineerdere ‘integration propaganda,’ beide onmisbaar 'for the technological society to flourish, and its technological means — mass media among them — in turn make such integration propaganda possible,’ 

zoals Konrad Kellen schreef in een introductie van het in 1965 in Engels vertaalde boek. Kellen wist waarover hij het had aangezien deze vooraanstaande geleerde in 1933 als joodse Duitser naar de VS vluchtte en tijdens de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakte van een ‘U.S. Army intelligence unit in Europe, working in psychological warfare, and being awarded the Legion of Merit.’ Ellul zelf waarschuwde dat de ‘force of propaganda is a direct attack against man,’ aangezien de: 


strength of propaganda reveals, of course, one of the most dangerous flaws of democracy. But that has nothing to do with my own opinions. As I am in favor of democracy, I can only regret that propaganda renders the true exercise of it almost impossible. But I think it would be even worse to entertain any illusions about a co-existence of true democracy and propaganda. Nothing is worse in times of danger than to live in a dream world. To warn a political system of the menace hanging over it does not imply an attack against it, but is the greatest service one can render a system.


Jacques Ellul benadrukte dat in het dagelijkse leven ‘propaganda cannot exist without using the mass media.’ Maar wanneer ‘by chance, propaganda is addressed to an organized group, it can have practically no effect on individuals before that group has been fragmented.’ En dit alles betekent dat ‘Propaganda must be total. The propagandist must utilize all of the technical means at his disposal — the press, radio, TV, movies, posters, meetings.’ Letterlijk geen enkele dissidente visie mag door de massamedia worden verspreid. Het is namelijk onvermijdelijk dat:


Propaganda tries to surround man by all possible routes, in the realm of feelings as well as ideas, by playing on his will or on his needs, through his conscious and his unconscious, assailing him in both his private and his public life. It furnishes him with a complete system for explaining the world, and provides immediate incentives (prikkels. svh) to action. We are here in the presence of an organized myth that tries to take hold of the entire person.


Through the myth it creates, propaganda imposes a complete range of intuitive knowledge, susceptible of only one interpretation, unique and one-sided, and precluding any divergence. This myth becomes so powerful that it invades every area of consciousness, leaving no faculty or motivation intact. It stimulates in the individual a feeling of exclusiveness, and produces a biased attitude. The myth has such motive force that, once accepted, it controls the whole of the individual, who becomes immune to any other influence. This explains the totalitarian attitude that the individual adopts — wherever a myth has been successfully created — and simply reflects the totalitarian action of propaganda on him.


Not only does propaganda seek to invade the whole man, to lead him to adopt a mystical attitude and reach him through all possible psychological channels, but, more, it speaks to all men. Propaganda cannot be satisfied with partial successes, for it does not tolerate discussion; by its very nature, it excludes contradiction and discussion. As long as a noticeable or expressed tension or a conflict of action remains, propaganda cannot be said to have accomplished its aim. It must produce quasi-unanimity, and the opposing faction must become negligible, or in any case cease to be vocal.

Vast staat dat propaganda pas optimaal functioneert wanneer:

  1. de mens niet alleen van zijn eigen omgeving is vervreemd, maar vooral ook van zichzelf, zoals in een technocratie het geval is. De lezer hoeft slechts één avondje televisie te kijken en hij/zij weet wat ik bedoel. Zo niet, dan zal het hele voorafgaande hem/haar ontgaan, of gezien worden als paranoïde waanzin. 
  2. er geen alternatieve bronnen bestaan, die dissidente informatie verstrekken. In dit opzicht is internet een grote bedreiging geworden voor de mainstream-media, omdat de nieuwe technologie elke dag weer niet één bron aanhaalt, maar een veelvoud aan bronnen vanuit de gehele wereld. Zo heeft de commerciële pers, die als allereerste taak heeft zoveel mogelijk winst te maken voor de eigenaren van de media, het monopolie verloren op de berichtgeving, en daarmee op de waarheidsvinding. 
Maar,  helaas voor de macht, kan de elite niet langer meer ‘live free of the trampling and the roar of a bewildered herd,’ en blijkt het steeds moeilijker te worden om het  'publiek in het gareel te houden.' En omdat techniek geen tegenstand duldt, krijgen de 'massamedia die de noodzakelijke band' moeten 'leggen tussen het individu en de vereisten van de technologische maatschappij,' het steeds moeilijker de technocratie te legitimeren. De scherpzinnige Ellul toonde als geen ander aan dat 'Modern technology has become a total phenomenon for civilization, the defining force of a new social order in which efficiency is no longer an option but a necessity imposed on all human activity.' Nut en efficiency zijn de belangrijkste uitgangspunten van de huidige  technocratie, de 'normen en waarden' van een democratische rechtstaat zijn hieraan volledig ondergeschikt gemaakt. 

Het gevolg is dat dissidente informatie angstvallig door de ‘corporate media’ wordt verzwegen, waardoor zonder overdrijven kan worden gesproken van wat in de Angelsaksische wereld ‘the conspiracy of silence’ heet. Deskundigen als Kees van der Pijl maken nu dan ook hun wetenschappelijk verantwoorde informatie wereldkundig via allereerst internet. Deze censuur betreft overigens niet alleen hem; zelfs de wereldberoemde geo-politicus Henry Kissinger wordt door de vermeende ‘vrije pers’ gecensureerd zodra hij de grenzen van de officiële consensus doorbreekt. Zo leidden Kissinger’s waarschuwingen in 2019 met betrekking tot de Amerikaanse houding tegenover China niet tot een publieke discussie, laat staan dat zij door Nederlandse intellectuelen serieus werden geanalyseerd. En dat terwijl toch deze alom gerespecteerde geo-politicus had verklaard dat ‘those countries that used to be exceptional and used to be unique, have to get used to the fact that they have a rival.’ Daarentegen meldde de Amerikaanse gerenommeerde Strategic Culture Foundation op 29 november 2019: 


Former US Secretary of State Henry Kissinger made prudent remarks recently when he said the United States is no longer a uni-power and that it must recognize the reality of China as an equal rival.


The furor over a new law passed by the US this week regarding Hong Kong and undermining Beijing’s authority underlines Kissinger’s warning.


If the US cannot find some modus vivendi with China, then the outcome could be a catastrophic conflict worst than any previous world war, he admonished.


Speaking publicly in New York on November 14, the veteran diplomat urged the US and China to resolve their ongoing economic tensions cooperatively and mutually, adding: ‘It is no longer possible to think that one side can dominate the other.’


In other words, he is negating (ontkent. svh) the erroneous consensus held in Washington which asserts that the US is somehow ‘exceptional,’ a ‘uni-power’ and the ‘indispensable nation.’ This consensus has grown since the early 1990s after the collapse of the Soviet Union, when the US viewed itself as the sole super-power. That morphed into a more virulent ideology of ‘full-spectrum dominance.’ Thence, the past three decades of unrelenting US criminal wars and regime-change operations across the planet, throwing the whole world into chaos.


Kissinger’s frank assessment is a breath of fresh air amid the stale and impossibly arrogant self-regard held by too many American politicians who view their nation as an unparalleled power which brooks no other…


Aptly, Kissinger’s caution about danger of conflict was reiterated separately by veteran journalist John Pilger, who warned in an exclusive interview for Strategic Culture Foundation this week that, presumed ‘American exceptionalism is driving the world to war.’

https://www.strategic-culture.org/news/2019/11/29/henry-kissinger-gets-it-us-exceptionalism-is-over/   


In tegenstelling tot Kissinger's waarschuwingen luidt de sensationalistische kop op de cover van Elseviers Weekblad van 2 oktober 2021: 

Omsingeling China’ 

een verwijzing naar het artikel over een, volgens EW, ‘wereldwijde anti-China-alliantie. Met het nieuwe bondgenootschap AUKUS ontstaat er een nieuw speelveld. De gevolgen voor Azië, Frankrijk én Den Helder. ‘Landen moeten nu kiezen,’ of ze willen meedoen aan de voorbereidingen van een Derde Wereldoorlog, nu tegen 1,4 miljard Chinezen. En zo wordt de westerse 'bewildered herd,' deze ‘verwarde kudde,’ voorbereid op het door de macht geplande genocidale geweld tegen het ‘gele gevaar,’ tevens de kleur van de EW-cover. Ook hier weer is sprake van het onderhuids racisme tegen, ditmaal gericht tegen de ‘spleetogen,’ ‘the chinks,’ zoals ze genoemd werden voordat het geïnstitutionaliseerd racisme achter politiek correcte taal verdween. Het westerse publiek verneemt nu al dat het moet ‘kiezen,’ want door de nucleair aangedreven Amerikaanse duikboten met geavanceerde kruisraketten die de Australiërs ontvingen is 'een nieuw speelveld’ ontstaan. Het staat er echt. Een ‘speelveld’ waar de toekomst van de hele mensheid wordt uitgevochten. Tja, ‘wat is propaganda anders dan de poging om het beeld te veranderen waarop de mens reageert.’ Het beeld, dus niet de werkelijkheid, maar de perceptie van de realiteit is doorslaggevend, zoals de Lippmann doctrine duidelijk heeft gemaakt. Het huidige journaille heeft zich deze leer eigen moeten maken wil het carrière maken. Vergeet niet dat om ‘propaganda te bedrijven er een barrière moet zijn tussen het publiek en een gebeurtenis,’ die bijvoorbeeld kan worden gebruikt om een oorlog te beginnen, want de ‘toegang’ tot de werkelijkheid ‘moet beperkt worden, voordat iemand’ het in zijn of haar hoofd haalt een andere werkelijkheid te bedenken waarvan men meent dat zij ‘wijs of wenselijk’ is. Dit verzin ik hier niet ter plaatse, maar dit is de werkelijkheid van de media, zoals die door Lippmann geformuleerd werd voor de elite. De realiteit wordt daarbij gereduceerd tot hapklare brokken, die probleemloos door de massa verteerd kunnen worden, met andere woorden de media ‘moeten’ de werkelijkheid zo ‘reconstrueren,’ dat een ‘simpeler model’ ontstaat dat de macht eenvoudig ‘kan managen.’ In de praktijk betekent dit doorgaans een manicheïsche weergave van de complexe realiteit, waarbij de goeden vanzelfsprekend wij zijn, en de slechten alle anderen. Om de massa het beeld te geven dat het Westen geen blaam treft, blijft de 'corporate press'  feiten verzwijgen, zoals de volgende uitspraak van Henry Kissinger, die in 2015 waarschuwde dat onder president Obama ‘breaking Russia has become an objective; the long-range purpose should be to integrate it.’ Daarnaast wees deze voormalige National Security Adviser en oud-minister van Buitenlandse Zaken erop dat:

A number of things need to be recognized. One, the relationship between Ukraine and Russia will always have a special character in the Russian mind. It can never be limited to a relationship of two traditional sovereign states, not from the Russian point of view, maybe not even from Ukraine’s. So, what happens in Ukraine cannot be put into a simple formula of applying principles that worked in Western Europe, not that close to Stalingrad and Moscow. In that context, one has to analyze how the Ukraine crisis occurred. It is not conceivable that Putin spends sixty billion euros on turning a summer resort into a winter Olympic village in order to start a military crisis the week after a concluding ceremony that depicted Russia as a part of Western civilization. 


Mede gezien de voorbereidingen van een Derde Wereldoorlog is van levensbelang te weten dat: 

The moment has come, especially for those living in wealthy nations, to recognize a disturbing truth: that we have colonized the future.

Dit schrijft de in Australië geboren politiek socioloog Roman Krznaric in zijn boek The Good Ancestor: How to Think Long Term in a Short Term World (2021). Hij wijst erop dat:

We treat the future like a distant colonial outpost devoid of people, where we can freely dump ecological degradation, technological risk and nuclear waste, and which we can plunder as we please. When Britain colonized Australia in the eighteenth and nineteenth centuries, it drew on a legal doctrine now known as terra nullius -- ‘nobody’s land’ -- to justify its conquest and treat the indigenous population as if they didn’t exist or have any claims on the land. Today our societal attitude is one of tempus nullius: the future is seen as ‘nobody’s time,’ an unclaimed territory that is similarly devoid of inhabitants. Like the distant realms of empire, it is ours for the taking. Just as indigenous Australians still struggle against the legacy of terra nullius, so too there is a struggle to be had against the doctrine of tempus nullius.
 
Zo heeft de witte man al vijf eeuwen lang de wereld geregeerd, en hij is werkelijk niet van plan zijn exceptionalistische mentaliteit op te geven. Lukt dit niet dan maar het armageddon, want zoals Noam Chomsky stelt: 'It’s Life and Death — Intellectuals Can’t Keep Serving the Status Quo.' Zeker nu ieder ontwikkeld mens uit ervaring weet dat de macht lijdt  aan een ernstige psychische stoornis: zij is namelijk onverzadigbaar.

’s Winters willen wij de lente

En in de lente liefst de zomer,

En als het wemelt in de heggen

zeggen wij: laat winter komen.

En daarna is er niets meer goed:

Het voorjaar komt er niet meer aan.

Wij weten niet dat in ons woedt

Verlangen om maar dood te gaan.   

— Het Wiel. William Butler Yeats, in de vertaling van Jan Eijkelboom.



Ziedaar onze wereld, ziedaar de mens. Verlicht of niet. Gelovend in God of niet.    





Geen opmerkingen: