Ich darf bei dieser Gelegenheit in aller Offenheit über die Konzentrationslager ein Wort sagen… Die Devise, die über diesen Lagern steht, lautet: ‘Es gibt einen Weg in die Freiheit. Seine Meilensteine heißen: Gehorsam, Fleiß, Ehrlichkeit, Ordnung, Sauberkeit, Nüchternheit, Wahrhaftigkeit, Opfersinn und Liebe zum Vaterland.’
Heinrich Himmler. 29 april 1939
‘Er is een weg naar de vrijheid. Haar mijlpalen zijn: gehoorzaamheid, vlijt, eerlijkheid, orde, netheid, nuchterheid, waarachtigheid, opofferingsgezindheid en liefde voor het vaderland’ aldus het ‘devies’ van het nazi-concentratiekamp Dachau als herscholingsinstituut voor de burger die de ideologie van de staat weigerde te accepteren. Ik stel met nadruk ‘de ideologie van de staat,’ want telkens keren Himmler’s begrippen terug in het jargon van de huidige westerse opiniemakers die zo'n onwankelbaar vertrouwen in de overheid hebben. Het credo ‘gehoorzaamheid, opofferingsgezindheid en liefde voor het vaderland,’ herleeft exact driekwart eeuw na Himmler’s opmerkingen in een tekst van wijlen Henk Hofland. In het lijfblad van de ‘politiek-literaire elite’ in de polder, De Groene Amsterdammer van 12 maart 2014, deelde de meest gerespecteerde mainstream-journalist in Nederland met leedwezen mee dat ‘Zowel in West-Europa als in Amerika bij een zeer groot deel van het publiek de vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust verloren [zijn] gegaan.’ Onder de veelzeggende kop ‘Mondiale krachtmeting’ schreef ‘de beste journalist van de twintigste eeuw’ dat een ‘belangrijke oorzaak’ van ‘het westelijke gebrek aan besluitvaardigheid en krijgshaftigheid’ de ‘twee vruchteloze oorlogen, in Afghanistan en Irak’ zijn, en ‘de permanente crisis in Noord-Afrika.’ Let vooral ook op het taalgebruik: ‘vruchteloze oorlogen’ zijn de agressieoorlogen onder aanvoering van de VS die niet het gewenste politieke resultaat hebben opgeleverd, te weten het expansionisme van Washington en Wall Street dat de Amerikaanse hegemonie op aarde moet bewerkstelligen. Waarom? Omdat, aldus Hofland begin jaren zestig, ‘Amerika kwantitatief en misschien ook wel kwalitatief een superieure cultuur is.’ Vanuit dit perspectief verzekerde Hofland in De Groene Amsterdammer van 11 februari 2015 zijn publiek dat ‘President Poetin geen compromis [wil], zoals de praktijk van deze oorlog aantoont, en het dus noodzaak [is] voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen.’ Krijgshaftige mannentaal vol ‘vaderlandslievende eerzucht’ en ‘strijdlust’ van een hoogbejaarde die, volgens zijn bewonderaar Frank Westerman, op zijn ‘beroemde sofa’ zijn ‘middagtukjes deed.’ Naar mag worden aangenomen fantaseerde Hofland liggend dat ‘[w]e het stadium [naderen] waarin van Poetin alles te verwachten valt. Eerst werd de Krim geannexeerd, nu is er deze burgeroorlog in Oekraïne' en het dus ‘niet meer dan redelijk [is] je af te vragen wat daarna op de agenda van Moskou staat.’ Met andere woorden: de NAVO, onder aanvoering van de expansionistische VS, moest de Russen een lesje leren. Loopt dit uit de hand dan is er altijd nog het aanzienlijke aantal Amerikaanse tactische nucleaire wapens dat in Europa gestationeerd ligt. Zodra de Russen met hun tanks op volle snelheid over de Lüneburger Heide richting Nederland denderen en de Amerikaanse troepen net als in Korea, Vietnam, Afghanistan en Irak niet in staat blijken te zijn de vijand te verslaan, zal de roep om nucleair ingrijpen toenemen, zeker als het militair bondgenootschap op Europees grondgebied dreigt te verliezen. Het Westen heeft als het ware geen alternatief voor zijn massavernietigingswapens nu volgens Hofland ‘Poetin een geheim wapen’ bezit, en ‘[d]at is onze voortwoekerende crisis die al lang niet meer zuiver economisch is maar zich in het hele Westen aan de politiek heeft meegedeeld. Zowel in West-Europa als in Amerika zijn bij een zeer groot deel van het publiek de vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust verloren gegaan.’ De voor de hand liggende vraag voor de macht en haar woordvoerders is daarom:
Weet Poetin dit alles? Het valt te vermoeden dat hij bij zijn recente manoeuvres op het westelijke gebrek aan besluitvaardigheid en krijgshaftigheid speculeert,’ waarmee Hofland suggereerde dat ‘Poetin’ een gokker is die ‘de kunst’ verstaat om
‘tot de rand van de oorlog te gaan,’ zoals de Amerikaanse minister Dulles het noemde. Dat was in de Koude Oorlog. Die is voorbij. Misschien is het tijd om eens te proberen ons voor te stellen hoe een nieuw soort mondiale krachtmeting eruit zou zien.
Kortom, als ‘Poetin’ gokt, moeten ‘wij’ ook gokken, om te zien hoe het ‘nieuwe soort mondiale krachtmeting eruit’ zal ‘zien,’ aldus Henk Hofland. Russische Roulette, maar dan met massavernietigingswapens. Voor een onafhankelijke waarnemer zal duidelijk zijn dat mainstream-opiniemakers criminele krankzinnigen kunnen zijn, bereid beestachtigheid te propageren om hun ideologische opvattingen verwezenlijkt te zien. En dit alles gepresenteerd in een steriele taal, dat de wereld reduceert tot een zwart/wit beeld, en de werkelijkheid maskeert achter eufemismen, halve waarheden, grove simplificaties, onbenulligheden en pure propaganda. De taalkundige George Steiner beschreef in zijn essaybundel Verval van het woord (1974):
wat politieke beestachtigheid en leugen van een taal kunnen maken, wanneer deze laatste is losgescheurd van de wortels van de moraal en het gevoelsleven, afgestompt door cliche's, loze beweringen en woordrestanten. Wat met het Duits gebeurd is, vindt ook in minder dramatische vormen elders plaats. De taal van de massamedia en de reclame... de stijl van het huidige politieke debat, zijn even zovele duidelijke bewijzen voor het verdwijnen van de vitaliteit en de nauwkeurigheid van uitdrukking. De taal van onze gemeenschap is in een hachelijke toestand geraakt, wanneer een onderzoek naar radio-actieve neerslag de naam ‘Operation Sunshine’ kan krijgen.
Het spreekt voor zich dat deze leugens bedoeld zijn om het grote publiek gehoorzaam te houden. Maar achter de schermen bespreken de machthebbers wat ze werkelijk denken. Zo zette de minister van buitenlandse zaken onder Nixon, Henry Kissinger, kort uiteen wat de kern van de Amerikaanse Midden-Oosten politiek was, en nog steeds is, door te stellen dat ‘Oil is much too important a commodity to be left in the hands of Arabs.’ Het gevolg is het Amerikaans terrorisme waarvan ‘we’ de afgelopen halve eeuw in het Midden-Oosten getuige zijn geweest, maar die door de mainstream-pers niet als zodanig wordt benoemd. Dat is ook de voornaamste reden waarom de Amerikaanse terreur niet wordt geanalyseerd in Frank Westerman’s door de mainstream bejubelde boek Een Woord Een Woord (2016). De verklaring hiervoor is simpelweg een gebrek aan moed, zoals de Zweedse auteur Sven Lindqvist concludeerde in zijn boek Exterminate All the Brutes: One Man's Odyssey into the Heart of Darkness and the Origins of European Genocide (1997). Hij stelde dat de
Europese vernietiging van de ‘inferieure rassen’ van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust […] En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen – daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
Feiten:
According to most sources, World War II was the most lethal war in world history, with some 70 million killed in six years. The civilian to combatant fatality ratio in World War II lies somewhere between… 60% to 67%. The high ratio of civilian casualties in this war was due in part to the increasing effectiveness and lethality of strategic weapons which were used to target enemy industrial or population centers, and famines caused by economic disruption.
Het hoge percentage burgerdoden in de Tweede Wereldoorlog -- tweederde van het totaal -- is een indicatie van hoe moderne oorlogen in de praktijk neerkomen op grootschalig terrorisme. Dat weet de macht. Weliswaar bezit zij het monopolie op het geweld om daarmee burgers te kunnen beschermen, maar in werkelijkheid gebeurt precies het tegenover gestelde. Sven Lindqvist wees er in zijn boek A History of Bombing (2001) op dat na de Eerste Wereldoorlog in Groot-Britannië
a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airman in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment.
This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack (koers. svh) to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the "barbarity" of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character… to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.’
Elke NAVO-piloot, elke politicus, elke opiniemaker, weet dat een ‘lucht oorlog’ de ‘restricties’ van het internationaal recht volledig ‘verouderd en onmogelijk’ hebben gemaakt, en dat dus de moderne oorlog bestaat uit een reeks oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Desondanks verzwijgt de journalist Frank Westerman in zijn ‘terrorisme’-boek Een Woord Een Woord deze massale Amerikaanse terreur, waarbij in Noord Korea, Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië, etcetera, ontelbare burgers werden vermoord. Op de website Global Research van 11 januari 2016 gaf de Amerikaanse journalist, auteur en politiek commentator Stephen Lendman hiervan een representatief voorbeeld. Hij zette uiteen dat:
Pyongyang has just cause to fear America. It knows how it raped Southeast Asia, Yugoslavia, Afghanistan, Iraq, Libya and Syria.
Truman’s naked aggression was devastating, turning most of North Korea to rubble during the Korean War (1950-53). General Matthew Ridgway ordered air force bombers to level Pyongyang and other strategic targets. Scorched earth death and destruction was official US strategy.
Douglas McArthur wanted commander’s discretion to use nuclear weapons – to spread a radioactive belt from the Sea of Japan to the Yellow Sea.
US terror-bombing ran out of targets…
North Korea suffered overwhelming numbers of casualties. Up to four million died, mostly civilians. Terror weapons were used, including napalm and toxic agents – chemical and biological.
In March 1952, an International Association of Democratic Lawyers (IADL) commission visited North Korea, investigated US war crimes charges. Their report included documented evidence of toxic agents used, saying:
‘American planes have on various occasions used asphyxiating and other gases or chemical weapons at least since 6th May, 1951.
The commission took eye witness and expert testimony. Post-mortem examinations and autopsy results argued that some chemical had been used, with a ‘disagreeable smell, resembling the smell of chlorine…
In the affected area of the city, it was noted that grass became yellow brown, objects containing an alloy of copper became blue green and rings of silver became black.’
Former US Attorney General (minister van Justitie onder president Carter. svh) Ramsey Clark drafted a Report and Final Judgment on US Crimes in Korea (from) 1945 – 2001, showing Washington used chemical and biological agents on the peninsula.
By 1952, virtually everything in northern and central Korea was destroyed. Damage assessments showed 18 of 22 cities were half or more obliterated.
Large industrial ones were 75 – 100% destroyed. Villages were turned to ‘low, wide mounds of violent ashes.’
Investigative journalist IF Stone’s ‘Hidden History of the Korean War’ called it US-led international aggression. Truman bore full responsibility for waging war together with fascist South Korean President Syngman Rhee, installed by Washington to serve its interests.
Pyongyang fears America for good reason. Truman’s war never ended. A longstanding uneasy armistice persists. Beating up on North Korea is relentless after all these years.
Washington spurns its desire for normalized relations, maintaining an undeclared state of war instead. Pyongyang is vulnerable to the whims of US imperial policy.
It sees a nuclear deterrent as its best strategic response, giving Washington pause about again waging war. At the same time, wanting peace and stability on the peninsula. US policy prevents it.
Al bijna een eeuw geleden wisten de militaire en politieke beleidsbepalers dat oorlog onvermijdelijk leidt tot grootschalige schendingen van de mensenrechten, tot oorlogsmisdaden, en tot misdaden tegen de menselijkheid, kortom tot terrorisme in zijn meest extreme vorm, tenminste als wordt uitgegaan van de officiële definitie van het Amerikaanse leger dat ‘terrorisme’ definieert als ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.’ Het verzwijgen van de ‘barbaarsheid’ van ‘luchtaanvallen’ om ‘te voorkomen’ dat de ‘waarheid’ wordt ‘benadrukt,’ is nu een schoolvoorbeeld van impliciete steun aan terrorisme. In een volwassen samenleving zou het lezerspubliek van Frank Westerman en de media hen al lang ter verantwoording hebben geroepen, maar het tegenovergestelde is het geval. Westerman's boek, dat ‘een zoektocht’ heet te zijn ‘naar een weerwoord op terreur,’ wordt in de polder de hemel in geprezen. Zo stelde de ‘literair criticus’ Jeroen Vullings in het bijna ter ziele gegane Vrij Nederland:
We zijn omringd door gevaarlijk gekken, schreef W.F. Hermans, een waarheid die blijvend actueel is. Frank Westerman doet er in elk geval als schrijver boek na boek grandioos zijn voordeel mee.
Ik ben het volledig met Hermans eens, maar dat Westerman er ‘zijn voordeel mee[doet]’ en dit ook nog eens ‘grandioos’ zegt meer over Vullings' onvermogen te kunnen oordelen dan over Een Woord Een Woord. Zolang het terrorisme van de westerse politieke en militaire ‘gevaarlijke gekken’ bewust buiten beschouwing wordt gelaten, is de kwalificatie ‘grandioos’ totaal absurd, maar moet misschien verklaard worden door het feit dat de recensent druk doende is met het uitwerken van de ‘precies honderd’ interviews die Vullings maakte voor een in 2017 te verschijnen ‘biografie’ over Henk Hofland. Ons kent ons, en aldus sluit de cirkel. Immers, Westerman bewondert Hofland zo intens dat hij ‘nooit’ om ‘een handtekening’ aan hem durfde te ‘vragen,’ en niet het gevaar wilde lopen de man met ‘zoveel autoriteit!’ in zijn ‘middagtukjes’ op zijn ‘beroemde sofa’ te storen. De kleine Frank 'liep' zelfs toen hij ‘in 1996 op reportage mocht naar New York’ uit ‘eerbetoon en nieuwsgierigheid,’ naar ‘Hoflands tweede huis: het Chelsea Hotel. Rode baksteen.’ Eenmal daar aangekomen ‘nam’ Westerman ‘plaats in een van de zetels, opgaand in het filmdecor om me heen, en niet omdat Allen Ginsberg of Arthur Miller hier ooit zaten. Maar gewoon om me voor even Hofland te wanen.’ Bij gebrek aan een kosmopolitische inslag verheft de Nederlander al snel éénoog tot het pantheon der onsterfelijken. De middelmaat heeft de regel lief, en voelt zich tevens de maat aller dingen. Het provincialisme verheerlijkt ‘de vaderlandslievende eerzucht en de strijdlust’ en de ‘krijgshaftigheid,’ maar dan vanuit een comfortabele ‘zetel,’ of vanaf een 'beroemde sofa,' en voor de rest collaboreert het met de ‘powers that be’ om te voorkomen voor radicaal te worden aangezien.
Het was de enige historicus van wereldnaam die de polder ooit heeft voortgebracht, te weten: Johan Huizinga, die erop wees dat de Nederlandse bevolking ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Hier kent men de grootsheid van het verzet niet, zoals opnieuw tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek, en vandaag de dag opnieuw blijkt. Huizinga:
Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt.
Men collaboreert liever met de macht en dit verklaart waarom uit het zogeheten ‘tolerante’ Nederland procentueel tweemaal zoveel joodse burgers werd gedeporteerd als uit België, en driemaal zoveel als uit Frankrijk, of om het persoonlijker te maken, waarom de gerenommeerde opiniemaker ruim zes decennia lang zijn kaken stijf op elkaar hield over de ‘gruwelfoto’s’ die hij als militair had ‘gezien van Nederlandse oorlogsmisdaden’ tijdens de ‘politionele acties’ in ‘Ons Indië.’ Pas toen in 2012 in de Nederlandse mainstream-media enkele van die ‘gruwelfoto’s’ waren verschenen, durfde de ‘krijgshaftige’ Hofland te verklaren dat de foto’s van ondermeer een executie en een greppel vol Indonesiërs die door het Nederlandse leger waren vermoord ‘voor hem oud nieuws’ waren. Al die jaren had ‘de beste journalist van de twintigste eeuw’ over de bewijzen van Nederlandse oorlogsmisdaden angstvallig gezwegen om de simpele reden dat een dergelijke onthulling in de jaren vijftig en zestig desastreus zou zijn geweest voor zijn carrière. Zoals de HP terecht constateerde mistte de 'journalist van de eeuw de primeur van de eeuw.' Om het allemaal nog erger te maken merkte Hofland in 2012 ook nog eens op: ’[v]oor zover ik me herinner, werden ze me niet getoond met trots, maar als bewijzen van ervaring,’ daarmee impliciet benadrukkend dat hij al die tijd de ‘bewijzen’ van die terreur geheim had gehouden, net als de andere brave Nederlanders die in het kleine kikkerland angstvallig hadden gezwegen. Huizinga:
De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.
En dus wordt Frank Westerman’s boek over ‘het terrorisme’ uitbundig lof toegezwaaid, ondanks het feit dat de eigen terreur niet wordt geanalyseerd. In dit verband is het ook alles behalve vreemd dat Westerman over wijlen Henk Hofland schreef dat hij zijn ‘collega-redacteur bij NRC Handelsblad… domweg niet’ durfde ‘aan te spreken. Twee turven hoog, en toch zoveel autoriteit! Wat me weerhield was geen vrees, maar ontzag.’ En zoals bekend is ‘ontzag’ een combinatie van eerbied, respect en vrees. De vraag is daarom waarom Frank Westerman zijn held ‘zoveel autoriteit’ toedicht? Ik roep wederom in herinnering dat Hofland als columnist van De Groene Amsterdammer suggereerde dat ‘Poetin’ in Georgië en Oekraïne speculeerde ‘op het westelijke gebrek aan besluitvaardigheid en krijgshaftigheid,’ en bezig was met
[e]en oefening in brinkmanship, de kunst om ‘tot de rand van de oorlog te gaan,’ zoals de Amerikaanse minister Dulles het noemde. Dat was in de Koude Oorlog. Die is voorbij. Misschien is het tijd om eens te proberen ons voor te stellen hoe een nieuw soort mondiale krachtmeting eruit zou zien.
Om de misdadigheid van Hoflands voorstelling zaken duidelijk te maken dient men te weten dat
The term ‘brinkmanship’ came from the political Hungarian theory of pushing the military to the brink of war in order to convince another nation to follow your demands. In an article written in Life Magazine, Dulles defined his policy of brinkmanship as ‘The ability to get to the verge without getting into the war is the necessary art.’ During the Cold War, this was used as a policy by the United States to coerce the Soviet Union into backing down militarily.
Conceptualization
In the spectrum of the Cold War, the concept of brinkmanship involved the West and the Soviet Union using fear tactics and intimidation as strategies to make the opposing faction back down. Each party pushed dangerous situations to the brink, with the intention of making the other back down in matters of international politics and foreign policy, to obtain concessions. Nevertheless, in the Cold War both parties were confronted with devastating consequences since the threats of nuclear war were unmanageable in any situation. By escalating threats of nuclear war and massive retaliation, both parties were forced to respond with more force. The principle of this tactic was that each party would prefer not to yield to the other; however, one would simply have to yield since if neither of the parties yielded, the outcome would be the worst possible for both. The problem, however, was that yielding would result in being labelled as the weaker of the two and in the Cold War both the Soviet Union and the United States had a reputation to uphold to both their populations and their neighboring countries or allies, thus making brinkmanship utterly risky. Since neither country would budge, the only way to avoid mutually assured destruction (MAD) was compromise. Philosopher Bertrand Russell likened it to the game known as ‘chicken’:
‘Since the nuclear stalemate became apparent, the governments of East and West have adopted the policy which Mr. Dulles calls 'brinksmanship.' This is a policy adapted from a sport which, I am told, is practiced by some youthful degenerates. This sport is called ‘Chicken!'
Kijken wie als laatste springt uit een rijdende auto, die naar een afgrond rijdt, als sport, om te zien of je een held bent door als laatste te springen, gepresenteerd als ‘the necessary art.’ Alleen speelde Foster Dulles niet met zijn eigen leven maar met die van honderden miljoen ongewapende burgers die van niets wisten en dachten dat de elite hun ‘national security’ waarborgde. Als gevolg van de illegale praktijken van Foster Dulles’ broer, de CIA-directeur Allen Dulles, met wie hij de Amerikaanse buitenlandse politiek coördineerde, ontsnapte de wereld tijdens de zogeheten Cuba Crisis in oktober 1962 op het nippertje aan een nucleair armageddon. Door de terroristische acties van de CIA dwong de VS het buurland Cuba om hulp te zoeken bij de Sovjet-Unie, die vervolgens raketten op het eiland wilden stationeren, hetgeen niet zozeer een provocatie was aangezien de VS nucleaire raketten in Turkije had geplaatst. Desondanks sprak op 22 oktober 1962 de Amerikaanse president John F. Kennedy via radio en televisie de volgende waarschuwing uit:
We will not prematurely or unnecessarily risk the costs of worldwide nuclear war in which even the fruits of victory would be ashes in our mouth, but neither will we shrink from the risk at any time it must be faced.
Eerder al was president Kennedy nadat een gewelddadige invasie van CIA-huurlingen op het eiland was mislukt, gestart met een verpletterend embargo om de Cubanen te straffen voor het verslaan van door de VS gesteunde terroristen, en had hij zijn broer, minister van justitie Robert Kennedy opdracht gegeven
to lead the top-level interagency group that oversaw Operation Mongoose, a program of paramilitary operations, economic warfare, and sabotage he launched in late 1961 to visit the 'terrors of the earth' on Fidel Castro and, more prosaically, to topple him,
aldus de in de VS docerende historicus professor Piero Gleijeses in zijn gezaghebbende boek Conflicting Missions: Havana, Washington, and Africa, 1959-1976 (2003). Jaren later verklaarde de toenmalige Amerikaanse minister van Defensie Robert McNamara dat tijdens de Koude Oorlog de wereld tot drie keer toe ‘op het nippertje’ aan de ‘wederzijdse verzekerde vernietiging’ was ontsnapt waarvan de Cuba Crisis er één van was geweest. 26 October 1962 werd door majoor Don Clawson, destijds B-52 piloot, genoemd als ‘the most dangerous moment.’ De B-52 was een NAVO-bommenwerper, uitgerust met kernwapens. ‘B-52s on airborne alert’ met nucleaire wapens ‘on board and ready to use.’ 26 Oktober was de dag toen ‘the nation was closest to nuclear war,’ schrijft Clawson in zijn ‘irreverent anecdotes of an Air Force pilot.’ Als direct betrokkene was hij die op die dag ‘in a good position to set off a likely terminal cataclysm.’ Hij concludeerde dat
We were damned lucky we didn't blow up the world – and no thanks to the political or military leadership of this country.
Na deze confrontatie schreef Anatoly Dobrynin, de toenmalige Sovjet-ambassadeur in Washington, in een rapport aan Chroesjtsjov dat hij op het hoogtepunt van de crisis in het geheim Robert Kennedy had ontmoet en van hem had vernomen dat de Amerikaanse president oprecht streefde naar deëscalatie en vrede. Dobrynin:
Robert Kennedy looked exhausted. One could see from his eyes that he had not slept for days. He himself said that he had not been home for six days and nights. 'The President is in a grave situation,' Robert Kennedy said, 'and does not know how to get out of it. We are under very severe stress. In fact we are under pressure from our military to use force against Cuba. Probably at this very moment the President is sitting down to write a message to Chairman Khrushchev. We want to ask you, Mr. Dobrynin, to pass President Kennedy's message to Chairman Khrushchev through unofficial channels. President Kennedy implores Chairman Khrushchev to accept his offer and to take into consideration the peculiarities of the American system. Even though the President himself is very much against starting a war over Cuba, an irreversible chain of events could occur against his will. That is why the President is appealing directly to Chairman Khrushchev for his help in liquidating this conflict. If the situation continues much longer, the President is not sure that the military will not overthrow him and seize power. The American army could get out of control.’
In zijn boek Imperial Delusions: American Militarism and Endless War (2004) toont de Amerikaanse hoogleraar Carl Boggs gedocumenteerd aan dat de
United States is dominated by a new militarism, one that has become more potent and menacing since 9/11. He skillfully explores the origins and development of this new militarism and shows its devastating effects on American society and foreign policy. As America expands its influence, Imperial Delusions demonstrates how Americans have become addicted to war ― allowing a military culture to control their interactions with each other and the world.
Zo stelt professor Boggs:
The immense staying power of the war economy has depended on… aggressive corporate lobbying, sheer bureaucratic power and inertia, scientific and technological agenda's, armed services infighting over budgetary allocations, the entwined bipartisan interests of the two major parties. Every postwar American president, from Harry S. Truman to Bush II, has given his full, enthusiastic blessing to the Pentagon system.
In an otherwise largely unregulated capitalist economy that naturally veers toward planlessness, destabilization, and class polarization, military Keynesianism, by means of large-scale governmental intervention, works to infuse the system with elements pof organization and planning, legitimized by appeals to national security and patriotism. Wartime mobilization or its equivalent promotes growth while restricting centrifugal tendencies — roughly the same functions that industrial policy performs for European and kindred (verwante. svh) welfare-state societies. Form this standpoint, a powerful state apparatus is absolutely essential to corporate (and military) intents, even as both conservatives and liberals pretend to attack 'big spending' and 'big government.' We know that severe cuts in Pentagon spending since 1945 have been virtually unthinkable; proponents of even modest demobilization, or conversion (militaire productie omzetten in civiele productie. svh) , have been quickly marginalized by the propaganda network. The introduction of ambitious new military programs (e.g. nuclear arsenals, Star Wars, heigh-tech weapon systems, Stealth bombers, favored projects of the moment) is scarcely open to public input or even much legislative debate. The growth of a sprawling war economy, militarized society, and aggressive foreign policy reflect the same historical logic, transcending personality and party differences,
Dit is de bredere context waarin Henk Hofland sprak over 'de kunst om "tot de rand van de oorlog te gaan," zoals de Amerikaanse minister Dulles het noemde. Een ‘kunst’ die bewust het risico neemt om de mensheid uit te roeien. En voor dit soort ‘autoriteit!’ heeft de journalist/schrijver Frank Westerman, volgens eigen zeggen een diep ‘ontzag,’ zo diep dat hij Hofland niet eens durfde aan te spreken. Ik kan niet anders concluderen dat, met dank aan collega Vullings en de auteur Hermans, ’We omringd [zijn] door gevaarlijk gekken’ en dit zonder meer geldt als ‘een waarheid die blijvend actueel is.’ In de korte beschouwing Rethinking The Cold War wees op 11 augustus 2016 de Amerikaanse voormalige staatssecretaris van financiën onder Reagan, de kritische Paul Craig Roberts erop dat:
The Cold War was a Washington creation. It was the work of the Dulles brothers. Allen was the head of the CIA, and John Foster was the Secretary of State, positions that they held for a long time. The brothers had a vested interest in the Cold War. They used the Cold War to protect the interests of their law firm’s clients, and they used it to enhance the power and budgets associated with their high positions in government. It is much more exciting to be in charge of foreign policy and covert activity in dangerous times.
Whenever a reformist democratic government appeared in Latin America the Dulles brothers saw it as a threat to the holdings that their law firm’s clients had in that country. These holdings, sometimes acquired with bribes to nondemocratic governments, diverted the country’s resources and wealth into American hands, and that is the way the Dulles brothers intended to keep it. The reformist government would be declared Marxist or Communist, and the CIA and State Department would work together to overthrow it and place back in power a dictator in bed with Washington.
The Cold War was pointless except for the Dulles brothers’ interests and those of the military/security complex. The Soviet government, unlike the US government today, had no world hegemonic asperations. Stalin had declared “Socialism in one country” and purged the Trotskyists, the advocates of world revolution. Communism in China and Eastern Europe were not products of Soviet international communism. Mao was his own man, and the Soviet Union kept Eastern Europe from which the Red Army drove out the Nazis as a buffer against a hostile West.
In those days the ‘Red scare’ was used like the ‘Muslim terrorist scare’ today — to force the public to go along with an agenda without debate or understanding. Consider the costly Vietnam war, for example. Ho Chi Minh was an anti-colonist leading a nationalist movement. He was not an agent of international communism, but John Foster Dulles made him one and said that Ho must be stopped or the ‘domino theory’ would result in the fall of all of Southeast Asia to communism. Vietnam won the war and did not launch the aggression that Dulles predicted against Southeast Asia.
Maar al dit grootscheepse en langdurig Amerikaans terrorisme wordt door Frank Westerman angstvallig verzwegen, waardoor hij zijn mainstream-publiek op een verkeerd been zet, juist op het moment nu de VS heeft laten onderzoeken hoe een oorlog tegen China gevoerd kan worden. http://www.wsws.org/en/articles/2016/08/05/pers-a05.html
Westerman’s mentaliteit getuigt van een levensgevaarlijke onverschilligheid en conformisme. Met enige weemoed keek zijn held Henk Hofland terug op de ‘Koude Oorlog,’ die, zo liet hij zijn publiek nog eens weten weliswaar ‘voorbij’ is, maar die hij desalniettemin probeerde nieuw leven in te blazen door in De Groene Amsterdammer van 11 februari 2015 te beweren dat
President Poetin geen compromis [wil], zoals de praktijk van deze oorlog aantoont, en het dus noodzaak [is] voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen. We naderen het stadium waarin van Poetin alles te verwachten valt. Eerst werd de Krim geannexeerd, nu is er deze burgeroorlog in Oekraïne.
De toenmalige nestor van de polderpers voegde hieraan toe:
het is niet meer dan redelijk je af te vragen wat daarna op de agenda van Moskou staat.
In de context van de ‘noodzaak voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen’ dient de lezer Hoflands volgende advies te overdenken:
Misschien is het tijd om eens te proberen ons voor te stellen hoe een nieuw soort mondiale krachtmeting eruit zou zien.
Het is de droom van een onverzadigbare en levensgevaarlijke dwaas die weigerde te accepteren dat elke moderne oorlog niets anders is dan een serie oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, een oorlog die door geen enkele partij gewonnen kan worden, maar wel in de onvermijdelijke ondergang van alle partijen kan eindigen. Wie zich dit realiseert begrijpt tevens hoe misdadig Frank Westerman’s opmerking is dat de ‘pen niet zonder het zwaard’ kan, want ‘[w]e zijn best weerloos,’ waarbij ‘we’ de witte westerlingen zijn. In het tijdperk van massavernietigingswapens die tegenwoordig volgens Amerikaanse hoge militairen 'bruikbaar' zijn, rechtvaardigt werkelijk niets de inzet van 'het zwaard,' en wel omdat het hedendaagse arsenaal aan wapens geen onderscheid kan maken tussen combattanten en non-combattanten. De chaos die de NAVO onder aanvoering van de VS in het Midden-Oosten en de Maghreb heeft veroorzaakt, is daarvan het voorbeeld bij uitstek. Maar nooit zal de kleinburger inzien dat in een neoliberale massa-maatschappij het individu in de eerste plaats ‘weerloos’ is tegen het ‘staatsterrorisme.’ De kleine journalist die zich in New York even de 'grote' Hofland waande, en zich voorts inbeeldt een literator te zijn, zou er beter aan doen de grote auteurs te lezen, bijvoorbeeld het werk van de Zuid-Afrikaanse Nobel Prijswinnaar Literatuur J.M. Coetzee. In zijn roman Wachten op de barbaren (2002) merkte Coetzee op:
Ik denk: ik wilde buiten de geschiedenis leven. Ik wilde buiten de geschiedenis leven die het Imperium aan zijn onderdanen oplegt… Ik denk: er staart me de hele tijd iets in het gezicht en toch zie ik het niet.
Blind voor de werkelijkheid claimen de schuldigen de onschuld. De prijs die de instandhouding van het imperium, elk imperium, vereist wil men niet erkennen, die moet verborgen blijven achter propaganda, hoop, dromen over van alles en nog wat. Het is allemaal een onderdeel van wat Johan Huizinga het ‘georganiseerd puerilisme van mateloze omvang’ noemde, dat ‘in de huidige wereld [heerst].’ Voor de goede verstaander nogmaals Coetzee:
Bestaat er een betere manier om deze laatste dagen door te brengen dan dromend over een verlosser met een zwaard die de vijandelijke scharen uiteenslaat en ons de dwalingen vergeeft die door anderen in onze naam zijn begaan en ons een tweede kans gunt om ons paradijs op aarde op te bouwen?
Het imperium is altijd een leugen om de bestaande machtsverhoudingen te kunnen afdwingen. Daarvoor vernietigt het al het oorspronkelijke en verkracht het de taal, het instrument van een schrijver. Nu de werkelijkheid niet meer te maskeren is, zoekt de mens even gedachteloos als bezeten naar verlossing, naar hoop, naar onschuld. En de medeplichtigheid? Coetzee:
Wat heeft het ons onmogelijk gemaakt om in de tijd te leven als vissen in het water, als vogels in de lucht, als kinderen? Het is de schuld van het Imperium! Het Imperium heeft de tijd van de geschiedenis geschapen. Het Imperium heeft zijn bestaan niet in de harmonieuze tijd van de wederkerende seizoenen geplaatst, maar in de woelige tijd van opkomst en ondergang, van begin en einde, van catastrofe. Het Imperium verdoemt zichzelf tot leven in de geschiedenis en tot het samenzweren tegen de geschiedenis. Slechts één gedachte beheerst de onderbewuste geest van het Imperium, hoe niet te eindigen, hoe niet te sterven, hoe zijn tijdperk te verlengen. Overdag achtervolgt het zijn vijanden. Het is sluw en meedogenloos, het stuurt zijn bloedhonden overal op af. ’s Nachts voedt het zich met beelden van rampspoed: de plundering van steden, de verkrachting van de bevolking, piramides van beenderen, akkers van troosteloosheid. Een krankzinnig visioen, maar wel een virulente: ik, die hier door het slijk waad, ben er evenzeer mee besmet als de gelovige kolonel Joll die de vijanden van het Imperium door de eindeloze woestijn achtervolgt, het zwaard ontbloot om de ene barbaar na de andere neer te sabelen…
De terroristen -- die gruwelijke barbaren -- zijn allang onder ons. Zij komen niet van elders, maar zijn wijzelf. ‘We have met the enemy,’ zei Pogo ‘and he is us.’ Leest u maar wat de Amerikaanse geleerde Henry Giroux schreef op de website Truthout van 8 augustus 2016:
I have recently returned to reading Leo Lowenthal, particularly his insightful essay, ‘Terror's Atomization of Man,’ first published in the January 1, 1946 issue of Commentary and reprinted in his book, False Prophets: Studies in Authoritarianism. He writes about the atomization of human beings under a state of fear that approximates a kind of updated fascist terror. What he understood with great insight, even in 1946, is that democracy cannot exist without the educational, political and formative cultures and institutions that make it possible. He observed that atomized individuals are not only prone to the forces of depoliticization but also to the false swindle and spirit of demagogues, to discourses of hate, and to appeals that demonize and objectify the Other.
Lowenthal is helpful in illuminating the relationship between the underlying isolation individuals feel in an age of precarity (bestaansonzekerheid. svh), uncertainty and disposability and the dark shadows of authoritarianism threatening to overcome the United States. Within this new historical conjuncture, finance capital rules, producing extremes of wealth for the 1 percent, promoting cuts to government services, and defunding investments in public goods, such as public and higher education, in order to offset tax reductions for the ultra-rich and big corporations. Meanwhile millions are plunged into either the end-station of poverty or become part of the mass incarceration state. Mass fear is normalized as violence increasingly becomes the default logic for handling social problems. In an age where everything is for sale, ethical accountability is rendered a liability and the vocabulary of empathy is viewed as a weakness, reinforced by the view that individual happiness and its endless search for instant gratification is more important than supporting the public good and embracing an obligation to care for others. Americans are now pitted against each other as neoliberalism puts a premium on competitive cage-like relations that degrade collaboration and the public spheres that support it.
Within neoliberal ideology, an emphasis on competition in every sphere of life promotes a winner-take-all ethos that finds its ultimate expression in the assertion that fairness has no place in a society dominated by winners and losers. As William Davies points out, competition in a market-driven social order allows a small group of winners to emerge while at the same time sorting out and condemning the vast majority of institutions, organizations and individuals ‘to the status of losers.’
As has been made clear in the much publicized language of Donald Trump, both as a reality TV host of ‘The Apprentice’ and as a presidential candidate, calling someone a ‘loser’ has little to do with them losing in the more general sense of the term. On the contrary, in a culture that trades in cruelty and divorces politics from matters of ethics and social responsibility, ‘loser’ is now elevated to a pejorative insult that humiliates and justifies not only symbolic violence, but also (as Trump has made clear in many of his rallies) real acts of violence waged against his critics, such as members of the Movement for Black Lives. As Greg Elmer and Paula Todd observe, ‘to lose is possible, but to be a 'loser' is the ultimate humiliation that justifies taking extreme, even immoral measures.’ They write:
‘We argue that the Trumpesque "loser" serves as a potent new political symbol, a caricature that Trump has previously deployed in his television and business careers to sidestep complex social issues and justify winning at all costs. As the commercial for his 1980s board game "Trump" enthused, "It's not whether you win or lose, but whether you win!" Indeed, in Trump's world, for some to win many more must lose, which helps explain the breath-taking embrace by some of his racist, xenophobic, and misogynist communication strategy. The more losers -- delineated by Trump based on every form of "otherism" -- the better the odds of victory.’
Under such circumstances, the foundations for stability are being destroyed, with jobs being shipped overseas, social provisions destroyed, the social state hollowed out, public servants and workers under a relentless attack, students burdened with the rise of a neoliberal debt machine, and many groups considered disposable. At the same time, these acts of permanent repression are coupled with new configurations of power and militarization normalized by a neoliberal regime in which an ideology of mercilessness has become normalized; under such conditions, one dispenses with any notion of compassion and holds others responsible for problems they face, problems over which they have no control. In this case, shared responsibilities and hopes have been replaced by the isolating logic of individual responsibility, a false notion of resiliency, and a growing resentment toward those viewed as strangers.
We live in an age of death-dealing loneliness, isolation and militarized atomization. If you believe the popular press, loneliness is reaching epidemic proportions in advanced industrial societies. A few indices include the climbing suicide rate of adolescent girls; the rising deaths of working-class, less-educated white men; and the growing drug overdose crises raging across small towns and cities throughout America. Meanwhile, many people often interact more with their cell phones, tablets and computers than they do with embodied subjects. Disembodiment in this view is at the heart of a deeply alienating neoliberal society in which people shun in-person relationships for virtual ones. In this view, the warm glow of the computer screen can produce and reinforce a new type of alienation, isolation and sense of loneliness. At the same time, it is important to note that in some cases digital technologies have also enabled young people who are hyper-connected to their peers online to increase their face-to-face time by coordinating spontaneous meetups, in addition to staying connected with each other near-constantly virtually. How this dialectic plays out will in part be determined by the degree to which young people can be educated to embrace modes of agency in which a connection to other human beings, however diverse, becomes central to their understanding of the value of creating bonds of sociality.
Needless to say, however, blaming the internet itself -- which has also helped forge connections, and has facilitated movement-building and much wider accessibility of information -- is too easy. We live in a society in which notions of dependence, compassion, mutuality, care for the other and sociality are undermined by a neoliberal ethic in which self-interest and greed become the organizing principles of one's life and a survival-of-the fittest ethic breeds a culture that at best promotes an indifference to the plight of others and at worst, a disdain for the less fortunate and support for a widespread culture of cruelty. Isolated individuals do not make up a healthy democratic society.
New Forms of Alienation and Isolation
Neoliberalism fosters the viewing of pain and suffering as entertainment, warfare a permanent state of existence, and militarism as the most powerful force shaping masculinity. Politics has taken an exit from ethics and thus the issue of social costs is divorced from any form of intervention in the world. For example, under neoliberalism, economic activity is removed from its ethical and social consequences and takes a flight from any type of moral consideration. This is the ideological metrics of political zombies. The key word here is atomization, and it is the defining feature of neoliberal societies and the scourge of democracy.
Volgende keer meer over de sycofanten, conformisten, opportunisten, de poseurs en de profiteurs.
2 opmerkingen:
Jammer dat we tegenwoordig vaker twee artikelen-in-een krijgen. Het maakt e.e.a. nogal verwarrend,
en als gevolg daarvan reageren erop onnodig omstandig en extra verwarrend.
bauke
toch zit er een onlosmakelijk band tussen die twee artikelen. ik probeer de grotere context te laten zien.
stan
Een reactie posten