Onder de paniekerige kop ‘Europa moet zichzelf versneld waarmaken’ verkondigde mainstream-opiniemaker Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer van 18 januari 2017:
Het verleden is voorbij, het nieuwe Amerikaanse hoofdstuk begint bij Trump, alsof er daarvoor niet het een en ander is gepasseerd. Ik noem een kleinigheid: de Koude Oorlog, de verhouding tussen de communistische wereld en het vrije Westen. Nee, de Sovjet-Unie is al lang ter ziele, maar Vladimir Poetin is nu juist de man, als ex-KGB’er, die het hart van dat communistische systeem uitmaakte. En Poetin is voor Trump weer de man om zaken mee te doen: meermalen heeft hij de Russische leider geprezen, niet vanwege zijn democratische gezindte of zijn rechtsstatelijkheid, maar vanwege zijn eh… autoritaire leiderschap. Op voorhand pleit Trump voor het opheffen van sancties tegen Rusland, ooit ingesteld als antwoord op de annexatie van de Krim. Wie weet kan Amerika dan een wapendeal met Rusland forceren. Inderdaad: wie weet het? In ieder geval is ‘het Westen’ nu al ontwapend.
Nog afgezien van het feit dat Sanders zich geroepen voelt om het publiek van De Groene erop te attenderen dat ‘[h]et verleden voorbij [is],’ getuigt eveneens de rest van zijn betoog van een niet geringe onnozelheid. Neem deze zin: ‘meermalen heeft hij (Trump. svh) de Russische leider geprezen, niet vanwege zijn democratische gezindte of zijn rechtsstatelijkheid, maar vanwege zijn eh… autoritaire leiderschap.’ Dat Trump van alles beweert klopt, maar dat hij president Poetin ‘geprezen’ heeft ‘vanwege zijn eh… autoritaire leiderschap,’ is makkelijk aantoonbare ‘eh…’ nonsens. Maar het past wel naadloos in de mainstream demonisering van beide staatshoofden. Sanders staat weliswaar bekend als een poseur die in uiteenlopende milieu’s optreedt — van de zogeheten ‘politiek-literaire elite’ tot het exhibitionistische nichten-milieu — maar in het hoofdstedelijke wereldje van bezoldigde opiniemakers is hij succesvol en moet daarom serieus toch worden genomen. Ook de volgende zin verdient nadere bestudering: ‘Op voorhand pleit Trump voor het opheffen van sancties tegen Rusland, ooit ingesteld als antwoord op de annexatie van de Krim.’ Hier doet zich het probleem voor dat een middelmatige broodschrijver in ongeveer 500 woorden zich gedwongen ziet zijn verhaal zo simplistisch en ongenuanceerd mogelijk te presenteren. Terecht concludeerden Chomsky en Herman in hun studie Manufacturing Consent (1988) dat de westerse
media do not function in the manner of the propaganda system of a totalitarian state. Rather, they permit — indeed, encourage — spirited debate, criticism, and dissent, as long as these remain faithfully within the system of presuppositions and principles that constitute an elite consensus, a system so powerful as to be internalized largely without awareness.
En de ‘elite consensus’ is vandaag de dag dat ‘Poetin’ en ‘Trump’ niet deugen, nu Trump liever met Rusland zaken doet, terwijl de Democratische- en Republikeinse macht juist de Koude Oorlog wil herstellen, op het gevaar af daarmee een desastreuze oorlog uit te lokken tussen beide nucleaire grootmachten. De neoconservatieve consensus onder president Obama schreef voor dat ‘breaking Russia has become an objective,’ aldus Henry Kissinger in de zomer van 2015. Vandaar het belang van een opportunist als Stephan Sanders om zich te schikken naar het beoogde doel van de ‘eerste zwarte president.’ De mainstream-opiniemaker weet precies waar de grenzen van de ‘vrije pers’ liggen. Vanuit dit gezichtspunt wordt duidelijk waarom hij verbolgen schrijft: ‘Op voorhand pleit Trump voor het opheffen van sancties tegen Rusland, ooit ingesteld als antwoord op de annexatie van de Krim.’ Met een niet geringe hoerigheid verzwijgt hij dat sinds het uiteenvallen van de Sovjet Unie de NAVO haar militaire bases almaar oostwaarts heeft uitgebreid, waardoor de Russische Federatie tegenwoordig geheel omsingeld is. Bovendien heeft de ‘annexatie’ pas plaatsgevonden nadat de bevolking van de Krim zich via een referendum had uitgesproken vóór aansluiting bij Rusland. Tegelijkertijd verzweeg Sanders angstvallig dat Moskou er belang bij had de Krim niet in handen te laten van het Westen aangezien daar de Russische marinevloot is gestationeerd, die dan had moeten wijken voor een NAVO-vloot. In het christelijk manicheïsme van Sanders, die sinds 2016 ‘het geloof’ begon ‘te ontdekken,’ geldt dat zowel Trump als Poetin -- beiden het vleesgeworden Kwaad op Aarde -- ‘[i]n ieder geval “het Westen” nu al ontwapend’ hebben. En dit allemaal als gevolg van het pleidooi van Trump ‘voor het opheffen van sancties tegen Rusland.’ Dat de kiezers in de VS, aanvoerder van het ‘vrije westen,’ ondanks de ‘vrije pers,’ in alle vrijheid Donald Trump tot president heeft gekozen is een ander belangrijk gegeven dat niet past in het simplistisch mens- en wereldbeeld van de man die door het dagblad Trouw behoort ‘tot de intellectuele voorhoede van Nederland.’ Zonder het Kwaad kan de eenvoudige van geest zich niet Goed voelen. Dit gaat op voor zowel het populisme onder ‘het volk’ als voor de propaganda van de zogeheten ‘politiek-literaire elite.’ Het probleem waarmee de ‘intellectuele voorhoede’ worstelt is haar nauwe banden met de corrupte politieke- en financiële elite die bij het publiek tot een ernstig verlies aan geloofwaardigheid heeft geleid. Mede daardoor kon het imago van Trump niet worden geschaad. Zo stelt de Amerikaanse auteur en voormalig ‘Republican political consultant specializing in opposition research,’ Roger Stone, in zijn boek The Making of the President 2016: How Donald Trump Orchestrated a Revolution (2017) met betrekking tot Trump:
most of the coverage, even on Fox News, was negative — in the case of Fox News because the network appeared to have imposed a bias in favor of GOP establishment candidates, like Jeb Bush, who were supported by Republican leaders in New York and Washington. What seemed clear in the summer of 2015 was that the bi-coastal mainstream media heavily favored Hillary to win, even to the point of suppressing bad news that might negatively impact Hillary’s candidacy, while promoting any news that might cause Trump trouble. But the point, which should have been obvious to all experienced political operatives, was that Trump had managed to dominate all news coverage of the 2016 presidential campaign. Whether the audience loved or hated Trump, the only thing the American public wanted to talk about during the summer of 2015 was Trump. The news dominance Trump was commanding was rivaled in modern times only by the sensation Barack Obama caused when he first came on the national scene.
Wat opiniemaker Stephan Sanders en de rest van de mainstream-media in de polder niet begrijpen is dat met name zij een virtuele werkelijkheid hebben gecreëerd, die geen enkele band meer heeft met de realiteit zoals de meerderheid van de westerse bevolking die ervaart. De ‘intellectuele voorhoede’ in Nederland is al geruime tijd geen ‘voorhoede’ meer, en haar neoliberale en neoconservatieve propaganda is zeker niet ‘intellectueel.’ Sanders is niet in staat de oorzaken van politieke fenomenen te formuleren. Hij is er niet geïnteresseerd in. Als columnist wil hij, net als een dominee, het Kwaad in de wereld aanwijzen. En het Kwaad, is zoals bekend, altijd de Ander. Daarom probeer ik op deze weblog via buitenlandse auteurs, die wel behoren tot de ‘intellectuele voorhoede,’ te laten zien dat de werkelijkheid complexer is dan het reductionisme van betaalde opportunisten doet voorkomen. Een fragment uit American Narcissism: The Myth of National Superiority (2006) van de Amerikaanse auteur Wilber W. Caldwell. Over de Amerikaanse overtuiging absoluut uniek te zijn, schreef hij:
Themes of uniqueness have characterized the American experience from the very beginning, and Americans cling to the conviction that in many ways they are markedly different from the other peoples of the earth.
In ‘American Exceptionalism,’ Seymour Lipset (‘the leading theorist of democracy and American exceptionalism.’ svh) delves deeply into those things that set America apart from the rest of the world and concludes that American uniqueness is a two edged sword. According to Lipset, America is the most religious, most optimistic, most patriotic, most rights-oriented and most individualistic country on earth. At the same time, it is the most litigious (twistziek. svh), has the highest crime rates and the most people incarcerated and the lowest percentage of eligible voters registered to vote of all the developed nations. Similarly, the United States is the wealthiest nation in terms of real income, the most productive as reflection of worker output with the highest proportion of her population enrolled in higher education. However, it is also ‘the least egalitarian among developed nations with respect to income distribution, at the bottom as a provider of welfare benefits, the lowest in savings, and the least taxed.’ Lipset for example, finds the US the most moralistic of nations but the nation with the highest crime and divorce rate.What is more, according to Lipset, both the good and the bad among American's unique qualities often spring from the same source. For instance, American individualism, with its high sense of personal responsibility and independent initiative, is the driving moral force behind so many Americans political, social, and economic successes. At the same time, it also lies at the heart of American lawlessness, self-indulgence, atomism, and the nation's failure to address social inequities.
All national groups seek to define distinguishing characteristics in order to set themselves off from other nationalities. Belief in national uniqueness is prerequisite to nationalism and to feelings of national superiority. In most nations, distinguishing characteristics include language, religion, skin color, place of origin, or cultural traditions. In this regard, all nations are to some extent unique, however American notions of national uniqueness are rooted in none or these. In this view, American uniqueness is itself unique. America views itself not only as a unique nation but also as an exceptional nation — ‘exceptional in the sense of being exemplary, or a beacon among nations, or immune from the social ills and decadence that have beset all other republics in the past; or that it is exempt from the historical course of 'social laws' of development which all nations eventually follow.’
De laatste definiëring is van Daniel Bell, ‘the Henry Ford II Professor of Social Sciences Emeritus at Harvard University and Scholar-in-Residence at the American Academy of Arts and Sciences. He is the author of editor of 17 books, two of which, The End of Ideology and The Cultural Contradictions of Capitalism, were listed among the 100 Most Influential Books since the Second World War (TLS, October 1995).’ Het laatstgenoemde boek is een ‘classic analysis of Western liberal capitalist society,’ waarin Bell stelt ‘that capitalism — and the culture it creates — harbors the seeds of its own downfall by creating a need among successful people for personal gratification — a need that corrodes the work ethic that led to their success in the first place. With the end of the Cold War and the emergence of a new world order, this provocative manifesto is more relevant than ever.’
Het spreekt voor zich dat de ‘intellectuele voorhoede’ in de polder ook dit gezaghebbende werk niet bestudeerd heeft. Een opiniemaker als Stephan Sanders komt in De Groene Amsterdammer niet verder dan ‘Europa moet zichzelf versneld waarmaken,’ omdat hij en het weekblad zich niet bewust zijn van het feit dat de politieke malaise slechts een symptoom is van een diepe culturele crisis in het Westen. Zij zijn niet bij machte om oorzaak en gevolg van elkaar te scheiden, ze menen werkelijk dat het gevolg de oorzaak is, en het symptoom de ziekte. En omdat de praatjesmakers in de polder te veel bezig zijn met het bewaken van hun plaats in de pikorde, en te weinig weten wat er op internationaal niveau door de intelligentsia is uitgedacht en geschreven, kunnen half-geïnformeerde lichtgewichten als Bas Heijne, Geert Mak, en Stephan Sanders doorgaan voor intellectuelen. De pedante Sanders demonstreert tegen het einde van zijn betoog in De Groene nog eens hoe bitter weinig hij van de geopolitiek begrijpt wanneer hij beweert dat ‘Europa het zich niet langer [kan] permitteren te rekenen op de welwillendheid van de Verenigde Staten.’ Over welke hedendaagse ‘welwillendheid’ hij het heeft, vertelt de Atlanticus -- uitgeslapen genoeg -- er niet bij. Daarom opnieuw een deskundige. In de Proloog van het boek De Ontluistering van Amerika (2014) zet de Amerikaanse journalist/auteur George Packer het volgende uiteen:
Niemand weet precies wanneer de ontluistering begon, wanneer de samenhang die de Amerikanen in een veilige, soms verstikkende greep hield barstjes begon te vertonen. Zoals elke grote verandering begon ze op talloze manieren talloze keren opnieuw, en op een gegeven moment ging het land — telkens hetzelfde land — een grens over en veranderde het onherroepelijk.
Was je rond 1960 of daarna geboren, dan verkeerde je je hele volwassen leven in de verwarring die het gevolg was van de ontluistering. In het uitgestrekte, zichtbare landschap zag je bouwsels van ver voor je geboorte als zoutpilaren in elkaar zakken: de boerderijen in de Piedmont in Carolina, de staalfabrieken in Mahoning Valley, nieuwbouwwijken in Florida, scholen in Californië. Ook andere dingen, moeilijker te zien maar voor de alledaagse orde niet minder belangrijk, veranderden onherkenbaar: de praktijken en de methoden in de fractiekamers in Washington, de taboes op de handelsvloer in New York, de normen en waarden waar dan ook. Toen de normen waarop het nut van de oude instituties was gebaseerd begonnen te vervagen en de leiders hun post verlieten, betekende dat het einde van de republiek van Roosevelt, die bijna een halve eeuw alles had bepaald. De leegte werd opgevuld door de gebruikelijke macht in het Amerikaanse leven: het grote geld.
Allereerst een kanttekening: de oorspronkelijke titel van het boek is The Unwinding. An Inner History of the New America (2013). Natuurlijk is de vertaling van ‘The Unwinding’ niet ‘De Ontluistering,’ maar ‘De Afwikkeling.’ Het werkwoord ‘to unwind’ betekent in dit geval ‘zich afwikkelen, zich ontrollen.’ Wanneer iets helemaal is afgewikkeld, wordt datgene wat zich eronder bevindt blootgelegd, en dat is nu precies wat de gezaghebbende George Packer doet, hij legt door middel van portretten de ziel van de VS bloot, de kern van het systeem en de daarop gebaseerde cultuur. In dit geval is het weliswaar ontluisterend, maar het is meer dan dat, de auteur laat tevens zien dat die 'ontluistering' het logische resultaat is van wat de VS altijd is geweest, vanaf het moment dat de eerste genocide een Indiaans volk uitroeide. Die werkelijkheid wordt nog steeds door Nederlandse opiniemakers verzwegen, omdat het niet in hun ideologische versie van de realiteit past. Voor hen blijft bijvoorbeeld Trump een aberratie, terwijl hij in werkelijkheid de culminatie is van het Amerikaans narcistische exceptionalisme, de veronderstelling dat de Amerikanen een ‘uitverkoren volk’ zijn. George Packer stelt dan ook dat de huidige ‘ontluistering niets nieuws’ is. ‘Het Amerika’ van de Nederlandse opiniemakers bestaat domweg niet, omdat ‘[e]r zich ongeveer eens in twee generaties een ontluistering voor[doet]’ en al anderhalve eeuw geleden ‘de hemelse republiek van de grondleggers van Amerika verzandde in een rumoerige markt vol ruziënde facties.’ Bovendien schept elke ‘ontluistering’ nieuwe ‘illusies, dankzij de ontluistering winnen winnaars meer dan ooit, drijven ze weg als opgeblazen luchtschepen, terwijl de verliezers nog een lange weg hebben te gaan voor ze de bodem bereiken, wat soms nooit gebeurt.
Met zoveel vrijheid ben je op jezelf aangewezen. Meer dan ooit wonen Amerikanen op zichzelf, maar zelfs een gezin kan een geïsoleerd bestaan leiden, ternauwernood overlevend in de luwte van een reusachtige legerbasis zonder dat ook maar iemand een hand naar ze uitsteekt. Een spiksplinternieuwe gemeenschap kan van de ene op de andere dag kilometers ver weg van alles ontstaan en even snel weer verdwijnen. Een oude stad kan de industriële kurk waarop hij drijft en twee derde van zijn inwoners verliezen, terwijl de belangrijkste steunpilaren — kerken, het gemeentebestuur, bedrijven, liefdadigheidsinstellingen, vakbonden — bijna geruisloos omvallen, als een flatgebouw in een orkaan.
Alleen, in een landschap zonder solide gebouwen en instituties, moeten Amerikanen hun toekomst zien uit te dokteren, hun eigen succes- of overlevingsverhaal scheppen.
Met andere woorden: ‘Het Amerika’ als ‘melting-pot,’ als gemeenschap, als samen-leving, bestaat niet en heeft nooit bestaan, het was vanaf het allereerste begin: ieder voor zich en God voor ons allen. Eén van de talloze Amerikaanse recensenten die Packer’s boek positief besprak, vat het werk kort maar krachtig samen als ‘a comprehensive portrait of a deeply troubled America.’ Het land en zijn cultuur is failliet, en de oorzaak is niet Trump, maar de mythe die de elite aan de macht hielp en hield, daarbij nog steeds gesteund door de corrupte mainstream-media die krampachtig proberen ‘het volk,’ dat ‘de populist’ Trump koos, de schuld te geven van de ontaarding. Opnieuw Walter Caldwell’s American Narcissism:
Themes of uniqueness lie at both the beginning and the end of all American superiority myths. In order to consider ourselves superior, we must begin by defining ourselves as unique. Conversely, once we define ourselves as superior, themes of uniqueness are expanded and inscribed in stone. The stronger America’s sense of uniqueness and superiority becomes, the stronger the potential for alienation from reality.
Despite pride in her unique national diversity and her widely perceived notions of unparalleled equality and social flexibility, America was far from the Utopian brotherhood she patriotically thought herself to be. From the very beginning of the national epic, the majority of Americans were of Anglo-Saxon descent. While paying lip service to the ‘melting pot,’ large parts of this majority held race at the heart of their notions of national superiority and at the center of their worldview. Imported from England in colonial times, the myth of Anglo-Saxon racial supremacy soon inhabited the core of America's self image. The racial traits of both peoples (Americans and English) were defined to include ‘industry, intelligence, a keen sense of moral purpose, and a talent for government. It was not long before America came to view herself as the heir to British imperial wealth and power. In 1889 Senator Albert Beverage predicted that the US was destined to become ‘a greater England with a nobler destiny.’
Met het oog op het streven ‘a greater England’ te worden, schreef in 1907 de latere president Woodrow Wilson:
Since trade ignores national boundaries and the manufacturer insists on having the world as a market, the flag of his nation must follow him, and the doors of the nations which are closed must be battered down. Concessions obtained by financiers must be safeguarded by ministers of state, even if the sovereignty of unwilling nations be outraged in the process. Colonies must be obtained or planted, in order that no useful corner of the world may be overlooked or left unused.
Ruim een eeuw later kwalificeerde de ‘chroniqueur’ Geert Mak de gewelddadige politiek van president Wilson als het scheppen van ‘een begin van orde in de mondiale politiek en economie,’ en betitelde Bas Heijne ‘Amerika’ als een ‘in alle opzichten superieure’ grootmacht. De verheerlijking van het geweld is altijd een kenmerk geweest van een corrupte ‘vrije pers.’ De ware drijfveer van elke imperiale mogendheid is altijd het verzekeren van de heerschappij over grondstoffen en markten. Woodrow Wilson’s opmerking kwam voort uit een economische noodzaak, namelijk het telkens terugkerende probleem van de Amerikaanse overproductie. Eerder al had president McKinley zonder omwegen hieraan gerefereerd toen hij tijdens de grote depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: 'Wij hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat, zoals de invloedrijke voorzitter van de Senaats Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen, Henry Cabot Lodge, hem nog eens duidelijk had gemaakt, de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op volle toeren draaiende industrieën.’ Met het oog daarop verklaarde de invloedrijke Senator Albert Beveridge: 'The Philippines are ours forever... and just beyond the Philippines are China's illimitable markets... The Pacific is ours.' Het argument bij uitstek tijdens het debat in het Congres over de annexatie van de Filipijnen was dat dit land als de 'stepping-stones to China' moest gaan functioneren, een potentiële markt van destijds 400 miljoen consumenten. Natuurlijk werd deze noodzaak, net als nu, met nobel klinkende motieven aan de man gebracht. De VS had de plicht om het christendom en de blanke beschaving te verspreiden onder wat Beveridge noemde 'savage and senile peoples.' Een wonderlijk argument, al was het maar omdat de meeste Filipinos na de langdurige Spaanse overheersing al eeuwen lang katholiek waren. Dat het om grondstoffen en markten ging, werd nog eens benadrukt door de Amerikaanse generaal Smedley Butler. Terugkijkend op zijn ruim 33 jaar actieve militaire dienst verklaarde deze oud-bevelhebber van het Amerikaanse Korps Mariniers in 1933:
Oorlog is misdaad. Hij wordt gevoerd ten voordele van de zeer weinigen ten koste van de massa. Ik ben heel lang een eersteklas uitsmijter geweest voor het bedrijfsleven. Voor Wall Street en voor de banken. Ik was in feite een misdadiger, een gangster voor het kapitalisme. Ik heb in 1914 Mexico veilig gemaakt voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp bij het verkrachten van een half dozijn Midden Amerikaanse republieken voor het profijt van Wall Street. In China heb ik ervoor gezorgd dat Standard Oil ongestoord zijn weg kon gaan. Al Capone is niet verder gekomen dan drie wijken. Mijn werkterrein omvatte drie continenten.
Om er voor te zorgen dat ‘de vlag’ de multinationals kon volgen, werden er honderdduizenden Filipinos afgeslacht door de Amerikaanse militairen en dat alles onder leiding van Amerikaanse generaals die eerder al in de VS zelf hun sporen hadden verdiend met het uitroeien van de Indianen. Wat altijd centraal staat in de politiek van landen die op de hegemonie uit zijn, werd nog eens helder geformuleerd door George Kennan, in 1948 hoofd van het Planningsbureau van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. In een destijds geheim intern beleidsstuk schreef hij:
Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts 6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden, zullen we niet in staat zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven… Om dat te doen, zullen we alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten; en moet onze aandacht overal geconcentreerd zijn op onze directe nationale doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is,
aldus de grondlegger van de westerse containment-politiek. De bekende Amerikaanse historicus, wijlen Howard Zinn, schreef in A Young People's History of the United States (2007) over de toenmalige elite:
These politicians and others believed that the United States had to open up other countries to American goods — even if those markets were not eager to buy. If factories and farms could sell their surplus production overseas, American companies would keep earning money, and the economy might avoid the crises that had sparked class war in the 1890s.
War was probably not a thought-out plan among most of the elite ruling classes. Instead, it grew naturally from two sources, capitalism and nationalism. Capitalism demanded more markets. Nationalism, the spirit of strong national pride, made people think that the United States had a right, or even a duty, to expand itself and to shape the affairs of other countries.
Stretching the United States' arm overseas was not a new idea. The war against Mexico had already carried the United States to the Pacific Ocean. Before that, in 1823, President James Monroe had produced the Monroe Doctrine. This statement made it clear that the United States claimed an interest in the politics of the entire Western Hemisphere — North, Central, and South America. It warned the nations of Europe not to meddle with countries in the America's.
The United States, however, didn't feel that it had to stay out of other countries' affairs. Between 1798 and 1895, the United States sent troops to other countries, or took an active role in their affairs, 103 times. In the 1850s, for example, the U.S. Navy used warships to force Japan to open its ports to American shipping.
At the end of the nineteenth century, many military men, politicians, and business men supported the idea of still more foreign involvement. A writer for the Washington Post said:
'A new consciousness seems to have come upon us — the consciousness of strength — and with it a new appetite, the yearning to show our strength… The taste of Empire is in the mouth of the people.'
Maar die ‘taste of empire’ is in de 21ste eeuw buitengewoon bitter geworden, te bitter om probleemloos door de massa te worden geslikt. De prijs om het ‘greater England’-imperium in stand te houden, is te hoog geweest. Het narcistisch exceptionalisme is onvoldoende gebleken om alles en iedereen gemobiliseerd te houden, een ontwikkeling die Mark Twain al meer dan een eeuw geleden voorzag, toen hij zichzelf een ‘anti-imperialist’ begon te noemen. Mythen zijn beperkt houdbaar, ook de mythe van superioriteit. Caldwell:
No one knows exactly when the myth of Anglo-Saxon superiority began. It doubtless goes back to the first Angles and Saxons, back to the very beginnings of Teutonic and Aryan peoples in the pre-history of the Asian steps. Whatever its origin, we know that the modern origin of this myth took shape in the nineteenth century as national conflicts raged between Germanic peoples east of the Rhine and Romantic peoples (Latijns sprekende volkeren. svh) in France. In the last thirty years of the nineteenth century when Franco-Prussian relations began to seriously deteriorate, this myth flourished as a result of the bitter polemic between France and Germany.
As the last decades of the century unfolded, ‘everywhere the Germanic/Romantic question was given national dimension.’ In England, the historian Francis Palgrave led the Romantic charge holding that the character of the British Isles had been unscathed by the Anglo-Saxon invasion and that the Norman invasion had further reinforced Romanic traditions in England. On the Germanic side of argument, Edward Freeman, Regius Professor of History at Oxford, argued that British political and social institutions owed their notable success to the Anglo-Saxon influence, which had come to dominate Romantic culture in Great Britain. Freeman published ‘Comparative Politics’ in 1873 proclaiming the superiority of the ‘Aryan nations’ in setting up ‘constitutional institutions.’
‘[I]n this mighty drama of European and Aryan history, three lands, three races, stand forth before all others, as those to whom, each in its own day, the mission has been given to be the rulers and teachers of the world… As the Aryan family of nations, as a whole, stands out above the other families of the word, so the Greek, the Roman, and the Teuton, each in its own turn, stands out above the other nations of the Aryan family.’
In dit opzicht verschillen Hitler en Churchill niet van elkaar, zo viel op te maken uit een artikel in de Britse Independent van donderdag 28 oktober 2010 met ondermeer de volgende informatie:
Churchill mistakenly believed that Aryans were white. He also ‘learned’ at school that Britain’s colonies were the superior ‘white’ man was conquering the primitive, dark-skinned natives, and bringing them the benefits of civilization. Later, as an MP (parlementslid. svh) he demanded a rolling program of more conquests, based on his belief that ‘the Aryan stock is bound to triumph.’ As soon as he could, Churchill charged off to take his part in ‘a lot of jolly little wars against barbarous peoples.’ He charged through imperial atrocities, defending each in turn. In the Swat valley, now part of Pakistan, he gladly took part in raids that laid waste to whole valleys, destroying houses and burning crops. He then sped off to help reconquer the Sudan, where he bragged that he personally shot at least three ‘savages.’ When concentration camps were built in South Africa, for white Boers, he said they produced ‘the minimum of suffering.’ The death toll was almost 28,000, and when at least 115,000 black Africans were likewise swept into British camps, where 14,000 died, he wrote only of his ‘irritation that Kaffirs [Niggers] should be allowed to fire on white men.’ Later, he boasted of his experiences there: ‘That was before war degenerated. It was great fun galloping about.’ As Colonial Secretary in the 1920s, he unleashed the notorious Black and Tan thugs on Ireland’s Catholic civilians. When the Kurds rebelled against British rule, he said: ‘I am strongly in favor of using poisoned gas against uncivilized tribes…[It] would spread a lively terror.’ When Mahatma Gandhi launched his campaign of peaceful resistance, Churchill raged that he ‘ought to be lain bound hand and foot at the gates of Delhi, and then trampled on by an enormous elephant with the new Viceroy seated on its back.’ As the resistance swelled, he announced: ‘I hate Indians. They are a beastly people with a beastly religion.’ This hatred killed.
In 1943 a famine broke out in Bengal, caused — as the Nobel Prize-winning economist Amartya Sen has proved – by the imperial policies of the British. Up to 3 million people starved to death while British officials begged Churchill to direct food supplies to the region. He bluntly refused. He raged that it was their own fault for ‘breeding like rabbits.’ At other times, he said the plague was ‘merrily’ culling (slachten. svh) the population.
Skeletal, half-dead people were streaming into the cities and dying on the streets, but Churchill — to the astonishment of his staff — had only jeers for them. This rather undermines the claims that Churchill’s imperialism was motivated only by an altruistic desire to elevate the putatively lower races.
The NSDAP (‘Nazis’), fought a war that lasted a few years. Churchill’s horrors spanned decades. Hitler’s Germany fought a war on two West Asian (‘European’) fronts. Churchill’s England’s atrocities spanned 3 continents. There really is no comparison. The Prime Minister meets with the monarch regularly, so the King and later Queen obviously approved and encouraged these activities. England is incomparably worse than the worse you’ve heard about Nazi Germany.
Desalniettemin bezocht ‘de populairste geschiedenisleraar van het land’ Geert Mak, voor een televisieprogramma van ‘presentator Paul Rosenmöller’ het ‘War Cabinet in Londen van waaruit Churchill in de Tweede Wereldoorlog de strijd tegen de Duitsers leidde,’ één van de ‘plekken die belangrijk zijn voor’ hem als 'schrijver' zijn. 'Mak verklaarde altijd gefascineerd te zijn geweest door Churchill. "Als deze man er destijds niet was geweest, dan hadden we nu waarschijnlijk onder een kleinzoon van Goebels gezeten,"'
waarmee mijn oude vriend nogmaals zijn minachting voor het leed van gekleurde volkeren onderstreepte, zonder dat de Groen-Linkse Rosenmöller ervan opkeek. Voor Mak was relevanter dat Churchill een ‘bijzonder karakter’ bezat en ‘ruig en romantisch’ was, zoals hij in zijn veelgeprezen boek In Europa (2004) schreef. In zijn bestseller Reizen zonder John (2012) liet hij de lezer tevens weten dat Churchill moet worden gezien als één van de ‘grote helden’ in de geschiedenis, een ‘romantisch-intellectueel-man-van-de-daad-schrijver-beroepspolitcus,’ zo citeert Mak de historicus Paul Johnson, die een biografie/hagiografie schreef over de Britse oorlogsleider, die net als Hitler van oordeel was dat ‘the Aryan stock is bound to triumph.’ Al Mak’s kwalificaties demonstreren hoe nog steeds de eigen grootschalige terreur door de witte mainstream wordt bewonderd. Nu duidelijk is welke context Mak verzwijgt in zijn Reader’s Digest-versie van de geschiedenis, keer ik terug naar professor Freeman, die, zo zet Wilber Caldwell uiteen, ‘zealously promoted his theories of Anglo-Saxon superiority in an American lecture tour in 1881-2, finding an eager audience in a United States.’ Caldwell voegt hieraan toe:
However, it was not only the English connection that proved the most influential in spreading theories of Aryan, Teutonic, and specifically Anglo-Saxon superiority in America. In the last decades of the nineteenth century, new emphasis and techniques were propelling the study of history to the intellectual forefront in the West, and German scholars were among the first to develop improved methods of historical analysis and advanced techniques in the handling of source materials. Virtually all the prominent American historians of the era studied in Germany. They returned to America with improved German historigraphical methodology and, in many cases, with the Anglo-Saxon superiority myth in tow. Notable in this list is Henry Adams at Harvard, John Burgess at Columbia, Andrew White at Cornell, Charles Adams at the University of Michigan, and Herbert Baxter Adams at Johns Hopkins, who attributed the birth of the principles of individualism and federalism to the tribal system of the Anglo-Saxons. ‘Montesquieu's winged phrase “freedom came from the German forests” acquired a new ring on Adams lips.’ Or as the American historian John Fiske put it in 1885: ‘In the deepest and widest sense, our American history does not begin with the Declaration of Independence, or even with the settlements at Jamestown and Plymouth; but it descends in unbroken continuity from the days when the stout Arminius (Germaanse veldheer, die als aanvoerder van Germaanse stammen, de Romeinen wisten terug te dringen van de Elbe naar de Rijn. svh) in the forests of Northern Germany successfully defied the might of Imperial Rome.
However, the notion that American superiority was born in the forests of Europe ran counter to purely American egoisms. To answer this objection, a new more distinctly American version of the Anglo-Saxon superiority myth emerged. The new myth acknowledged the innate superiority of the Anglo-Saxon peoples who represented the American majority, but it held that in the course of the American experience, this race's dominate superior traits had been watered down by time and by mixing with the other races and cultures that made up the American minorities. In the new myth, it was the American frontier experience that augmented, re-energized, and re-released the dominant Anglo-Saxon supremacy of the American people.
As the theory of Anglo-Saxon superiority gained momentum in America, it was attached to more than just the success of her social and political institutions. Before long it was thought that the unparalleled wit and adaptively Anglo-Saxon leadership also led America to superior economic achievement. As Edward N. Saveth (Amerikaanse hoogleraar geschiedenis. svh) put it:
‘The conception of individual liberty, local self-government, freedom from external control which the new historical school claimed to have discovered in the German forests not only provided a basis for the American national character but contributed additional support to a strongly developed philosophy of laissez-faire.... The last stage in the evolution of the heroic Teuton was as the captain of industry, bringing the benefits of ‘political organization' to inferior races and resisting the attempts of non-Aryans to fetter (ketenen. svh) his individuality with the chains of socialism.’
Bij het propageren van de mythe dat het Arische/Angelsaksische ras superieur is, zijn sinds de negentiende eeuw zowel de mainstream-media als een niet gering aantal menswetenschappers onmisbaar geweest. Zij zien er nog steeds op toe dat de werkelijkheid ondergeschikt blijft aan de ideologie. Het christelijke manicheïsme speelt daarbij, zelfs voor de geseculariseerden, een centrale rol. In 1740 attendeerde de Verlichtingsfilosoof David Hume in A Treatise on Human Nature zijn lezers erop dat:
[w]hen our own nation is at war with any other, we detest them under the character of cruel, perfidious, unjust and violent: But always esteem ourselves and allies equitable, moderate, and merciful. If the general of our enemies be successful, it is with difficulty we allow him the figure and character of a man. He is a sorcerer: He has a communication with daemons; as is reported of Oliver Cromwell, and the Duke of Luxembourg: He is bloody-minded, and takes a pleasure in death and destruction. But if the success be on our side, our commander has all the opposite good qualities, and is a pattern of virtue, as well as of courage and conduct. His treachery we call policy: His cruelty is an evil inseparable from war. In short, every one of his faults we either endeavor to extenuate, or dignify it with the name of that virtue, which approached it. It is evident the same method of thinking runs through common life.
Een recent voorbeeld hiervan is het feit dat de voltallige westerse mainstream-pers zich achter de VS schaart zodra het om de Russische Federatie handelt, die de hele tijd door wordt aangeduid als ‘Poetin,’ zoals de Amerikaanse kiesgerechtigden die op de huidige president hebben gestemd worden aangeduid als ‘Trump.’ De commerciële massamedia hebben geleerd dat het demoniseren van één persoon doorgaans effectiever werkt, dan het criminaliseren van een grote groep mensen. En daarom verspreidt Stephan Sanders in het weekblad van de polder-intelligentsia de leugen dat ‘Trump’ de ‘Russische leider’ heeft ‘geprezen,’ vanwege ‘zijn eh… autoritaire leiderschap.’ Twee vliegen in ‘eh…’ één klap. Op zijn beurt beschuldigde opiniemaker Geert Mak 'meneer Poetin’ van ‘landjepik,' waardoor de Russische president 'Europa [dwingt] om meer aan defensie uit te geven.’ En hoewel hij in mei 2014 nog met grote stelligheid verkondigde ‘Oekraïne is een wake-up call,’ stelde de nationale ‘chroniqueuer’ uit Bartlehiem nog geen twee jaar later met evenveel stelligheid dat ‘[a]ls president van Rusland Poetin zich niet [kon] permitteren niet op het verlies van de Krim te reageren. Als je nog maar een middag de geschiedenis van Rusland en Oekraïne bestudeert, snap je dat. Er is veel te lichthartig met dat probleem omgesprongen.’ Ik had het niet beter kunnen formuleren: inderdaad, een middagje de geschiedenis bestuderen en mijn oude vriend had twee jaar eerder beter geweten, maar omdat een modale opiniemaker nu eenmaal opinies moet maken over van alles en nog wat heeft hij in dit razendsnelle tijdperk domweg geen gelegenheid om zich in een onderwerp te verdiepen. En dus doet hij wat alle anderen ook doen, namelijk poseren, doen alsof hij een deskundige is, ongeacht de consequenties van zijn gezwets. Hetzelfde gaat op voor NRC-columnist Bas Heijne zodra ook hij deelneemt aan de anti-Rusland hetze. Opiniemakers kunnen niet anders, een niet aflatend gebabbel is de overlevingsstrategie van de broodschrijver. De vooraanstaande oud-correspondent van The New York Times, Chris Hedges, waarschuwde in zijn boek boek War Is A Force That Gives Us Meaning (2003):
We are quick to accept the facile and mendacious ideological veneer that is wrapped like a mantle around the shoulders of those who prosecute war… We demonize the enemy so that our opponent is no longer human. We view ourselves, our people, as the embodiment of absolute goodness. Our enemies invert our view of the world to justify their own cruelty. In most mythic wars this is the case. Each side reduces the other to objects — eventually in the form of corpses.
‘Force,’ Simone Wil wrote, ‘is as pitiless to the man who possesses it, or thinks he does, as it is to its victim; the second it crushes, the first it intoxicates.’
Het is daarnaast opvallend hoe bedwelmd opiniemakers van hun eigen woorden kunnen worden, niet zelden raken ze zo in trance van hun opgewonden beweringen dat ze totaal niet door hebben dat de logica eraan ontbreekt. Het meest absurde voorbeeld daarvan blijft voor mij het advies uit 2003 van de NRC-redactie om deel te nemen aan de agressieoorlog tegen Irak, terwijl zij tegelijkertijd meedeelde dat er geen ‘casus belli’ hiervoor bestond. En Bas Heijne blijft deze misdaad verzwijgen, terwijl hij toch al geruime tijd pretendeert een toegewijd verdediger te zijn van de ‘Verlichtingsidealen.’ Ook door de ‘conspiracy of silence’ kan de mythe dat grootscheeps NAVO-geweld zinvol is, in stand worden gehouden. Hedges, die vijftien jaar lang vanuit oorlogsgebieden berichtte, spreekt uit ervaring wanneer hij benadrukt:
The chief institutions that disseminate the myth are the press and the state. The press has been culpable since the telegraph made possible the modern war correspondent. And starting with the Crimean War, when the first dispatches were fed by newly minted war correspondents in real time, nearly every reporter has seen his or her mission as sustaining civilian and army morale. The advent of photography and film did little to alter the incentive to boost morale, for the lie in war is almost always the lie of omission. The blunders and senseless slaughter by our generals, the execution of prisoners and innocents, and the horror of wounds are rarely disclosed, at least during a mythic war, to the public. Only when the myth is punctured, as it eventually was in Vietnam, does the press begin to report in sensory rather than a mythic manner. But even then it is reacting to a public that has changed its perception of war. The press usually does not lead.
Bovendien zijn er ‘many intellectuals willing to champion and defend absurd theories for nationalist ends,’ zoals talloze Nederlandse academici aantonen, zonder dat zij zich rekenschap ervan geven dat ‘[m]odern war is directed primarily against civilians,’ zoals Hedges terecht opmerkt. De Franse filosofe Simone Weil had gelijk te stellen dat ‘[t]he man who does not wear the armor of the lie cannot experience force without being touched by it to the very soul.’ Keer op keer laten de massamedia zien dat door het verkrachten van de taal oorlog aanvaardbaar wordt gemaakt. Daarentegen geldt dat de ‘myth of war rarely endures for those who experience combat. War is messy, confusing, sullied by raw brutality and an elephantine fear that grabs us like a massive bouncer who comes up from behind.’ Ondertussen is men, aldus Hedges, ‘hostage to a vast and powerful military-industrial complex that exports more weapons than all other nations combined,’ terwijl tegelijkertijd ‘soldiers who kill innocents pay a tremendous personal emotional and spiritual price. But within the universe of total war, equipped with weapons that can kill hundreds or thousands of people in seconds, soldiers only have time to reflect later. By then these soldiers often have been discarded, left as broken men in a civilian society that does not understand them and does not want to understand them.’
Daarnaast bestaat er nog een ander belangrijk aspect. In de essaybundel The Short American Century. A Postmortem (2012) zet in dit verband de Amerikaanse hoogleraar Nikhil Pal Singh uiteen:
To some, the election of the nation's first black president, Barack Obama, in 2008, served to refurbish America's image and standing in the world, bringing ideals and practices supposedly wrenched apart back into alignment. Yet note the irony: Obama, whose rise was scripted as a fulfillment of civil rights teleology, has not only seen his nationality and birthright widely questioned but has also been tasked with curing the ailments of an empire that still cannot speak its name. The color line, in short, still shadows and indexes American global power.
When Martin Luther King Jr. in his fateful final year described racism, materialism and militarism’ as America's interrelated flaws, he was under no illusions about the distinction between democratic development and imperial policy. King viewed the Vietnam War as a continuation of colonialism by other names, thwarting popular democratic aspirations at home and around the world. Written after 9/11, a new preface to ‘Dreams from My Father’ illustrates Obama’s own complex experiences of the world, hearkening back to this moment, as well as to the Afro-diasporic and postcolonial sensibilities of Du Bois’s earlier pronouncement (W.E.B. Du Bois, 1868-1963, was een invloedrijke zwarte Amerikaanse academicus die als één van de eerste burgerrechtenactivisten voor de belangen van zwarten opkwam. svh). The conflict between ‘worlds of plenty and worlds of want,’ Obama writes arrestingly, ‘twists the lives of children on the streets of Jakarta or Nairobi in much the same way as it does the lives of the children on the South Side of Chicago.’ Failing to comprehend this dynamic, the powerful needlessly intensify a destructive spiral with their ‘dull complacency… unthinking applications of force… longer prison sentences and more sophisticated military hardware.’ Here, Asia, Africa, and black Chicago are transnational coordinates linked by shared agonies and common dreams in a world bound and divided by ever more entrenched material inequalities. Criticizing dominant responses to ensuing social and political crises that privilege force and violence, this pre-presidential Obama recognizes that questions of security cannot be easily parceled into foreign and domestic compartments. A reflexive emphasis upon military and police power, moreover, has not only failed to chief security abroad but is here implicitly associated with the rise of a sprawling U.S. prison complex vastly overpopulated by black citizens.
Bas Heijne mag dan wel namens ‘de politiek-literaire elite’ in de polder blijven spreken van ‘de immer onkreukbare Barack Obama,’ maar zijn volharding in een leugen vloeit voort uit het feit dat hij absoluut niet arm is, een witte huidskleur heeft, een buitenstaander is, en bovendien ook nog eens een woordvoerder is van de witte westerse elite. Wanneer men daarentegen de kritiek leest van zwarte Amerikaanse intellectuelen als bijvoorbeeld de insider Glen Ford, ‘executive editor’ van het goed geïnformeerde Black Agenda Report, dan krijgt men een volstrekt ander verhaal. Op vrijdag 18 november 2016 liet hij het volgende weten:
As a revolutionary Black nationalist whose socialism predates my facial hairs, I have no problem saying Donald Trump is not my president. Neither is the current occupant of the White House, nor were any of the Democrats, Republicans and Whigs that preceded him.
On a chilly November day in 2009 a newly-created coalition, of which I was a co-founder, marched on the White House to denounce and renounce Barack Obama as a tool of white supremacy and the imperial war machine. ‘Obama, Obama, you can’t hide — We charge you with genocide,’ we shouted, indicting the First Black President for the crimes he was busily committing in service to his masters on Wall Street. The Black is Back Coalition for Social Justice, Peace and Reparations had been formed less than two months before, largely to demonstrate that not all Black people were bamboozled by the slick corporate politician from Chicago, elected one year earlier in the nation’s first billion dollar presidential campaign. As the Coalition’s founding press release stated:
‘Black and Brown people continue to suffer the brunt of un/under-employment and predatory loan scandal crises. Military spending under Obama has increased as have the warfare this nation continues to export to Iraq, Afghanistan, Pakistan, Venezuela and Colombia. Mass incarceration, police brutality and political imprisonment remain rampant… The Black is Back Coalition warned of the ‘traps set by Obama’s so-called “post-racial” politics that perpetuates the same oppressive militarist agenda well known during the Bush regime.’
To paraphrase Fidel Castro, history has vindicated us. Obama mobilized NATO air forces and jihadist proxies to destroy Libya, which had previously enjoyed the highest living standard in Africa. He redeployed these same al Qaida terrorists to Syria, killing 400,000 people, displacing half the surviving population and bringing the U.S. to the very brink of nuclear war with Russia. This so-called ‘Son of Africa’ has effectively occupied most of the continent through a U.S. Military Command (AFRICOM) that was less than a year old when Obama was sworn into office. The African Union provides diplomatic cover for the CIA-run ‘peace keeping’ mission in Somalia, while U.S. conventional forces have infiltrated the militaries of all but two African nations. The holdouts, Eritrea and Zimbabwe, are under constant threat of regime change. Obama joined George Bush and Bill Clinton in perpetuating the 20 year-long slaughter in the Democratic Republic of Congo that has claimed more than six million lives, the worst genocide since World War Two (‘Obama, Obama, you can’t hide, We charge you with genocide!’)
With the eager assistance of Secretary of State Hillary Clinton, Obama baldly abetted a Nazi-spearheaded coup against the elected government in Ukraine—and then blamed Moscow when Russian-speaking Ukrainians resisted, provoking a ‘New Cold War’ that could turn hot in an instant. At the same time, Obama ‘pivoted’ to militarily confront China, whose economy is already, by some measures, larger than the U.S. The jihadist war in Syria should also be seen as a theater of imperialism’s last ditch offensive to encircle ‘Eurasia’ in hopes of preserving U.S.-based multinational corporate domination of a ‘rigged’ system of dollar-based world trade.
Just as the Black is Back Coalition warned, Barack Obama was the Black face of imperialism — a change of color without a difference. He tried to hand off the controls to Hillary Clinton, who got six million votes less than he did, and lost.
Back in 2007, when Obama and Clinton were pretending to be ideological opponents — as cookie-cutter corporate Democrats often do—we at Black Agenda Report wrote that ‘There’s not a dime’s worth of difference’ between the two. Every decent, peace-loving person on Earth should be glad to be rid of both of them. Humanity would probably not survive another year of either one.
Donald Trump is also a danger to humanity, like every other U.S. chief executive since Truman nuked Hiroshima and Nagasaki. If words mean anything, Trump starts off posing less of a doomsday international menace, since he claims to want to establish talking, rather than shouting, threatening, nuke-rattling relations with Russia and China, while Clinton’s version of ‘reset’ was an armed confrontation with Russia over the skies of Syria. Of course, all that could quickly change. Trump may be a ‘party of one’ among Republicans in Congress and even in his own cabinet.
For those who fear Trump’s ‘fascism,’ the threat level depends on how he uses the arsenal of repressive tools bequeathed to him by the Obama administration. These legal, infrastructural and technological instruments of the national security state are fascist in their intent; they were made for the purpose of tracking, disorganizing, neutralizing and locking up dissidents, and disinforming the public at large. Thus, President Obama and his predecessors were fascist-minded, whether you call their administrations operatively fascist or not. The Obama administration would not have pushed a bill through Congress allowing the U.S. military to detain American citizens without trial or charge if he had not anticipated using it. He would not have feverishly upgraded an omnipresent national and global surveillance apparatus if he did not anticipate putting it to the task of martial rule. Fascist-minded is all that can be said of Trump, at this point, as well.
In hetzelfde Black Agenda Report wees de zwarte politiek commentator Jon Reynolds erop dat:
If Hillary had won, the drone strikes would have continued. The wars would have continued. The spying would continue. Whistleblowers would continue being prosecuted and hunted down. And minorities would continue bearing the brunt of these policies, both in the US and across the world. The difference is that in such a scenario, Democrats, if the last eight years are any indication, would remain silent — as they did under Obama — offering bare minimum concern and vilifying anyone attacking their beloved president as some sort of hater. Cities across the US would remain free of protests, and for another 4-8 years, Democrats would continue doing absolutely nothing to end the same horrifying policies now promoted by a Republican.
De zwarte auteur Solomon Comissiong vatte het allemaal als volgt samen:
Supporters of Barack Obama, and liberals in general, are disingenuous frauds. They had no issues protesting the likes of the amoral warmongering George W. Bush or the racist xenophobe, Donald J. Trump, however when it comes to Barack Obama they can find no reason to protest his mass murdering escapades. Obama supporters were recently nostalgic and teary eyed after he gave his last major speech as president of the United States, yet can find little reason to shed tears over the masses of civilians who were destroyed directly as a result of Obama’s policies. Where were the emotions and tears when men, women and children were getting blown to bits by USA drone attacks, indiscriminate air strikes and bombs? […] Those who protested the racist and xenophobic Trump, but not Obama or Clinton, are nothing more that disingenuous frauds and amoral cowards.
Woensdag 4 januari 2017 concludeerde Glen Ford tenslotte:
In decadence and decline, the U,S. has produced two strong strains of fascism that now vie for supremacy. The First Black President, now outgoing, represents the ‘cosmopolitan, global obsessed’ variety of fascist. Donald Trump hails from an older fascist strain, ‘crude and petty, too ugly for global prime time.’ At this stage in history, the two corporate parties seem incapable of producing anything other than fascists of one kind or the other.
The merciless downsizing of the American worker is a central element of Obama’s legacy.
Barack Obama was a savior — of a drowning ruling class. Under his administration, Wall Street rose from near-death to new heights of speculative frenzy, awash in capital brutally extracted from the vanishing assets and past and future earnings of the vast majority of the population, or gifted in the form of trillions in free money at corporate-only Federal Reserve windows. The Big Casino, reduced to a rubble of its own contradictions in 2008, ushered in the New Year just shy of the once-fantastical 20,000 mark. Analysts credited Donald Trump’s victory for the bankers’ bacchanal, but it was Obama who made the party possible by overseeing the restructuring of the U.S. economy to accommodate and encourage the hyper-consolidation of capital — another way to describe the deliberate deepening of economic (and political) inequality. Having accomplished the mission assigned him by Wall Street in return for record-breaking contributions to his first campaign, Obama is said to be angling for a hot-money squat in Silicon Valley, the super-rich sector that was most supportive of his presidency,
zoals eerder al de tot het neoliberalisme bekeerde voormalige socialist Wim Kok, na zijn premierschap, beloond werd met commissariaten, ondermeer bij de ING-bank.
De wrange ironie is dat onder Obama de zwarten door politie en justitie zo vogelvrij waren verklaard dat de zwarte gemeenschap in de VS zich genoodzaakt zag om de nationale organisatie Black Lives Matter op te richten. Ondanks al deze feiten blijft opiniemaker Bas Heijne volhouden dat Obama ‘de immer onkreukbare’ politicus was. De reden van deze dwaasheid is simpelweg dat de NRC-columnist -- volgens de P.C. Hooftprijs-jury -- ‘een vernieuwende impuls aan wat literatuur in maatschappelijke zin betekenen kan,’ waarbij geldt dat ‘[v]ooral de vorm waarin hij dat doet is bijzonder. Hij schrijft als een denker én denkt als een lezer,’ hetgeen nog eens onderstreept hoe ver de petite bourgeoisie in de polder van de werkelijkheid is afgedreven. Makkelijk te weerleggen nonsens wordt hier geprezen als ‘denken.’ Dat Obama zijn verkiezingsbeloften niet nakwam, is in Nederland een teken van onkreukbaarheid, en deze kwalificatie is op haar beurt weer een voorbeeld van het feit dat journalist Bas ‘schrijft als een denker.’ Dit alles geeft een aardig inkijkje in het Nederlandse intellectuele wereldje, of beter gesteld, datgene wat er voor doorgaat, te weten veel witte mannen die inmiddels de midlife-crisis zijn gepasseerd, en van wie het gelaat even opblazen is als hun teksten. Daarom opnieuw een zwarte Amerikaanse intellectueel, de alom gerespecteerde hoogleraar aan ondermeer Yale-, Harvard- en Princeton University, Cornel West, die in de Britse Guardian van 9 januari 2017 het volgende verklaarde:
The age of Barack Obama may have been our last chance to break from our neoliberal soulcraft. We are rooted in market-driven brands that shun integrity and profit-driven policies that trump public goods. Our ‘post-integrity’ and ‘post-truth’ world is suffocated by entertaining brands and money-making activities that have little or nothing to do with truth, integrity or the long-term survival of the planet. We are witnessing the postmodern version of the full-scale gangsterization of the world.
The reign of Obama did not produce the nightmare of Donald Trump — but it did contribute to it. And those Obama cheerleaders who refused to make him accountable bear some responsibility.
A few of us begged and pleaded with Obama to break with the Wall Street priorities and bail out Main Street. But he followed the advice of his ‘smart’ neoliberal advisers to bail out Wall Street. In March 2009, Obama met with Wall Street leaders. He proclaimed: I stand between you and the pitchforks. I am on your side and I will protect you, he promised them. And not one Wall Street criminal executive went to jail.
We called for the accountability of US torturers of innocent Muslims and the transparency of US drone strikes killing innocent civilians. Obama’s administration told us no civilians had been killed. And then we were told a few had been killed. And then told maybe 65 or so had been killed. Yet when an American civilian, Warren Weinstein, was killed in 2015 there was an immediate press conference with deep apologies and financial compensation. And today we still don’t know how many have had their lives taken away.
We hit the streets again with Black Lives Matter and other groups and went to jail for protesting against police killing black youth. We protested when the Israeli Defense Forces killed more than 2,000 Palestinians (including 550 children) in 50 days. Yet Obama replied with words about the difficult plight of police officers, department investigations (with no police going to jail) and the additional $225 million in financial support of the Israeli army. Obama said not a mumbling word about the dead Palestinian children but he did call Baltimore black youth ‘criminals and thugs.’
In addition, Obama’s education policy unleashed more market forces that closed hundreds of public schools for charter ones. The top 1% got nearly two-thirds of the income growth in eight years even as child poverty, especially black child poverty, remained astronomical. Labor insurgencies in Wisconsin, Seattle and Chicago (vigorously opposed by Mayor Rahm Emanuel, a close confidant of Obama) (en zoon van een zionistische terrorist. svh) were passed over in silence.
In 2009, Obama called New York City mayor Michael Bloomberg an ‘outstanding mayor.’ Yet he overlooked the fact that more than 4 million people were stopped-and-frisked under Bloomberg’s watch. Along with Carl Dix and others, I sat in a jail two years later for protesting these very same policies that Obama ignored when praising Bloomberg.
Yet the mainstream media and academia failed to highlight these painful truths linked to Obama. Instead, most well-paid pundits on TV and radio celebrated the Obama brand. And most black spokespeople shamelessly defended Obama’s silences and crimes in the name of racial symbolism and their own careerism. How hypocritical to see them now speak truth to white power when most went mute in the face of black power. Their moral authority is weak and their newfound militancy is shallow.
The gross killing of US citizens with no due process after direct orders from Obama was cast aside by neoliberal supporters of all colors. And Edward Snowden, Chelsea Manning, Jeffrey Sterling and other truth-tellers were demonized just as the crimes they exposed were hardly mentioned.
The president’s greatest legislative achievement was to provide healthcare for over 25 million citizens, even as another 20 million are still uncovered. But it remained a market-based policy, created by the conservative Heritage Foundation and first pioneered by Mitt Romney in Massachusetts.
Obama’s lack of courage to confront Wall Street criminals and his lapse of character in ordering drone strikes unintentionally led to rightwing populist revolts at home and ugly Islamic fascist rebellions in the Middle East. And as deporter-in-chief — nearly 2.5 million immigrants were deported under his watch — Obama policies prefigure Trump’s barbaric plans.
Bernie Sanders gallantly tried to generate a leftwing populism but he was crushed by Clinton and Obama in the unfair Democratic party primaries. So now we find ourselves entering a neofascist era: a neoliberal economy on steroids, a reactionary repressive attitude toward domestic ‘aliens,’ a militaristic cabinet eager for war and in denial of global warming. All the while, we are seeing a wholesale eclipse of truth and integrity in the name of the Trump brand, facilitated by the profit-hungry corporate media.
What a sad legacy for our hope and change candidate — even as we warriors go down swinging in the fading names of truth and justice.
De feiten demonstreren het morele failliet van praatjesmakers als Bas Heijne. De enige functie die hij heeft, is die van een windvaan, die aangeeft uit welke hoek de wind nu weer waait. Volgende keer meer over de corrupte polder-elite.
Bas Heijne vanaf de kansel: 'Duider des Vaderlands,' 'Neerlands Hoop in Bange Dagen.'
2 opmerkingen:
Democracy Now ,just another MSM ,or worse: more subtle ........"Camouflaged with the trappings of critical, independent journalism, “Democracy Now” serves to sow powerful seeds of misinformation in a way that the “compromised” mainstream media cannot.”
Democracy Now! Criminal Cheerleaders for US-NATO-GCC’s Perpetual Conflict and Bloodshed in Syria
"Democracy Now! may have started life as an “independent” news source but its absorption into the foundation funded corporate media league happened long ago. "
http://21stcenturywire.com/2016/11/26/democracy-now-criminal-cheerleaders-for-perpetual-conflict-and-bloodshed-in-syria/
FLASHBACK: DEMOCRACY NOW! SHOW FUNDER CENSORS ANTI-WAR JOURNALIST JOHN PILGER
"According to the Lannan Foundation’s Form 990 financial filing for 2008, Amy Goodman’s Democracy Now! Productions was given three grants, totaling $375,000"
"The Lannan Foundation in Santa Fe, New Mexico, believes in free speech. The foundation’s website says it is `dedicated to cultural freedom, diversity and creativity’. "
"But the Lannan Foundation apparently doesn’t want to allow anti-war journalists who criticize the Democratic Obama Administration’s failure to end the endless U.S. military intervention in Iraq-Afghanistan-Pakistan-Libya-Yemen-Somalia to speak too freely in the United States these days, as indicated by Australian anti-war journalist and anti-war filmmaker John Pilger’s recent experience with Democracy Now!‘s foundation funder."
John Pilger:“The reaction to the Lannan ban has been illuminating. The brave, like the great whistleblower Daniel Ellsberg, were appalled and said so. Similarly, many ordinary Americans called into radio stations and have written to me, recognising a symptom of far greater suppression. But some exalted liberal voices have been affronted that I dared whisper the word, censorship, about such a beacon of `cultural freedom’. The embarrassment of those who wish to point both ways is palpable. Others have pulled down the shutters and said nothing. Given their patron’s ruthless show of power, it is understandable. For them, the Russian dissident poet Yevgeny Yevtushenko once wrote, `When truth is replaced by silence, the silence is a lie.’
http://www.wrongkindofgreen.org/2015/03/24/flashback-democracy-now-show-funder-censors-anti-war-journalist-john-pilger/
The ‘White Helmets’ Controversy
"And, this love-fest is not just confined to establishment media. DEMOCRACY NOW ran a puff piece interview with the White Helmet infomercial directors. THE INTERCEPT published an uncritical promotion of the “White Helmets” and the group’s controversial leader. CODEPINK recommended the Netflix movie (though after receiving criticism about the endorsement, the anti-war group removed it)."
https://consortiumnews.com/2016/10/23/the-white-helmets-controversy/
Een reactie posten