Go on, my dear Americans, whip your horses to the utmost — Excitement; money! politics! — open all your valves and let her go — going, whirl with the rest — you will soon get under such momentum you can't stop if you would. Only make provision betimes, old States and new States, for several thousand insane asylums. You are in a fair way to create a nation of lunatics.
Walt Whitman. 1878
Over her short history as a nation, America's convictions of national superiority, nationalism, and xenophobia have become part of the national common sense. We have become blind to our growing national egoism, developed irrational fears, and lost our noble sense of national direction. Words like ‘liberty’ and ‘democracy’ have been stripped of their original implications, and enlisted as emotional banners employed to inspire nationalism's zealot multitudes.
In order to find the inner-peace that can only come from a comfortable sense of national humility, Americans must first come to understand the roots of their deep seeded notions of national superiority and unmask the myths and manipulations that have turned patriotism into elitist nationalism. Until the United States can put aside her fearful notions regarding ideologies, societies, and cultures different from her own and cease her audacious, thinly disguised quest for hegemony, her pretensions to global moral leadership will remain a mockery in the eyes of the rest of the world.
Wilber W. Caldwell. American Narcissism. The Myth of National Superiority. 2006
Voor veel mensen in de VS en Europa, en ook in Nederland, is Poetin de gedroomde sterke man, het tegenwicht tegen het op de idealen van de Verlichting gebaseerde wereldbeeld van Obama. Hier de mensheid, daar de natie. Hier de gemeenschap op basis van gelijkheid, daar de superioriteit van de eigen cultuur. Poetins ideologische aantrekkingskracht is de enige reden dat een leider van een economisch derderangs wereldmacht erin slaagt het in alle opzichten superieure Amerika zo te ontregelen.
Bas Heijne. Echt nepnieuws. NRC Handelsblad. 13 januari 2017
Wat onder kritische Amerikaanse intellectuelen als gênante kletspraat wordt ervaren, wordt in de polder door Bas Heijne als waarheid verspreid. Sterker nog, de neoconservatieve waan dat de VS ‘in alle opzichten superieur’ is, wordt in Nederland zelfs beloond met de meest prestigieuze literaire prijs, omdat ook dit zou getuigen van ‘een vernieuwende impuls aan wat literatuur in maatschappelijke zin betekenen kan,’ aldus de bewoordingen van de jury van de P.C. Hooftprijs. Omdat de NRC-columnist hier doorgaat voor iemand die ‘schrijft als een denker én denkt als een lezer,’ is het verfrissend om een literator van wereldformaat te citeren, te weten D.H. Lawrence. Naar aanleiding van Benjamin Franklin's bewering dat
indeed, if it be the design of Providence to extirpate these savages in order to make room for cultivators of the earth, it seems not improbable that rum may be the appointed means. It has already annihilated all the tribes who formerly inhabited the sea-coast,
reageerde Lawrence in zijn profetische essaybundel Studies in Classic American Literature (heruitgave 1990) met betrekking tot de genocidale politiek tegen de Indianen:
indeed, if it be the design of Providence to extirpate these savages in order to make room for cultivators of the earth, it seems not improbable that rum may be the appointed means. It has already annihilated all the tribes who formerly inhabited the sea-coast,
reageerde Lawrence in zijn profetische essaybundel Studies in Classic American Literature (heruitgave 1990) met betrekking tot de genocidale politiek tegen de Indianen:
Rum plus Savage may equal a dead savage. But is a dead savage savage nought? Can you make a land virgin by killing off its aborigines?
Deze vraag is van ultiem belang in een land dat wel een ‘U.S. Holocaust Memorial Museum’ heeft, maar geenmuseum gewijd aan de genocide van Amerikaanse Indianen, hetgeen even absurd is als wanneer Duitsland wel een ‘Holocaust Memorial Museum’ voor Indianen zou hebben, maar geen ‘Holocaust Memorial Museum’ voor joden. Hoe denken de Amerikanen hun eigen geschiedenis te verwerken, zolang ze weigeren die onder ogen te zien? De vermoorde Indianen verdwijnen niet, zo waarschuwde in 1854 opperhoofd Seattle toen hij aan het eind een beroemd geworden toespraak de volgende woorden sprak:
when the last red man shall have perished, and the memory of my tribe shall have become a myth among the white men, these shores will swarm with the invisible dead of my tribe. And when your children’s children think themselves alone in the field, the store, the shop, upon the highway, or in the silence of the pathless woods, they will not be alone. In all the earth there is no place dedicated to solitude. At night, when the streets of your cities and villages are silent, and you think them deserted, they will throng with the returning hosts that once filled them and still love this beautiful land. The white man will never be alone. Let him be just and deal kindly with my people. For the dead are not powerless. Dead, did I say? There is no death. Only a change of worlds.
Zolang de witte Amerikaan de herinnering aan zijn eigen genocidale terreur verdringt en niet verwerkt zullen de toekomstige Amerikaanse bloedbaden niet gestopt kunnen worden. Hij dient eerst de eigen geschiedenis onder ogen te zien. De psychotherapeuten Martine Groen en Justine van Lawick schrijven in hun studie Intieme Oorlog (2013) dat een chronisch conflict — hoe diep verstopt ook — alleen opgelost kan worden als er een ontwikkeling doorlopen wordt
van schaamte naar schuld, naar bekennen en vervolgens naar boete, vergelding, vergeving en eventueel verzoening. De eerste stap is het benoemen van de vernederingen en de kwetsuren en de schaamte die daarmee gepaard gaat… Als dit is uitgesproken, helpt een schuldbekentenis om de schaamte te verminderen.
Groen en Van Lawick constateren:
De mishandelaar — meestal de man — schaamt zich voor zijn daden, de mishandelde — veelal de vrouw -- schaamt zich voor wat haar overkomt… Schaamte dient… uitdrukkelijk aan de orde te komen om de spiraal van geweld te kunnen doorbreken… Bij geweld in de relatie is er sprake van een voortdurende grensoverschrijding… waarbij de mishandeling gepaard gaat met dreiging, intimidatie, vernederen, treiteren en ander emotioneel gedrag. Het geweld is ingebed in een patroon van machtsuitoefening waarin vaak een afwisseling te zien is tussen gewelddadig en relatief rustig gedrag… In de pauze na de uitbarsting van geweld ervaren beide partners de schaamte.
De schaamte manifesteert zich weer in woede en agressie, in een onvermijdelijke spiraal naar beneden tot in het uiterste geval de dood erop volgt. De dader wordt als het ware gegijzeld door zijn eigen onvermogen de schaamte onder ogen te zien. Op die manier komt de dader ook niet aan de schuldvraag toe en dat is met name zo problematisch omdat ‘schuld is goed te maken,’ maar
bij schaamte dat veel moeilijker [is]. Bij deze emotie is sprake van een fundamenteel tekortschieten, en dat geeft een gevoel van falen, van niet toereikend zijn… Het zelfbeeld wordt geschonden. Bij schaamte staat het zelf centraal dat veroordeeld wordt, bij schuld is het niet het zelf maar een daad die negatief beoordeeld wordt.
En het laatste is veel makkelijker te accepteren. Hoewel deze psychotherapeuten huiselijk geweld beschrijven, is hun analyse ook direct van toepassing op zowel het christelijke Amerikaanse onvermogen verantwoording af te leggen voor de eigen agressieve geschiedenis als het Joods-Israelische onvermogen om verantwoording te nemen voor de gewelddadige rol van het zionisme. In beide gevallen is sprake van volkeren die zich ‘exceptionalistisch’ beschouwen, anders dan alle andere volkeren op aarde, ‘uitverkoren volkeren,’ die menen boven de wet te staan. Met betrekking tot deze in wezen kolonialistische mentaliteit schreef de Indiase socioloog Ashis Nandy in The Intimate Enemy. Loss and Recovery of Self Under Colonialism. (1992):
De kolonialistische interpretatie van de werkelijkheid heeft tot een ernstige ontwrichting van de Europese persoonlijkheid geleid. De Zweedse journalist en auteur Sven Lindqvist beschrijft in zijn boek Exterminate all the Brutes. One Man’s Odyssee Into the Heart of Darkness and the Origins of European Genocide (1997) hoe de
Europese vernietiging van de ‘inferieure rassen’ van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa… Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust… En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen — daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
Het gebrek aan intellectuele integriteit, de weigering om de eigen geschiedenis onder ogen te zien, leidt er onvermijdelijk toe dat een mainstream-opiniemaker als Bas Heijne kan spreken van het ‘in alle opzichten superieure Amerika,’ en van de ‘immer onkreukbare Barack Obama.’ Zo voert ook hij ‘het Hart der Duisternis’ op. Heijne gaat er blind vanuit dat hij en zijn cultuur ‘superieur’ zijn, en hij is daarom bereid zich als een barbaar op te stellen. In hun studie The Chosen People. America, Israel, and the Ordeals of Divine Election (2010) eindigen de twee joodse auteurs, één een Israeli, de ander een Amerikaan, met de constatering dat:
At the heart of the special friendship between Israel and America lies an extraordinary spiritual-cum-ideological bond: their unshakable attachment to the wild idea of divine election, which, however dampened, however sublimated, continues to ripple beneath the surface of everyday events,
en die — zo voeg ik eraan toe — als rechtvaardiging wordt gebruikt om anderen te vernietigen of te onderdrukken. Vanuit psychologisch oogpunt bekeken is hier sprake van een diepe mentale stoornis met verregaande consequenties. De auteurs van The Chosen People, Gitlin en Leibovitz, schrijven tenslotte dat:
The concept of chosenness leaves many Israelis and Americans baffled and ill at ease. For educated, largely secular Westerners to credit a biblical notion for the birth of nations seems a tall — even archaic — order… The subject of chosenness would seem best left to the true believers, the zealous minority who, in both countries, have fashioned theologies of divine election into agendas of narrowness and aggression.
De geschiedenis heeft geleerd dat de overtuiging als zou men ‘in alle opzichten superieur’ zijn uiteindelijk leidt tot genocide, en dat Bas Heijne’s mening over het ‘superieure Amerika’ de geestelijke voedingsbodem is voor fascisme. Dat hij, zijn krant en de rest van de zelfgenoegzame Nederlandse ‘politiek-literaire elite’ dit niet beseft, tekent hun provinciale ‘narrowness and agression.’ In de bewondering die spreekt uit de woorden van praatjesmakers als Bas Heijne en Geert Mak, schuilt een grote bedreiging van de vrede, vooral ook omdat laatstgenoemde als de ‘populairste geschiedenisleraar van het land’ zijn publiek leert dat ‘[a]ls je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.’ Niets, maar dan ook niets hebbenzij geleerd van de twee wereldoorlogen die de koloniale wereldmachten in Europa zoveel schade en doden hebben opgeleverd. En deze waanzin wordt verspreidt door twee academisch geschoolde witte mannen uit de lower middle class, die zelf nooit van nabij massaal geweld hebben meegemaakt en die met een misdadige onverschilligheid, en voor hen volledig consequentieloos, vanuit hun comfortabele leunstoel de wereld becommentariëren. Het opmerkelijke is dat deze houding al in de vorige eeuw is voorspelt en geanalyseerd door de Russische-Amerikaanse socioloog Pitirim Aleksandrovitsj Sorokin, die in 1923 naar de VS emigreerde en daar hoogleraar sociologie werd aan de Harvard University. Wikipedia meldt over hem:
In his Social and Cultural Dynamics he classified societies according to their 'cultural mentality,’ which can be ideational (reality is spiritual), sensate (reality is material), or idealistic (a synthesis of the two). He suggested that major civilizations evolve through these three in turn: ideational, idealistic, sensate. Each of these phases of cultural development not only seeks to describe the nature of reality, but also stipulates the nature of human needs and goals to be satisfied, the extent to which they should be satisfied, and the methods of satisfaction. Sorokin has interpreted the contemporary Western civilization as a sensate civilization dedicated to technological progress and prophesied its fall into decadence and the emergence of a new ideational or idealistic era.
Het belang van Sorokin’s werk werd enkele jaren geleden nog eens belicht door Morris Berman, toen ik deze Amerikaanse cultuurcriticus interviewde over zijn boek The Twilight of American Culture (2000). Berman wijst erop dat het
uncanny aspect of Sorokin's analysis is that his predictions for the twenty-first century are already showing up. Sorokin foretells that the boundary between true and false will erode, and that conscience (superego) will disappear in favor of special-interest groups. Force and fraud will become the norm, he says, the family will disintegrate, real creativity will wane. As a substitute for the latter, we shall get a multitude of mediocre pseudo-thinkers, and our belief system will turn into a strange, inchoate stew of shreds of science, philosophy, and magic. Above all -- anticipating here the rise of kitsch -- ‘quantitative colossalism will substitute for qualitative refinement.' Instead of classics, we shall have best-sellers; instead of genius, technique. Real thought will be supplanted by information. Security will fade, and catastrophe will ensue. Culture will become increasingly debased, emptied of content, until a reaction or cartharsis will finally take place, after which a new ideational culture will arise from the ashes of the old sensate one.'
In hetzelfde interbellum dat Sorokin zijn hoofdwerk schreef, liet de dichter W.H. Auden in The Massacre of the Innocents de vazal-koning Herodes zeggen:
Legislation is helpless against the wild prayer of longing that rises, day in, day out, from all these households under my protection: ‘O God, put away with justice and truth for we cannot understand them and do not want them’ [...] Reason will be replaced by Revelation. Instead of Rational Law, objective truths perceptible to any who will undergo the necessary intellectual discipline, and the same for all, Knowledge will degenerate into a riot of subjective visions -- feelings in the solar plexus induced by undernourishment, angelic images generated by fevers or drugs, dream warnings inspired by the sound of falling water. Whole cosmogenies will be created out of some forgotten personal resentment, complete epics written in private languages, the daubs of school children ranked above the greatest masterpieces.
Idealism will be replaced by Materialism... Diverted from its normal and wholesome outlet in patriotism and civic or family pride, the need of the materialistic Masses for some visible Idol to worship will be driven into total unsocial channels where no education can reach it... Justice will be replaced by Pity as the cardinal human virtue, and all fear of retribution will vanish. Every corner-boy will congratulate himself: ‘I'm such a sinner that God had to come down in person to save me. I must be a devil of a fellow.'
De lezer hoeft maar een weekje de mainstream-media te volgen en hij weet hoe juist de inzichten van Sorokin en Auden zijn. Temidden van de vloedgolf aan propaganda en reclame is ‘the boundary between true and false’ geheel verdwenen, zelfs de universiteiten zijn nu bevolkt door ‘a multitude of mediocre pseudo-thinkers,’ zoals de docent Ruud van Dijk van de UVA, die verkondigt dat 'Amerika nog steeds de onmisbare natie’ is. Een wezenlijk probleem is dat de polder-intelligentsia half geletterd is, dat wil zeggen: zij volgen nauwelijks of niet het werk van intellectuelen elders. De meeste auteurs, uit wier boeken ik citeer, zijn in Nederland niet of nauwelijks bekend. Hier kent men slechts elkaar, de eigen peergroup, voor wie de ‘politiek-literaire elite’ schrijft. De polder is een echokamer, waarbij elk onwelgevallig feit en elke dissidente zienswijze ogenblikkelijk reflexmatig wordt genegeerd, met als gevolg dat journalisten, opiniemakers, academici voortdurend achter de feiten aanhollen. Hier wordt ‘kitsch’ aangezien voor oorspronkelijkheid, terwijl het gebrek aan enige kwaliteit in feite het intens vergeefse van het menselijk handelen demonstreert, want ook al wordt hier de waarheid verzwegen, zij verdwijnt niet. Ondergronds en achter de schermen blijven de gruwelen uit het verleden de mens achtervolgen, of zoals de Britse auteur D.H. Lawrence voorzag:
[t]hose that are pushed out of life in chagrin come back unappeased, for revenge. A curious thing about the Spirit of Place is the fact that no place exerts its full influence upon a new-comer until the old inhabitant is dead or absorbed. So America. While the Red Indian existed in fairly large numbers, the new colonials were in a great measure immune from the daimon, or demon, of America. The moment the last nuclei of Red life break up in America, then the white men will have to reckon with the full force of the demon on the continent. At present the demon of the place and the unappeased ghosts of the dead Indians act within the unconscious or under-conscious soul of the white American, causing the great American grouch, the Orestes-like frenzy of restlessness in the Yankee soul, the inner malaise which amounts almost to madness, sometimes.
Gelijk de tragische Orestes uit de Griekse mythologie is ook de witte moderne Amerikaan slachtoffer geworden van het noodlot, waaraan hij niets kan veranderen. Als weinig anderen begreep Lawrence dat:
men are free when they are in a living homeland, not when they are straying and breaking away. Men are free when they are obeying some deep, inward voice of religious belief. Obeying from within. Men are free when they belong to a living, organic, believing community, active in fulfilling some unfulfilled, perhaps unrealized purpose. Not when they are escaping to some wild west. The most unfree souls go west, and shout of freedom. Men are freest when they are most unconscious of freedom. The shout is a rattling of chains, always was. Men are not free when they are doing just what they like. The moment you can do just what you like, there is nothing you care about doing. Men are only free when they are doing what the deepest self likes.
De moordzuchtige Europese kolonist heeft nooit de rust kunnen vinden om zich te bevrijden van de illusie dat het individu zich eeuwig kan vernieuwen door 'a gradual sloughing of the old skin, toward a new youth. It is the myth of Amerika,’ aldus Lawrence in zijn essaybundel Studies in Classic American Literature, die in 1990 in de reeks Penguin Classics opnieuw werd uitgegeven:
Liberty in America has meant so far the breaking away from all dominion. The true liberty will only begin when Americans discover IT, and process possibly to fulfill IT. IT being the deepest whole self of man, the self in its wholeness, not idealistic halfness. [...] We are free only so long as we obey. When we run counter, and think we will do as we like, we just flee around like Orestes pursued by the Eumenides.
Ruim drie decennia later signaleerde John Steinbeck in zijn land, zo schreef hij in een brief aan zijn vriend de voormalige presidentskandidaat Adlai Stevenson, een ‘creeping, all pervading, nerve-gas of immorality which starts in the nursery and does not stop before it reaches the highest offices, both corporate and governmental,’ en over een ‘nervous restlessness, a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps morality.’ Een 'morality' die de Europese kolonisten in zichzelf hadden vernietigd als gevolg van het roven van land en het vermoorden van miljoenen Indianen, om tenslotte de weinige overlevenden in reservaten op te sluiten en hun kinderen naar speciale Indiaanse kostscholen te deporteren, waar hun cultuur werd vernietigd onder het motto 'kill the Indian and save the man.' Het is dan ook kenmerkend dat de wedergeboren christen Geert Mak Nobelprijswinnaar Steinbeck afdoet als een ‘doemdenker,’ wiens boek Cannery Row (1945) niets anders zou zijn dan ‘één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven — en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek.’ Naar aanleiding van Steinbeck’s kritiek op zijn eigen Amerikaanse cultuur wierp de ‘chroniqueur van Amsterdam, Nederland, Europa en Amerika’ de vraag op ‘Zullen Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten alsnog gelijk krijgen?' En wel omdat, volgens Mak, kritische Amerikaanse intellectuelen ‘met hun sombere voorspellingen de plank mis[sloegen]. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven.’ In het materialistische wereldbeeld van de Hollandse opiniemakers betekent ‘voorspoed’ namelijk consumptie en strekt zich zeker niet uit tot het geestelijke leven, laat staan de moraliteit. En om dit nog eens te onderstrepen stelde Mak dat:
Tijdens zijn reis met Charley werd hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.
Het is niet vreemd dat een NRC-journalist stelde: 'Mak schminkt Steinbeck af,' en dat
Helaas Mak er al snel achter[komt] dat Reizen met Charley een charmant maar gemankeerd model is om na te volgen. Steinbeck was vooral aan het jakkeren op amfetamine en vermeed eerder het contact met Amerika dan dat hij het zocht. Vele ontmoetingen onderweg zijn waarschijnlijk uit zijn dikke schrijversduim gezogen.
Op zijn beurt kwalificeerde Paul Brill, de bejaarde neoconservatieve Volkskrant-commentator, Mak's bestseller Reizen zonder John (2012) als ‘een monumentaal boek,’ dat ‘qua betrouwbaarheid’ het ‘met gemak [wint]’ van John Steinbeck's boek Travels with Charley: In Search of America (1962). De taaie grijze polderklei is hier tussen de oren van de broodschrijvers terecht gekomen. Een schrijver die ‘uit zijn dikke schrijversduim’ zuigt, is in het kleinburgerlijke Nederland vanzelfsprekend geen schrijver, maar een onbetrouwbare fantast. Dat Steinbeck een visionaire blik had, ontgaat de Hollandse ‘politiek-literaire elite’ geheel. Op zich niet wonderlijk, aangezien dezelfde ‘elite’ zelfs de opkomst van Fortuyn en Trump tot op het laatste moment niet doorhad, terwijl zij toch met de neus er bovenop stond. Als literator wist Steinbeck intuïtief dat niemand ongestraft zijn geweten kan schenden, en dat de mens oogst wat hij zaait:
We can stand anything God and Nature can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick… Someone has to reinspect our system and that soon. We can’t expect to raise our children to be good and honorable men when the city, the state, the government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.
Het is algemeen bekend dat de mens zich geestelijk niet kan ontwikkelen zonder de eigen fouten te erkennen en er verantwoording voor af te leggen. Maar aangezien de domineeszoon Geert Mak — gedreven door narcisme — om de zoveel jaar een bestseller moet afleveren, heeft hij geen tijd zich werkelijk in zijn onderwerp te verdiepen. Hij had er goed aan gedaan om bijvoorbeeld het boek American Narcissism. The Myth of National Superiority (2006) te lezen van de Amerikaanse auteur Wilber W. Caldwell, zodat hij zijn ‘geheime liefde’ voor ‘Amerika’ enigszins had kunnen temperen, en mijn oude vriend had beseft dat nu
the unipolar moment fades into memory, this sense of unquestionable superiority — expressed through politics and foreign policy — does not play well before the global audience. In fact, it never did. In America today, notions of national superiority are far more deeply ingrained and far more potentially ruinous than most of us imagine,’
hetgeen toch fundamenteel anders is dan de bewering van onze ‘chroniqueur’ van de westerse wereld dat de VS'decennialang als ordebewaker en politieagent’ heeft gefungeerd in landen zo divers als Vietnam, Chili, Congo, Afghanistan, Nicaragua, Guatemala, Perzië, Irak, Libië, Syrië en al die andere plaatsen op aarde waar na de Tweede Wereldoorlog het massale Amerikaanse geweld zoveel leed heeft veroorzaakt. Opnieuw de Amerikaan Caldwell:
the unipolar moment fades into memory, this sense of unquestionable superiority — expressed through politics and foreign policy — does not play well before the global audience. In fact, it never did. In America today, notions of national superiority are far more deeply ingrained and far more potentially ruinous than most of us imagine,’
hetgeen toch fundamenteel anders is dan de bewering van onze ‘chroniqueur’ van de westerse wereld dat de VS'decennialang als ordebewaker en politieagent’ heeft gefungeerd in landen zo divers als Vietnam, Chili, Congo, Afghanistan, Nicaragua, Guatemala, Perzië, Irak, Libië, Syrië en al die andere plaatsen op aarde waar na de Tweede Wereldoorlog het massale Amerikaanse geweld zoveel leed heeft veroorzaakt. Opnieuw de Amerikaan Caldwell:
In addition to their reverence for powerful national myths of collective and several superiority, Americans believe themselves to be superior people individually. Notable in this regard are familiar myths of ‘Yankee ingenuity’ and ‘know-how.’ These put forward the notion that Americans are not only more inventive, resourceful, innovative and technically skilled than other peoples, but also possess superior qualities when it comes to business, science, and entrepreneurship. These myths operate in tandem with the myth of the preeminence of the American work ethic, along side of which other national peoples are characterized as ignorant, lazy and even shiftless. In addition, national myths of superior athleticism and physical strength have taken hold; the English language superior athleticism and physical strength have taken hold; the English language is understood by most Americans to be larger, more expressive and more subtlety variable than other modern languages; the American landscape more vast, more varied, more beautiful. This list goes on.
George Orwell mocked the great American pageant of perceived national superiority back in the 1940s when he observed that a nationalist ‘will claim superiority for it (his country) not only in military power and political virtue, but in art, literature, sport, the structure of language, the physical beauty of the inhabitants, and perhaps even the climate, scenery and cooking.’ Orwell singled out America as a particularly vivid example, and although he intended some fun in this, or at least sought to point out the absurdity, like all good jokes, he rooted his observations in a remarkable truth.
Still, what is remarkable about the American myth of national superiority is neither its all-inclusive scope nor its blind audacity. As Orwell points out, such myths are typical of modern nationalism everywhere. What is extraordinary about the American conviction of national superiority is the fanatical fervor with which it is believed and the ferocious tenacity with which it is defended. Self-serving ideas of American superiority generate pseudo-religious feelings, notions of serving something larger than the self, and unshakable certainties that such ideas are right. Many today place ‘an excessive, exaggerated and exclusive emphasis’ on the superiority of the nation at the expense of other critical values. This vain obsession results in an overestimation of the nation and of co-nationals to the detraction of all other nations and national peoples. As Kecmanovic (servische psychiater, auteur van The Mass Psychology of Ethnonationalism 1996. svh) observes, the logical result of such an overestimation is ‘dislike and hostility’ toward other nations and other nationals and ‘a belief that they are inferior and deserving of contempt.’ This in turn results in placing national issues above broad humanitarian issues.
Een Europeaan die een paar maanden in de VS doorbrengt, merkt al snel een hysterisch ondertoon in het publieke leven van de Amerikanen, variërend van het voortdurend bespelen van de begeerte door zowel politieke propaganda als de overal aanwezige reclame, de extreem agressieve reacties in de mainstream-media van politici op buitenlandse politieke ontwikkelingen, de zucht naar oorlog, het permanent inspelen op existentiële angsten, en actueler nog: de opkomst van Donald Trump, die nu van de zogeheten ‘liberalen’ alle schuld krijgt van het geestelijk klimaat in de VS, maar die als fenomeen niet meer is dan een symptoom van het pathologische exceptionalisme, waarvan de natie sinds het begin doordrenkt is. Niet voor niets waarschuwde de nationale dichter Walt Whitman zijn landgenoten in 1878 ‘You are in a fair way to create a nation of lunatics,’ en in ‘RESPONDEZ!’ — onderdeel van zijn beroemde dichtbundel Leaves of Grass (1867) — schreef hij over de furieuze mateloosheid van zijn landgenoten:
Let all the men of These States stand aside for a few smouchers (plunderaars. svh)! let the few seize on what they choose! let the rest gawk, giggle, starve, obey!
Let shadows be furnish’d with genitals! let substances be deprived of their genitals!
Let there be wealthy and immense cities — but still through any of them, not a single poet, savior, knower, lover! […]
Let the preachers recite creeds! let them still teach only what they have been taught!
Let insanity still have charge of sanity! […]
Let the white person again tread the black person under his heel! (Say! which is trodden under heel, after all?)
Let the reflections of the things of the world be studied in mirrors! let the things themselves still continue unstudied!
Let a man seek pleasure everywhere except in himself!
Let a woman seek happiness everywhere except in herself!
(What real happiness have you had one single hour through your whole life?)
In tegenstelling tot het simplisme van mainstream-opiniemaker Geert Mak dat de ‘Verlichting bedacht [is] in Europa, maar’ dat ‘Amerika het [heeft] uitgevoerd, als real life experiment,’ en dat 'de Amerikanen hele optimistische mensen’ zijn, laten Amerikaanse intellectuelen zien dat dit een clichébeeld is. Zo stelt de Amerikaanse hoogleraar Steven Frye in zijn studie Understanding Cormac McCarthy (2009) dat deze typisch Amerikaanse auteur:
[f]or all his fascination with science… is no positivist, no vanguard supporter of eighteenth-century Enlightenment notions of human perfectibility. Violence is a reality endemic to the world’s existence; depravity and avarice are central to human nature; and meaning, purpose, and value, if they are to be found, must be sought in darkness. These themes pervade his work, and they are central to his unique contribution to the development of the American novel, which is marked by his distinctive integration of style, language, and a rich array of compelling philosophical and religious perspectives… The forces of civilization are by no means portrayed in a celebratory light, as industrial technology, American business interests such as Texas oil, even the building of the interstate highway system, often leave the hero displaced and bereft of purpose. Incidents of greed and malevolence abound, as scalp hunting, drug running, even nuclear apocalypse, all find their way into McCarthy’s epic vision. But het forces of reaction – those players in the drama who stand against the new order – are by no means ethically pure. The issue of morality stands in the foreground of these novels, but the precise pathway to right action is never easily charted.
In zijn in 1987 verschenen boek The American West as Living Space schreef Wallace Stegner, die bekend werd door zijn psychologische streekromans:
Our very virtues as a pioneering people, the very genius of our industrial civilization, drove us to act as we did. God and Manifest Destiny spoke with one voice urging us to ‘conquer’ or ‘win’ the West; and there was no voice of comparable authority to remind us of Mary Austin’s quiet but profound truth, that the manner of the country makes the usage of life there, and that the land will not be lived in except in its own fashion.
Ook Stegner worstelde met de bekende thema’s van de Amerikaanse cultuur. Telkens weer duikt de schuldvraag op, en de vervreemding, mateloosheid, de onverzadigbaarheid, de leegte en het feit dat het alles verslindende Amerikaanse kapitalisme de keerzijde is van het Vooruitgangsgeloof. Dit geloof wordt bij het Rockefeller Center in het financiële hart van de wereld, Manhattan, gesymboliseerd door een groot goudkleurig beeld van Prometheus die het vuur van de goden stal en dat aan de mens gaf. Achter de door de lucht vallende titaan staat in gouden letters op rood graniet een inscriptie van Aeschylus: ‘Prometheus, teacher in every art, brought the fire that hath proved to mortals a means to mighty ends.’ In 1962 werd tegenover dit beeld een plaquette geplaatst in opdracht van John D. Rockefeller, zoon van de stichter van de olie- en gelddynastie, die de geschiedenis is ingegaan als een gangster die gebruik maakte van — wat eufemistisch heet — ‘heavy-handed marketing tactics,’ hetgeen in de praktijk neerkwam op elke denkbare zo nodig illegale praktijk om de concurrent te verpletteren. De voorbijganger kan op de gedenkplaat het volgende lezen:
I believe in the supreme worth of the individual and in his right to life, liberty, and the pursuit of happiness.
I believe that every right implies a responsibility; every opportunity, an obligation; every possession, a duty.
I believe that the law was made for man and not man for the law; that government is the servant of the people and not their master.
I believe in the Dignity of labour, whether with head or hand; that the world owes no man a living but that it owes every man an opportunity to make a living.
I believe that thrift is essential to well ordered living and that economy is a prime requisite of a sound financial structure, whether in government, business or personal affairs.
I believe that truth and justice are fundamental to an enduring social order.
I believe in the sacredness of a promise, that a man's word should be as good as his bond; that character not wealth or power or position – is of supreme worth.
I believe that the rendering of useful service is the common duty of mankind and that only in the purifying fire of sacrifice is the dross of selfishness consumed and the greatness of the human soul set free.
I believe in an all-wise and all-loving God, named by whatever name, and that the individuals highest fulfillment, greatest happiness, and widest usefulness are to be found in living in harmony with His Will.
I believe that love is the greatest thing in the world; that it alone can overcome hate; that right can and will triumph over might.
I believe that every right implies a responsibility; every opportunity, an obligation; every possession, a duty.
I believe that the law was made for man and not man for the law; that government is the servant of the people and not their master.
I believe in the Dignity of labour, whether with head or hand; that the world owes no man a living but that it owes every man an opportunity to make a living.
I believe that thrift is essential to well ordered living and that economy is a prime requisite of a sound financial structure, whether in government, business or personal affairs.
I believe that truth and justice are fundamental to an enduring social order.
I believe in the sacredness of a promise, that a man's word should be as good as his bond; that character not wealth or power or position – is of supreme worth.
I believe that the rendering of useful service is the common duty of mankind and that only in the purifying fire of sacrifice is the dross of selfishness consumed and the greatness of the human soul set free.
I believe in an all-wise and all-loving God, named by whatever name, and that the individuals highest fulfillment, greatest happiness, and widest usefulness are to be found in living in harmony with His Will.
I believe that love is the greatest thing in the world; that it alone can overcome hate; that right can and will triumph over might.
Feit is dat de Rockefeller’s, met de puriteinse God aan hun kant, zonder zichtbare gewetenswroeging de morele regels die op de plaquette staan, schonden, en nog steeds schenden. Logisch, want tegelijk met het vuur introduceerde Prometheus ook het kwaad van de mateloosheid. In het ééndimensionale mens- en wereldbeeld van de Rockefeller’s en hun ontelbare bewonderaars bestaat er geen keerzijde van de vooruitgang. Er wordt door hen dan ook met geen woord gerept over Zeus’ bestraffing van Prometheus’ hybris. In 2010 schreef hierover de naar Frankrijk uitgeweken Nederlandse filosoof Ton Lemaire in zijn boek De val van Prometheus:
de oppergod liet deze vermetele daad niet ongestraft: hij ketende Prometheus naakt aan een rots in de Kaukasus en beval een gier (of een arend) elke dag diens lever aan te vreten. ‘s Nachts groeide die weer aan zodat de vogel de volgende dag zijn pijniging kon herhalen. Volgens sommige bronnen werd de geketende held na dertigduizend jaar van zijn rots bevrijd doordat Herakles met een pijl de kwelgeest doodde. Zeus greep niet in; wellicht vond hij de straf wel voldoende.
Hoewel de roof van het vuur in de Griekse mythen de meeste aandacht kreeg, werden nog andere weldaden aan Prometheus toegeschreven die hij de mensen zou hebben geschonken, zoals de kunst van het smeden, het pottenbakken, de bouwkunde en nog enkele.
Prometheus en daarmee de mensheid werd ook op een andere wijze gestraft voor zijn hoogmoed. Lemaire:
Onder de vele verhalen die de Grieken over Prometheus vertelden, waren ook enkele waarin zijn broer Epimetheus optrad. Terwijl de naam van de eerste ‘vooruit denkend’ betekent, betekent die van zijn broer ‘achteraf denkend.’ Dit onderscheid speelt een rol in de mythe die verhaalt over de wraak die Zeus op Prometheus nam door hem een verraderlijk geschenk te sturen, namelijk Pandora, een mooie vrouw; zij had een doosje bij zich met een zekere inhoud. Hoewel Prometheus zijn broer had gewaarschuwd om geen geschenken van Zeus aan te nemen, was deze zo onverstandig om blij met Pandora te zijn, die daarna de doos opende waaruit achtereenvolgens alle rampen ontsnapten die de mensheid sindsdien teisteren, zoals oorlog, ziekte en dood. Maar het laatste wat erin bleek te zitten, was de hoop om ten slotte de mensen toch een zekere tegenwicht te geven,
namelijk de illusie dat het ooit allemaal beter zou worden. De Grieken beseften dat de vooruitgang ambivalent is, want ook al is de mens door het vuur in staat van alles te veranderen, en zo cultuur schiep, nooit zal hij aan onveranderlijke natuurwetten kunnen ontsnappen. Het lijden zal altijd de kern van zijn bestaan blijven. Ton Lemaire:
In het antieke wereldbeeld was ‘hybris’ een belangrijk begrip want het ergste wat mensen konden doen was zich schuldig maken aan onmatigheid, de grens te overschrijden die de goden aan de mensheid hadden gesteld,
waarbij moet worden opgemerkt dat de goden de natuurkrachten vertegenwoordigden. En met de natuur kan niet gespot worden. Vandaar de spreuk ‘Meden Agan,’ alles met mate. Maar ‘de moderne Prometheus is veeleer de supermens,’ aldus Lemaire ‘die tegen de godheid opstaat en hem van zijn plaats verdringt. Hij is een godmens geworden die geen “hybris” meer vreest, niet meer bang is door de goden te worden terechtgewezen; de moderniteit herkent zich alleen in een ontketende Prometheus.’ Kortom, een soort ‘Übermensch,’ zoals die ook Hitler voor ogen stond. In Mein Kampf schreeft de Fürhrer ‘dat de Ariër de Prometheus is van de mensheid; de goddelijke vonk van het genie is te allen tijde aan zijn stralend voorhoofd ontsprongen.’ Deze overtuiging bleef niet beperkt tot het nationaal-socialisme, maar is ook terug te vinden in de volgende uitspraak van de door Geert Mak zo bewonderde Amerikaanse president Theodore Roosevelt:
When men fear work or fear righteous war, when women fear motherhood, they tremble on the brink of doom,’ en ‘It is only the warlike power of a civilized people that can give peace to the world ,’ en ‘We cannot, if we would, play the part of China... in this world the nation that has trained itself to a career of unwarlike and isolated ease is bound, in the end, to go down before other nations which have not lost the manly and adventurous qualities.
Het zijn de mensen van de daad die — net als Epimetheus — niet vooruit kunnen kijken en niet de consequenties van hun daden kunnen inschatten. In plaats van dat het hen voorzichtiger maakt, gaan zij evenwel nog doldriester te werk, immers:
[i]n de prometheïsche benadering bevindt zich de mens in oppositie tot de natuur, die men tracht te domineren en ten nutte te maken. De natuur is voor de mens het vijandige en vreemde, dat weerstand biedt die hij wil overwinnen door inspanning, vernuft en eventueel list… de wil tot beheersing en exploitatie maakt gebruik van machines en apparaten. […] Dichters, kunstenaars en musici verzetten zich gewoonlijk tegen de al dan niet expliciete claim van een technisch-natuurwetenschappelijk gezinde maatschappij om het monopolie te bezitten van de adequate omgang met de wereld. Alsof de ware aard van de werkelijkheid zou kunnen worden neergelegd in een getal, een berekening, een formule — hoe geniaal ook bedacht; alsof de natuur eigenlijk een ingewikkelde machinerie is en niet langer een gedicht, een zang, een melodie,
zo zet Ton Lemaire uiteen, om daaraan toe te voegen:
[a]ls mijn diagnose juist is, moet veel van de ellende van de moderne tijd worden toegeschreven aan de fatale samenhang tussen daadkracht en destructie en dus aan de realisering van de prometheische ambities. Wat we nodig zouden hebben, is een denken dat het idee van maat en begrenzing bij voorbaat in zijn systeem opneemt en daardoor paal en perk stelt aan de verabsolutering van het subject en de arrogantie van het humanisme, dus een niet-prometheïsche opvatting van de vooruitgang.
Maar dit inzicht stuit op de kapitalistische ideologie van de eeuwige groei en het expansionisme, altijd rusteloos op zoek naar meer. Het is een dogma, zo diep verankerd in het westerse bewustzijn, dat het net zo onbespreekbaar is als het bestaan van God in de Middeleeuwen. De Amerikaanse journalist/auteur Garry Wills schreef in John Wayne’s America (1998) met betrekking tot dit onderwerp:
Why was Wayne the Number One Movie Star, even as late as 1995? He embodies the American myth. The archetypal American is a displaced person — arrived from a rejected past, breaking into a glorious future, on the move, fearless himself, feared by others, a killer but cleansing the world of things that ‘need killing,’ loving but not bound down by love, rootless but carrying the Center in himself, a gyroscopic direction-setter, a travelling norm.
Other cultures begin with a fixed and social hearth, a temple, a holy city. American life begins when that enclosure is escaped. One becomes American by going out. We are a people of departures, not arrival. To reach one place is simply to catch sight of a new Beyond. Our basic myth is that of the frontier. Our hero is the frontiersman. To become urban is to break the spirit of man. Freedom is out on the plains, under endless sky. A pent-in American ceases to be American. In his 1844 lecture on ‘The Young American,’ Emerson said that American need the boundless West in order to become themselves.
Deze houding verklaart de neoliberale vorm die het expansionistische kapitalisme de afgelopen vier decennia heeft aangenomen. Dat kan zich alleen optimaal verwezenlijken zolang het meedogenloos blijft tegenover mens en natuur. Het probleem is hier dat ‘Wie niet weigert,' aldus Primo Levi, 'bezwijkt uiteindelijk voor de verleiding naar het andere kamp over te lopen, waar hij in het beste geval bedrieglijke privileges zal vinden en een redding die zijn ondergang is.’ De westerse cultuur die het individualisme verheerlijk dwingt tegelijkertijd het conformisme af. Op die manier wordt de status-quo, onder aanvoering van het narcistisch ‘Amerika,’ gehandhaafd. Tot uiteindelijk de façade toch om zal vallen. Intussen blijft ‘American superiority and faith in a national providential destiny,’ van kracht, zoals Wilber Caldwell opmerkt in zijn American Narcissism, waarna hij beschrijft hoe:
American contempt for other nations has followed hand-in-hand with notions of American superiority and faith in a national in a national providential destiny. Despite its universal intent, the rhetoric of America's presumed predestined mission abounds with aggressive language, threats, and culturally denigrating slurs. John O'Sullivan, the ‘author’ of Manifest Destiny, lashed out at a world of inferior nations:
‘For this blessed mission to the nations of the world, which are shut from the light giving light of truth, has America been chosen, and her high example shall smite unto death the tyranny of kings, hierarchs and oligarchs, and carry the glad tidings of peace and good will where myriads now endure an existence scarcely more enviable than that of the beasts of the field.’
Linking other nationals to ‘the beasts of the field’ exemplifies a kind of dehumanization that is often the natural conclusion of American contempt for non-Americans. According to Kecmanovic, this kind of dehumanization is widely employed in the denigration of rival national groups. Underlying the de-humanization of non-Americans is the notion that Americans are a ‘pseudo-species’ created with ‘supernatural intent’ and possessors of not only a ‘distinct sense of identity,’ but the only ‘true human identity.’ The logical result of such a belief is to place the nation of ‘true humanity’ above all other ‘subhuman’ nations, thus in effect placing the national cause above the cause of mankind as a whole. This reordering of priorities has a tendency to ‘falsify, to misrepresent the real relations between national groups and the intensions of the people.’ We are human. They are not. It is the nationalist's classical justification for murder.
Carlton Hayes, who is perhaps the preeminent historian of modern nationalism, is damningly critical of American nationalism. America, he charges suffers from extreme integral nationalism, ‘a sacred egoism’ which results in a ‘policy of national selfishness and aggrandizement.’ For Hayes this policy is propelled by relentless use of the nation's power: ‘inside, tightened bonds,’ outside, ‘efforts to make the nation feared and “respected” […] by bold and firm conduct of foreign affairs, backed by military force and accomplished by “prestige.”’ According to Hayes, this kind of nationalism appeals to ‘the cruder and more excessively emotional forms of patriotism.’ Love of country becomes hatred of the alien; national service becomes blind obedience to authority. Freedom of speech and thought are stifled if they interfere with the national agenda. With specific reference to America, Hayes concludes, ‘We have a good deal of cant and even more unpardonable self-deception. Integral nationalism is far advanced among us. We are particularly intolerant of any descent, of all foreigners and minorities in our midst. We are particularly gullible, particularly arrogant, particularly emotional.’
Dit concludeerde de Amerikaanse diplomaat Carlton J. Hayes al in 1931 in zijn boek The Historical Evolution of Modern Nationalism. Voor zijn ambassadeurschap in Spanje tijdens de oorlogsjaren werd Hayes begin 1945 door president Roosevelt geprezen met de woorden: ‘You have carried out a mission of great difficulty with outstanding success and in doing so you have made a contribution to the war effort of the highest importance.’ Hayes speelde onder andere ‘a central role in rescuing 40,000 refugees — French, British, Jews and others from Hitler. He helped them cross the Pyrenees into Spain and onward to North Africa.’ Kortom, ‘we’ hebben hier niet te maken met een propagandistische outsider als Bas Heijne met zijn gebabbel over ‘het in alle opzichten superieure Amerika,’ en ook niet met het gezever van de ‘chroniqueur’ van zowat de hele westerse wereld, Geert Mak, met zijn stelling dat ‘Amerika’ de ‘Verlichting’ heeft ‘uitgevoerd, als real life experiment,’ maar met een Amerikaanse intellectueel die van binnenuit wist waarover hij het had. Ik benadruk Hayes’ opmerking over de ‘policy of national selfishness and aggrandizement’ van de Verenigde Staten, omdat op dit moment gecorrumpeerde opiniemakers als Heijne, en Mak en bijna de voltallige mainstream-pers president Donald Trump afschilderen als een aberratie, terwijl hij dit in werkelijkheid geenszins is. Trump is het logische product van acht jaar Obama-leugens, die geen ‘Change We Can Believe In’ brachten. Daarnaast is de huidige president slechts een symptoom van het pathologisch narcisme waarop het Amerikaanse exceptionalisme rust, een mentale stoornis die zich al zeer lang diep in de Amerikaanse psyche heeft genesteld, en tevens de verklaring is voor ondermeer het feit dat de Verenigde Staten meer dan 90 procent van zijn bestaan oorlog heeft gevoerd. Typerend is tevens dat het opkomstpercentage bij de herverkiezing van Obama slechts 0,3 procent hoger was dan tijdens de verkiezing van Trump, en dat rond de 46 procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden niet de moeite nam om te stemmen. Het feit dat Trump gewonnen heeft bewijst andermaal de juistheid van Hayes’ woorden uit het interbellum dat zeker de Amerikaanse beleidsbepalers ‘have a good deal of cant (hoogdravende onzin. svh) and even more unpardonable self-deception.’ Trump is de culminatie van het Amerikaans narcistisch exceptionalisme. De hysterische bewering van bijvoorbeeld opiniemaker Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer van 18 januari 2017 is dan ook tekenend voor de onwetendheid van de mainstream. Hij schreef:
Op voorhand pleit Trump voor het opheffen van sancties tegen Rusland, ooit ingesteld als antwoord op de annexatie van de Krim. Wie weet kan Amerika dan een wapendeal met Rusland forceren. Inderdaad: wie weet het? In ieder geval is ‘het Westen’ nu al ontwapend.
Dezelfde hysterie verspreidt ook Bas Heijne wanneer hij bij de NRC-dorpspomp zijn publiek de stuipen op het lijf probeert te jagen door te beweren: ‘De Russen komen niet. Ze zijn er al.’ Vanzelfsprekend is dit allemaal‘nepnieuws,’ maar daar leeft de ‘politiek-literaire elite’ in de polder nu eenmaal van. Het is een hele klus om elke week weer in enkele honderden woorden de aandacht te trekken van een zo groot mogelijk consumerend publiek. Het gevaar hier is echter dat de wereld zich de gekte van propagandisten niet langer meer kan permitteren, gezien de gevaren die de mensheid bedreigen.
Go on, my dear Americans, whip your horses to the utmost — Excitement; money! politics! — open all your valves and let her go — going, whirl with the rest — you will soon get under such momentum you can't stop if you would. Only make provision betimes, old States and new States, for several thousand insane asylums. You are in a fair way to create a nation of lunatics.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten