zaterdag 15 juli 2017

Ian Buruma en 'het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington' 5


Onder de kop ‘Pax Americana nadert haar einde’ stelde mainstream-opiniemaker Ian Buruma in NRC Handelsblad van vrijdag 9 juni 2017 onder andere:

Voor bescherming van grens en klimaat hoeft Europa niet langer op steun van Amerika te rekenen. Dat was ooit anders, schrijft Ian Buruma. Maar nu? ‘Als Europa wordt ontwricht door een nieuwe golf populisme, is er niemand in het Witte Huis om tegengas te geven.’

Buruma beweerde voorts:

De VS is formeel ook geen koloniale mogendheid. Maar aspecten van een typisch laat-koloniaal dilemma zijn duidelijk zichtbaar. Een onverhoeds einde van de Amerikaanse leidersrol in de internationale betrekkingen zou kunnen leiden tot chaos. En minder goedwillige landen staan al te popelen om in het machtsvacuüm te springen. Maar als de VS al te lang moet waken over de protectie van Oost-Azië en Europa, wordt het steeds moeilijker om afhankelijke landen te bewegen om voor hun eigen veiligheid te zorgen…

Ondanks de anti-communistische excessen, met name in Amerika zelf, heeft de dominante rol van de VS ook gewerkt als rem op ideologisch extremisme…

Hopelijk brengt het einde van Pax Americana geen heftige militaire conflicten met zich mee (wat absoluut niet kan worden uitgesloten). Maar dan nog zullen we ons moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken op het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.

Zoals gebruikelijk in de commerciële massamedia verwoordt Buruma het consensus-standpunt van het westerse establishment, en dient alleen al daarom tegen het licht te worden gehouden, zodat de lezer kan zien in hoeverre de officiële versie van de realiteit spoort met de werkelijkheid. Laat ik voorop stellen dat Buruma met enig dédain vergeefs mijn vragen heeft omzeild om vervolgens de gedichtenuitwisseling abrupt te eindigen toen hij zich verplicht zag zijn onbesuisde opvattingen serieus te beantwoorden. Tot zover niets nieuws dus. Maar aangezien ik van mening ben dat een journalist zich dient te verantwoorden voor hetgeen hij te berde brengt, zie ik geen reden om te stoppen met mijn kritiek op zijn beweringen. Op die manier kan ook de lezer van mijn weblog zich hierover buigen. Na meer dan vier decennia van binnenuit de journalistiek te hebben bestudeerd, weet ik dat de mening van de de mainstream-pers, en zeker van beroeps-opiniemakers, niet alleen tot uitdrukking komt in zowel de keuze als het verzwijgen van onderwerpen, maar tevens in de wijze waarop een bepaald onderwerp wordt gepresenteerd. Een voorbeeld: mijn goede kennis Ian Buruma schrijft: 

Een onverhoeds einde van de Amerikaanse leidersrol in de internationale betrekkingen zou kunnen leiden tot chaos.

Dit nu is een klassiek voorbeeld van hoe een journalist propaganda bedrijft. Deze voorstelling van zaken verhult onmiddellijk de werkelijkheid van de neoliberale machtsverhoudingen in de wereld die hebben geleid tot een ‘chaos’ van niet geringe omvang. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat onder ‘de Amerikaanse leidersrol in de internationale betrekkingen’ slechts acht individuen op aarde momenteel evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen. Die ‘chaos’ verzwijgt Buruma angstvallig. Sterker nog: de gruwelijke chaos van armoede en oorlog die voor ontelbare mensen een dagelijkse werkelijkheid is, wordt door hem aangeprezen als ‘het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.’ Een ‘goedaardig imperialisme’ dat ertoe heeft geleid dat de VS 93 procent van zijn bestaan in oorlog is geweest, hetgeen  vele miljoenen mensenlevens heeft gekost, en daarnaast miljarden mensen in armoede heeft gestort en/of gehouden. De Uruguayaanse auteur Eduardo Galeano wijst in zijn boek De aderlating van een continent. Vijf eeuwen economische exploitatie van Latijns-Amerika (1971) erop dat '[d]ankzij het offer van de slaven in het Caribisch gebied James Watt’s stoommachine en George Washington’s kanonnen op de wereld kwamen.' Immers

De suiker uit de Latijns-Amerikaanse tropen vormde een grote stimulans voor de accumulatie van het kapitaal ten behoeve van de industriële ontwikkeling van Engeland, Frankrijk, Nederland en ook de Verenigde Staten, terwijl tegelijkertijd de economie van Noordoost-Brazilië en de Caribische eilanden erdoor verminkt en de historische ruïnering van Afrika erdoor bezegeld werden. De steunpilaar voor de driehoek-handel tussen Europa, Afrika en Amerika was de slavenhandel met als bestemming de suikerplantages. […]

Adam Smith zei dat de ontdekking van Amerika 'het mercantilistische systeem tot een stadium van schittering en glorie had verheven dat het anders nooit bereikt zou hebben.' Volgens Sergio Bagú (Argentijnse historicus svh) was de Zuidamerikaanse slavernij de krachtigste motor voor de accumulatie van handelskapitaal in Europa; dit kapitaal was op zijn beurt weer 'de basis waarop het reusachtige industrie-kapitaal van tegenwoordig gegrondvest is.' […]

Dankzij het geaccumuleerde kapitaal uit de driehoek-handel — manufactuur, slaven, suiker — was de uitvinding van de stoommachine mogelijk: James Watt werd financieel gesteund door kooplieden die zo fortuin gemaakt hadden. […] 

Weliswaar kwam een groot deel van het kapitaal, waardoor de industriële revolutie in de Verenigde Staten van Amerika vergemakkelijkt werd, uit de slavenhandel in New England. Halverwege de 18de eeuw brachten de  slavenschepen uit het noorden tonnen vol rum uit Boston, Newport of Providence naar Afrika: in Afrika werden ze ingeruild voor slaven; ze verkochten de slaven in het Caribisch gebied en vandaar namen ze stroop mee naar Massachusetts waar het gedestilleerd werden en om de cirkel rond te maken, in rum veranderde. De beste rum van de Antillen, de West Indian Rum, werd niet op de Antillen gemaakt. Met behulp van kapitaal verkregen door deze slavenhandel installeerden de gebroeders Brown uit Providence de ijzergieterij die generaal George Washington van kanonnen voorzag voor de Onafhankelijkheidsoorlog. […] 

Zo werd het bloed overgetapt door al deze processen. De landen die in onze tijd ontwikkeld zijn, ontwikkelden zich; de onderontwikkelden onderontwikkelden zich,

dankzij ‘het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.’  Burumas kwalificatie is een typerend voorbeeld van wat George Orwell 1945 als volgt formuleerde:

Much of the propagandist writing of our time amounts to plain forgery. Material facts are suppressed, dates altered, quotations removed from their context and doctored so as to change their meaning. Events which it is felt ought not to have happened are left unmentioned and ultimately denied… The primary aim of propaganda is, of course, to influence contemporary opinion, but those who rewrite history do probably believe with part of their minds that they are actually thrusting facts into the past… Probably the truth is discoverable, but the facts will be so dishonestly set forth in almost any newspaper that the ordinary reader can be forgiven either for swallowing lies or failing to form an opinion. The general uncertainty as to what is really happening makes it easier to cling to lunatic beliefs. Since nothing is ever quite proved or disproved, the most unmistakable fact can be impudently denied. 

De Amerikaanse rechtsgeleerde Richard Falk waarschuwt ervoor dat de westerse buitenlandse politiek door de mainstream media wordt gepropageerd 

through a self-righteous, one-way moral/legal screen [with] positive images of western values and innocence portrayed as threatened, validating a campaign of unrestricted violence.

In tegenstelling tot een opiniemaker als Buruma onderbouwt de gerespecteerde emeritus hoogleraar Internationaal Recht aan Princeton University zijn visie met gedocumenteerde feiten, zoals de lezer van de bundel Western State Terrorism uit 1988 al snel merkt. Op zijn beurt toonde de onderzoeksjournalist en cineast John Pilger in zijn boek The New Rulers of the World (2001) aan dat '[t]he trail of blood is endless,' en dat

[t]he documentation of American terrorism is voluminous, and because such truths cannot be rationally rebutted, those who mention them, drawing the obvious connections between them, are often abused as ‘anti-American,’ regardless of whether or not they themselves are American.

Dit is een bijkomende reden voor de ‘vrije pers’ om onwelgevallige feiten te blijven verzwijgen en discussies met dissidenten uit de weg te gaan, opdat zij geen rekenschap hoeven af te leggen voor het feit dat ‘omission the most virulent form of censorship’ is, aldus Pilger. Het rust voor Ian Buruma en de rest van de mainstream-pers een taboe op het vermelden dat de VS maar al te vaak terrorisme bedrijft, en ook nog eens westers gezinde terroristen een vluchtplaats verschaft. Even ongehoord is het voor de mainstream om te benadrukken dat 'the US is the only nation on record to have been condemned by the World Court for international terrorism (in Nicaragua),’ en dat de VS ‘vetoed a UN Security Council resolution calling on governments to observe international law.' 

De VS wordt door de mainstream geportretteerd op een wijze zoals de politieke en economische elite dit graag ziet, dus als een hegemonistische macht met een ‘betrekkelijk goedaardig imperialisme.’  Zoals Pilger stelt:

Compliance to institutional and corporate needs is internalized early in a journalist’s career. The difference, in authoritarian societies, is that the state makes these demands directly. Self-censorship and censorship by omission are rarely pointed out to practicing journalists and students in media colleges. Much of it is subliminal, giving it pervasive influence. Minimizing the culpability of western power, indeed reporting countries in terms of their usefulness to the West, becomes almost an act of professional faith.

Een van de gevolgen daarvan is dat de commerciële massamedia de economische werkelijkheid in de wereld verzwijgen en niet structureel in een bredere context plaatsen. Temidden van alle triviale nonsens waarmee de consument van ‘het nieuws’ onophoudelijk bestookt wordt, verneemt hij terloops wat de ware macht heeft besloten. Zo vernam het publiek twee maanden na de aanslagen van 11 september 2001 dat de World Trade Organization  in Qatar vergaderde, met een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking van meer dan 100.000 dollar, het rijkste staatje ter wereld. Maar dat de machtige WTO beslist over de overleving van miljarden mensen wordt de meeste mensen niet verteld, en ook niet hoe de besluitvorming tot stand komt. John Pilger:

Although the WTO has 143 members, only twenty-one governments, the richest, are permitted to draft policy, most of which has already been written by the ‘quad’: the United States, Europe, Canada and Japan. These rich nations demanded a new ‘round’ of what they call ‘trade liberalization,’ which is the power to intervene in the economies of poor countries, to demand privatization and the destruction of public services. Only they are permitted to protect their home industries and agriculture; only they have the right to subsidize exports of meat, grain and sugar and to dump them in poor countries at artificially low prices, thereby destroying the livelihoods of small farmers.

Mark Curtis, the historian and Christian Aid’s head of policy, who attended Doha, described ‘an emerging pattern of threats and intimidation of poor countries’ that amounted to ‘economic gunboat diplomacy’. He said, ‘It was utterly outrageous. Wealthy countries exploited their power to spin the agenda of big business. The issue of multinational corporations as a cause of poverty was not even on the agenda; it was like a conference on malaria that does not even discuss the mosquito.’

‘If I speak out too strongly,’ said an African delegate, ‘the US will phone my minister. They will say that I am embarrassing the United States. My government will not even ask, ‘What did he say?’ They will just send me a ticket tomorrow… so I don’t speak, for upsetting the master.’ Haiti and the Dominican Republic were threatened with the withdrawal of their special trade preferences with the United States if they objected to the new ‘round’ of ‘free trade.’


Een zogeheten ‘vrijhandel’ die in de praktijk niet bestaat omdat de VS en Europa hun eigen agro-industrie en hun grote concerns, inclusief het militair-industrieel complex met ontelbare miljarden subsidiëren. Ook daardoor wordt artikel 22 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geschonden, waarin de wereldgemeenschap zich als volgt uitspreekt:

Everyone, as a member of society, has the right to social security and is entitled to the realization, through national effort and international co-operation and in accordance with the organization and resources of each state, of the economic, social and cultural rights indispensable for his dignity and the free development of his personality.

De door het Westen afgedwongen 'globalisering' heeft met geweld ‘een maatschappijvorm’ geschapen ‘die universeel wordt opgelegd en op sociale onrechtvaardigheid en rassendiscriminatie is gebaseerd. In dit model vergroot de economische groei de armoede en de marginalisering,’ aldus  Eduardo Galeano in zijn boek Ondersteboven (2004). Ook dit is een feit dat door de westerse massa-media gehoorzaam wordt verzwegen. Galeano:

In het tijdperk van de privatiseringen en de vrije markt regeert het geld zonder tussenpersonen. Wat is de aan de staat toegekende functie? De staat moet zich met de discipline van de goedkope, tot een dwergloon veroordeelde arbeidskrachten bezighouden, en met de onderdrukking van het gevaarlijke legioen arbeiders zonder werk:  een staat als rechter en politieagent. In vele landen in de wereld is sociaal recht gereduceerd tot strafrecht. De staat waakt over de openbare veiligheid: de overige diensten neemt de markt wel voor zijn rekening; en God zal zich wel met de armoede, de arme mensen en de arme streken bezighouden, als de politie daarvoor ontoereikend is. Hoewel de overheid zich als barmhartige moeder wil vermommen, zit er voor haar niets anders op dan haar geringe energie in de taken bewaking en bestraffing te stoppen. In deze neoliberale tijden zijn de publieke rechten tot gunsten van de macht teruggebracht en de macht houdt zich met de gezondheidszorg en met het openbaar onderwijs bezig alsof het een vorm van publieke liefdadigheid was, maar doet dat alleen kort voor de verkiezingen.

De machtsverhoudingen tussen rijk en arm in de wereld zijn sinds ‘Doha’ niet verbetert. September 2011 concludeer de Financial Times:

WTO: World waits to move on after Doha... WTO: World waits to move on after Doha. By Alan Beattie in Washington

Few institutions can have had a sadder 10th birthday than the so-called ‘Doha round’ of trade talks, which will celebrate – for want of a better term – a decade of frustration this December.

When it was conceived, in the shock that followed the attacks of September 11 2001, on the US, the Doha round – or the ‘Doha Development Agenda,’ to give it its full but rarely used title – was intended as a display of global unity. But it soon became bogged down in negotiations over the intensely controversial area of farm tariffs and subsidies, and there has in effect been no progress since the last important ministerial meeting collapsed in 2008...

For informed observers, the Doha round now appears to be in a somewhat surreal state where it is in effect dead but the first person to call it so risks being accused of having killed it.
  
Galeano:

Ieder jaar doodt de armoede meer mensen dan de hele Tweede Wereldoorlog, die velen doodde. Maar vanuit de oogpunt van de macht komt deze uitroeiing eigenlijk wel goed uit, omdat ze de te snel groeiende bevolking een beetje helpt te reguleren. Deskundigen stellen de ‘overbevolking’ in het zuiden van de wereld aan de kaak, waar de onwetende massa niets anders weet te doen dan dag en nacht het zesde gebod te overtreden: vrouwen willen altijd en mannen kunnen altijd. Overbevolking in Brazilië, waar zeventien mensen per vierkante kilometer wonen, of in Colombia waar het er negenentwintig zijn? Nederland telt vierhonderdnegentig inwoners per vierkante kilometer en geen enkele Nederlander sterft van honger; maar in Brazilië en Colombia bezit een handvol vraatzuchtigen alles. Haïti en El Salvador zijn de dichtst bevolkte landen van het continent en zijn net zo dicht bevolkt als Duitsland.

De westerse mainstream-visie probeert dit soort feiten te negeren door te suggereren dat het Westen gedreven wordt door Verlichtingsidealen als rationeel handelen, democratie, mensenrechten, en dit alles onder leiding van een ‘betrekkelijk goedaardig Imperialisme,’ waar ‘we’ later ‘met weemoed’ op zullen‘terugkijken.’ En met ‘we’ moet volgens Buruma verstaan worden ‘de meeste lezers van NRC/Handelsblad’ die ‘zich onder de west Europeanen kunnen scharen,’ met andere woorden, de witte man en vrouw, opgegroeid in een christelijke cultuur, een cultuur die vijf eeuwen lang een genocidale politiek erop nahield om het systeem van roofbouw, uitbuiting en onderdrukking in stand te kunnen houden en uit te breiden. De voorspelling dat ‘we’ hier ooit met ‘weemoed’ op zullen ‘terugkijken’ is, in al haar stelligheid, tamelijk onthullend. Niet alleen omdat Ian B. hier pretendeert over de bovennatuurlijke gave van helderziendheid te beschikken, maar vooral ook omdat hij zijn eigen smaak en opvattingen als maatstaf neemt voor het bepalen van datgene wat de toekomstige mens zal denken. Gezien de erfenis die ‘wij’ achterlaten is de impliciete veronderstelling dat onze nakomelingen ons zullen benijden volstrekt absurd. Zij zullen ons eerder vervloeken voor de massavernietigingswapens, de uitputting van de grondstoffen, de kloof tussen arm en rijk, de almaar groeiende stroom politieke- en economische vluchtelingen, de onvermijdelijke oorlogen, de klimaatverandering en de massale milieuvernietiging. Zij zullen geenszins met ‘weemoed’ op de Amerikaanse eeuw ‘terugkijken,’ maar met afschuw over zoveel dwaasheid, zoveel onverzadigbare begeerte, zoveel consumptiedrift, zoveel geweld, die alle tezamen ten koste gingen van de mens en de natuur. In Defiant Earth. The Fate of Humans in the Antropocene (2017) zet de Australische hoogleraar Clive Hamilton uiteen dat 

the relationship of human beings to the natural world we inhabit has been upended. None of this could have been foreseen a century ago, or even three decades ago. Yet now we must face up to the fact that this situation, an irreversible and dangerous shift in the Earth’s trajectory, is our future and the ideas that we have inherited from the era before the break must all be open to question. Among many that I will later challenge, one is worth mentioning here. It appears that the wanton use of our freedom and technological power have led us to the brink of ruin. The very cultivation of our powers has left us exposed to a nature that refuses to be tamed and is increasingly unsympathetic to our interests. 

In the face of the Anthropocene rent in the fabric of the world, we are obliged to  doubt all our beliefs. When a new idea comes along that encapsulates a new dispensation it is simply untenable to declare that it ‘does not resonate with my view of the world,’ because it is precisely your view of the world that may no longer provide a reliable guide to thinking. In the current circumstances, to declare ‘I don’t like the sound of this new idea’ may be to declare ‘I refuse to accept the world has changed.’ The rupture challenges our perceptions no matter which culture they are embedded in. Appealing to one’s particular culture or religion — in short, tradition — is no argument because belonging to a certain cultural or religious group does not exempt one from what is happening on Anthropocene Earth. There are no more enclaves.

The natural world inherited by modernity is gone, and all of the ideas built on it now float on its memory. In that view, over and against nature as the passive repository of resources and ‘values’ of various kinds, operating according to knowable laws working themselves out blindly, stood humans, who strove to detach themselves from it. Even if we do not yet possess a coherent alternative conception, it is apparent that this modern world-picture is no longer tenable; it is contradicted by the facts. So we are faced with the discomforting choice between groping unsteadily toward new conceptions rooted in a world that has been left behind. Retreating to tradition will not do, except insofar as we can find in tradition resourced that help us comprehend and respond to what none of them could have foreseen. A sensibility of human folly and vulnerability would be a helpful start. 

Wanneer Ian Buruma ervan overtuigd is dat ‘we’ later met ‘weemoed’ op het ‘betrekkelijk goedaardige imperialisme,’ van de VS zullen ‘terugkijken,’ dan verraadt zijn bewering een schrikbarende onwetendheid over de cultuur van roofbouw, die de mensheid nu aan het eind van de zogeheten ‘Amerikaanse eeuw,’ tot de rand van de ondergang heeft gebracht. Al in 1933 verklaarde de Amerikaanse generaal Smedley Butler over Buruma’s ‘betrekkelijk goedaardig imperialisme’:

I spent 33 years and four months in active military service and during that period I spent most of my time as a high class muscle man for Big Business, for Wall Street and the bankers. In short, I was a racketeer, a gangster for capitalism. I helped make Mexico and especially Tampico safe for American oil interests in 1914. I helped make Haiti and Cuba a decent place for the National City Bank boys to collect revenues in. I helped in the raping of half a dozen Central American republics for the benefit of Wall Street. I helped purify Nicaragua for the International Banking House of Brown Brothers in 1902–1912. I brought light to the Dominican Republic for the American sugar interests in 1916. I helped make Honduras right for the American fruit companies in 1903. In China in 1927 I helped see to it that Standard Oil went on its way unmolested. Looking back on it, I might have given Al Capone a few hints. The best he could do was to operate his racket in three districts. I operated on three continents.

Voor alle duidelijkheid:

Smedley Darlington Butler (July 30, 1881 – June 21, 1940) was a Major General in the U.S. Marine Corps, the highest rank authorized at that time, and at the time of his death the most decorated Marine in U.S. history. During his 34-year career as a Marine, he participated in military actions in the Philippines, China, in Central America and the Caribbean during the Banana Wars, and France in World War I. Butler is well known for having later become an outspoken critic of U.S. wars and their consequences, as well as exposing the Business Plot, a purported plan to overthrow the U.S. government.

By the end of his career, Butler had received 16 medals, five for heroism. He is one of 19 men to twice receive the Medal of Honor, one of three to be awarded both the Marine Corps Brevet Medal and the Medal of Honor, and the only Marine to be awarded the Brevet Medal and two Medals of Honor, all for separate actions.

Bekend is dat wanneer iedere wereldbewoner even welvarend zou worden als een geprivilegieerde westerling er vier aardes nodig zijn. Een onmogelijkheid gezien het feit dat ‘[t]he natural world inherited by modernity is gone, and all of the ideas built on it now float on its memory.’ De cultuur van roofbouw is zowel in zijn communistische als kapitalistische vorm onhoudbaar gebleken, en alleen een dwaas zal straks ‘met weemoed terugkijken’ op de consumptiedrift van een puur materialistisch systeem. Maar dit inzicht kan mijn goede kennis Ian Buruma zich niet veroorloven, het zou een aanslag op zijn aanzien en inkomen betekenen. Een westerse intellectueel die de elite en de mainstream wil behagen, is uiterst beperkt in zijn vrijheid. Hij ziet zich gedwongen te beweren dat ook al zal ‘het einde van Pax Americana geen heftige militaire conflicten met zich’ meebrengen, u en ik — en alle andere witte West-Europeanen — 'ons' toch ‘moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken op het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.’ 


Geen opmerkingen: