De wrange ironie is dat de zionisten in en buiten Israel de Palestijnen tot joden maken, terwijl de betreffende joden zelf steeds minder Joods worden. Het judaïsme bepaalt niet langer meer hun identiteit, maar het Israelisch extremisme. Hoe meedogenlozer en massaler de zionisten de Palestijnen vervolgen, des te minder Joods zijzelf zijn, terwijl de Palestijnen almaar Joodser worden. Dit betekent in de praktijk dat de Joden in Israel -- net als de nationalisten overal elders in de wereld -- steeds stupider optreden, en hun slachtoffers, de Palestijnse burgers gedwongen worden steeds slimmer reageren. Het zijn altijd de vervolgden die uit noodzaak nieuwe overlevingsstrategieën weten te verzinnen. Daar komt bij dat macht corrumpeert, terwijl machteloosheid solidariseert, aangezien de vervreemding die door onderdrukking wordt veroorzaakt, een gevoel is dat men deelt met alle vervolgden, hetgeen onvermijdelijk leidt tot wat Albert Camus de 'solidariteit van de ketenen’ noemde. De machtige daarentegen is alleen solidair met zichzelf, uit angst elk moment van zijn troon te kunnen worden gestoten.
Zelden is de Joodse burger zo vreesachtig geweest als vandaag de dag, nu hij een eigen vlag en leger heeft, en hij van slachtoffer is getransformeerd in beul. Het opmerkelijke is dat de Joodse Israëli veel gelijkenis vertoont met de ‘Jiddische Schlemiel,’ die als gevolg van zijn onnozelheid door het oog van de naald kroop, en nergens greep op had, vooral niet op zijn eigen bestaan. In haar boek The Schlemiel As Modern Hero (1971) toont de joods-Amerikaanse geleerde Ruth R. Wisse, Professor of Yiddish Literature, dat de schlemiel het product was van de Jiddische sociale- en politieke omstandigheden in de geïsoleerde ‘shtetels’ van Oost Europa, een man, nooit een vrouw, die zichzelf als machteloos zag in een wereld waar alles om macht en geld draaide. Om te kunnen overleven in deze werkelijkheid was de schlemiel de anti-held. Als van nature speelt de schlemiel de rol van het eeuwige slachtoffer, voor wie men hooguit medelijden kan opbrengen, zodra zijn schlemielig optreden te lachwekkend wordt.
Al in 1948 waarschuwde één van de scherpzinnigste denkers van de twintigste eeuw, de Joods-Duitse zioniste Hannah Arendt voor het feit dat:
Vrede in het Midden-Oosten essentieel [is] voor de staat Israël, voor de Arabische bevolking en voor de westerse wereld. Het verschil met een wapenstilstand is dat vrede niet kan worden opgelegd; vrede kan alleen het resultaat zijn van onderhandelingen, van wederzijdse compromissen en een daaruit voortvloeiend akkoord tussen joden en Arabieren…
Als de uitkomst hooguit een wapenstilstand is, zou de nieuwe Israëlische staat gedwongen worden om het hele volk te organiseren in een permanente toestand van mogelijke mobilisatie; de voortdurende dreiging van gewapend ingrijpen zou noodzakelijkerwijs de richting van alle economische en maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden en misschien uitlopen op een militaire dictatuur. De culture en politieke steriliteit van kleine door en door gemilitariseerde naties is in de geschiedenis genoegzaam aangetoond. Het is helaas niet waarschijnlijk dat de voorbeelden van Sparta en soortgelijke experimenten als schrikbeeld zullen werken voor een generate van Europese joden die de vernedering van Hitlers slachthuizen proberen uit te wissen met de recent veroverde waardigheid van strijd en de triomf van een zege… Buitensporige uitgaven voor bewapening en mobilisatie zouden niet alleen de jonge joodse economie verstikken en het einde betekenen van de sociale experimenten van het land, maar ook leiden tot een groeiende afhankelijkheid van de gehele bevolking van financiële en andere steun van Amerikaanse joden…
De meerderheid van het Joodse volk heeft het gevoel de gebeurtenissen van de afgelopen jaren een nauwere relatie hebben met de verwoesting van de Tempel in 70 na Christus en met de Messiaaqnse verwachtingen van tweeduizend jaar verstrooiing dan moet het VN-besluit van 1947, de Balfour-verklaring van 1917 of zelfs met vijftig jaar pionieren in Palestina. Joodse overwinningen worden niet beoordeeld in het licht van de huidige werkelijkheid in het Midden-Oosten, maar in het licht van een zeer ver verleden. De huidige oorlog geeft iedere jood ‘zo’n genoegdoening als we eeuwenlang niet hebben gekend, misschien niet sinds de dagen van de Makkabeeën (164 voor Christus. svh)’ (Ben-Goerion).
Dit gevoel van historisch momentum, deze vastbeslotenheid om de recente gebeurtenissen te beschouwen als een definitief vonnis van de geschiedenis, wordt ongetwijfeld versterkt door succes, maar succes is niet de bron ervan. De joden trokken ten strijde tegen de Britse bezettingstroepen en de Arabische legers met de ‘geest van Masada,’ geïnspireerd door de leuze ‘of anders gaan we ten onder,’ vastbesloten om elk compromis, zelfs ten koste van nationale zelfmoord, af te wijzen. Vandaag der dag spreekt de Israëlische regering van voldongen feiten, van het recht dat uit de loop van het geweer komt, van de wet van verovering, terwijl twee jaar geleden dezelfde mensen in het Joods Agentschap van gerechtigheid spraken en van de verschrikkelijke noden van het Joodse volk.
Inmiddels, bijna driekwart eeuw na Arendt’s waarschuwing is het wrede en fanatieke zionistische beleid het officiële uitgangspunt geworden van de huidige politiek tegenover de Palestijnse buren. Bij gebrek aan een eigen nationale identiteit hebben de Joden in Israel een geleende identiteit geadopteerd, die in enkele opzichten zo radicaal is dat het lijkt op die van de SS. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de Israelische scherpschutters die protesterende, wegrennende Palestijnse jongeren, in de rug dood schieten. Dergelijke Joodse militairen in Israel kennen eenzelfde kadaverdiscipline als destijds de leden van de nazi-‘Einsatzgruppen,’ de paramilitaire doodseskaders van het Derde Rijk, die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief waren aan het oostfront.
Hoe ouder ik word, des te meer ik besef hoe ingrijpend het gebrek aan een eigen identiteit voor velen is, en wel omdat de identiteitsloze tevens geen doorleefde moraliteit kent, en zelfs in het cynisme geen houvast vindt. Nu veel joden in en buiten Israel geseculariseerd zijn, wordt als vanzelf de identiteitsvraag onder mensen die zich Joods voelen als steeds beklemmender ervaren. Wie is nu een Jood en wie niet? Wie hoort erbij en wie niet? In elk geval is degene die alleen aan vaderszijde een Joodse achtergrond heeft, volgens de orthodoxe wetten geen Jood. Dat levert bij sommigen een levenslang trauma op. Zo merkte ik bij de oud Volkskrant-commentator Paul Brill hoe erg dit kan uitwerken. In het boek Israel: een blanco cheque? (1983), waarin twintig Nederlanders ‘van joodse en/of linkse huize een poging [doen] de “dialoog van doven” over Israel en de Palestijnen te doorbreken.’ Welnu, ook Paul Brill, leverde een bijdrage, waarin hij met zorgvuldig gekozen pathos uiteenzette:
En dan arriveer je in Israel. Jij zult daar met je eigen afkomst worden geconfronteerd, was me van zeer nabij voorspeld. Maar wat is je afkomst wanneer je joodse vader geheel heeft gecapituleerd voor de bekeringsijver van je katholieke moeder? Nebbisj. Of nog minder: minder dan een halfjood, zoals me eens smalend werd toegevoegd door iemand die zich op latere leeftijd had laten besnijden.
Ook hier speelt het wegsnijden van de voorhuid een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol in de joodse identiteit. Brill’s wrange beschrijving van zijn eigen 'afkomst' illustreert een aantal zaken. Allereerst lijkt hij ernstig te twijfelen aan zijn eigen Joodse identiteit. Wie was hij nu eigenlijk, wat was zijn 'afkomst'? Joods? Katholiek? Joods-Katholiek? Of ‘minder dan een halfjood?’ Zelfs na acht jaar bij het toen progressieve weekblad De Groene Amsterdammer te hebben gewerkt, wist hij het nog niet. Bekend is dat sinds de emancipatie van de joden in het begin van de negentiende eeuw de vraag wie er wel en wie er niet bijhoort het Jodendom intens bezig houdt. Volgens de traditionele joodse wetgeving luidt de definitie: ‘Alleen die persoon waarvan de moeder ten tijde van de geboorte een Jodin was of de persoon die zich vrijwillig tot het jodendom heeft bekeerd op grond van de Joodse wetten is Joods.’
http://nl.wikipedia.org/wiki/Joden
Volgens de officiële definitie is de al dan niet besneden Paul Brill dus niet joods, maar katholiek. ‘Nebbisj,’ jammer, niets, schrijft Brill teleurgesteld. 'Of nog erger' voegt hij daaraan toe: 'minder dan een halfjood,’ een bittere opmerking die duidelijk maakt dat het belangrijk genoeg voor hem was om dit na al die jaren nog eens op te schrijven. Het had hem kennelijk diep geraakt, de kwalificatie was als een angel in zijn bewustzijn blijven steken. 'Minder dan een half-jood.’ Helaas voor hem, hij was een goj, en ook nog een niet-jood met een dominate katholieke moeder. Alsof hij geen zoon was van zijn vader. En dit alles was het resultaat van een commentaar van een niet nader genoemde anonymus, die pas 'op latere leeftijd' besneden werd, hetgeen in Brill’s ogen kennelijk een kenmerk bij uitstek is dat iemand echt joods is. Vooral onzekere mannen, ook al lezen ze weleens een boek, ontlenen aan hun geslachtsdeel een niet geringe zekerheid. Paul Brill laat als slachtoffer doorschemeren te zijn opgegroeid in een getraumatiseerd gezin, overheerst door een sterke 'katholieke moeder' en een zwakke 'joodse vader,’ die ‘geheel' had ‘gecapituleerd,' waardoor de lezer de indruk kreeg dat er sprake was van een voortdurende oorlog in het gezin, en de zoon gepijnigd achterbleef verscheurd door grote twijfels aan zijn eigen identiteit. Wie ben ik? En hoe verhoud ik me als ‘onbesneden’ zoon uit een katholiek gezin ten opzichte van Israel, 'de joodse natie'? Het blijven buitengewoon moeilijk te beantwoorden vragen voor iemand die zijn identiteit niet kent, maar toch dolgraag ergens bij wil horen.
Ik overdrijf niet als ik stel dat Paul Brill, als commentator van de Volkskrant, een uiterst complexe relatie heeft met zijn achtergrond, en — veel belangrijker nog met de buitenwereld — en zeker met Israel. Ik heb het sterke vermoeden dat Brill’s existentiële onzekerheid de reden is geweest dat hij als journalist zich steeds meer ontwikkelde als een fervente pro-Israel lobbyist. Waarschijnlijk gaf hem dit het gevoel toch een beetje joods te zijn, waardoor zijn identiteitsloosheid door hem als wat minder beklemmend werd ervaren. Een feit is dat de joodse correspondenten van de Nederlandse pers in Israel, en joodse buitenland commentatoren in Nederland zelf, vele decennia lang als propagandisten van de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ fungeerden. Zij hielden er een simplistisch manicheïsch mens- en wereldbeeld op na, waarbij de Joden de rol van de eeuwige slachtoffers speelden, en de Palestijnen de rol van terroristen, die helemaal niet in Palestina behoorden te leven. Met betrekking tot het zwart/wit beeld, concludeerde de Australische sociaal wetenschapper Alex Carey in zijn boek Taking the Risk out of Democracy. Corporate Propaganda versus Freedom and Liberty (1995) dat een:
society or culture which is disposed to view the world in Manichaen terms will be more vulnerable to control by propaganda. Conversely, a society where propaganda is extensively employed as a means of social control will tend to retain a Manichean world-view, a world dominated by symbols and visions of the Sacred and the Satanic... Reflection inhibits action, while a Manichean world-view facilitates action.
De volgende patient is de inmiddels overleden antiekhandelaar Constant Vecht. Nadat hij op gevorderde leeftijd zijn communistische identiteit had ingewisseld voor een ‘half-joodse’ identiteit, zich daarbij beroepend op Martin van Amerongen’s bon mot: ‘beter een halve jood dan een lege dop,’ liet Constant tegen het eind van zijn leven te pas en te onpas weten dat ook hij erbij hoorde, en niet langer meer de last van de vrijheid in zijn eentje hoefde te torsen.
Ook de hedendaagse vrouw zoekt naarstig naar wie zij is, dan wel wie zij wil zijn. In Het Parool van 5 november 2020 las ik over het boek ‘Het Beloofde Leven’ het volgende:
Femmetje de Wind (46) is zelf zo’n ‘vaderjood.’ Ook zij maakte, meer dan 20 jaar geleden, de gang naar Jeruzalem. Om de liefde, zoals Sophie in het boek, maar ook uit een diep gevoeld verlangen te horen bij een groep, een geloof dat haar niet accepteerde. ‘Het is een verhaal dat in principe maar voor een kleine groep mensen relevant is, maar het is een groot onderwerp. Het is universeel: hoe graag wil je bij iets horen en in hoeverre ben je bereid daarvoor iets van jezelf op te geven?’
Sophie ervaart bij de familie van Max een ‘bedwelmend gevoel van gemeenschapszin.’ ‘Ik groeide op in een gehavende familie, met een getraumatiseerde vader. Ik ben een tweedegeneratiekind, opgegroeid in een derdegeneratietijdperk; mijn vader was 53 toen ik werd geboren. Ik heb me vaak eenzaam en angstig gevoeld. Mijn vrienden kwamen uit veel grotere families. Dat gevoel van hunkering wilde ik Sophie graag meegeven.’
Interviewster: Sophie was nooit bezig met haar Joodse achtergrond, tot die door haar relatie met Max een andere lading krijgt. Hoe was dat voor u?
‘Ik werd me daarvan bewust toen ik op het Vossius Gymnasium kwam. Op mijn lagere school in Duivendrecht was ik het enige Joodse meisje en ben ik er nooit om gediscrimineerd. Ik voelde me pas gediscrimineerd toen ik op het Vossius door de andere Joodse kinderen niet werd geaccepteerd. Ik mocht niet mee naar de Joodse Jeugdvereniging. Daar begon de verwarring. Ik had een Joodse vader, voelde me Joods, zag er Joods uit. Maar ik was niet Joods genoeg.’
En zo werd een gojse vrouw, die ooit dacht ‘het enige Joodse meisje’ op de lagere school in Duivendrecht te zijn, en van die geleende exclusiviteit genoot, via fictie toch nog een beetje ‘Joods,’ nadat de echte ‘Joden’ haar het gevoel hadden gegeven te worden ‘gediscrimineerd.’ Joods zijn of lijken is in, in een tijd die geen eigen identiteit kent.
Hoe nu? ‘Gediscrimineerd?’ omdat je niet mee mocht naar het samenzijn van een tribaal clubje? Dat is geen discriminatie. Als ik niet welkom ben bij de kerkdienst van een zwarte kousen gemeente ergens in de polder dan is dit geen ‘discriminatie,’ maar een godszegen. Waarom zoekt Femmetje de Wind nog op haar 46ste naar een kleinburgerlijke ‘Joodse’ identiteit? Het antwoord is simpelweg omdat in een tijd vol vervreemding de meeste massamensen ergens bij willen horen. Het is als het ware een reflex. De één gaat bij een voetbalclub, de ander wordt Joods. Mijn zegen hebben ze, zolang hun brandend verlangen niet ten koste gaat van anderen, zoals in het geval van de 22-jarige CIDI-medewerker Hidde van Koningsveld, die sinds hij tot het Joodse geloof is bekeerd, zich Akiva laat noemen, als eerbetoon aan Rabbi Akiva die spirituele steun gaf aan de Joodse extremist Bar Kochba, in wie rabbijn Akiva de messias zag, maar die door de joden in de diaspora al tweeduizend jaar als een valse profeet wordt beschouwd, omdat hij een zinloze opstand leidde tegen gematigde Joden en de Romeinen, geweld dat funest was voor de Joodse samenleving in het oude Israel. Even fanatiek is de bekeerling Van Koningsveld, een ieder die kritiek heeft op de Israëlische oorlogsmisdaden kan door hem worden uitgemaakt voor ‘antisemiet.’ Gezien het groeiende aantal Joden die de beklemmend agressieve sfeer in Israel ontvluchten, neemt het percentage malloten in Israel almaar toe, en voeren zionistische extremisten het land stapsgewijs naar de afgrond, daarbij geholpen door het extremisme van de westerse neoliberale ideologie. Over dit onderwerp sprak ik lang geleden met de Joods-Israelische hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Haifa, Benjamin Beit-Hallahmi, auteur van het baanbrekende boek Original Sins: Reflections on the History of Zionism and Israel (1998). Enkele citaten daaruit:
Israël is het enige land ter wereld waarvan de economie en het welzijn gebaseerd zijn op het importeren van kapitaal zonder kapitaalopbrengst, dat wil zeggen: op schenkingen. Het heeft een ongelooflijke hoeveelheid financiële steun van de Eerste Wereld gekregen — en alleen door de omvang van deze steun is het in staat geweest te overleven… Tussen 1948 en 1952 heeft de Verenigde Staten dertien miljard dollar in West-Europa gestoken in het kader van het Marshallplan. Gerekend naar de huidige koersen heeft Israël meer dan het equivalent van de Marshallhulp ontvangen, voor een land met vier miljoen inwoners… Sinds de Juni-Oorlog in 1967 zijn de bezette gebieden een andere belangrijke factor geweest in de Israëlische economie, ze werden beheerd als klassieke koloniën — dat wil zeggen: als open markt voor export, én als bron van goedkope arbeidskrachten. Honderdduizenden Palestijnen hebben een royaal aandeel gehad in de Israëlische economische voorspoed door lage lonen te accepteren voor zwaar en vuil werk… Kijkend naar de economische geschiedenis van Israël kunnen we concluderen dat het altijd een westerse buitenpost is gebleven in het Midden-Oosten, in een relatieve luxe in stand gehouden vergeleken met zijn omgeving. Het is een militaire kolonie, met een enorm hoog percentage aan werknemers direct in dienst van de staatsbureaucratie. Deze economische en militaire realiteit bepaalt veel van Israëls politieke retoriek.
De joden in de wereld hebben nu drie opties om met hun joodszijn om te gaan. Het zijn dezelfde opties die in de 19e eeuw werden gedefinieerd: zionisme, in de praktijk de minste populaire; orthodoxie, net zo onpopulair; en assimilatie. Herzl was realistisch toen hij zei dat het zionisme alleen voor diegenen was ontworpen die niet kunnen of willen assimileren. Vandaag de dag kan en zal de meerderheid dit wel doen. Emancipatie zal haar definitieve triomf in de diaspora vieren, en op een dag zullen de laatste tweehonderd jaar gezien worden als een omleiding op de weg naar de totale integratie van joden in de samenlevingen die hen als gast opnamen. Het is deze omleiding die Israël heeft gecreëerd.
In een interview zei Benjamin Beit-Hallahmi tegen mij:
Het zionisme heeft het Joodse volk de mogelijkheid gegeven om nieuwe Joden te worden en sommigen zijn dat ook geworden. Ikzelf ben daar een voorbeeld van, en ik heb er veel profijt van gehad. Tegelijkertijd zijn veel Joden in Israël in hoge mate geglobaliseerd. De zionisten zijn daar buitengewoon ontsteld over omdat het betekent dat deze mensen de joodse traditie van migratie in stand houden, het zoeken naar betere perspectieven elders en doortrekken. Precies zoals de diaspora-joden doen. Nu de Israëlische diaspora groeit, lijkt het alsof de zionistische oplossing voor de joden niet werkt. Het is net alsof jonge joods-Israëli’s de diaspora in vluchten op zoek naar normaliteit, nadat de Israëlische poging tot normalisering gefaald heeft. Gaandeweg zijn er joden die de Israëlische claim op superioriteit aanvechten, zoals de joods-Amerikaanse geleerde Jacob Neusner, die schrijft dat “het tijd wordt om te zeggen dat Amerika een betere plaats is om jood te zijn dan Jeruzalem. Als er ooit een Beloofd Land is geweest, dan leven wij joods-Amerikanen er in. Hier zijn de joden tot volledige ontplooiing gekomen, niet alleen in de politiek en de economie, maar ook in de kunst, de cultuur en in de wetenschap."
De Verenigde Staten, de meest vrije en open samenleving die joden ooit hebben gekend, is voor de joden niet alleen goed, maar zelfs beter dan de staat Israël. De Israëlische diaspora heeft Israël dus niet nodig om als volk of als individuen te kunnen bestaan. Daarentegen ontlenen talloze joden in de diaspora wel veel psychologische steun aan het bestaan van Israël als Joodse staat, het is zelfs een centraal onderdeel geworden van de identiteit van de meeste joden op aarde en dat komt doordat de joden zich nog altijd onzeker voelen. Het antisemitisme is nog steeds overal een realiteit als gevolg van het feit dat het een onderdeel vormt van de christelijke cultuur. Zolang het christendom bestaat, zal er antisemitisme zijn. De religie is een probleem en het antisemitisme is een probleem en die veroorzaken onzekere, bange joden en het verlangen naar een schuilplaats zodra het weer fout gaat. Ze weten dat ze altijd naar Israël kunnen uitwijken. Op dit moment zullen ze dat zeker niet doen, maar niemand kent de toekomst. Bovendien zijn de geseculariseerde joden onzeker over hun joodszijn. Wat maakt hen nog tot jood? Ze zijn daarom heel blij met de Nieuwe Jood, die ze zien als volstrekt anders dan de diaspora-jood. De Nieuwe Jood is een soldaat, een krijger, een atleet, stoer, dapper, iemand die betrokken is bij talloze zaken die de joden in de diaspora niet kennen, het vult een bepaalde leegte in hun persoonlijkheid, het voldoet aan een psychische behoefte. En nu kunnen ze zeggen: ‘Kijk maar, we kunnen anders zijn, de Nieuwe Joden worden niet als abnormaal beschouwd, als mensen zonder wortels, als nomaden. Zij hebben een andere werkelijkheid gecreëerd.’ Het is immers nog steeds een realiteit dat joden in de diaspora tot op zekere hoogte als afwijkend worden gezien omdat ze niet aan een bepaalde plaats gebonden zijn. Toen rond 2000 een grote economische crisis in Argentinië uitbrak vertrokken veel joden, en nadat de economie zich wat had hersteld gingen ze weer terug. Dit vermogen tot mobiliteit kennen maar weinig volkeren en mede daardoor voelen joden zich anders en ook daarom is Israël voor hen zo belangrijk.
Wanneer verschillende gemeenschappen bij elkaar wonen dan veroorzaakt elk contact met een andere identiteit enige onzekerheid, dat is een bekend fenomeen, en de joden voelen ook dat ze anders zijn, dat is hun psychologische werkelijkheid, en Israël lijkt hen paradoxaal genoeg in contact te brengen met normaliteit. Herzl heeft altijd gesteld dat de joden die in de diaspora bleven uiteindelijk zouden assimileren. Het zal enige tijd duren, maar het ligt in de aard der zaak dat dit gebeurt. Wij allen worden door de moderniteit geassimileerd, door de globalisering raken we geïntegreerd in een wereldwijd netwerk. U treft nu talrijke mensen uit de hele wereld aan in Amsterdam, New York, Londen, Tel Aviv, terwijl nog geen halve eeuw geleden de overgrote meerderheid van de mensen binnen zijn eigen gemeenschap bleef. Die ontwikkeling kan het zionisme niet tegenhouden. De assimilatie zet door en de joodse identiteit verdwijnt simpelweg in de grote smeltpot. Ook de Israëli’s zullen als de wandelende jood ten slotte integreren. De huidige realiteit ondermijnt de logica en rechtvaardiging van het zionisme. Het zionisme is niet het antwoord geworden op de diaspora. En de joden worden niet langer meer vervolgd omdat ze joden zijn. De joods-Israëli’s zijn in oorlog met de Arabische wereld doordat zij de zonde van het kolonialisme hebben begaan, en niet om het feit dat ze joden zijn.
Fragmenten uit Original Sins:
‘Het zonder taboes analyseren van het zionisme betekent de harde realiteit zien van de overheersing en onderdrukking dat het gecreëerd heeft. Uit de erfzonden van de wereld tegen de joden groeiden de erfzonden van het zionisme tegen de Palestijnen… Israëli’s lijken te worden achtervolgd door een vloek. Het is de vloek van de erfzonde tegen de inheemse Arabieren. Hoe kan Israël worden bediscussieerd zonder de onteigening en uitsluiting van de niet-joden in herinnering te brengen? Dit is het meest fundamentele feit over Israël, en geen enkel begrip van de Israëlische realiteit is mogelijk zonder dit feit te kennen. De erfzonde achtervolgt en kwelt de Israëli’s; het tekent alles en bezoedelt iedereen. De herinnering eraan vergiftigt het bloed en kleurt elk moment van het bestaan.’
‘De meeste Israëli’s van vandaag, geboren na 1950, kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor de onrechtvaardigheden van de vroegere zionisten. Wel kunnen en moeten ze verantwoordelijk worden gesteld voor de huidige onrechtvaardige werkelijkheid, die een directe voortzetting is van de vroege zionistische principes. Alle Israëli’s zijn de erfzonden van het zionisme tegen de Palestijnen gaan erkennen. Het verschrikkelijke geheim van het onrecht kent iedereen, maar het kan niet openlijk worden behandeld. Het zich bewust zijn van de gruwelijke onrechtvaardigheid die werd begaan om de staat te kunnen scheppen, en de druk tegen het openlijk bespreken ervan, vervormt elke poging om een morele discussie te voeren in Israël.’
In het interview dat ik met hem had, verklaarde Benjamin Beit-Hallahmi:
Als de Joden in Israël een levensvatbare toekomst willen, dan kan dat alleen door een verzoening met de Palestijnen. Vrede kan alleen tot stand komen door een drastische verandering in het Joodse zelfbeeld. De Joden zullen moeten beseffen dat zij niet langer het slachtoffer zijn van een misdaad, maar dat ze de daders zijn geworden van een misdaad. Ze zullen boete moeten doen voor de zonde van het kolonialisme. Maar het ziet het er nog steeds niet naar uit dat ze dit zullen doen. Integendeel, de brede zionistische consensus kan als volgt geformuleerd worden: nee tegen een levensvatbare Palestijnse staat, nee tegen het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht en nee tegen het terugtrekken achter de grenzen van 1967. Hierover bestaat tussen links en rechts geen verschil van mening. Nogmaals, als Israël werkelijk vrede wil zal het een radicale herverdeling van macht en rijkdom mogelijk moeten maken, precies zoals Idan Ofer voorstelt. Wij zullen moeten betalen voor onze misdrijven, de Palestijnen schadeloos moeten stellen. En wat betreft het recht op terugkeer van de Palestijnen: het siert dit volk dat het zestig jaar na de etnische zuivering nog steeds over dit fundamentele recht spreekt en zeker, het onvervreemdbare recht op terugkeer zal op de een of andere manier door Israël moeten worden erkend. Net als bij de herstelbetalingen dient het recht op terugkeer met veel geld en verbeeldingskracht worden opgelost. Ik zelf heb geen kant en klare oplossing voorhanden, waar het mij om gaat is een bewustzijnsverandering. Die moet er eerst komen.
Het grootste obstakel voor een rechtvaardige vrede is dat Israël geen vergiffenis wil vragen aan de slachtoffers. Het bekennen van het grote onrecht dat de Palestijnen is aangedaan is zo angstaanjagend voor de joods-Israëli’s dat ze dit tegen elke prijs willen vermijden. Het is alsof ze liever oorlog voeren dan boete doen. Ze zijn doodsbang dat het toegeven van hun misdrijven de morele rechtvaardiging van hun verblijf in Israël vernietigt. Ze vrezen hun verblijfsrecht te verspelen, maar beseffen niet dat niet alleen de slachtoffers maar ook de kinderen van het kolonialisme wel degelijk rechten bezitten, vooral ook als ze nergens anders naartoe kunnen. Dat dringt niet tot hen door. Ze willen de Palestijnse werkelijkheid niet zien, ze willen dat die onzichtbaar blijft. Hoe meer ze de slachtoffers zien, des te bewuster ze zijn van het onrecht. Dat is de vicieuze cirkel waarin we zitten.
Laat ik u een illustratief verhaaltje vertellen. Er is een stadje niet ver van Tel Aviv waarvan de nieuwe burgemeester besloot om een nieuwe architectuur te introduceren. Net als alle politici wilde hij zijn stempel op de omgeving drukken en dus stuurde hij een architect helemaal naar Spanje om er de mediterrane architectuur te bestuderen, inspiratie op te doen, nietwaar? Een journalist hoorde hiervan en schreef er een artikel over waarin hij de burgemeester erop wees dat hij een idioot was om iemand naar Spanje te sturen, terwijl hij boven op de inspiratiebron zat van vele generaties bouwers. Zijn stadje stond op de plek van een Palestijns dorp. Het enige dat u hoeft te doen is de oude Palestijnse architectuur hier in Israël te bestuderen, schreef hij. Een beproefde architectuur, aangepast aan het klimaat en de geografie van Israël. Dit is nu weer een voorbeeld van hoe onzichtbaar de Palestijnen en hun cultuur hier zijn en tegelijkertijd hoe we toch steeds meer bewust worden van hun vroegere en huidige aanwezigheid. We zullen de Palestijnen in ons bewustzijn moeten toelaten. Het toegeven van het onrecht vernietigt niet de rechten van de Joden hier, het dwingt ons alleen om verantwoordelijkheid te nemen voor het heden en de toekomst, en het betekent ook dat we bepaalde privileges moeten inleveren. Europa zal daarbij moeten helpen, het is verantwoordelijk geweest voor het creëren van het probleem. Het zionisme wilde een eind maken aan het lijden van de joden en veroorzaakte zo het lijden van de Palestijnen en nu ook dat van de Joden in Israël. De Israëli’s hebben het gevoel in een vreemde en onmogelijke situatie gevangen te zitten. Elke concessie aan de Palestijnen lijkt het hele zionistische project op losse schroeven te zetten. En ondanks hun militaire superioriteit voelen ze zich intens onzeker. Wanneer men met joods-Israëli’s langer over hun verblijf hier praat, dan blijkt dat ze bang zijn dat de geschiedenis van de kruisvaarders zich zal herhalen. De Europeanen wisten hier toen 200 jaar te overleven, maar ten slotte bleek hun militaire kracht onvoldoende om het verzet van de inheemse bevolking voorgoed te breken.
De laatste zin van Original Sins is: ‘Israël is nu een probleem en een valstrik aangezien het Israëlische vraagstuk erfgenaam is geworden van het Joodse vraagstuk.’ Benjamin Beit-Hallahmi:
Ik bedoel daarmee dat Israël de oplossing had moeten zijn voor het Joodse lijden en dat is het helemaal niet. Het is een onvoorstelbaar grote tragedie. Mensen droomden van een prachtig Utopia waar ze net als iedereen elders een normaal leven konden opbouwen in hun eigen land, zonder vervolging. Die droom was ontstaan doordat het Europese antisemitisme in de 19e en 20e eeuw de integratie en assimilatie van de joden volkomen onmogelijk gemaakt had. Ondanks de belofte van de Verlichting bleek uit de Dreyfus-affaire in Frankrijk en de pogroms in Rusland dat de joden gehaat bleven. Een eeuw later blijkt nu ook de zionistische droom niet uit te komen, volstrekt niet zelfs. Het leven in Israël is buitengewoon benauwend, mensen zijn ongerust, uiterst pessimistisch, enorm cynisch en absoluut wanhopig over de toekomst.
‘De oude deugd van gematigdheid, om binnen grenzen te blijven, is inderdaad een van de politieke deugden bij uitstek, net zoals politieke verleiding inderdaad bij uitstek hybris is.’ Hannah Arendt, The Human Condition, 1958
Geen opmerkingen:
Een reactie posten