De NRC:
Extreem geweld Indië schuld van hoogste gezag
Historisch onderzoek
Nederlandse militairen gebruikten structureel geweld in Nederlands-Indië. Dat is te wijten aan de drie hoogste gezagsdragers, blijkt uit nieuw historisch onderzoek.
De drie hoogste vertegenwoordigers van het gezag in Nederlands-Indië waren samen verantwoordelijk voor het Nederlandse extreme geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, van 1945 tot 1949. Het gaat om de legercommandant Simon Spoor, de hoogste bestuursambtenaar Huib van Mook en justitieel topambtenaar Henk Felderhof. Dat blijkt uit het proefschrift van de Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach dat deze donderdag is verschenen. Het drietal zette volgens Limpach aan tot „een militair ‘pokerspel’, met de inzet van tienduizenden Indonesische en Nederlandse levens”. Het uitspelen van dit militaire spel door de bestuurlijke kopstukken, werd niet eerder blootgelegd.
Vorig jaar werd al bekend dat het extreme geweld van de Nederlandse troepen structureel van aard was, zoals bleek uit het onderzoek van Limpach: het was wijdverbreid en in de militaire structuur verankerd. Nu legt Limpach een coalitie van daderschap bloot binnen de krijgsmacht en het burgerbestuur, dat in alle geledingen doorwerkte. Die conclusie is in tegenspraak met het regeringsstandpunt, volgend op de Excessennota uit 1969, dat stelt dat het om incidentele ontsporingen ging van individuele militairen.
Lees ook het interview met historicus Rémy Limpach: Moorden en martelingen verdoezelen was ‘gewoon beleid’
Onhaalbare militaire doelen
Limpach baseerde zich op archieven van de procureur-generaal, de algemene secretarie, juristen Van Rij en Stam en bestuursambtenaren, maar ook op 885 brieven van veteranen uit het archief van voormalig actualiteitenprogramma Achter het Nieuws (VARA). Dat ontving veel brieven in reactie op de uitzending van Indiëveteraan Joop Hueting, die in 1969 uit de school klapte over het structurele geweld.
Uit het onderzoek blijkt dat legercommandant Spoor, die 200.000 manschappen onder zich had, onhaalbare militaire doelen stelde. Hij nam de inzet van extreem geweld daarbij op de koop toe, aldus Limpach. De verantwoordelijkheid voor gebiedsbeheersing werd als „een hete aardappel van boven naar beneden doorgegeven”. Dat kwam in de praktijk neer op eigenmachtig optreden van commandanten en op orders die bewust ‘vaag’ werden gehouden. Een bekend voorbeeld is de massamoord op Zuid-Celebes onder leiding van de beruchte kapitein Raymond Westerling, die van de legerleiding carte blanche kreeg. „Deze misdaden werden door de autoriteiten verhuld, de controle ontbrak en de preventie faalde.”
Koloniale trojka
De ‘koloniale trojka’ bestond daarnaast uit de hoogste bestuursambtenaar, gouverneur-generaal Van Mook, die volgens de historicus „voor zijn beleid over lijken” ging, en procureur-generaal Felderhof. Die laatste droeg beslissend bij aan het militair-juridisch afschermen van de troepen. In het geval van de massamoord in het West-Javaanse dorp Rawagadeh in 1947 vond Felderhof het aanvaardbaar dat militairen hun toevlucht namen tot buitengerechtelijke executies.
De eindverantwoordelijkheid lag in Den Haag. De regering van PvdA en KVP onder Schermerhorn nam de beslissing tot mobilisering van de troepen en de volgende kabinetten zetten dat voort.
Limpach:
„De regering in Den Haag had de taak toezicht te houden op de hoogste leiders in Batavia, waarin zij niet alleen tekortschoot vanwege de grote afstand, maar ook door duidelijke onwil.”
1 opmerking:
''De verantwoordelijkheid voor gebiedsbeheersing werd als „een hete aardappel van boven naar beneden.
doorgegeven”. ''
Ik vermoed dat hiermee bedoeld wordt dat, wat we tegenwoordig het creëren van plausible deniability zouden noemen.
Een reactie posten