zondag 6 oktober 2019

De Zionistische Meute 28


Met de gemaniëreerdheid van een postmoderne poseur verklaarde op woensdag 4 september 2019 mainstream-opiniemaker Ian Buruma op The World’s Opinion Page van de website Project Syndicate

As a student of the classical world, UK Prime Minister Boris Johnson must be aware that the model of the upper-class demagogue gaining power by stirring up the passions of aggrieved plebeians goes back to the late Roman Republic. 

Ook het gebruik van begrippen als een ‘upper-class demagoog’ die ‘de macht greep door de driften van gekrenkte plebejers te mobiliseren,’ geeft aan hoe mijn oude vriend Ian zich de kitscherige sentimenten van de huidige, dwaze elite heeft eigen  gemaakt. In de woorden van de auteur Milan Kundera betekent de ‘moderne dwaasheid niet de onwetendheid, maar de gedachteloosheid van pasklare ideeën,’ zoals Gustave Flaubert als eerste inzag. Kundera: 

in de jaren dertig van de vorige eeuw (negentiende eeuw. svh), zal een ander groot romancier, Hermann Broch, spreken over de heroïsche inspanningen van de moderne roman die zich verzet tegen de golf van kitsch, maar er tenslotte door gevloerd zal worden. Het woord kitsch verwijst naar de houding van degene die tot elke prijs zoveel mogelijk mensen wil behagen. Om te behagen dien je je te conformeren aan wat iedereen wenst te horen, in dienst te staan van de pasklare ideeën, in de taal van de schoonheid en de emotie. Hij beweegt ons tot tranen van zelfvertedering over de banaliteiten die wij denken en voelen. Na meer dan vijftig jaar wordt de kernspreuk van Broch nu alleen nog maar meer waar. Op grond van de dwingende noodzaak te behagen en zo de aandacht van het grootst mogelijke publiek te trekken, is de esthetiek van de massamedia onvermijdelijk die van de kitsch en naarmate de massamedia ons gehele leven meer omsluiten en infiltreren, wordt de kitsch onze dagelijkse esthetiek en moraal. 

  
Aangezien de ‘gedachteloosheid’  een beangstigend truïsme blijft, is de vraag welke zin het heeft ons te laten meeslepen door oppervlakkige, maar goed betaalde opiniemakers van de commerciële massamedia. Ook op Buruma past het etiket ‘upper-class demagoog,’ die weliswaar niet ‘de driften van gekrenkte plebejers’ probeert ‘te mobiliseren,’ maar juist de egoïstische driften van de onverzadigbare neoliberale upperclass. Op die manier bespeelt hij de groeiende angst van de ‘urban elites’ voor de ‘plebejers,’ de uitgerangeerde en inmiddels volstrekt overbodige proleten die de kapitalistische elite altijd als reserve achter de hand hield om te kunnen worden ingehuurd in tijden van hoogconjunctuur. Maar nu het zware en smerige werk ge-outsourced is naar lage lonen landen en de dienstensector op grote schaal is geautomatiseerd, waardoor het oorspronkelijke arbeidsleger onnodig is, heeft 'het precariaat' geen toekomst. Voordat ik wat dieper inga op deze nieuwe onderkaste, wil ik eerst wijzen op Buruma’s kwalificatie ‘plebeians,’ oftewel plebejers, afgeleid van het Latijnse woord ‘plebs’: volk, menigte. Zij

waren in de Romeinse maatschappij gewone burgers, niet-patriciërs, veelal boeren en vaklieden die, in tegenstelling tot de proletariërs (capite censi), grond bezaten. Plebejers hadden burgerrechten en werden door het Romeinse recht beschermd. De animositeit tussen plebejers en patriciërs is een terugkerend thema in de geschiedenis van de Romeinse Republiek.

In 495 v. Chr. kwamen de plebejers voor het eerst in opstand door Rome te verlaten, de secessio plebis, om zo meer rechten af te dwingen. Dit herhaalde zich in 449 v.Chr. waarna de plebejers in 445 v.Chr. door de Lex Canuleia het recht kregen patriciërs te trouwen. Hierna begon het plebs in toenemende mate een eigen machtsbasis op te bouwen, zoals een volksvergadering en werd het in de senaat vertegenwoordigd door een tribunus plebis met vetorecht.

Het conflict tussen patriciërs en plebejers werd uiteindelijk in 287 v. Christus, na de derde en laatste secessio plebis opgelost door de dictator Quintus Hortensius die in de Lex Hortensia vastlegde dat besluiten van de volksvergadering, de plebis scitum de status van wet (lex) zouden krijgen.

De Engelse editie voegt hieraan toe: 

Early public schools in the United Kingdom would enroll pupils as ‘plebeians’ as opposed to sons of gentry and aristocrats. 

British Empire

Early public schools in the United Kingdom would enroll pupils as ‘plebeians’ as opposed to sons of gentry and aristocrats.

In British, Irish, Australian, New Zealand and South African English the back-formation pleb, along with the more recently derived adjectival form plebby, is used as a derogatory term for someone considered unsophisticated or uncultured.


De uiterst klasse-bewuste Ian Bururma gebruikt in zijn afkeer en onbegrip van het ‘populisme’ de term ‘plebejer’ dan ook op een denigrerende manier voor allen die niet echt meetellen. Het gewone volk dient te gehoorzamen aan de directieven van de elite en haar pleitbezorgers in de gecorrumpeerde mainstream-media, die -- in Buruma's ogen -- als vertegenwoordigers van de ‘vrije pers’ tot de kwaliteitsmedia behoren. Nog steeds behoort in het westers klassenbewustzijn het ‘plebs’ zijn plaats te weten. Kritiek op het falen van de neoliberale ideologie dat heeft geleid tot de toenemende kloof tussen enerzijds de gemarginaliseerde arbeiders- en middenklasse en anderzijds de elite en haar pleitbezorgers in politiek en pers, is geen zaak die door de woordvoerders van het volk, ‘de populisten,’ publiekelijk ter discussie gesteld moet kunnen worden, zo is de algemene opvatting onder de spreekbuizen van de elite. Haar oplossing is nu juist meer van hetzelfde. Meer staatsteun voor het militair-industrieel complex, meer subsidies voor ‘artificial intelligence,’ meer milieuvernietiging, en meer ‘vooruitgang’ voor het technocratisch systeem, dat volgens de Britse hoogleraar Development Studies, Guy Standing, ‘The Precariat’ heeft voortgebracht, en ‘The New Dangerous Class’ zijn, zoals de titel luidt van zijn in 2011 gepubliceerde studie. Zijn boek begint Standing als volgt:

In the 1970s, a group of ideologically inspired economists captured the ears and minds of politicians. The central plank of their 'neoliberal' model was that growth and development depended on market competitiveness; everything should be done to maximize competition and competitiveness, and to allow market principles to permeate all aspects of life.

One theme was that countries should increase labor market flexibility, which came to mean an agenda for transferring risks and insecurity onto workers and their families. The result has been the creation of a global ‘precariat,’ consisting of many millions around the world without an anchor of stability. They are becoming a new dangerous class. They are prone to listen to ugly voices, and to use their votes and money to give those voices a political platform of increasing influence. The very success of the ‘neoliberal' agenda, embraced to a greater or lesser extent by governments of all complexions, has created an incipient political monster. Action is needed before that monster comes to life. 

Professor Standing wijst erop dat de ‘neoliberale’ kapitalisten van zowel liberale- als naderhand ook sociaal-democratische signatuur: 

disliked the state, which they equated with centralized government, with its planning and regulatory apparatus. They saw the world as an increasingly open place, where investment, employment and income would flow to where conditions were most welcoming. They argued that unless European countries, in particular, rolled back the securities that had been built up since the Second World War for the industrial working class and the bureaucratic public sector, and unless the trade unions were ‘tamed,' de-industrialization (a new concept at the time) would accelerate, unemployment would rise, economic growth would slow down, investment would flow out and poverty would escalate. It was a sobering assessment. They wanted drastic measures, and in politicians like Margaret Thatcher and Donald Reagan they had the sort of leaders willing to go along with their analysis.

The tragedy was that, while their diagnosis made partial sense, their prognosis was callous (hardvochtig. svh). Over the next 30 years, the tragedy was compounded by the fact that the social democratic political parties that had built up the system the neo-liberals wished to dismantle, after briefly contesting the neo-liberals' diagnosis, subsequently lamely accepted both the diagnosis and the prognosis. 

One neoliberal claim that crystallized in the 1980s was that countries needed to pursue 'labor market flexibility.’ Unless labor markets were made more flexible, labor costs would rise and corporations would transfer production and investment to places where costs were lower; financial capital would be invested in those countries, rather than 'at home.’ Flexibility had many dimensions: wage flexibility meant speeding up adjustments to changes in demand, particularly downwards; employment flexibility meant easy and costless ability of firms to change employment levels, particularly downwards, implying a reduction in employment security and protection; job flexibility meant being able to move employees around inside the firm and to change job structures with minimal opposition or cost; skill flexibility meant being able to adjust workers' skills easily. 

In essence, the flexibility advocated by the brash (onbehouwen. svh) neoclassical economists meant systematically making employees more insecure, claimed to be a necessary price for retaining investment and jobs. Each economic setback was attributed in part, fairly or not, to a lack of flexibility and to the lack of 'structural reform' of labor markets. 

As globalization proceeded, and as governments and corporations chased each other in making their labor relations more flexible, the number of people in insecure forms of labor multiplied. This was not technologically determined. As flexible labor spread, inequalities grew, and the class structure that underpinned industrial society gave way to something more complex but certainly not less class based… But the policy changes and the responses of corporations to the dictates of the globalizing market economy generated a trend around the world that was never predicted by the neo-liberals or the political leaders who were putting their policies into effect. 

Millions of people, in affluent and emerging market economies, entered the precariat, a new phenomenon even if it had shades of the past. The precariat was not part of the 'working class' or the ‘proletariat.' The latter terms suggest a society consisting mostly of workers in longterm, stable, fixed-hour jobs with established routes of advancement, subject to unionization and collective agreements, with job titles their fathers and mothers would have understood, facing local employers whose names and features they were familiar with. 

Many entering the precariat would not know their employer or how many fellow employees they had or were likely to have in the future. They were also not 'middle class,’ as they did not have a stable or predictable salary or the status and benefits that middle-class people were supposed to possess. 

As the 1990s proceeded, more and more people, not just in developing countries, found themselves in a status that development economists and anthropologists called ‘informal.' Probably they would not have found this a helpful way of describing themselves, let alone one that would make them see in others a common way of living and working. So they were not working class, not middle class, not ‘informal.' What were they? A flicker of recognition would have occurred in being defined as having a precarious existence. Friends, relatives and colleagues would also be in a temporary status of some kind, without assurance that this was what they would be doing in a few years' time, or even months or weeks hence. Often they were not even wishing or trying to make it so.   

Ondertussen zijn de opeenvolgende crises, die nu een systeem crisis hebben veroorzaakt, ‘a means of governing. In a world that seems to hold together only through the infinite management of its own collapse,’ aldus de Franse intellectuelen die The Coming Insurrection schreven. Volgens hen is het: 

useless to wait — for a breakthrough, for the revolution, the nuclear apocalypse or a social movement. To go on waiting is madness. The catastrophe is not coming, it is here. We are already situated  within the collapse of a civilization. It is within this reality that we must choose sides.

De westerse elite weet dit als geen ander. Vandaar de westerse militarisering van de politie, de uitbreiding van staatsinterventies in het privéleven van gewone burgers, het schaduwen van ‘verdachte elementen,’ de nauwe samenwerking met de schurkenstaat Israel, waar Britse en Amerikaanse politiemensen worden opgeleid in het onderdrukken van sociaal verzet, het zonder democratische goedkeuring Israel laten deelnemen aan NAVO-oefeningen met als ‘argument’ zodoende ‘het terrorisme’ te kunnen bestrijden. Donderdag 3 oktober berichtte NRC Handelsblad, spreekbuis van de Nederlandse gevestigde orde, onder de kop ‘Rutte: expansiedrift Rusland en China maken NAVO extra nodig’ dat:

Premier Rutte begrip [heeft] voor de kritiek van de Amerikaanse president Trump op internationale organisaties als de NAVO, de VN en de WTO. 

Europa en de Verenigde Staten hebben elkaar hard nodig, nu Rusland en China hun invloedssfeer proberen uit te breiden — Rusland zelfs met militaire middelen. Dat heeft premier Rutte donderdagmiddag gezegd in een toespraak voor de pro-NAVO-denktank Atlantische Commissie in Den Haag.



Terwijl alom gewaarschuwd wordt voor de echte bedreigingen van de mensheid, zoals de gevolgen van de klimaatverandering, de voortgaande bevolkingsexplosie, de uitputting van elementaire grondstoffen, het verdwijnen van de tropische regenwouden -- die als ‘de longen van de wereld’ fungeren -- de vergiftiging van de oceanen met onder andere plastic, de nucleaire wapenrace tussen de grootmachten, de ecologische crisis, en de uitgaven aan het militaire apparaat die onlangs wereldwijd een recordhoogte bereikten, pleit de neoliberaal Mark Rutte, als premier van een satellietstaat van de VS, voor een nog  hechtere militaire band met dit ineenstortend imperium, waardoor een Derde Wereldoorlog almaar dichterbij komt. De prominente Amerikaanse socioloog C. Wright Mills waarschuwde al in de jaren vijftig dat onze cultuur leed aan ‘rationality without reason.’ En inderdaad, wat valt er nog op te merken, nu de machtigen gek geworden zijn van hun macht? Wij kunnen ‘discern more clearly every day, beneath the reassuring drone, the noise of preparations for open war,’ van allen tegen allen. Laat één ding voor eens en altijd duidelijk zijn:

None of these worrisome subjects should appear insurmountable in an era whose predominant mode of government is precisely the management of crises. Unless we consider that what power is confronting is neither just another crisis, nor just a succession of chronic problems, of more or less anticipated disturbances, but a singular peril: that a form of conflict has emerged, and positions have been taken up, that are no longer manageable,

aldus The Invisible Committee. Waarom het Nederlandse establishment al zijn kaarten zet op de VS is niet moeilijk te beantwoorden, het is enerzijds een gebrek aan verbeeldingskracht en anderzijds een verregaande corruptie, de jacht op aanzien en inkomen, oftewel ‘rationality without reason.’ Donderdag 3 oktober 2013 schreef de kritische Amerikaanse journalist Mike Whitney onder de kop ‘Give the World a Break! America the Pest’:

The United States is the world’s biggest pest. It doesn’t matter where you live or what you do, the US will find some excuse to poke its nose in your business and make your life miserable. That’s why the US has so many enemies, because its the world’s biggest budinski (iemand die zich met de zaken van anderen bemoeit. svh). The people in Washington just can’t stand the idea that someone, somewhere might be having a normal, happy life without getting bombed to death in drone attack or shunted off to some black site where the CIA can rip out their fingernails or beat them black and blue. That’s what this whole global war on terror-thing is all about. It’s about sticking your big fat nose in other people’s business 24-7. Some people just get a kick out of that. Why? Because they’re obnoxious people, that’s why. Like the drunk who shows up at your dinner party and slops red wine all over the rug. That’s the US in a nutshell, a first-rate pain-in-the-ass.

Everyone knows this is true, even the flag wavers. They know we shouldn’t be in Afghanistan or Iraq or Somalia or Yemen or wherever. We just go to be annoying, because that’s who we are, The Irritating States of America.

I get tired of leftist writers droning on and on about the Empire-this and the Superpower-that. It’s all baloney, and it misses the point. In fact, it dignifies US behavior as though it was all part of some grand plan. It’s not. There is no plan. The plan is to hector (koeieneren. svh) people until they can’t stand it anymore. That’s not really a plan at all. It’s just being a pest. It’s like the brat who keeps kicking the back of your seat when your flying across country or the wasp that shows up at the company picnic. Are you going to tell me the wasp has a plan? No. The wasp has no plan and neither does the US. The US is just doing what it does best; making a first class nuisance of itself.

En de enige drijfveer van de machtige elite achter al dit planloos gewelddadig gemodder is om zoveel mogelijk geld eraan over te houden. ‘There is nothing more draining, nothing more fatal, than this classical politics, with its dried up rituals, its thinking without thought, its little closed world.’ Laat ik enkele andere citaten geven uit The Coming Insurrection:

As the welfare state collapses, we see the emergence of a brute conflict between those who desire order and those who don’t,

waarbij onweerlegbaar is dat die ‘orde’ de wanorde is van de gevestigde orde, immers:

Empire is not an enemy that confronts us head-on. It is a rhythm that imposes itself, a way of dispensing and dispersing reality. Less an order of the world than its sad, heavy and militaristic liquidation. 

Crisis is a means of governing. In a world that seems to hold together only through the infinite management of its own collapse,

terwijl iedereen die nadenkt weet dat:

Organizations are obstacles to organizing ourselves,

aangezien:

Two centuries of capitalism and market nihilism have brought us to the most extreme alienations — from our selves, from others, from worlds. The fiction of the individual has decomposed at the same speed that it was becoming real.

Desondanks:

There remains scarcely any doubt that youth will be the first to savagely confront power. These last few fears, from the riots of Spring 2001 in Algeria to those of December 2008 in Greece, are nothing but a series of warning signs in this regard.

De elite is doodsbang, zij heeft geen alternatief voor de dynamiek van de neoliberale technocratie die de bevolking niet meer nodig heeft om miljarden winst te maken. Sterker nog, de elite ziet in de mens een bedreiging van haar systeem van baanloze groei. De elite vreest dat het verzet zal blijven toenemen. Voor de huidige machtelozen is nu al de vraag:


How does a situation of generalized rioting become an insurrectionary situation? What to do once the streets have been taken, once the police have been soundly defeated there? Do the parliaments still deserve to be attacked? What is the practical meaning of deposing (afzetten. svh) power locally? How do we decide? How do we subsist? How do we find each other?  


Het huurlingenleger van de neoliberale staat sciet nu al gericht op de 'plebeians.' Het verschil tussen de machtigen en machtelozen bestaat, zoals Ian Buruma nog eens duidelijk maakte, al sinds de oudheid. En ook toen al bestonden er Buruma's die de elite duidelijk maakte datn het onrecht in feite rechtvaardig was.






Geen opmerkingen:

Eric Zuesse: he Outcome of The War in Ukraine

  The Outcome of The War in Ukraine ERIC ZUESSE DEC 3   READ IN APP   3 December 2024, by  Eric Zuesse . ( All of my recent articles can be ...