vrijdag 11 juni 2021

De Voorbode van de Westerse Ineenstorting

De geschiedenis van de mens is de geschiedenis van het geweld. Het enige verschil met het verleden is dat wij nu bij machte zijn de hele mensheid uit te roeien. Kaïn, de eerst geborene vermoordde zijn broer Abel. De Almachtige vervloekte Kaïn tot een zwervend bestaan. De dood van Abel is het archetype van alle onschuldige doden, terwijl de ‘weg van Kaïn’ als een gruwel is bestempeld. Het heeft allemaal niet geholpen. Het geloof in God en daarna de rationele Vooruitgang werd de vrijbrief voor moorden. Kaïn is nu machtiger dan ooit. De mensheid wacht gelaten op het armageddon. 

Mensen geven niet langer om hun vrijheden, maar om hun levensstandaard. De postmoderne wereld is niet meer geïnteresseerd in haar autonomie. Zij is tevreden de macht te volgen. Wij hebben eeuwenlang met religie en politiek, en tenslotte met consumentisme vergeefs geprobeerd het individu te socialiseren. Het is nu tijd voor de wetenschap om de massamens in toom te houden. Anders vernietigt hij het leven op aarde. Er is geen alternatief, het is volgens de Doomsday Clock 100 seconden voor twaalf uur. De chaos is onoverzienbaar, de dynamiek ontembaar, de begeerte onverzadigbaar. Wij zijn een mislukte soort die zijn eigen voortbestaan vernietigt.  Onder de kop ‘Superrijken. "Gelekte documenten” Amerikaanse miljardairs betaalden amper tot geen belasting’ berichtte ook Het Parool op woensdag 9 juni dat:


Meerdere Amerikaanse miljardairs hebben jaren geen inkomstenbelasting betaald. Dat staat in een rapport van ProPublica. Het onderzoeksplatform baseert zich op gelekte documenten van de Amerikaanse belastingdienst…


Onder andere de gegevens van Amazonoprichter Jeff Bezos en Teslabaas Elon Musk worden in het rapport genoemd. Bezos, de rijkste man ter wereld, zou in 2007 en 2011 helemaal geen inkomstenbelasting hebben betaald. Voor Musk was dat in 2018 het geval. Ook de voormalige burgemeester van New York Michael Bloomberg en investeerders George Soros en Warren Buffett worden genoemd. 

https://www.parool.nl/wereld/gelekte-documenten-amerikaanse-miljardairs-betaalden-amper-tot-geen-belasting~becd23dd/ 


George Soros, een belasting-ontwijker, c.q. belasting-ontduiker? Jazeker! Je bedoelt, dezelfde beursspeculant George Soros die door mijn oude vriend, de liberal opiniemaker Ian Buruma, tot een voorbeeldige ‘international investor and philanthropist,’ werd uitgeroepen, en zelfs geprezen werd als ‘the personification of the West’? Inderdaad, die George Soros, de multimiljardair die in Frankrijk wegens handel met voorkennis door de rechtbank is veroordeeld. We hebben het over dezelfde hedgefund-miljardair die niet door productie of dienstverlening schatrijk is geworden, maar door het speculeren met niet-bestaand geld, en zo een ‘finance capitalism’ in stand houdt. George Soros, één van de meest zichtbare pilaren van een volstrekt immoreel systeem dat wordt gekarakteriseerd door ‘a predominance of the pursuit of profit from the purchase and sale of currencies and financial products such as bonds, stocks, futures and other derivatives.’ Kortom een speculant in lucht, of anders gezegd: ‘the subordination of processes of production to the accumulation of money profits in a financial system,’ waardoor sinds eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw ‘it has become the predominant force in the global economy.’  Vandaag de dag wordt de meeste winst gemaakt met het produceren van niets. George Soros is de vlees geworden ‘con-man’ in een maatschappij die niet meer is dan een marktplaats waar mensen en natuur worden verkocht aan de laagste bieder, dus aan een geld-elite die met steun van de staatsbureaucratie en corrupte politici de hegemonie in de wereld heeft afgedwongen. En om dit rampzalig parasitisme --  waarbij de gastheer (u dus) net zo lang wordt leeggezogen tot hij eraan bezwijkt -- in stand te houden financiert de multimiljardair Soros met 160 miljoen dollar het Bard College, een kleine universiteit waar Ian Buruma in 2003 werd benoemd tot ‘professor of Democracy, Human Rights & Journalism,’ hetgeen opnieuw bewijst dat ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’ Dit gezegde heeft niets in actualiteit ingeboet. 


Buruma en Soros vormen een mutualistisch bondgenootschap, dat elkaar wederzijds voedt, ten koste van de rest van de gemeenschap. Via het shortsellen van de pond wist Buruma’s ‘personificatie van het Westen’ in 1992 op slechts één dag een miljard dollar op te strijken door samen met een groepje samenzweerders de Britse munteenheid in waarde te laten kelderen, waardoor de belastingbetalers in het Verenigd Koninkrijk vele miljarden verloren, en Soros’ 'reputation as the premier currency speculator in the world’ voorgoed was gevestigd. 


Deze overval bewees dat een bende gewetenloze speculanten vandaag de dag bij machte is om een Europese grootmacht te dwingen haar munteenheid te verlagen, en de destijds 58 miljoen Britse burgers miljarden afhandig te maken. Desondanks roemt mainstream-opiniemaker Ian Buruma deze parasiet, die in zijn ogen niet alleen ‘rijk’ is en ‘een wereldburger,’ maar als klap op de vuurpijl ook nog  ‘Joods,’ dus een ‘vrijdenker die gelooft in de “open” samenleving.’ Mocht de lezer denken dat het niet tot mijn oude vriend Ian doordringt dat de ‘rijke Jood’ Soros — die actief is met ‘leeching off the financial system,’ aldus deskundigen onmogelijk ‘de personificatie’ van ‘het Westen’ kan zijn, dan moet ik mijn oude vriend Ian onmiddellijk te hulp schieten, aangezien hij dat wel weet. Soros is namelijk wel degelijk ‘de personificatie’ van  Washington, Wall Street en Brussel. Vanzelfsprekend is dit niet het Westen van de Verlichtingsidealen, zoals Buruma beweert in steeds warrigere ‘essays,’ maar het Westen van de eeuwigdurende oorlogen, de onverzadigbare begeerte, het schaamteloze cynisme, het post-kolonialisme, de aanbidding van Mammon, het opportunisme, en de in alle geledingen doorgedrongen vervreemding. Zoals in de oudheid Mammon als een God werd vereerd, zo is Wall Street in de ‘open society’ van Soros de hedendaagse tempel van deze afgod. Het meest verwerpelijke is misschien wel het feit dat mijn oude vriend Ian Buruma, net als mijn oude vriend Geert Mak, dit weet. De Mak van ‘Geen Jorwerd zonder Brussel’ — waar het politieke- en bureaucratische totalitaire denken hand in hand gaat met de doodsdrift van de NAVO — verklaarde op 25 februari 2021 tijdens de Herdenking van de Februaristaking tegenover een select gezelschap genodigden:


Nee, we hebben niet meer te maken met het fascisme van de vorige eeuw, maar wel met de 21ste-eeuwse varianten van hetzelfde fenomeen. De protocollen van de Wijzen van Zion zijn vandaag de dag vervangen door de samenzweringstheorieën rond George Soros, maar de teneur is exact hetzelfde: de Jood, de ander, als bron van alle kwaad. Het verkrachten van de waarheid, het bewust omhelzen van verzinsels verlokt steeds meer mensen tot een ideeënwereld die aan elkaar hangt van mythes en magisch denken, en van dromen over een boreaal superras.


Bestaat er dan geen ‘boreaal superras’ meer? Jawel, zeker, en daar hoort juist Geert Mak bij, samen met alle andere conformisten die in dienst staan van de huidige macht, bestaande uit de top van de bureaucratie en de superrijken, gesteund door corrupte beroepspolitici, en overeind gehouden door de al even corrupte bankwereld. Vergeet niet dat de voormalige pacifist Mak in Frankrijk vanwege zijn vrijwillige dienstbaarheid aan de macht is verheven tot Ridder in het Legioen van Eer, in 1802 ingesteld door de dictator en zelf-gekroonde Franse keizer Napoleon Bonaparte, een drie turven hoge Corsicaan wiens oorlogszuchtigheid miljoenen mensenlevens kostte. Ook Geert Mak is als broodschrijver, gelijk zijn collega Ian Buruma, afhankelijk van invloedrijke beschermheren die zij te vriend moeten houden, wil hun imago en inkomen geen deuk oplopen. En dus speculeren ze op een mythische toekomst bepaald door wat zij als de hedendaagse ‘mecenassen’ zien, of in hun jargon ‘filantropen,’ die rijk genoeg zijn om de belastingen te ontwijken.  


De Amerikaanse historicus Steve Fraser wijst erop dat ‘speculating on the future,’ onvermijdelijk ‘arouses all sorts of passions, desires, fears, and expectations,’ aangezien ‘airborne stock-market fantasies’ altijd gevolg worden ‘by a market meltdown and a tidal wave of financial scandal. Risk, even unconscionable (gewetenloze. svh) risk, would seem to be Wall Street’s middle name.’ In dit casino-kapitalisme, voornamelijk gebaseerd op gokken, tenzij men een waarzegster is, blijft de: 


confidence man endemic to market society. That’s first of all because market society rests on confidence: confidence that strangers can be relied upon to live up to agreements made often at long distance and extending over long periods of time; confidence, too, that contractual relationships bind people together on the basis of mutual self-interest. The confidence man trades in that confidence, takes advantage of it. We are all familiar with his basic traits. He’s charming, glib, seductive, even charismatic, perhaps sexy. He’s a trickster. What’s most important is that his trick depends on the willing collaboration of his victim or mark. The mark indulges in an act of faith born out of his/her own cupidity: that there is a way to fast money that skirts the rigors of the work ethic. Cupidity is a loaded word. The mark’s motivation can be far more ingenuous, idealistic even, amounting to a buoyant optimism about the future. Still even the most innocent approach the confidence man with a certain foreboding; something feels not quite right, something feels illicit, something echoes danger, but that same something is very hard to resist.


Confidence men appear particularly at the frontier zones of market society, at those times and places where the unknown beckons even as it frightens. Capitalism, in its surges of ‘creative destruction,’ is always producing and reproducing new frontier zones, new fields of such expansive opportunity they are almost impossible to map, boundless and therefore ripe raw material for the commercial imagination as well as the criminal imagination of the confidence man. For this reason, confidence men show up all through the history of Wall Street. To the degree that speculators on the Street live in a limbo-like (voorgeborchte van de hel. svh) state of permanent impermanence — a weird, alluring, and menacing landscape without end or resting place — capitalism and its financial networks always extend an open invitation to the confidence man.


During certain moments in American history, however, confidence men seem to breed like rabbits — or at least the level of popular preoccupation with their presence rises noticeably. Both the 1920s and the 1990s were such periods. Strikingly, they coincide with high levels of technological innovation, indeed with a kind of techno-futurism that promises not just a new product but a whole new way of life. For the Jazz Age that was that best represented by the radio; more recently by the internet. In such eras mere matters of dollars and cents get transmogrified, become strange forms of commercial exaltation, draw on subterranean energies not normally part of trucking and bartering, leap beyond the quotidian. Thus there was a kind of boozy eroticism that linked the stock market to the flapper (een modieuze jonge vrouw in de jaren twintig belust op amusement. svh) and the speakeasy during the twenties, an emotional brew memorialized in the novels and stories of F. Scott Fitzgerald. At a more mundane level it made the name of Charles Ponzi infamous. So, too, day traders and stock-market hustlers like the ones captured in the film Boiler Room or the best-selling novel Bombardiers registered the nineties’ messianic faith in the utopian commercial promise of frontier science and the spiritualized (re-enchanted) free market. Both were, by any measure, times of high confidence and the disillusioning collapse of that confidence. A kind of giddiness pervaded the air, an atmosphere full of excitement, of living large and dangerously — the oxygen on which the confidence man thrives.


Elke samenleving in de strikte zin van het woord is gebaseerd op ‘confidence,’ vertrouwen in de Ander, maar in het materialistische kapitalisme, waarbij ieder Ander een concurrent is bij het verkrijgen van arbeid en materiële rijkdom, kan vertrouwen in de Ander onmogelijk gedijen. Vandaar ook dat de ‘confidence man’ al in de negentiende eeuwse VS werd gezien als een ‘con man,’ een oplichter die het vertrouwen van het publiek wekt om de mensen via bedrog geld uit de zak te kloppen. En net als met de ‘outlaw’ bestaat er in de VS een zeker respect voor de ‘con man,’ die zich niet laat belemmeren door de wet. In zijn boek The Confidence Man in American Literature (1982) werpt Gary Lindberg, hoogleraar Engels aan de Universiteit van New Hampshire, de volgende vraag op over de ‘con-man’:


How did a country that prided itself on innocence and exemplary rectitude (rechtschapenheid. svh) ever develop as a culture hero — even a covert one — so ambiguous (dubbelzinnig. svh) a being as the confidence man? To understand the powerful attraction of this figure, one must begin with the set of popular aspirations, habits, and beliefs that seemed for generations to be positively associated with the idea of America. These include the success ethic with its icon of the self-made man; the promissory (beloftevolle. svh) tradition with its hero, the booster (de man die van alles voor elkaar krijgt. svh); and the cult of practical ingenuity, as celebrated by the jack-of-all-trades (manusje van alles. svh). The figures often overlap in practice, and that is in part because they arise from similar conditions and embody common attitudes. It is in giving us access to those similarities that the confidence man is so valuable a model, for he is the complex figure who gathers the gestures, habits, and values for several specialized popular icons and shows their hidden significance. 


The root of the matter is a peculiar sense of the self, at once buoyant (op drift. svh) and practical, visionary and manipulative. To make a self — such is the audacious (vermetele. svh) undertaking that brings one into a world of masks and roles and shape-shifters (gedaante-verwisselaars. svh), that requires one to manipulate beliefs and impressions that elevate technical facility (vaardigheden. svh) and gives one the heady (onbesuisde. svh) sense of playing a game. 

Hoewel de ‘con man’ tegenwoordig in de hele  geglobaliseerde wereld op elk maatschappelijk vlak een dagelijks verschijnsel is geworden, duiken nergens zoveel ‘con men’ op als in de politiek, de journalistiek, en de financiële wereld, dus daar waar sprake is van wat professor Lindberg de ‘shifty (onbetrouwbare. svh) world’ noemt, waar de ‘situation is more fluid and judgements far more uncertain’ en ’where appearances are extremely important but also deceptive, where opportunity expands as judgement becomes less stable.’ Met als resultaat ‘the tendency of people to take advantage of each other.’ Dit is in feite ‘the pattern of the classical confidence game, the exploitation of people’s wishes to get something for nothing or to profit by extralegal means.’ In een consumptiemaatschappij waar een ieder iets aan de Ander probeert te slijten en daarop afgerekend wordt, en geld de hoogste waarde vertegenwoordigt, spreekt het voor zich dat alles uiteindelijk ontaardt in een maskerade. Lindberg eindigt zijn boek dan ook met het besef dat de ‘confidence man brings to focus the whole paradoxical question of individualism in the American past.’ Het ieder voor zich en God voor ons allen, de onverzadigbare begeerte, het monomane egoïsme, de selfie-waan, zijn elementen van de Amerikaanse civilisatie die een echte gemeenschap, een samen-leving, onmogelijk maken. De Europese gelukszoekers, de verschoppelingen die gedwongen werden elders hun toekomst te vinden, zijn in de VS nooit werkelijk geworteld geraakt, de illusie is blijven bestaan dat over de horizon het ware beloofde land ligt. De Amerikanen zijn nog steeds op zoek naar zichzelf, hun eigen onzichtbaarheid maakt hen intens tragisch. De één ziet de Ander niet. Dit is de verklaring voor de binnenlandse polarisatie tussen Democraten en Republikeinen. Norman Mailer begreep in dit verband  al in 1957 dat er iets wezenlijks fout was gegaan in the land of the free, home of the brave. In zijn essay The White Negro schreef hij:


One could hardly maintain the courage to be individual, to speak with one’s own voice, for the years in which one could complacently accept oneself as part of an elite by being a radical were forever gone. A man knew that when he dissented, he gave a note upon his life which could be called in any year of overt crisis. No wonder then that these have been the years of conformity and depression. A stench of fear has come out of every pore of American life, and we suffer from a collective failure of nerve. The only courage, with rare exceptions, that we have been witness to, has been the isolated courage of isolated people.


Mailer signaleerde een 'conformity and depression. A stench of fear,’ waardoor ‘[g]enerally speaking we have come to the point in history — in this country anyway — where the middle class and upper middle class is composed primarily of the neurotic-conformists.’ Tegenover de infantile fantasieën van Nederlandse opiniemakers als Geert Mak, Ian Buruma, en nog een handjevol andere broodschrijvers staat de superieure beschrijving van Norman Mailer in The White Negro:


Probably, we will never be able to determine the psychic havoc of the concentration camps and the atom bomb upon the unconscious mind of almost everyone alive in these years. For the first time in civilized history, perhaps for the first time in all of history, we have been forced to live with the suppressed knowledge that the smallest facets of our personality or the most minor projection of our ideas, or indeed the absence of ideas and the absence of personality could mean equally well that we might still be doomed to die as a cipher in some vast statistical operation in which our teeth would be counted, and our hair would be saved, but our death itself would be unknown, unhonored, and unremarked, a death which could not follow with dignity as a possible consequence to serious actions we had chosen, but rather a death by deus ex machina in a gas chamber or a radioactive city; and so if in the midst of civilization — that civilization founded upon the Faustian urge to dominate nature by mastering time, mastering the links of social cause and effect — in the middle of an economic civilization founded upon the confidence that time could indeed be subjected to our will, our psyche was subjected itself to the intolerable anxiety that death being causeless, life was causeless as well, and time deprived of cause and effect had come to a stop.


The Second World War presented a mirror to the human condition which blinded anyone who looked into it. For if tens of millions were killed in concentration camps out of the inexorable agonies and contractions of super-states founded upon the always insoluble contradictions of injustice, one was then obliged also to see that no matter how crippled and perverted an image of man was the society he had created, it wits nonetheless his creation, his collective creation (at least his collective creation from the past) and if society was so murderous, then who could ignore the most hideous of questions about his own nature?


Worse. One could hardly maintain the courage to be individual, to speak with one’s own voice, for the years in which one could complacently accept oneself as part of an elite by being a radical were forever gone. A man knew that when he dissented, he gave a note upon his life which could be called in any year of overt crisis. No wonder then that these have been the years of conformity and depression. A stench of fear has come out of every pore of American life, and we suffer from a collective failure of nerve. The only courage, with rare exceptions, that we have been witness to, has been the isolated courage of isolated people.

https://www.dissentmagazine.org/online_articles/the-white-negro-fall-1957 


Al zes decennia geleden was Norman Mailer ervan doordrongen dat:


what separates Hip from the authoritarian philosophies which now appeal to the conservative and liberal temper — what haunts the middle of the Twentieth Century is that faith in man has been lost, and the appeal of authority has been that it would restrain us from ourselves. Hip, which would return us to ourselves, at no matter what price in individual violence, is the affirmation of the barbarian for it requires a primitive passion about human nature to believe that individual acts of violence are always to be preferred to the collective violence of the State; it takes literal faith in the creative possibilities of the human being to envisage acts of violence as the catharsis which prepares growth.


What the liberal cannot bear to admit is the hatred beneath the skin of a society so unjust that the amount of collective violence buried in the people is perhaps incapable of being contained, and therefore if one wants a better world one does well to hold one’s breath, for a worse world is bound to come first, and the dilemma may well be this: given such hatred, it must either vent itself nihilistically or become turned into the cold murderous liquidations of the totalitarian state.


Maar een dergelijk inzicht vergt een hoge mate van intelligentie, eerlijkheid en zelfkennis, dapperheid en eergevoel, en juist die karaktertrekken bezit de polderpers niet. Haar werk staat in dienst van de macht. Al een eeuw geleden constateerde de Duitse historicus Oswald Spengler in zijn belangrijkste werk The Decline of the West: Outlines of a Morphology of world history (1918-1922) dat:


Democracy has become a weapon of moneyed interests. It uses the media to create the illusion that there is consent from the governed. The press today is an army with carefully organized weapons, the journalists its officers, the readers its soldiers. The reader neither knows nor is supposed to know the purposes for which he is used and the role he is to play. The notion of democracy is often no different than living under a plutocracy or a government by wealthy elites.



En zo leven wij anno 2021 in twee werelden tegelijk, die onderling niet verbonden zijn. De afgelopen anderhalf week verbleef ik op de zesde etage van het AMC-ziekenhuis. Als ik naar buiten keek zag ik een nieuwe wereld, opgetrokken uit beton en glas, waar je nooit iemand zag. Het is de virtuele wereld van 'con men,' die met niet bestaand geld de wereld naar hun hand zetten, geen vak hebben, maar precies weten hoe ze in hun cultuurloze nowhere het best moeten overleven. Keek ik daarentegen naar binnen dan zag ik het multiculturele verplegend personeel, artsen en verpleegsters, technici en schoonmakers rustig en vakbekwaam hun werk doen, zonder in crisisgevallen in paniek te geraken. Daarentegen opereert de amateuristische wereld van de ‘con men’ permanent aan de rand van hysterie, geholpen door het stadsbestuur van Amsterdam, bestaande uit ambtenaren en politici, die allen hun werk dermate hebben verzaakt dat zij zelfs de infrastructuur van de stad hebben laten instorten, waardoor The New York Times nu ziet wat de hoofdstedelingen allang zagen, namelijk dat ‘Amsterdam, with its scenic canals lined with picturesque, 17th- and 18th-century buildings, a major European tourist destination, is slowly crumbling.


Sinkholes are appearing in its small streets, and nearly half its 1,700 bridges are rickety and need repairs, frequently requiring trams to cross at a snail’s pace. As a huge project to shore up the canal walls gets underway, the city is beginning to look like one gigantic construction site.


The fundamental problem is the state of the walls: About 125 miles of them are so dilapidated that they are in danger of collapsing into the canals, potentially taking buildings and people with them.


Last year a canal wall near the University of Amsterdam came crashing down without warning, leaving sewer pipes dangling and disoriented fish jumping out of the water. Fortunately no one was walking by just then, but one of the tourist boats that constantly ply the canals had just passed.

    

Zo bestaan er nu twee werelden, de ene betaalt geen belasting, omdat deze wereld te rijk is, de ander betaalt belastingen maar ziet tegelijkertijd zijn wereld verpauperen. Beide werelden staan los van elkaar, en trekken zich niets van elkaar aan. Daar tussenin scharrelen de kwetterende politici en ambtenaren, die doen alsof alles onder controle is. Dat is interessant, want deze situatie is door de hele geschiedenis heen de voorbode geweest van de ineenstorting van een beschaving. Meer later.  




Geen opmerkingen: