Na de publicatie van het Chilcot-rapport schreef de Amerikaanse journalist en auteur Eric Margolis dat hij
who had covered Iraq since 1976, was one of the first to assert that Baghdad had no so-called weapons of mass destruction, and no means of delivering them even if it did. For this I was dropped and black-listed by the leading US TV cable news network and leading US newspapers...
The planned invasion of Iraq was not about nuclear weapons or democracy, as Bush claimed. Two powerful factions in Washington were beating the war drums: ardently pro-Israel neoconservatives who yearned to see an enemy of Israel destroyed, and a cabal of conservative oil men and imperialists around Vice President Dick Cheney who sought to grab Iraq’s huge oil reserves at a time they believed oil was running out. They engineered the Iraq War, as blatant and illegal an aggression as Hitler’s invasion of Poland in 1939…
The planned invasion of Iraq was not about nuclear weapons or democracy, as Bush claimed. Two powerful factions in Washington were beating the war drums: ardently pro-Israel neoconservatives who yearned to see an enemy of Israel destroyed, and a cabal of conservative oil men and imperialists around Vice President Dick Cheney who sought to grab Iraq’s huge oil reserves at a time they believed oil was running out. They engineered the Iraq War, as blatant and illegal an aggression as Hitler’s invasion of Poland in 1939…
The US and British media, supposedly the bulwark of democracy, rolled over and became an organ of government war propaganda. Blair had the august BBC purged for failing to fully support his drive for war. BBC has never recovered.
Ik citeer Margolis omdat het werk van deze publicist zo haarscherp aantoont wat er aan de Nederlandse journalistiek ontbreekt, namelijk een kritische benadering van de macht. Zo beweerde de meest gerespecteerde opiniemaker van de polderpers, wijlen Henk Hofland, in De Groene Amsterdammer van 15 april 2015, onder de kop 'Hillary's nieuwe wereld,' dat mevrouw Clinton toen ‘al de ideale kandidaat,' was voor het Amerikaanse presidentschap, en wel omdat zij ‘als vrouw van president Clinton een groot incasseringsvermogen’ had ’opgebouwd en later als minister van Buitenlandse Zaken aanzienlijke politieke ervaring’ had ‘opgedaan.’ Bovendien ‘kent [ze] de wereld,’ zo stelde de toenmalige éminence grise van de Nederlandse journalistiek met grote stelligheid. Nog afgezien van alle schandalen waarbij Hoflands ‘Hillary’ betrokken is geweest, en het feit dat zij gefinancierd wordt door de Amerikaanse ‘oligarchie,’ met haar 'unlimited political bribery,’ zoals oud-president Jimmy Carter in juli 2015 opmerkte, is tevens algemeen bekend dat mevrouw Clinton als senator en havik de illegale inval in Irak volmondig steunde. Met andere woorden: Hoflands ‘ideale kandidaat’ voor de belangrijkste politieke functie in de wereld heeft een zogeheten ‘agressieoorlog’ gesteund, een oorlogsmisdaad, waarover Robert H. Jackson, de Amerikaanse hoofdaanklager tijdens de Processen van Neurenberg, destijds verklaarde:
If certain acts and violations of treaties are crimes, they are crimes whether the United States does them or whether Germany does them. We are not prepared to lay down a rule of criminal conduct against others which we would not be willing to have invoked against us,
en
This trial is part of the great effort to make the peace more secure. It constitutes juridical action of a kind to ensure that those who start a war will pay for it personally.
en
To initiate a war of aggression, therefore, is not only an international crime; it is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole.
Desondanks, of beter nog, juist daarom gold voor Hofland -- door zijn sycofanten in de polder tot de ’beste journalist van de twintigste eeuw’ uitgeroepen -- dat ‘Hillary’ de ‘ideale kandidaat’ was voor de ongeveer 55 procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden die nog de moeite neemt om tijdens de presidentsverkiezing te stemmen, een extreem laag percentage dat door de Atlantische opiniemaker Hofland ruim een halve eeuw angstvallig verzwegen werd. Dat zijn ‘Hillary’ mede verantwoordelijk was voor een ‘supreme international crime,’ en volgens het internationaal recht veroordeeld had moeten worden, is voor H.J.A. Hofland en zijn zelfbenoemde 'politiek-literaire elite' een te verwaarlozen detail geweest. In zijn witte westerse denken speelden gekleurde volkeren geen rol van betekenis, zij behoorden de geschiedenis slechts over zich heen te laten komen, want, zo beweerde hij meermaals, ‘het Westen’ was ‘vredestichtend.’ Het moet voor een onafhankelijke journalist onmiddellijk duidelijk zijn dat Hofland geen journalistiek maar propaganda bedreef. Daarom is het ook zo misselijk makend dat hij door pluimstrijkers als de journalist en auteur Frank Westerman nu wordt verheerlijkt. Westerman schreef in een puberale stijl over zijn leermeester ondermeer:
Als collega-redacteur bij NRC Handelsblad mocht ik Henk zeggen, maar ik durfde hem domweg niet aan te spreken. Twee turven hoog, en toch zoveel autoriteit! Wat me weerhield was geen vrees, maar ontzag.
Ontzag voor een man die zijn werkzaam leven lang precies wist wat het establishment accepteerde, en vooral ook wat het niet accepteerde, en op die manier moeiteloos uitgroeide tot de stem van de gevestigde orde, die zich liet inhuren om propaganda te maken voor onder andere het westers militair-industrieel complex, zoals ik gedocumenteerd heb proberen aan te tonen op deze weblog. Ook daarom zijn de volgende woorden in Westerman’s hagiografie over Hofland zo intens weerzinwekkend:
Om een handtekening heb ik nooit durven vragen. Hoe zou ik dat moeten aanpakken – met een klop op de deur van zijn schrijfkamertje aan de Paleisstraat in Amsterdam, waar de beroemde sofa stond waarop hij zijn middagtukjes deed (power naps avant la lettre)?
In plaats daarvan zag ik mijn kans schoon toen ik in 1996 op reportage mocht naar New York. Uit eerbetoon en nieuwsgierigheid, niets dan dat, liep ik van het Empire State Building naar Hoflands tweede huis: het Chelsea Hotel. Rode baksteen. Merkwaardige balkonnetjes. Shabbyness. Maar ook: een tijdloze lobby met hout en glas, versleten vloerkleden, kraakverse exemplaren van The New York Times. Ik nam plaats in een van de zetels, opgaand in het filmdecor om me heen, en niet omdat Allen Ginsberg of Arthur Miller hier ooit zaten. Maar gewoon om me voor even Hofland te wanen.
Weerzinwekkend of niet, mijn collega Frank Westerman, demonstreert onbewust feilloos wat er fout is aan de Nederlandse journalistiek. Door het poldermodel, waarbij iedereen die meent mee te tellen even gecorrumpeerd is als alle anderen die menen mee te tellen, bestaat er in de polder geen serieuze journalistiek. Ons kent Ons, met als gevolg figuren als Westerman, die zelfs geen ‘handtekening’ durfde te vragen aan de man die ook geestelijk ‘[t]wee turven hoog,’ hoog was, en internationaal niet meetelde, maar onder provincialen ‘toch zoveel autoriteit!’ bezat. Voor Westerman en zijn soortgenoten blijft gelden dat Allen Ginsberg en Arthur Miller slechts onbeduidende tuinkabouters zijn, vergeleken bij het heertje dat na gedane arbeid op zijn ‘beroemde sofa,’ let op de taalkundige waanzin, ‘zijn middagtukjes deed.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten