woensdag 24 april 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 44

Het laatste jaar werd Van Weezel zelf het onderwerp van beschouwingen en interviews. Hij vertelde over zijn angst voor het grote niets, zijn vrees dat die decennia van zwoegen in het Haagse nutteloos waren geweest… En legde zijn ingewikkelde omgang met zijn afkomst uit: Van Weezel was een ongelovige Jood, die veel met zijn afkomst bezig was, maar niet naar de synagoge ging. Veel ministers, partijleiders en andere Haagse prominenten hebben het afgelopen jaar aan zijn ziekbed gezeten. Ook dat maakt Max van Weezel uniek,

aldus de necrologie in de Volkskrant.Tien maanden vóór zijn dood in april 2019 verklaarde Max van Weezel, het tot ‘icoon’ van de parlementaire polderpers uitgeroepen zelfbenoemde ‘joodse jongetje’:  

Ergens denk ik: je had ook wel met een kalasjnikov op een heuveltop mogen staan om ons de vijand van het lijf te houden. Er zit toch ook een Leon-de-Winterachtige Max in me, zo van: timmer erop los als ze met hun poten aan ons lijf of goed komen. 

Een werkzaam leven lang actief in de Nederlandse democratische rechtstaat en dan schijnbaar ineens zijn publiek laten weten dat hij ‘ook wel’ een Joodse Israeli had willen zijn om met een Russische (sic) aanvalsgeweer de Palestijnse bevolking op de bezette Westbank te terroriseren en te vermoorden. Desondanks herdacht de voltallige Tweede Kamer het heengaan van ‘onze’ Max, de ‘nestor van de politieke journalisten,’ Het zegt veel over het theatrale gebeuren in de Tweede Kamer, die nog steeds geen politieke consequenties verbindt aan de terreur van het zionistisch regime, waarbij ondermeer wegrennende Palestijnse jongeren door Joods-Israelische scherpschutters worden doodgeschoten. Nog afgezien van de voortdurende oorlogsmisdaden van deze bevriende natie, laat de Nederlandse volksvertegenwoordiging de regering Netanyahu in feite doorgaan met het stelen van grote stukken land, die door de Verenigde Naties in 1947 aan de Palestijnse bevolking werden toegewezen. Dit alles zijn ernstige schendingen van het internationaal recht, dat het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering claimen te respecteren. Het spreekt voor zich dat de meerderheid van de wereldbevolking allang weet dat zodra de westerse belangen in het gedrang dreigen te komen, het internationaal recht geen enkele rol van betekenis speelt, maar wat absurd blijft is dat alle politieke partijen, van vermeend links tot uiterst rechts, de zelfbenoemde ‘Joodse staat’ blijven steunen, zowel economisch als militair, en toch de mond vol hebben over democratie en mensenrechten. Vandaar dat Van Weezel vlak voor zijn dood wist dat hij met zijn gefantaseerde heldenrol op een heuveltop in ‘Judea en Samaria’ ongestoord weg zou komen. Jan Blokker concludeerde eens terecht dat na 

de Tweede Wereldoorlog het jodendom in de christelijke wereld vrijwel heilig is verklaard en geen volk dat in die processie zo hard vooroploopt als de Nederlanders.

En inderdaad, wanneer een Palestijn hetzelfde had gezegd als Van Weezel, maar dan vanuit de optiek van de onderdrukten, dan zou de Nederlandse mainstream-pers in rep en roer zijn geweest. Hetzelfde geldt voor het feit dat

Israel has killed more than 3,000 children since 28 September 2000 when the Second Intifada began until the end of April 2017, a new report has found.


Desondanks is nog steeds sprake van nauwe banden tussen Nederland en Israel. In de terminologie van Thierry Baudet: ‘Wij steunen Israël onvoorwaardelijk. Punt,’ gevolgd door groot applaus van de aanwezigen. ‘Het is onze bondgenoot, het is een democratie.’ Nog meer applaus voor een democratie die in 17 jaar tijd 3000 Palestijnse kinderen vermoordde, gevangenen martelden, bezet gebied in beslag nam, en de 20 procent Palestijnse Israeli’s als tweederangs burgers behandelde. Waren er daarentegen 3000 Joodse kinderen in Israel vermoord in dezelfde periode dan zouden de polderpers en polderpolitiek er niet over uitgesproken raken, met de griezelige Baudet voorop.  

De historische context van de zionistische terreur, waaraan het Nederlandse parlement weigert consequenties te verbinden, is dat in 1947 de toenmalige Verenigde Naties 53 procent van het Britse mandaatgebied Palestina, waar joodse kolonisten slechts 6 procent van het land bezaten, aan Israel schonk. In 1948 veroverden de Israelische strijdkrachten meer dan de helft van de 47 procent van het land dat de wereldgemeenschap aan de Palestijnse bevolking had toegewezen.  

Na de oorlog in 1967 bezetten de Israelische strijdkrachten de rest van het Palestijnse land. Bij de Oslo-Akkoorden in 1993 gingen de Palestijnse onderhandelaars ermee akkoord dat de Joden in Israel meer dan de helft van het land zouden krijgen dat de Verenigde Naties aan de Palestijnse bevolking had gegeven, zodat de Palestijnse bevolking slechts 22 procent van al het land overhield dat zij tijdens het Britse mandaat had. In ruil daarvoor zouden de Joden in Israel accepteren dat er op de Westbank en in Gaza een Palestijnse staat zou komen, geheel in overeenstemming met het besluit van de VN in 1947. De extremistische Netanyahu, leider van de belangrijkste partij, liet onmiddellijk weten de Oslo-Akkoorden nooit te zullen accepteren. Zowel politiek rechts als links in Israel hebben het sindsdien mogelijk gemaakt dat Joodse kolonisten steeds meer land van de Palestijnen bewoonden, in overeenstemming met het oude zionistische plan van Ben-Goerion, de grondlegger van de staat, die al in 1937 in een brief aan zijn zoon had laten weten: 'We must expel Arabs and take their places.' 67 jaar later stelde de vooraanstaande Joods-Israelische historicus Benny Morris: ‘Ben-Gurion was right... Without the uprooting of the Palestinians a Jewish state would not have arisen here.’ Inmiddels is van de oorspronkelijke 47 procent nog geen kwart over, bestaande uit los van elkaar staande enclaves omringd door militaire wegversperringen, zodat de Palestijnen zich niet vrij kunnen bewegen en een levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk is geworden. Let wel, dit zijn geen meningen, maar feiten.

De etnische zuivering van een groot deel van het oude Britse mandaatgebied is uitgebreid beschreven in gedegen historisch onderzoek van gerespecteerde Joods-Israelische historici als onder andere Simha Flapan, Ilan Pappe, Tom Segev, Avi Shlaim en de bekende Benny Morris. De gewelddadige verdrijving van naar schatting 75 procent van de Palestijnse bevolking begon al in 1947, dus vóór de stichting van de staat Israel, een feit dat volgens Benny Morris: 

is based on many documents... most of them from the Israel Defense Forces Archives. What the new material shows is that there were far more Israeli acts of massacre than I had previously thought. To my surprise, there were also many cases of rape. In the months of April-May 1948, units of the Haganah [the pre-state defense force that was the precursor of the IDF] were given operational orders that stated explicitly that they were to uproot the villagers, expel them and destroy the villages themselves.

En:

From April 1948, Ben-Gurion is projecting a message of transfer. There is no explicit order of his in writing, there is no orderly comprehensive policy, but there is an atmosphere of [population] transfer. The transfer idea is in the air. The entire leadership understands that this is the idea. The officer corps understands what is required of them. Under Ben-Gurion, a consensus of transfer is created... Ben-Gurion was a transferist. He understood that there could be no Jewish state with a large and hostile Arab minority in its midst. There would be no such state. It would not be able to exist.

Het zal duidelijk zijn dat het begrip 'transfer' een eufemisme is voor wat vandaag de dag etnische zuivering heet, het met geweld verdrijven van een ieder die in etnisch opzicht afwijkt van de Joden in Israel.  Een fatsoenlijk mens zal denken dat Morris walgde van deze meedogenloze zionistische politiek die de oorzaak is van het nog steeds voortdurende geweld. Maar met schokkende botheid stelde hij, in strijd met het internationaal recht: 

under certain conditions, expulsion is not a war crime. I don't think that the expulsions of 1948 were war crimes. You can't make an omelet without breaking eggs. You have to dirty your hands.

Dit is de opvatting van elke terrorist, het doel heiligt voor hem de middelen. Morris verklaarde naderhand zelfs:

Ik denk dat [Ben-Goerion] in 1948 een ernstige historische fout maakte. Hoewel hij het demografische vraagstuk begreep en de noodzaak van het vestigen van een joodse straat zonder een grote Arabische minderheid, werd hij tijdens de oorlog bang. Op het laatst aarzelde hij… Ik weet dat dit de Arabieren en de ruim-denkenden en de politiek correcte types verbijsterd. Maar mijn gevoel is dat deze plaats rustiger zou zijn en minder lijden zou kennen als de zaak eens en voor altijd opgelost was geweest… Als het eind van het liedje mistroostig blijkt te zijn voor de joden dan zal dit zijn omdat Ben Goerion de transfer in 1948 niet voltooide. Omdat hij een groot en veranderlijke demografische reserve op de Westbank en Gaza en binnen Israël zelf achterliet.


Met geweld verdreven Palestijnse inwoners uit wat nu Israel heet.

Let wel, het betreft hier vooraanstaande, academisch geschoolde Joods-Israeli’s met terroristische opvattingen, aangezien zij voorstander zijn van maximaal geweld om politieke doeleinden te verwezenlijken, de definitie die het Amerikaanse leger geeft voor terrorisme. Gezien de egards van het Nederlandse politieke establishment voor de journalisten Max van Weezel en zijn echtgenote Anet Bleich is de vraag hoe dit duo stond tegenover de Israelische terreur. Laat ik beginnen met de oproep van mevrouw Bleich in De Groene Amsterdammer van 24 juni 2015 om een ‘linkse stedenband’ met Tel Aviv aan te gaan. Anderhalve week eerder had het CIDI, de zionistische propaganda-arm van de zelfbenoemde ‘Joodse’ staat, het volgende bericht:

In mei 2014 ging de gemeenteraad van Amsterdam akkoord met het voornemen om een stedenband aan te gaan met Tel Aviv. Het idee kwam destijds van voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel en paste in het internationale beleid van de stad.

In het najaar van 2014 besloot de gemeente Amsterdam om de plannen voor de stedenband in de ijskast te zetten als gevolg van het opgelaaide conflict tussen Israel en Gaza in de zomer van 2014. In januari van dit jaar begon de gemeente een nieuw onderzoek en werd ook de mogelijkheid meegenomen om een stedenband relatie met Ramallah aan te gaan.

Mevrouw Bleich, die volgens eigen zeggen, ‘als linkse jodin’ een emotionele band met Israel heeft, stelde op 1 november 2000, aan het begin van de Tweede Intifada, in de Volkskrant dat: 

hoofdverantwoordelijke voor het geweld dat de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook al meer dan een maand teistert 

de Palestijnse leider Yasser Arafat was, terwijl zij kon weten dat er geen sprake was van een Vredesproces, maar dat Israel gewoon doorging met het stelen van Palestijns land en het isoleren van de Palestijnse dorpen en steden door overal wegversperringen op te werpen. Dit is wat in 2007 de gezaghebbende Joods-Israelische hoogleraar Edith Zertal hierover tegen mij zei:

Sinds de Oslo-akkoorden in 1993 zijn er meer Joodse nederzettingen gebouwd dan voorheen. Het zogenaamde vredesproces is het middel bij uitstek dat Israël helpt het beleid van de langzame dé-arabisering ten uitvoer te brengen. Daarom zal de wereld de Israëli’s een duidelijke boodschap moeten geven, namelijk: 'als jullie vrede en verzoening willen, zullen jullie allereerst moeten erkennen wat er in 1948 is gebeurd.' (de gewelddadige etnische zuivering van ongeveer 750.000 Palestijnse burgers. svh). De Joden in Israël moeten ophouden het te ontkennen, ze moeten verantwoording voor hun misdaden nemen. Daarnaast zouden ze officieel moeten verklaren dat er een automatisch recht op terugkeer is voor de slachtoffers van de etnische zuiveringen, zoals overigens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken op zijn website bepleit. Alleen in het geval van de Palestijnen verzwijgt Washington de Israëlische etnische zuivering. Een tweede boodschap aan de Israëli’s zou moeten zijn dat ze onmiddellijk moeten ophouden met de politiek van het etnisch zuiveren, die sinds 1948 wordt gevoerd. En de Israëli’s moet duidelijk worden gemaakt dat het ontmenselijken van de oorspronkelijke bevolking slechts tot misdaden leidt. Dit moet niet bij een vermaning blijven, het veroordelen van mijn volk helpt niet, Israëli’s zijn totaal immuun voor veroordelingen, ze lachen erom, want ze weten dat die geen consequenties hebben, dankzij het Amerikaanse vetorecht. Alleen een boycot zal effectief zijn. Europa zou 'de Joodse natie' moeten boycotten, net zoals ze deed met Zuid-Afrika toen daar misdaden tegen de menselijkheid werden begaan. Anders gaat het onrecht gewoon door. Sterker nog: er is sprake van een escalatie, op korte termijn zullen de Palestijnen worden geconfronteerd met nog wredere Israëlische beleidsdaden. Het einde van de verdrijvingen uit Palestina is nog lang niet in zicht. Op dit moment stuurt Israël aan op een etnische zuivering van de West Bank en Gaza. Het resultaat van die politiek zal verschrikkelijke reacties oproepen tegen de Joden in Israël en ik durf zelfs te zeggen tegen de joodse gemeenschappen in de rest van de wereld.

Als historica doceert Zertal moderne geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en is door haar publicaties in brede kringen bekend. Zij was als hoogleraar verbonden aan zowel de Universiteit van Chicago als aan de prestigieuze École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs, en doceerde tevens aan het Institut für Jüdische Studien van de Universiteit van Bazel. Haar boeken zijn naast het Hebreeuws in het Engels, Frans, Duits en Spaans verschenen. In haar opzienbarende studie Israël’s Holocaust and the Politics of Nationhood (2002) laat zij zien hoe:

het proces van het heilig verklaren van de Holocaust — dat op zichzelf al een vorm van devaluatie is — gekoppeld aan het concept van de heiligheid van het land… een vaderland heeft veranderd in een tempel en een eeuwig altaar.

Professor Zertal zet uiteen op welke manier de herinnering aan de Holocaust een ideologisch wapen werd voor een verwerpelijke zionistische politiek, en in feite ten koste ging van de ware slachtoffers zelf. 

Terwijl de Israëlische samenleving de herinnering aan de Holocaust nationaliseerde — door leiders en woordvoerders die ‘daar’ niet geweest waren — en organiseerde… in een geritualiseerde, didactische herinnering, die een nationale les uitdraagt in overeenstemming met haar visie, sloot ze de directe boodschappers van deze herinnering uit — zo’n kwart miljoen Holocaust-overlevenden die naar Israël waren gemigreerd.

Hoewel de journaliste Anet Bleich in 2000 de Palestijnse leider Arafat de schuld gaf voor het zionistisch geweld tegen de Palestijnse bevolking wist de Israelische politieke top dat dergelijke beweringen klinkklare nonsens was. De beste bronnen zijn natuurlijk de betrokkenen zelf. Dit is wat de Joods-Israelische politicus Shlomo Ben-Ami verklaarde: 'in de praktijk waren de Oslo-akkoorden gebaseerd op een neo-kolonialistische basis, op een leven van afhankelijkheid… voor altijd.’ Dat het zogeheten Vredesproces op niets uitliep was volgens hem onvermijdelijk, aangezien de ‘mislukking in de genetische code van Oslo vastgelegd was.' En dit weer was, volgens hem, het gevolg van het feit dat het zionisme niet alleen een nationale bevrijdingsbeweging is voor de joden, maar onlosmakelijk daarmee ‘een beweging om te veroveren, te koloniseren en het vestigen van nederzettingen.’ Voor alle duidelijkheid, Shlomo Ben Ami is een Israelische voormalige minister van Buitenlandse Zaken en was onder premier Ehud Barak de belangrijkste Israelische onderhandelaar bij de Camp David-bijeenkomsten. Ben-Ami voegde daar later aan toe: ‘Als ik Palestijn was zou ik Camp David ook afgewezen hebben.’ Die uitspraak haalde nooit de wereldpers, een feit dat demonstreert hoe de pro-Israël-berichtgeving van een groot deel van de westerse mainstream-media functioneert. Het onderstreept nog eens hoe succesvol het werk van de pro-Israël-lobby is, waarvan mevrouw Bleich een onlosmakelijk onderdeel is. In haar column van november 2000 onder de aanhef: 

WAAR HEEFT ARAFAT ZIJN NOBELPRIJS OPGEBORGEN?

WIE is de hoofdverantwoordelijke voor het geweld dat de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook al meer dan een maand teistert?

schreef Bleich:

De VN-Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering en de Commissie voor de mensenrechten hebben het 'excessieve geweld' van Israël veroordeeld. En bovendien: wat heeft Israël eigenlijk te zoeken in het in 1967 veroverde gebied?

Het lijkt allemaal zo helder als glas en desondanks is dit beeld misleidend. De confrontatie in de Palestijnse gebieden is een klassiek voorbeeld van een situatie waarin zwak en sterk niet automatisch samenvallen met goed en kwaad. De underdog heeft niet altijd per se gelijk. Het komt voor dat de sterkere partij door de zwakkere wordt geprovoceerd tot geweld. Dat is hier het geval.

De botsingen in de Westbank en Gaza doen, als het aankomt op de krachtsverhoudingen, denken aan het sprookje van Gulliver. Talrijke kleine mannetjes hakken uit alle macht in op een reus, die niets beters weet te verzinnen dan van zich af te trappen. Met verpletterend gevolg. In hoeverre het Israëlisch tegengeweld inderdaad buitenproportioneel is, durf ik niet te zeggen. Het zou goed zijn als daar, nadat de rust is weergekeerd, een internationaal onderzoek naar zou worden ingesteld. Zoals is afgesproken op de wapenstilstand-top in Sharm el-Sheikh.

Ondanks het feit dat stenen gooiende jongeren geconfronteerd werden met militaire scherpschutters, pantserwagens, hoge snelheidskogels en tanks, zoals ikzelf ter plaatse meermalen heb geconstateerd, stelde de voormalige communiste Anet Bleich, als opiniemaker gezeten op een comfortabele bureaustoel in het veilige Amsterdam, ‘[i]n hoeverre het Israëlisch tegengeweld inderdaad buitenproportioneel is, durf ik niet te zeggen,’ zich er kennelijk niet van bewust hoe misdadig deze bewering was. Ik gebruik de term ‘misdadig’ met nadruk, en wel omdat ikzelf van nabij heb gezien hoe Palestijnse kinderen door Joods-Israelische militairen werden doodgeschoten, of zwaar verminkt. Bovendien hadden ‘[t]al van internationale organisaties onafhankelijk van elkaar vastgesteld dat Israël buitensporig geweld gebruikt tegen protesterende Palestijnen,’ zoals ik twee dagen later, op 3 november 2000, in een reactie schreef. Ik schreef in dezelfde Volkskrant dat ik:

op dinsdag 10 oktober in Ramallah [zag] hoe een dertienjarige Palestijnse jongen door een Israëlische sluipschutter met een hoge-snelheidskogel door zijn rechteroog werd geschoten en stervend werd afgevoerd. Van een levensbedreigende situatie voor de scherpschutter was geen sprake. Hij schoot vanuit een hotel op een afstand van tenminste 400 meter. Nog geen minuut later schoot van dichtbij een andere militair, verdekt opgesteld achter een gepantserde jeep, lukraak met scherp in een groep jongeren, waarbij tenminste twee van hen geraakt werden. Over soortgelijke taferelen berichtte CNN's Christiane Amanpour vanuit Gaza. Dagelijks zien we nu tv-beelden van schietende militairen.

Maar misschien gelooft Bleich haar ogen niet of wantrouwt ze de massamedia. Maar gelooft ze ook Amnesty International niet, of Human Rights Watch, of de Israëlische vredesorganisatie Gush Shalom, of Defence for Children International of de Medici voor Mensenrechten? Die komen allen onafhankelijk van elkaar tot dezelfde conclusie, namelijk dat Israël buitensporig geweld gebruikt.

Het doodschieten van minderjarigen die al dan niet met stenen gooien is in strijd met het internationaal recht. Het resultaat van al die schendingen valt dagelijks te lezen in emails van Law, een door de Nederlandse overheid gesteunde mensenrechtenorganisatie. Na 32 dagen volksopstand tegen de bezetting zijn 139 Palestijnen gedood en meer dan 6700 gewond geraakt. Van de doden is meer dan 30 procent kind, van de gewonden is 75 procent minderjarig. 92 procent is gedood door kogels, 70 procent van de gewonden is in het bovenlichaam geraakt, hetgeen de conclusie rechtvaardigt van de Amerikaanse afdeling van de organisatie Medici voor Mensenrechten dat er door militairen en kolonisten geschoten wordt om te doden. De feiten spreken voor zich, behalve voor Bleich.   


Anet Bleich.

De avond van de dag dat mijn kritiek op Anet Bleich’s beweringen door de Volkskrant werd gepubliceerd, werd ik ’s avonds door haar echtgenoot Max van Weezel gebeld, die mij met een van woede verstikte stem meldde dat hij als adjunct-hoofdredacteur van Vrij Nederland een artikel dat ik voor dit toenmalige weekblad had geschreven niet zou worden gepubliceerd. ‘Je hebt je ei al gelegd in de Volkskrant in dat stuk over Anet.’ Mijn artikel voor Vrij Nederland ging evenwel niet over Bleich, maar over het feit dat bijna alle Nederlandse correspondenten in Israel destijds joods waren en dat dit de berichtgeving geenszins ten goede kwam. Het was niet alleen dat hun verslaggeving uitgesproken tendentieus was, maar tevens verzwegen de joodse correspondenten — van wie de meesten zionist waren en eveneens over een Israelisch paspoort beschikten — doorslaggevende feiten die de context van de gebeurtenissen verhelderden. Nadat ik Vrij Nederland had laten weten wat Van Weezel, na overleg met zijn Anet, had besloten, wachtte ik rustig af om te zien wat er zou gebeuren. Kennelijk was Max’s reactie een solo-actie geweest, aangezien het artikel, zoals afgesproken, werd geplaatst. De week daarop bleek Van Weezel zijn zionistische vriend Leonard Ornstein naar voren te hebben geschoven om in Vrij Nederland met de bekende suggestieve opmerkingen mijn op feiten gebaseerde betoog niet eens te bestrijden, maar verdacht te maken. Een weerwoord werd me niet gegund, omdat in Nederland een polemiek over de werkwijze van de mainstream-pers niet op prijs wordt gesteld, zeker niet wanneer het de terreur van de ‘Joodse staat’ betreft. Dit alles was nog in een tijd dat Van Weezel en Ornstein in hun weekblad een Israelische aanslag op een Palestijnse leider, waarbij twee passerende Palestijnse vrouwen om het leven kwamen, als ‘een knappe surgical action’ aanprezen. Deze tautologie onderstreepte nog eens het feit dat destijds joodse journalisten in Nederland met betrekking tot Israel doorgaans niet serieus berichtten. Gewone burgers telden voor het ‘linkse’ koppel niet mee, tenminste zolang ze geen Joods-Israeli’s waren, Palestijnse burgerdoden, inclusief vrouwen en kinderen, waren niet meer dan ‘collateral damage,’ hetgeen een onderhuids racisme verraadde. Ook dit aspect maakte Max van Weezel ongeschikt voor het journalistieke vak, maar omdat in Nederland de mainstream-pers geen serieuze mediakritiek kent, en 'het jodendom in de christelijke wereld vrijwel heilig [is] verklaard en geen volk dat in die processie zo hard vooroploopt als de Nederlanders,

kon Van Weezel de geschiedenis ingaan als het ‘icoon’ van de parlementaire polderpers. 

Van Weezel en Bleich mochten dan wel woedend zijn op mijn kritiek op zionistische correspondenten en joodse pro-Israel journalisten, en Max’s kompaan Ornstein mocht dan wel suggereren dat joodse correspondenten van de Nederlandse media geenszins partijdig waren, maar dit alles was niet meer dan slecht theater. Een joodse journalist als wijlen Joop van Tijn, de leermeester van Max van Weezel, verklaarde desgevraagd in alle eerlijkheid wel degelijk bevooroordeeld te zijn zodra het Israel betrof. Omdat Van Tijn lange tijd mijn bovenbuurman was, spraken we elkaar met zekere regelmaat en wist ik hoe hij erover dacht. Vlak voor zijn dood zei hij tegen de journalist Arnold Karskens: 

Toen ik daar was, merkte ik dat ik meer dan ooit mezelf identificeerde met Israel. Je krijgt die legerberichten, verhalen over wat die anderen allemaal voor slechts doen, over verliezen en wreedheden. Of je wilt of niet, je wordt meegesleept. Ook als je je gebruikelijke scepsis bewaart en denkt: zo slecht zal die andere partij niet zijn. Je kiest. 

Dat ‘je kiest’ is, gezien het langdurige christelijke antisemitisme, begrijpelijk. De vraag is daarom relevant of juist joodse journalisten geschikt zijn om over Israel te berichten. In 2006 stelde ik het volgende over NOVA-correspondente Ankie Rechess:

De NOS doet niet eens een poging om onafhankelijk te lijken. Eén van de correspondenten van de NOS/NOVA/NPS in Israel is Ankie Rechess. Ankie Rechess is 'de weduwe van Andrei Spitzer, ( een schermer die in ’72 tijdens de Olympische Spelen door Palestijnen werd vermoord SvH) Ankie Rechess (van origine Nederlandse) vertelde ons tot in detail welke gruwelijke martelingen de atleten hebben moeten ondergaan alvorens ze omgebracht werden. Destijds heeft dit haar ter plekke doen besluiten, dat dit zich nooit mag herhalen en ook nooit vergeten mag worden. Met bewonderenswaardige volharding bezoekt zij sindsdien alle Olympische spelen en probeert elke keer weer een waardige herdenking te bewerkstelligen,’ aldus de Collectieve Israel Actie. 
Zie: http://www.israelactie.nl/content.php?id= 40   

Men hoeft geen hoogleraar psychologie te zijn om te beseffen dat mevrouw Rechess na zo’n traumatische gebeurtenis alles behalve onafhankelijk kan berichten over Israel, laat staan over de Palestijnen, en toch is zij correspondente van de NOS en VRT. Hetzelfde geldt voor mevrouw Bleich. In haar typische belijdenis-journalistiek schreef zij als Volkskrant-columniste in februari 1999: 

Ik vlieg geregeld met El Al, naar Israël, naar m'n zusje. Wat er met Israël ook mis mag zijn, ik voel me verbonden met dat land. Het is vervelend als een persoon, club of land, waaraan je bent gehecht, grove fouten maakt. Dat geeft een onbehaaglijk gevoel, zelfs iets van plaatsvervangende schaamte.

Wat mij is opgevallen is dat het ‘onbehaaglijk gevoel’ van mevrouw Bleich en haar ‘plaatsvervangende schaamte’ niet hebben geleid tot een diep inzicht in de Joods-Israelisch realiteit, en ook niet tot een integere visie op gewelddadige politiek van de zionistische natie. De vraag is tevens waarom de commerciële pers in Nederland iemand die zich zo ‘verbonden’ voelt met de Joodse ‘schurkenstaat’ onweersproken aan het woord laat. In een ‘Gastcolumn’ in De Groene Amsterdammer pleitte Bleich in juni 2015 voor een ‘Een linkse stedenband’ tussen Amsterdam en Tel Aviv, omdat volgens haar ‘Tel Aviv het ándere Israël’ is, en ‘Amsterdam’ dit ‘moet weten.’ Ik citeer:

Het voorstel van burgemeester Eberhard van der Laan voor een stedenband tussen Amsterdam, Tel Aviv en Ramallah doet me qua wijsheid aan de bijbelse vorst Salomon denken. Amsterdam, het bruisende, multiculturele centrum van Nederland. Tel Aviv, de modernste, meest progressieve stad in Israël. En Ramallah, provisorische hoofdstad van de staat-in-wording Palestina, die dat voorlopig wel zal blijven, omdat het zo wenselijke vredesakkoord tussen Israël en Palestina met West- en Oost-Jeruzalem als respectievelijke hoofdstad spijtig genoeg nog niet in zicht is. Twee staten voor twee volkeren, het zal na alle bloed en tranen alsnog de enige draaglijke uitweg blijken. Goed dat Amsterdam in die tussentijd niet passief toekijkt, maar de dialoog probeert te bevorderen door het aangaan van die band met Tel Aviv en Ramallah.

Welke ‘dialoog’? En met wie? Met Tel Aviv? Maar die stad is volgens Bleich al ‘links.’  En wat heeft de ‘wijsheid’ van Salomon hier mee te maken? Nog afgezien van een gebrek aan logica, valt tevens de volgende absurde formulering op:  

Ramallah, provisorische hoofdstad van de staat-in-wording Palestina, die dat voorlopig wel zal blijven, omdat het zo wenselijke vredesakkoord tussen Israël en Palestina met West- en Oost-Jeruzalem als respectievelijke hoofdstad spijtig genoeg nog niet in zicht is.


De oude haven van Jaffa, dat inmiddels onder Tel Aviv valt. Ook nu nog wordt dit stadsdeel door Joodse inwoners van Tel Aviv etnisch gezuiverd, ditmaal door gentrification. 


Wat probeerde Bleich met deze vaagheden te vertellen? En wat trachtte zij als zionistische propagandiste te verhullen? Waarom zweeg zij zo angstvallig over de exacte oorzaak van het feit dat het ‘zo wenselijke vredesakkoord’ zo ‘spijtig genoeg nog niet in zicht is.’ Trouwens, ‘spijtig’ voor wie? Niet voor premier Netanyahu die vanaf het allereerste begin weigerde de Oslo-Akkoorden te accepteren, en die net als David Ben-Goerion, de eerste premier van Israel, streeft naar het veel grotere Eretz-Israel, door de oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen, met geweld te verdrijven om hun land ‘dunam for dunam’ te kunnen stelen. Het probleem met de Bleichs van de mainstream-pers is dat zij bevooroordeeld zijn en schrikbarend slecht geïnformeerd. Elk feit dat niet past in hun ideologische kraam weigeren ze te accepteren. Bovendien bezoeken zij de bezette gebieden niet, zoals haar overleden echtgenoot, Max van Weezel, mij meer dan een jaar of vijftien geleden op het vliegveld van Tel Aviv vertelde. De aangevoerde reden was dat ‘ik joods ben’ is en dan ‘is het te gevaarlijk om door de bezette gebieden te reizen.’ Het was een non-argument aangezien ik met notabene Joods-Israelische vredesactivisten door zowel de Westbank als door Gaza heb gereisd. Daarnaast woont de prominente kritische Joods-Israelische journaliste Amira Hass van het dagblad Haaretz temidden van de Palestijnen.  

Waarom Anet Bleich zweeg over de oorzaak dat er nog steeds geen ‘wenselijke vredesakkoord tussen Israël en Palestina spijtig genoeg nog niet in zicht is,’ is simpelweg de doortrapte zionistische politiek van de voldongen feiten. Over deze alledaagse terreur, een juister woord is hier niet voor, sprak ik ruim een decennium geleden met de vooraanstaande Amerikaanse hoogleraren John J. Mearsheimer en Stephen M. Walt, auteurs van de Israël-Lobby (2007), een baanbrekende analyse van de invloed en werkwijze van de machtige Amerikaanse Israël-lobby. Mearsheimer is hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Chicago, wiens artikelen in onder andere The New York Times en The Atlantic Monthly verschijnen. Walt is hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de prestigieuze Harvard Universiteit. Laatst genoemde zei tegen mij met betrekking tot de pro-Israel propaganda van de westerse mainstream-pers:

Dat is dan ook de reden waarom de meeste Amerikanen niet weten dat vanaf herfst 1993, toen de Oslo-akkoorden werden ondertekend, tot de herfst van 2000, toen de tweede Intifada uitbrak, de Israëlische overheid maar liefst 16.000 hectare Palestijns land confisqueerde. Bovendien werd in bezet gebied bijna 400 kilometer aan toegangswegen voor de Joodse kolonisten aangelegd, verdubbelde het totale aantal kolonisten en kwamen er 30 nieuwe nederzettingen bij. Daarnaast weigerde Israël de toezegging uit te voeren om gebied terug te geven, en zette een stelsel van militaire controleposten op dat de bewegingsvrijheid van de Palestijnse bevolking ernstig beperkte en hun economie grote schade toebracht. Let wel, dit is dus allemaal gebeurt tijdens het door president Clinton gesteunde zogenaamde ‘vredesproces’ en is volledig in strijd met het officiële Amerikaanse buitenlandse beleid, dat volgens Washington gebaseerd is op het respecteren van het internationaal recht. Desondanks kon Bill Clinton tegen al die Israëlische schendingen niets effectiefs ondernemen, net zomin als zijn voorgangers dit konden en zijn opvolger dit kon. Sterker nog, de Verenigde Staten heeft de afgelopen 40 jaar het Israëlische nederzettingen-beleid gesubsidieerd. Ook dit bewijst de kracht van de Amerikaanse Israël-lobby. De lobby is zelfs in staat het Amerikaanse buitenlandse beleid tegengesteld te laten zijn aan de eigen uitgangspunten. Welke landen steunden bijvoorbeeld onvoorwaardelijk het geweld tegen Irak? Behalve Koeweit, dat door Irak bezet was geweest, was dat alleen Israël. En wie wilden binnen de Verenigde Staten een oorlog? Niet de militairen, niet het ministerie van Buitenlandse Zaken, niet de inlichtingendiensten, ook niet de olielobby, het waren alleen de neoconservatieven met hun nauwe banden met de Israël-lobby en de leiders van de lobby zelf. Ze wisten Bush en Cheney ervan te overtuigen dat de illegale inval een uitstekend idee was.

Meer over het interview met Mearsheimer en Walt kunt u lezen in mijn boek De oneindige oorlog (2008)(2014). 


Tot de volgende keer.





Geen opmerkingen: