vrijdag 26 april 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 45



Het gecultiveerd slachtofferschap van Anet Bleich, die zichzelf afficheert ‘als linkse jodin,’ leidde in 2015 tot haar bewering dat ‘de Gaza-oorlog van de afgelopen zomer ontketend’ was ‘door Hamas.’ Deze voorstelling van zaken is het onvermijdelijk gevolg van haar slachofferistische pathologie die mevrouw Bleich zelf als volgt omschreef:

Wat er met Israël ook mis mag zijn, ik voel me verbonden met dat land. Het is vervelend als een persoon, club of land, waaraan je bent gehecht, grove fouten maakt. Dat geeft een onbehaaglijk gevoel, zelfs iets van plaatsvervangende schaamte.

‘Verbonden met’ een ‘land,’ dat wil zeggen 'verbonden' met een vlag, grenzen, strijdkrachten, volkslied en mythologie die tribale behoeften moeten bevredigen. Het is in een geglobaliseerde, multiculturele wereld een achterhaalde, maar kennelijk toch noodzakelijke behoefte gebleven bij identiteitsloze mensen. Zij verlangen ernaar om ergens bij te horen, getuige de opkomst van de zogeheten ‘populisten.’ Het is dan ook niet overdreven te stellen dat mevrouw Bleich, de zelfbenoemde ‘linkse’ en ‘joodse’ opiniemaker, aan dezelfde mentale leegte lijdt als de modale aanhanger van Wilders en Baudet, die voortdurend inspelen op deze tribale drijfveren. Haar 'onbehaaglijk gevoel,’ en zelfs haar ‘plaatsvervangende schaamte’ hebben tot nu toe niet geleid tot een humaner mens- en wereldbeeld. Als ‘jodin’ ziet zij zichzelf allereerst als slachtoffer en vertoont dezelfde symptomen als die van elke andere slachtofferist, wiens gecultiveerd slachtofferschap onverzadigbaar is én onaanspreekbaar. Hij of zij kan nooit ter verantwoording worden geroepen, om de simpele reden dat zijn/haar identiteit is gebaseerd op het met zorg gekweekte slachtofferschap. Dit vormt zelfs de kern van hun identiteit. Belangwekkend in dit verband is de reactie van de joods-Amerikaanse politiek commentator Peter Beinart op de kritiek die de joods-zionistische lobby in de VS uitte op zijn artikel in The New York Review of Books van 10 juni 2010. In The Failure of the American Jewish Establishment stelde Beinart dat de jonge generatie joden in de VS de ‘Joodse Staat’ niet meer nodig heeft om haar eigen identiteit te kunnen bepalen. Beinart schreef in antwoord op Abraham H. Foxman, de National Director van de militante Anti-Defamation League

In 2008, in a poll cited by Yediot Ahronot, 40 percent of Jewish Israelis did not believe that Arab Israelis should be allowed to vote. Among Jewish Israeli high school students surveyed this March, the figure was 56 percent... The ADL was founded 'to stop the defamation of the Jewish people and to secure justice and fair treatment to all.' What I have always admired about that statement is its suggestion that to truly defend Jewish dignity, one must also defend the dignity of other vulnerable groups. 

When it comes to Israel, the ADL too often ignores the interconnectedness of Jewish and non-Jewish dignity. After all, the same sort of settler fanatics who burn Palestinians olive groves also assassinated an Israeli prime minister... And the same Israeli government that demonizes Israeli Arabs also demonizes Israeli human rights groups. To be ourselves, we must also be for others.

Dit laatste wordt steeds problematischer ook voor joodse zionisten die liever niet in Israel leven, maar er wel hun identiteit aan ontlenen. Op deze schizofrenie wees mij bijna drie decennia geleden de prominente Joods-Israelische hoogleraar Israel Shahak, die het concentratiekamp Bergen Belsen had overleefd. ‘Het grote probleem’ zei hij, 'is dat de cultus van het slachtofferisme een evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid onmogelijk maakt.' Over dit feit is al geruime tijd uitgebreid geschreven door onder andere mijn levenspartner, de juriste Heikelien Verrijn Stuart. Ruim een kwarteeuw geleden waarschuwde zij voor het feit dat het cultiveren van het slachtofferschap uiteindelijk in een modern fascisme zou eindigen. Zij zette uiteen dat: 

slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.

Zij waarschuwde voor 'het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.' 

Een paar jaar later wees de Duitse filosoof Peter Sloterdijk erop dat: 

Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.

Maar alle waarschuwingen ten spijt, ‘het vacuüm’ dat ‘door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat’ is almaar groter geworden. Zo verschilt het geweld van de Israelische strijdkrachten en geheime diensten in niets wezenlijks van dat van ISIS, Al Qaida, of welke terroristische organisatie dan ook. Via het terroriseren van de burgerbevolking proberen zij allen politieke doeleinden na te streven, en dit is exact de definitie van het Amerikaanse Leger Handboek, dat terrorisme omschrijft als ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.' 


Vanzelfsprekend biedt het gecultiveerde slachtofferschap geen ruimte voor het besef zelf een dader te kunnen zijn, een beul, een moordenaar, een verkrachter, een folteraar, een uitbuiter, een onderdrukker, terwijl toch elke terreur, inclusief de Israelische, wel degelijk vergelijkbaar is met nazi-praktijken, waaronder ook joden zo geleden hebben. Eveneens op dit feit wees professor Israel Shahak, toen hij mij vertelde over de cyclus van geweld in Israel die, in zijn ogen, mede voortkwam uit de weigering van veel Joods-Israeli’s om zichzelf als daders te zien: 

De staat cultiveert het slachtofferschap. In dit land wordt het slachtofferisme geritualiseerd in allerlei vormen, op school, in de synagoge, op straat, in de media en de literatuur. De Joden in Israël kunnen zich alleen definiëren als slachtoffer. Het is een bekend psychologisch fenomeen, de geschiedenis zit vol met daders die zichzelf als slachtoffer beschouwen. Het behoort tot het gebied van de pathologie. Het is een schizofrene reactie, die normaal menselijk gedrag onmogelijk maakt. De wereld moet de Joods-Israeli’s dan ook niet vertroetelen, maar tot de orde roepen. Anders gaat hun geweld ongestoord door. Daders die zichzelf slachtoffer beschouwen zijn niet in staat de Ander te zien. Ze kunnen zich niet verplaatsen in hun positie,

Shahak benadrukte dat dit geen vaag gepsychologiseer was, maar een keiharde ervaringsfeit in zijn tragische bestaan. Voor hem gold dat de Joods-Israeli’s een volkje vormden dat etnisch zuiver wil leven in zijn eigen getto, terwijl tegelijkertijd de onderlinge haat tussen verschillende Joodse stromingen in Israel blijft toenemen over de centrale vraag: wie is nu eigenlijk een Jood? De Joods-Israelische auteur Abraham Yehoshua vertelde mij vele jaren geleden het gecultiveerd slachtofferschap te beschouwen als een ‘blind’ geloof in een eeuwig ‘joods noodlot.’ Op die wijze weet de slachtofferist niet alleen aan zijn of haar eigen verantwoordelijkheid te ontkomen, maar erger nog, het geeft hem of haar macht over anderen, de mogelijkheid om anderen moreel te chanteren. Het gecultiveerd slachtofferschap heeft daarvoor een dader nodig die de schuld voor het leed in de wereld moet dragen. De in asiel levende joods-Russische dichter Joseph Brodsky, adviseerde dan ook vlak vóór zijn dood in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason (1997):

Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen. 

En zo keer ik terug naar de zionistische opiniemaker Anet Bleich die in De Groene beweerde dat ‘de Gaza-oorlog’ in 2015 ‘ontketend’ was  ‘door Hamas,’ en door niemand anders. Is dit juist? Laat ik beginnen met het begrip ‘oorlog.’ De meest neutrale definitie van oorlog is ‘een gewapende strijd tussen volkeren of staten.’ Is er sprake van een ‘strijd’ wanneer Israel met ‘one of the most technologically advanced militaries in the world that is changing the way modern wars are fought’ de Palestijnen aanvalt, die niet beschikken over een luchtmacht, een leger en een marine-vloot? Hier is geen sprake van een oorlog, maar van een slachtpartij. Mevrouw Bleich gebruikt de taal hier als ‘dienstmeid,’ terwijl ze toch kan weten dat de ‘taal’ juist ‘de moeder van de gedachte is,’ zoals de joods-Oostenrijkse satiricus Karl Kraus aan het begin van de twintigste eeuw opmerkte. Wat de Bleich’s van de zogeheten ‘vrije pers’ doen is helder samengevat door de joodse hoogleraar George Steiner toen hij schreef: 

De eisen van de massacultuur en de massacommunicatie hebben de taal een steeds geringere taak doen vervullen. Wat kan er, uitgezonderd halve waarheden, grove simplificaties of onbenulligheden, overgebracht worden aan dat half-geletterde massale gehoor dat, dankzij de overal doorgedrongen democratie, de voorstelling mag bijwonen. Alleen in een verschraalde of gecorrumpeerde taal kan een dergelijke communicatie effectief gemaakt worden.

Dat De Groene Amsterdammer Bleich’s vertekening van de werkelijkheid afdrukt is typerend voor het intellectuele niveau van de ‘politiek-literaire elite,’ in een land dat nauwelijks een maatschappelijk geëngageerde intelligentsia bezit. Bovendien verzweeg zij de volgende context:

In 2014 woonden er (Gaza-strook. svh) naar schatting ruim 1,8 miljoen Palestijnen, waardoor er een bevolkingsdichtheid bestond van meer dan vijfduizend personen per vierkante kilometer. In 2016 bestond de bevolking uit bijna 1,9 miljoen mensen, waarvan 1,3 miljoen door UNRWA geregistreerde Palestijnse vluchtelingen, waarvan een groot aantal in tot steden uitgegroeide vluchtelingenkampen.

In oktober 2007 verklaarde het Israëlische kabinet de Gaza-strook tot een ‘vijandige identiteit’ en verscherpte de sancties, hetgeen in de praktijk neerkwam op het creëren van de grootste gevangenis in de wereld, waar de gevangen Palestijnse burgers niet vrij in en uit kunnen, en al vele jaren lang aan alles, zelfs drinkwater, een tekort bestaat.  14 mei 2018 maakte Amnesty International bekend dat het ‘Israëlisch leger wederom buitensporig geweld [gebruikt] in Gaza.’ De mensenrechtenorganisatie berichtte:

Tijdens de protesten op de grens tussen de Gazastrook en Israël doodde het Israëlische leger vandaag minstens 41 Palestijnen en verwondde er bijna 2.000. Het leger maakt zich schuldig aan ernstige schendingen van internationale standaarden, waaronder ogenschijnlijk moedwillige moorden… In sommige gevallen lijken mensen moedwillig te zijn vermoord, wat een oorlogsmisdrijf is,’ zegt Philip Luther, onderzoeker Midden-Oosten en Afrika bij Amnesty International.


Israel forces shot Palestinian child in head with ‘sponge’ round from 10 metres — Israeli occupation forces fired a sponge round at a 16-year-old Palestinian from less than 10 metres away, fracturing his skull, reported human rights organisation B’Tselem. The incident occurred on 6 January, after Israeli soldiers and Border Police forces deployed in Al-Bireh.

Onder: Israëlische soldaat juicht na een Palestijnse jongeren te hebben neergeschoten. Overigens,  een 'sponge round' is een 'bullet-shaped, with a foam rubber nose and a high-density, plastic projectile body.'


Negen maanden later, 28 februari 2019, meldde de BBC onder de kop ‘Gaza protest deaths: Israel may have committed war crimes — UN’ het volgende:

The commission of inquiry, which was set up by the UN Human Rights Council in May, said on Thursday that more than 6,000 unarmed demonstrators were shot by military snipers at designated protest sites over nine months.

It investigated the deaths of 189 Palestinians at the sites on official protest days and found that Israeli forces had killed 183 with live ammunition. Thirty-five of the fatalities were children, while three were clearly marked paramedics, and two were clearly marked journalists, the commission found.


Wijlen Anneke Jos Mouthaan, joods-Nederlandse vredesactiviste.


Deze informatie werd bekend bijna drie decennia nadat ik als journalist, in gezelschap van joods-Nederlandse vredesactiviste Anneke Jos Mouthaan, één van de oprichters van Een Ander Joods Geluid, in Gaza getuige was van het feit dat Israelische militairen van amper honderd meter afstand gericht schoten op schoolkinderen, met wie wij in gesprek waren. Omdat ik mijn bandrecorder had aangezet, was te horen hoe de kogels tegen stalen rolluiken weerkaatsten, en iedereen in paniek dekking zocht. Toen ik mijn verslag, inclusief de schietpartij, op de Nederlandse radio liet horen, wekte dit grote woede op bij de pro-Israel lobby. Wat dat betreft is er in bijna drie decennia weinig wezenlijks veranderd. De journalisten van de Nederlandse commerciële media, inclusief Anet Bleich, heb ik nooit in al die jaren temidden van dit geweld zien verslag geven. Desondanks hebben zij uitgesproken meningen, die de indruk vestigen dat hier twee partijen zijn, die alle twee schuld hebben. Deze voorstelling van zaken is een leugen. Gaza is een belegerd gebied waar op gezette tijden het Joods-Israelisch regime nieuwe gewelddadige tactieken uitproberen om te experimenteren wat de meest effectieve manier is om ‘urban warfare’ te voeren. Ondertussen wordt van de gojim verwacht dat hij deze Joodse terreur accepteert. Met een weerzinwekkende pedanterie verklaarde mevrouw Bleich in haar pleidooi voor een ‘linkse stedenband’ tussen Amsterdam en Tel Aviv:

De boycotbeweging BDS, die zich sterk maakt voor het verhinderen van de stedenband met Tel Aviv, vergist zich of is niet eerlijk. Druk om een einde te maken aan de bezetting van Palestijns gebied? Oké, prima zelfs. Maar voor mij als linkse jodin is het even belangrijk om zeker te weten dat het bestaansrecht wordt erkend van Israël binnen de grenzen van 1967 als staat van al haar burgers (joods, Palestijns, druzisch of bedoeïen) en als Joods Nationaal Tehuis. Die erkenning spreekt niet vanzelf (het is afgezaagd, maar lees het handvest van Hamas). Van links Nederland, dat zegt voor een tweestatenoplossing te zijn, mag ik toch wel verwachten dat het Israël niet als een hete aardappel laat vallen?

Wie is hier niet ‘eerlijk’? Verwacht de ‘linkse jodin’ Bleich, die het prefereert niet naar Israel te emigreren, dat Hamas Israel als ‘Joodse’ Apartheidsstaat ‘erkent,’ terwijl vier opeenvolgende Joodse regeringen de afgelopen tien jaar versneld doorgingen met het stelen van Palestijns land, en premier Netanyahu begin april 2019 zelfs heeft gezworen ‘to annex Jewish settlements in occupied West Bank’? Daarnaast, wat heeft haar joodse achtergrond hier mee te maken? Moet de Joodse terreur tegen de Palestijnse gojim doorgaan omdat mevrouw Bleich zich een ‘linkse jodin’ voelt? Haar vermeend slachtofferschap is in haar beleving groter dan het lijden van de Palestijnse bevolking in Gaza. Als naoorlogs kind claimt deze opiniemaker die in Nederland blijft wonen, impliciet meer rechten te hebben op Israelisch grondgebied dan de oorspronkelijke bewoners van Palestina, die in 1948 door Joodse milities met geweld werden verdreven. 

Logischer en bewonderenswaardig was de reactie van de grote joods-Britse auteur John Berger, die in 2008 ondermeer dit schreef:

We are now spectators of the latest — and perhaps penultimate — chapter of the 60 year old conflict between Israel and the Palestinian people. About the complexities of this tragic conflict billions of words have been pronounced, defending one side or the other.Today, in face of the Israeli attacks on Gaza, the essential calculation, which was always covertly there, behind this conflict, has been blatantly revealed. The death of one Israeli victim justifies the killing of a hundred Palestinians. One Israeli life is worth a hundred Palestinian lives.This is what the Israeli State and the world media more or less — with marginal questioning — mindlessly repeat. And this claim, which has accompanied and justified the longest Occupation of foreign territories in 20th C. European history, is viscerally racist. That the Jewish people should accept this, that the world should concur, that the Palestinians should submit to it — is one of history's ironic jokes. There's no laughter anywhere. We can, however, refute it, more and more vocally. Let's do so.

Wat is het verschil tussen de marxistische auteur John Berger, die de Joodse terreur verafschuwde, en daaruit consequenties  trok, en mevrouw Bleich? Berger, wiens joodse voorouders uit Polen, Galicië en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk kwamen, schreef: 

En hier identificeer ik mijzelf zonder te aarzelen met de rechtvaardige zaak en de pijn van degenen die de staat Israël (en neven van mij) veroorzaken in een mate die tragisch totalitair is.

De joods-Britse auteur liet weten dat hij als kosmopoliet en humanist afstand deed van het zogeheten ‘Recht op Terugkeer,’ dat het elementaire recht van de Palestijnen onvermijdelijk heeft vernietigd. Daarentegen wil Anet Bleich ‘een linkse stedenband’ met Tel Aviv, een stad dat nog geen twintig kilometer hemelsbreed van de Westbank verwijderd is, maar dat desondanks zich niets aantrekt van de terreur, die -- ook uit naam van de inwoners van deze stad --  elke dag en nacht wordt uitgeoefend op gewone Palestijnse burgers. Zelfs Bleich kon het hedonistische karakter van Tel Aviv niet ontkennen en schreef: 

Als je de inwoners van Tel Aviv iets wilt verwijten, dan niet dat ze de vredemijdende politiek van Netanyahu steunen, maar dat ze de neiging hebben zich af te wenden, het conflict te beschouwen als een nooit helemaal overdrijvende onweersbui. Ze leven in een ‘bubbel’ zoals het daar heet. 

Maar juist dit escapisme is voor Bleich het motief bij uitstek voor ‘het versterken van de band met Ramallah, indirect via Amsterdam, zo’n voortreffelijk idee zou zijn.’ Hier betreden wij het rijk van het absurdisme. De stad Tel Aviv bevat namelijk tevens de havenplaats Jaffa, waar het etnisch zuiveren gewoon doorgaat, maar nu in de vorm van gentrification van het oude, idyllische, havengebied. In 2007 sprak ik er, in gezelschap van Nederlandse juristen, met de toenmalige Palestijnse student Geschiedenis, Sami Abou-Shehadeh, die ons vertelde:

Wij moeten telkens onze eigen geschiedenis en herkomst ontkennen.


Sami Abou-Shehadeh was toen 31 jaar, student geschiedenis en verdiepte zich in de geschiedenis van Jaffa. Hij leidde ons rond in het oude havengebied, met zijn vervallen gebouwen, gerenoveerde panden en nieuwbouw voor Joodse yuppen. We aten in een Palestijnse visrestaurant. Jaffa behoorde samen met Haifa tot de twee belangrijke havens van Palestina. Hoewel Jaffa door de Verenigde Naties was toegewezen aan de toekomstige Palestijnse staat werd de hele stad in 1948 met geweld door Joodse milities etnisch gezuiverd. Van de ongeveer 70.000 Palestijnen bleven er slechts 3.650 achter, die allen in de oude buurt rond de haven leefden. Dit is Sami Abou-Shehadeh’s verhaal:

De Palestijnen die op de of andere reden wisten te blijven, kwamen tot 1966 onder militair bestuur te staan. Deze buurt werd omheind en de joodse Europeanen die de huizen van de verdreven Palestijnen in bezit hadden genomen, noemde het deel waar de Palestijnen woonden dan ook het getto. Die herkenden dat onmiddellijk. Als je hier nu vraagt naar het getto word je naar deze buurt verwezen. De etnische zuivering was een immens traumatische gebeurtenis voor de Palestijnse gemeenschap, die diepe sporen heeft nagelaten. In 1948 verloren de Palestijnse vluchtelingen van Jaffa niet alleen de meerderheid en hun gemeenschap, ze verloren ook hun vaderland en in één klap al hun bezittingen. Een jaar later verloor ook het handjevol achterblijvers hun bezit. Toen volgde in 1950 de zogeheten ‘wet van het bezit van afwezigen’ waarbij de staat Israël alle eigendommen in beslag kon nemen van Palestijnen die naar het buitenland waren verdreven. Het was simpelweg gelegaliseerde diefstal. Mijn familie bijvoorbeeld die bezit had in een dorp hier vlakbij werd gedwongen in het getto te blijven onder militair bewind en mocht niet vrij reizen. De Israëlische overheid concludeerde vervolgens dat wij niet op ons land waren en confisqueerde ons bezit. Ik kom uit een boerenfamilie en een van mijn grootvaders, die spoedig daarna stierf, geloofde dat de ware genadeklap voor hem niet de Nakba zelf was, de etnische zuivering, maar het confisqueren van zijn land. Het was voor het eerst na jaren zwoegen dat hij een eigen boomgaard bezat en die verloor hij. Hij was volkomen rechteloos en heeft nooit begrepen hoe dat kon. Mijn grootvader was een gevangene geworden in zijn eigen land, hij mocht de amandelbomen niet meer zien bloeien, de geur van nat geregende aarde niet meer opsnuiven, hij kon de vogels niet meer door de lucht boven zijn land zien vliegen, kon de cicaden niet meer te keer horen gaan. Hij verloor zijn hele universum, net als de meeste anderen was zijn hele bestaan verbonden geweest aan de grond, hij leefde ervan, de aarde gaf hem zin en betekenis, de grond was alles, het was de werkelijkheid waarin hij geleefd had. Zijn hart brak. Ondertussen begon in het begin van de jaren vijftig de staat Israel Jaffa te bevolken met Joodse immigranten en de Palestijnse achterblijvers zagen hoe hun bezit onder de nieuwkomers verdeeld werd zonder dat ze ook maar iets daartegen konden ondernemen. Volgens mij verklaren deze gebeurtenissen het feit dat er in de jaren vijftig en zestig zo’n hoog percentage criminaliteit bestond onder de Palestijnen in Jaffa. De samenleving was totaal ontwricht geraakt, vooral ook psychologisch. Men had de oorlog in 1948 verloren, vervolgens kon men in 1949 het eigen bezit niet verdedigen, en tenslotte plaatste de staat de Joodse indringers, de vijand, niet alleen in hun eigen buurt, maar zelfs in hun eigen huis. Ze kregen Joodse nieuwkomers ingekwartierd. U kunt zich voorstellen dat de overgrote meerderheid van de Arabische mannen met hun oriëntaals gevoel voor eer een geweldige psychologische dreun kregen. Ze waren niet in staat geweest hun vaderland te verdedigen, en ook niet hun bezit, en zelfs niet de huizen waarin ze woonden. Ze waren gebroken en raakten verslaafd aan de opium of alcohol of gokken. Die generatie is kapot gemaakt. Maar met de opkomst van de tweede generatie na de Nakba, de eerste studentengeneratie, begon er een verandering op te treden binnen de Palestijnse gemeenschap hier. Men werd zich bewust van het feit dat ook Palestijnen rechten hebben en dat we kunnen bogen op een rijke geschiedenis. Het probleem waarmee de Palestijnse buurt hier wordt geconfronteerd is dat sinds 1951 Jaffa onder het gemeentebestuur van Tel Aviv valt en alle stadsplanners Joden uit Tel Aviv zijn. Zij besloten in de loop van de jaren zestig om het Palestijnse getto van Jaffa te slopen. De plaatselijke bevolking kreeg geen vergunning meer om hun huizen te renoveren of om bij te bouwen. Het moest volledig van de kaart geveegd worden, onzichtbaar worden gemaakt. Er moest een hypermoderne Rivièra voor in de plaats komen, een soort Côte d’Azur van het Midden Oosten. En daarmee zouden niet alleen alsnog alle Palestijnen worden verwijderd, maar er zou zo ook een definitief einde zijn gekomen aan de fysieke herinnering aan de Palestijnse historie in Jaffa. Tussen 1975 en 1985 liet de gemeenteraad van Tel Aviv meer dan 3000 appartementen in de getto slopen. Het puin werd op het strand van Jaffa gestort om zo meer ruimte te maken voor nieuwbouw. Tien jaar lang werd daar ook huisvuil en allerlei rotzooi gedumpt. Ik herinner me dat als we er in de jaren tachtig gingen zwemmen de strandwacht meteen kwam aanrennen om ons weg te sturen vanwege het glas, het gif, en de ratten. Op een bepaald moment werd de illegale stortplaats niet meer geaccepteerd door de locale bewoners en ze begonnen een juridische procedure. Uiteindelijk besliste het Israëlisch Hoog Gerechtshof in 1986 dat het afgelopen moest zijn met die puinhoop. Het was een van de voorbeelden dat de plaatselijke Palestijnen mondiger zijn geworden en niet alles meer over hun kant laten gaan, zoals de eerste generatie deed. Maar die rechterlijke uitspraak werd al snel vergeten tot er zich in de jaren negentig ontploffingen voordeden in de vuilnisberg. Toen besefte de gemeenteraad dat daar niet gebouwd kon worden en kwam er een einde aan hun Rivièra-project. Nu hebben ze een aangepast plan. De gemeenteraad van Tel Aviv wil de arme en niet kapitaalkrachtige Palestijnen uit de buurt langs de kust weg hebben zodat de huizen kunnen worden gerenoveerd en worden verkocht aan rijke Joden, die over de zee uit willen kijken. De gemeenteraad stelt dat dit niet de opzet is, maar dat dit nu eenmaal de werking is van de vrije markt. Zo zien we dat de vrije markt toch dat kan bereiken wat de Joodse staat niet kon: het verdrijven van de laatste Palestijnen uit het getto van Jaffa. Ik las onlangs in de krant dat één vierkante meter in het noordelijk deel van deze buurt al 8000 dollar kost. Dus een gewone woning van 200 vierkante meter kost meer dan anderhalf miljoen dollar en niemand in de Palestijnse gemeenschap kan zich dit bedrag permitteren, dus vertrekken ze en worden hun huizen opgekocht door rijke Joden. Maar waar moeten ze naartoe? Het probleem is dat Jaffa is omgeven door Joodse plaatsen. En daar wordt niet voor Palestijnen gebouwd, er staan geen moskeeën of kerken of scholen voor hen. Men is dus aangewezen op Jaffa. Er is nu dan ook een buitengewoon groot woningtekort en de financieel zwakke Palestijnse gemeenschap probeert de krankzinnige prijsontwikkeling te bestrijden.

In Israël bestaat er geen serieuze competitie tussen Palestijnse en Israëlische jongeren om de eenvoudige reden dat wij volkomen gemarginaliseerd zijn. Palestijnen zijn al vanaf het begin van de Joodse natie tweederangs burgers. In Israël beheersen de Joden alles, wij worden vooralsnog getolereerd maar niet geaccepteerd. En wij weten dat. Van de staat mogen wij onszelf niet zien als Palestijnen, wij worden Arabische Israëli’s genoemd, en die mogen slechts een ondergeschikte rol spelen. Wij moeten telkens onze eigen geschiedenis en herkomst ontkennen. Op Palestijnse scholen in Israël mag er niet over de Nakba worden gesproken. Het is ons niet toegestaan onszelf als slachtoffer te beschouwen van de Israëlische etnische zuiveringen, doen we dat wel dan worden we helemaal beschouwd als een vijfde colonne van de vijand. De eerste generatie van de Nakba had het wat dat betreft nog moeilijker, die verdrong de geschiedenis. Zij waren zo getraumatiseerd dat ze hun persoonlijke ervaringen met niemand wilden delen. Toen ik de oude mensen over 1948 interviewde, wilde de meerderheid na twee of drie keer niet meer met mij praten. Ze konden het gewoonweg niet. Samen met mijn Joods-Israelische vriend Ori geef ik rondleidingen in Jaffa. Aan hem zie ik duidelijk het verschil met ons. Hij is van de derde generatie Joodse immigranten. Zijn grootvader behoorde tot de generatie van de grondleggers van de staat Israël, zijn vader was een gerespecteerde rechter en hijzelf doet momenteel zijn doctoraal in filosofie. Ze behoren tot de elite van dit land. Hij erft zijn familiebezit, zoals zijn vader dat deed. Maar bij de Palestijnen is die continuïteit vernietigd. Wij erven niets, omdat we alles verloren hebben. Zelfs de achtergebleven Palestijnen die na 1948 nog land bezaten in Israël, zagen hun bezit in de jaren vijftig en zestig geconfisqueerd worden. De Palestijnse gemeenschap was decennialang kapot geslagen. Palestijnen konden alleen nog maar voor de Joodse economie werken. Bovendien was een groot deel van de Palestijnse elite gevlucht. Daarnaast worden we op elk niveau gediscrimineerd, werk, huisvesting, onderwijs. Het gevolg is dat de Palestijnen geen onderdeel vormen van de Israëlische elite, je vindt ons nagenoeg niet in de academische wereld, niet in het management van de economie, niet in de politieke- en zeker niet in de militaire toplaag. En de elite bepaalt hier alles, zoals overal ter wereld. Wij bevinden ons in de marge van deze samenleving, al heel lang.

Sinds de laatste twee decennia beginnen de Palestijnen zich bezig te houden met wat hun eigen identiteit is binnen Israël. De eerste twee generaties hadden het bijzonder moeilijk, die waren meer gericht op de vraag: hebben we morgen nog te eten? Het overleven was het belangrijkste. Maar de nieuwe generatie bezint zich wel degelijk over hun Palestijnse identiteit, denkt na over een nationale identiteit waarop ze trots kunnen zijn. Het probleem is nu niet zozeer meer Israël, als wel de Palestijnen elders. Oslo dwong de PLO om de Palestijnen in Israël te behandelen als Israëli’s. Wij vormen geen onderdeel van de onderhandelingen. Wij staan alleen, op onszelf terug geworpen en dat is een zeer gecompliceerde en frustrerende situatie voor elke Palestijn die voor rechtvaardigheid strijdt. Het doodt elke hoop op iets gemeenschappelijks, een gemeenschappelijke Palestijnse identiteit. Hoewel men geïsoleerd is, worden de Palestijnen in Israël wel sterk beïnvloed door wat er in de rest van de Arabische wereld en in Palestina gebeurt. Wij bezitten geen intellectuele elite die een serieuze identiteit kan helpen opbouwen voor ons Palestijnse Israëli’s. Wij horen bij niemand. Beide partijen sluiten ons uit. De Israëlische identiteit is een gesloten identiteit, die wordt volkomen bepaald door het Joods-zijn. Het is ook de reden waarom de eerste en tweede generatie nooit Israëli’s werden. Nu wordt voor de nieuwe generatie de Palestijnse identiteit steeds belangrijker. Men heeft een eigen historisch bewustzijn ontwikkeld, het besef van de Nakba dwingt ons na te denken over wie we zijn en over wat onze positie moet zijn. Dat maakt je niet trots, geenszins, maar het maakt je wel bewust van wie je bent, van de traditie. Volgens mij is er niets om als Palestijn trots op te zijn, onze geschiedenis is er een van continue mislukkingen, absoluut geen geschiedenis om mythen op te bouwen. Het was voor mij ook geen reden om geschiedenis te studeren. Ik studeer geschiedenis omdat ik ervan hou en omdat ik van Jaffa hou. Overigens zal het straks zeer moeilijk voor mij zijn om een baan te vinden waarbij ik onderzoek kan verrichten. Er zijn maar weinig universiteiten hier voor ons Palestijnen waar we aan de slag kunnen. Bovendien zal ik moeten concurreren met Israëli’s die zijn afgestudeerd aan de beste Amerikaanse universiteiten, zoals Princeton, Yale en Harvard. Wat ik het liefst zou willen doen is het lesgeven op een Palestijnse middelbare school. Ik heb een jaar lang les gegeven op het Terra Santa College in Bethlehem, maar de rector van de school hield niet erg van de inhoud van mijn lessen. Hij vond mijn informatie gevaarlijk. En vergeet niet, alle schoolhoofden in Israël moeten eerst goedgekeurd worden door de veiligheidsdienst en voelen dus altijd de adem in hun nek van de zionistische overheid.

De positie van Sami is illustrerend voor de positie van alle Palestijnse Israeli’s: hij kan niet voor- noch achteruit, het is alsof hij door een niemandsland zwerft, op zoek naar zijn volk om zichzelf te vinden. De hierboven beschreven dagelijkse realiteit van Tel Aviv verzwijgt Anet Bleich als ‘linkse jodin’ omdat die werkelijkheid domweg niet past in haar propaganda. Meer de volgende keer. 


Palestinians flee from Gaza's beaches onto boats during the Palestinian Nakba.



1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

De in Nederland wonende 'linkse jodin' Anet Bleich draagt medeverantwoordelijkheid voor het geweld dat de Palestijnen wordt aangedaan. Zij is dader, geen slachtoffer.

Het Nihilistische Israel

‘Het Westen heeft de wereld niet gewonnen door de superioriteit van zijn ideeën, waarden of religie, maar eerder door zijn superioriteit in ...