Zomergasten 2016 | Dyab Abou Jahjah
31
RECENSIE - Ondanks dat presentator Thomas Erdbrink als een stuiterbal door het gesprek heen kaatste, maakte de gast deze eerste Zomergasten 2016 toch alleszins onderhoudend.
Dat een interviewprogramma geen aangever in optima forma behoeft om toch onderhoudend te zijn, heeft Thomas Erdbrink in zijn vuurdoop als presentator van het programma Zomergasten wel bewezen.
‘Onze’ man uit Iran stuiterde als een kwispeldolle terriër met ADHD en te weinig tijd van de hak op de tak en van het ene onderwerp naar het andere, daarbij zijn Zomergast voortdurend in de rede vallend met tussenwerpingen en premature vragen over iets dat later nog aan de orde zou komen.
Voortaan beter luisteren, Erdbrink
Goed interviewen is ook luisteren, maar Erdbrink was vooral bezig met alle vragen die hij zich voorgenomen had te stellen. Tot driemaal toe begon Abou Jahjah over zijn Werdegang ten aanzien van religie – en tot driemaal toe viel Erdbrink hem in de rede:
‘Vertel eerst eens iets over je achtergrond als tiener in Libanon. Hoe ging dat bij jullie thuis? Uit wat voor gezin kwam je?’‘Geloof, ja, maar, zeg, vertel eerst eens iets over je dochter. Hoe voedt je die eigenlijk op? Je vrouw is gelovig, jij niet zeg je, hoe doen jullie dat?’‘Daar hebben we het straks over. Nu eerst een fragment.’
What the fucking fuck? Je gast, die als voorman van de AEL jarenlang een politiek programma heeft voorgestaan waarin Arabische en islamitische identiteit met elkaar verweven waren, en die zelfs nog de (invoering van de) sjaria met verve heeft verdedigd, wil juist gaan vertellen hoe ‘ie als tiener eerst tot geloof is gekomen, zich vervolgens van de weeromstuit tot het atheïsme bekeerde en uiteindelijk door het leven gaat als agnost en ietsist (met een forse dosis wantrouwen jegens georganiseerde religie), en dan laat je ‘m niet even uitpraten om daarop dóór te vragen?
Ik noem dat een gemiste kans. En zo was het keer op keer aan Abou Jahjah om de draad op te pakken waar Erdbrink ‘m had laten vallen om met de bolletjes wol in z’n hoofd te spelen. Een programma als Zomergasten nodigt uit tot diepgang en rust, maar de presentator leek zich nu en dan in het bekende liedje van Herman van Veen te bevinden: “Wij moeten rennen, springen, hollen, draven, vliegen en weer doorgaan.”
Het obligate kruisverhoor
Uiteraard ontkwam Erdbrink ook een aantal maal niet aan het format van het kruisverhoor. Links en vooral rechts had opiniemakend Nederland immers luidkeels geroepen om een inquisitoir, om meteen daarna te twijfelen dat een ‘journalistiek lichtgewicht’ en naïeve Iran-apologeet als Erdbrink over de vaardigheden zou beschikken om een glibberige debater als Abou Jahjah vast te prikken op zijn foute uitspraken en hunner implicaties. (Ik heb daar gisteren al het een en ’t ander over gezegd, dus wees gerust, dat ga ik hier niet overdoen).
De presentator had dus iets te bewijzen. Nu, men kan niet zeggen dat hij het niet heeft geprobeerd. Een aantal maal tijdens de uitzending confronteerde Erdbrink Abou Jahjah met schijnbaar dubieuze uitspraken, al dan niet gedaan op twitter.
Dat is iets waar de door de wol geverfde studiogast inmiddels meer dan vijftien jaar ervaring mee heeft.
Abou Jahjah liet Erdbrinks priemende vragen dan ook moeiteloos van zich af glijden met een relativering, of gebruikte ze als springplank voor een reframende uiteenzetting waarmee hij zijn gesprekspartner (en via hem het publiek) opmerkzaam trachtte te maken op de supremacistische vooronderstelling die heimelijk in de vraag besloten lag.
Abou Jahjah liet Erdbrinks priemende vragen dan ook moeiteloos van zich af glijden met een relativering, of gebruikte ze als springplank voor een reframende uiteenzetting waarmee hij zijn gesprekspartner (en via hem het publiek) opmerkzaam trachtte te maken op de supremacistische vooronderstelling die heimelijk in de vraag besloten lag.
De vanzelfsprekendheid van onze dubbele moraal
Dat we het in het Westen als een gruwelijk drama ervaren wanneer een moslimterrorist burgers ombrengt, maar dat we het de gewoonste zaak van de wereld vinden als Westerse bommen en kogels huisvrouwen en kinderen aan gort rijten, bijvoorbeeld. Staatsterreur is voor ons geen terrorisme, tenminste, zolang het niet gepleegd wordt door monsters als Assad of Poetin, maar door ‘good guys’ als Israël of de VS.
Of de wijze waarop journalisten, ook Erdbrink, een blanke, extreemrechtse massamoordenaar onmiddellijk humaniseren door over hem te spreken als ‘een achttienjarige jongen’ (implicatie: die kon dus nog niet goed overzien wat ‘ie uitrichtte, is misleid, etc), terwijl een achttienjarige jihadistische massamoordenaar van Marokkaanse afkomst onmiddellijk als ‘terrorist’ wordt afgeschilderd.
Of de wijze waarop Erdbrink een blijk van sympathie voor de Israëli’s aan Abou Jahjah tracht te ontlokken aan de hand van een film waarin een Israëlische regisseur, documentairemaker en journalist zijn eigen betrokkenheid als reservist bij de slachting van Shabra en Shatila onderzoekt, en worstelt met zijn geweten en zijn daarom rammelende geheugen.
’t Is alsof je je een documentaire van een voormalig Wehrmachtsoldaat bekijkt over de oorlogsmisdaden hij tijdens WOII met zijn compagnie heeft begaan, en dat je je dan aan landgenoten van de slachtoffers vraagt zich met deze dader te identificeren, omdat jij dat toevallig doet. Je zou je beter afvragen hoe het is dat jij je met daders van oorlogsmisdaden identificeert, aldus Jahjah.
Deze dubbele moraal is voor ons inmiddels zo vanzelfsprekend geworden, dat we ons er niet eens bewust van zijn. Vandaar de waarde van een gesprek met iemand, die er vanuit zijn culturele achtergrond een haaks perspectief op nahoudt.
Zwaktebod
Op dit soort momenten openbaarde zich enkele malen een nogal onhebbelijk trekje van Erdbrink: bij een geschilpunt over feiten en historische omstandigheden met verstrekkende ideologische implicaties komt hij niet op de proppen met feiten en contra-argumenten waarom zijn gesprekspartner het bij het verkeerde eind zou hebben (in hoeverre de Nakba een vooropgezette etnische zuivering was, bijvoorbeeld), maar trekt Erdbrink zich doodleuk terug op zijn eigen gelijk met een variant op ‘Let’s just agree to disagree’.
Da’s makkelijk: je opponent in de discussie levert historische feiten aan en legt geduldig uit welke gevolgtrekkingen daar volgens hem uit vloeien, en in plaats dat je hem weerlegt, neem je doodgemoedereerd het laatste woord, waarmee je alles wat hij zojuist gezegd heeft ter discussie stelt zonder zelf ook maar iets inhoudelijks in te brengen. Nogal een zwaktebod, wat mij betreft.
Zei er iemand ‘lichtgewicht’ en ‘gebrek aan bagage?’ Je zult het mij in ieder geval niet horen zeggen; enkel hardop horen denken. Nou ja, volgende keer beter, zullen we maar denken. Zo’n interviewprogramma, daar moet een mens ook in groeien. Ik had ook de indruk dat de zenuwen Erdbrink parten speelden; misschien schoot hij juist te kort omdat hij het te goed wilde doen.
Eindbeoordeling
Moest ik een rapportcijfer uitdelen, dan kreeg de presentator een 6+. Ondanks dat was het desalniettemin een onderhoudende avond, en dat was vooral te danken aan de gast.
Dyab Abou Jahjah was innemend, welbespraakt, een goede verteller, die moeiteloos commentaar op beeldfragmenten verweef met persoonlijke anekdotes, (geo)politieke beschouwing, maatschappelijke analyse en bespiegelingen over de aard van de mens, religie en ideologievorming.
Het scheelt natuurlijk dat ik net als Abou Jahjah een tik van de marxistische molen meegekregen heb, er een vergelijkbaar perspectief op onrechtvaardige machtsverhoudingen in de wereld en de samenleving op nahoud; dezelfde scherpe neus heb voor slinkse legitimaties van die machtsverhoudingen; en dat ik daarenboven ook houd van True Detective om diens scherpe, filosofische getinte dialogen, van George Carlin om zijn religiekritiek, een tijdje terug met open mond dezelfde docu over de Black Panther-beweging heb zitten kijken; kortom, dat ik in Dyab Abou Jahjah een geestverwant ontmoet.
Ik wil maar zeggen: ik kan die Abou Jahjah goed pruimen, dus als u deze recensie eenzijdig vond, weet u waar het aan heeft gelegen. Alleen dat ‘zionistenknechtje’ zit me nog steeds dwars. En verder heeft Dyab het natuurlijk mis dat er een metafysisch ‘Iets’ is dat alles bijeenhoudt.
Maar een kniesoor die over dat laatste valt.