DONDERDAG 22 APRIL 2010
Het Joods Slachtofferisme 3
Burgemeester Cohen en Anneke Jos Mouthaan, ridder in de orde van Oranje Nassau, vanwege het feit dat ze initiatiefneemster is van het SIVMO, het Steuncomité Israëlische Vredesgroepen en Mensenrechten Organisaties, en van Een Ander Joods Geluid.
Gisteren sprak ik talloze -- in de woorden van Gidi Markuszower --'verachtelijke joodjes' die in de prachtig aan het water gelegen IJ-kantine in Amsterdam Noord gezamenlijk de tachtigste verjaardag vierden van Anneke Jos Mouthaan, een van de oprichters van Een Ander Joods Geluid. Ik leerde Anneke goed kennen toen ik twintig jaar geleden samen met haar en een Joods-Israelische vredesactiviste door Gaza reisde en al snel ontdekte hoe dapper ze was. Terwijl we met een groepje Palestijnse schoolkinderen op de hoek van een straat aan het spreken waren, schoten ineens Israelische militairen in onze richting. Nadat ik op de Hilversumse radio had laten horen hoe daarbij de kogels insloegen op stalen rolluiken leverde me dat meteen de kwalificatie 'antisemiet' op van een zionist die even fanatiek was als het toekomstige Tweede Kamerlid Gidi Markuszower, die Anneke en al die andere bekende en onbekende 'verachtelijke joodjes' het liefst zou willen kaltstellen. Ik merkte gisteren een zekere schaamte over deze joodse extremist. Dat het in Nederland zover is gekomen dat een in Israel geboren zionist joodse Nederlanders bedreigt met uitstoting en erger is iets dat eigenlijk niemand had verwacht. Zeker niet de kleine, fragiele Anneke Jos Mouthaan toen ze mij meenam naar de bezette gebieden. En toch wisten zij en andere progressieve joodse Nederlanders dat het extremisme de overhand zou krijgen wanneer ze hun mond niet zouden opendoen en zouden laten horen dat er een ander joods geluid was.
Het was in hetzelfde jaar 1990 dat de Israelische generaal Yehoshafat Harkabi tegen mij zei:
De huidige politici gebruiken de Holocaust als vrijbrief om hun extremisme te legitimeren.
Twee jaar eerder al had hij in zijn boek Israël’s Fateful Decisions de volgende waarschuwing gegeven:
‘Wat op het spel staat is het voortbestaan van Israël en de status van het judaïsme. Israël zal spoedig met het moment van de waarheid worden geconfronteerd.’
Als voormalig hoofd van de Israëlische Militaire Inlichtingen Dienst, die van binnenuit wist door welke ideologie de zionisten gemotiveerd werden, schreef de oud generaal en hoogleraar Harkabi:
‘Niet alleen heeft de politiek van een bepaalde groep leiders Israël een pijnlijke erfenis nagelaten, maar achter de fiasco’s waaraan ze zich schuldig hebben gemaakt, gaat een gevaarlijk en bedrieglijk wereldbeeld schuil… Internationale betrekkingen in de moderne betekenis berusten op de opvatting van gelijkwaardigheid tussen de verschillende politieke entiteiten. Deze opvatting van gelijkheid is het judaïsme vreemd. Het joodse denken verdeelt de wereld in tweeën: het Joodse volk versus de niet-Joden… Het zich bewust zijn van de valkuilen van etnocentrisch denken is belangrijk voor een volk als dat van de Joden, wier zelfbeeld maar al te snel hun visie op de betrekkingen tussen henzelf en de rest van de wereld vervormt… Geen enkele factor bedreigt Israëls toekomst zozeer als de overtuiging van het eigen gelijk… Naar mijn mening vormt de eigendunk een groter gevaar voor Israël dan het antisemitisme… Zelfkritiek is noodzakelijk om… de overtuiging van het eigen gelijk te neutraliseren, een overtuiging die voorkomt uit een fundamentele joodse houding.’
En tegen mij verklaarde hij:
Deze obsessie kan alleen maar uitlopen op een catastrofe, op individuele en collectieve zelfmoord, zoals eerder in de joodse geschiedenis is gebeurd. In het begin van de jaren tachtig heb ik voor mijn boek The Bar Kokhba Syndrome: Risk and Realism in International Relations een uitgebreide studie verricht naar de Bar Kochva-opstand in de jaren 132-135 van de jaartelling. Over de aanleiding tot de opstand tegen de Romeinen bestaat onduidelijkheid. Sommigen stellen dat het een verbod op de besnijdenis was, maar andere bronnen vertellen ons weer dat dit verbod pas na de opstand werd afgekondigd. In elk geval leidde de revolte tot de ondergang van de Joodse gemeenschap in ’het beloofde land’. Vast is komen te staan dat er destijds sprake was van een sterk messiaans verlangen onder de joden. Bar Kochva, de leider van de opstand, werd door zijn volgelingen gezien als de Messias die gekomen was om de Joden te verlossen. Vanaf het begin hadden de zeloten geen schijn van kans. Gelukkig deden alleen de fanatieke Joden uit Judea eraan mee en niet de gematigde Joden van Galilea, wat op zich al aantoont dat er geen existentiële noodzaak was om in opstand te komen. Welnu, het Romeinse systeem berustte op het stationeren van kleine legers om de orde te handhaven. Maar zodra er ergens in het rijk een opstand uitbrak, werd die ogenblikkelijk meedogenloos afgestraft. De opstandelingen en hun families werden uitgeroeid en die wreedheid was bedoeld om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen. Vandaar ook het belang van de leiders van de diverse volkeren die onder het Romeinse gezag stonden om geen extreme nationalistische verlangens op te roepen, maar om realistische verwachtingen te koesteren. Per slot van rekening dient voor een leider het voortbestaan van zijn volk de allerbelangrijkste overweging te zijn bij het nemen van een besluit. De Bar Kochva-opstand illustreert voor mij het belang van realisme in de politiek, gebrek aan realiteitszin eindigt onvermijdelijk in een catastrofe, toen zowel als nu. In mijn boek trek ik dan ook conclusies uit deze historische les.
Het onvermogen om realistisch te zijn is fataal voor een volk en leidt tot individuele en collectieve zelfmoord. Ik weet dat omdat ik een strateeg ben, ik ben geen historicus. Ik doceer strategie en heb hierover ook een zeshonderd pagina’s tellend standaardwerk geschreven voor de militaire academie in Israël. Op een bepaald moment kwam ik bij het hoofdstuk over nederlagen aan en dacht toen: waarom zou ik de nederlagen van andere volkeren beschrijven? Laat ik onze eigen nederlagen analyseren en daar conclusies aan verbinden. Bij de Bar Kochva-opstand ontdekte ik al snel dat deze voor de zionisten buitengewoon belangrijke episode volstrekt anders geïnterpreteerd moet worden dan op Israëlische scholen onderwezen wordt. Ik vroeg me vervolgens af waarom wij Bar Kochva in Israël vereren, terwijl zijn activiteiten een grote ramp hebben veroorzaakt. Waarom beschrijven de Joodse encyclopedieën hem nu als een groot militaire strateeg die meer dan drie jaar lang de best getrainde en uitgeruste Romeinse legioenen wist te weerstaan. Alsof dát belangrijk is en niet het resultaat, de vernietiging van de natie. Ik constateerde ook dat door de hele joodse geschiedenis heen Bar Kochva altijd gezien werd als een onverantwoordelijke, fanatieke dwaas, die het land naar de ondergang had geleid. Hij werd absoluut niet als een grote held vereerd, zoals momenteel het geval is. Hij werd veroordeeld als een valse profeet. Pas tijdens de Verlichting, toen overal in Europa het nationalisme zijn kop opstak, gingen de joden op zoek naar een held en stuitten daarbij op Bar Kochva. Toen in het begin van de twintigste eeuw Franz Kafka, Hugo Bergmann en Max Brod in Praag een joodse studentenvereniging oprichtten, noemde ze die naar Bar Kochva, zonder overigens precies te weten hoe rampzalig hij voor de joodse geschiedenis is geweest. Men had gewoon een nationalistische held nodig, die de wapens had opgenomen, dat was het enige. Naderhand, in het interbellum, noemden de zionisten van Jabotinsky hun jeugdbeweging Betar, naar het bastion waar Bar Kochva’s aanhangers definitief door de Romeinen werden verslagen. Het is absurd dat een natie zijn eigen ondergang vereert, dat een staat een fanatieke dwaas tot held uitroept, als het grote voorbeeld stelt dat navolging verdient. De verering van Bar Kochva is een oxymoron, het verheerlijken van de opstand betekent het verheerlijken van de vernietiging. Deze verering is een ritueel van de dood en de zelfmoord, een verslaving aan een rampzalige mythe. Het getuigt van een groot gebrek aan realiteitszin, aan pragmatisme ook. Die mentaliteit is ook herkenbaar bij zionisten, die ervan uitgaan dat God de geschiedenis maakt, dat Hij de enige is die handelt, dat de joden Hem alleen maar blind kunnen gehoorzamen, dat zij het instrument zijn van de Allerhoogste. In hun optiek is de joodse geschiedenis de biografie van God, de mens is onmachtig. En het angstaanjagende is dat we nu zien hoe op een bepaalde manier dit denken terugkeert bij de geseculariseerde zionisten. Zij zien zichzelf alleen maar als lijdend voorwerp van de geschiedenis, als slachtoffers van de geschiedenis. Ik ben dan ook fel gekant tegen mensen die telkens weer teruggrijpen op de Holocaust. Wat ze daarmee in feite zeggen is dat Joden alleen maar slachtoffers zijn, en impliciet daarmee weer stellen ze dat wij zelf geen verwerpelijke dingen kunnen doen, we zijn immers alleen maar slachtoffers. Die zienswijze verblindt. Ikzelf geloof in zelfkritiek, anderen kunnen wel degelijk slachtoffer van onze daden zijn. De Holocaust mag niet gebruikt worden als een vrijbrief. De onvoorstelbare gruwelijkheid van de vernietiging van zes miljoen joden moet worden beschouwd als een mogelijkheid om ons intellectuele leven te verdiepen, om inzicht te verwerven in het kwaad, zodat we er zelf beter van worden en niet slechter. Ik geloof in een psycho-analytische benadering, waarbij we ons bewust worden van bepaalde mechanismen. Als we onze zwarte kant verbergen en onszelf er geen rekenschap van geven loopt het fout af. Zodra we onszelf bekritiseren zien we wat we doen en dat is een oplossing, niet dé oplossing, maar laat ik zeggen een gedeeltelijke. Ik geloof niet in totale oplossingen, die bestaan in het leven niet.
Over de rechtse zionistische leiders zei generaal Harkabi dat ze ervan overtuigd zijn dat het conflict een uitputtingsoorlog is, dat de tijd in ons voordeel werkt, en dat de Palestijnen uiteindelijk vermoeid zullen raken en zullen vertrekken en dat we ze daar een handje bij kunnen helpen. Hij denkt in termen van verdrijven, maar dan niet als een eenmalige gebeurtenis, zoals in 1948. Shamir ziet het als een proces waarbij de omstandigheden zo erbarmelijk worden gemaakt dat ze vanuit zichzelf vertrekken en ons het land leeg zullen nalaten. Hoe dan ook, of het een eenmalige gebeurtenis dan wel een proces, maakt niet zo veel uit, waar het om draait is de gedachte dat de Palestijnen moeten verdwijnen. Centraal in deze opvatting staat de ideologie van Jabotinsky, geestelijk vader van de Irgun van Begin en de Lehi van Shamir, ondergrondse bewegingen die tijdens de Britse mandaatperiode met geweld en terrorisme de stichting van een Joodse staat nastreefden. Voor hen heiligde het doel de middelen en was terreur noodzakelijk en zelfs prijzenswaardig. Hun uiteindelijke doel is Eretz Israël, een zo groot mogelijk Israël dat ook de West Bank, de Gazastrook en Jordanië omvat. Dat moet koste wat kost verwezenlijkt worden. Het is extreem nationalisme, gebaseerd op alles of niets. “Sterven of de berg veroveren”, zoals het strijdlied ging. Hun inspiratie putten ze uit historische gebeurtenissen in de joodse geschiedenis, zoals de massale zelfmoord in Masada en de bij voorbaat kansloze opstand van Bar Kochva tegen de oppermachtige Romeinen, waarbij meer dan een half miljoen joden omkwam en de rest definitief in de diaspora verdween. De politici die nu aan de macht zijn in Israël komen uit deze zionistische stroming voort, die vanaf het allereerste begin door en door reactionair was. Zo waren er opleidingskampen van de revisionistische zionisten in het fascistische Italië van Mussolini. Tegen het eind van 1940, zeven jaar nadat Hitler aan de macht was gekomen, toen de wreedheden van de nazi’s algemeen bekend waren, probeerde de Lehi een verbond te sluiten met nazi-Duitsland. Het memorandum van de Lehi aan de Duitse nationaalsocialisten stelde dat “volgens zijn wereldbeschouwing en structuur [de Lehi] zeer dicht staat bij de totalitaire bewegingen van Europa”. Ze claimden een ideologische verbondenheid en dit was geen incident zoals blijkt uit de contacten met het fascistische Italië. In hun publicaties werden zelfs lovende woorden aan Hitler gewijd. Ten slotte trachtte de Lehi een bijeenkomst te organiseren met de nazi’s om hen ervan te overtuigen een verbond te sluiten met de Joden in de gezamenlijke strijd tegen de Britten. Zelfs tijdens de Holocaust bleven de aanhangers van deze organisatie aanslagen plegen op de Britten in Palestina. Het onverzoenlijke alles of niets is de geestelijke achtergrond van de huidige Israëlische leiders, uit dit extremisme komen ze voort. Het zou een waarschuwing voor de buitenwereld moeten zijn, want dit extremisme is niet afgezwakt, laat staan afgezworen. Het is zelfs kenmerkend voor de huidige Israëlische politiek. Vergeet niet dat Yitzhak Shamir en minister van Defensie Moshe Arens tegen het vredesakkoord met Egypte waren omdat dit het opgeven van de bezette Sinaï betekende.
De machthebbers in Israël neigen ertoe de realiteit uit het oog te verliezen. Ze geloven in geweld om ultieme politieke doelen te forceren, zoals bleek uit de Libanonoorlog. Ze bedwelmen zichzelf met hun eigen woorden, in feite is het een en al retoriek. De huidige politici gebruiken daarbij de Holocaust als vrijbrief om hun extremisme te legitimeren. De aanspraak op de bezette gebieden is allereerst een ideologische zaak, een directe voortzetting van de oude eis dat ook de Oostoever, het huidige Jordanië dus, Israëlisch grondgebied moet worden. Jabotinsky schreef voor een van hun strijdliederen: “De Jordaan heeft twee oevers – de ene is van ons en zo ook de andere.” Het opgeven van de West Bank zal een dodelijke slag voor het revisionistische zionisme betekenen. Om dat te voorkomen gaat de regering-Shamir door met het koloniseren van de bezette gebieden. Terugtrekken en een compromis worden daardoor verhinderd, zo denkt men. De staat is een speelbal geworden van het extremisme, dat een failliete politiek probeert te maskeren. Zie wat er is gebeurd na de inval in Libanon. Zowel naar binnen als naar buiten toe is er een enorme polarisatie ontstaan. Dr. Israël Eldad, na de stichting van de staat de belangrijkste ideoloog van rechts, benadrukte in Bespiegelingen over Israël het belang van de heldendaad. Hij verheerlijkte de heroïek van de eenmalige gebeurtenis, die spectaculairder is dan de overwinning na een langzaam proces. Eldad schreef dat in de Jabotinskyschool onverschrokkenheid altijd centraal stond. Weliswaar leidde deze krijgshaftigheid tot dan toe altijd tot de ondergang, zoals in Masada, maar de poging moest toch gewaagd worden, want misschien voltrok zich ineens een wonder en gebeurde het onmogelijke. Dit sentiment speelt een grote rol in de Israëlische politiek, het is doordrenkt van een dramatisch levensgevoel, zowel op individueel als op collectief niveau. Het gevolg van deze levensgevaarlijke houding is dat wanneer Israël gedwongen wordt zich volledig uit bezet gebied terug te trekken er dan een gigantische crisis in Israël zal uitbreken. De gewone burgers zullen het gevoel hebben jarenlang bedrogen te zijn geweest. En terecht, want jarenlang is zo veel geld en zijn zo veel mensenlevens opgeofferd aan het behouden van de West Bank, zo veel geld dat aan veel betere doelen had kunnen worden besteed. Geld voor geweld dat Israël moreel failliet heeft gemaakt,
aldus de inmiddels overleden generaal Harkabi. Het zionisme is er wel in geslaagd het judaisme aan te tasten, maar is er niet in geslaagd dat judaisme te vernietigen en wel omdat het extremistische zionisme geen volwaardige identiteit kan scheppen. Het chauvinisme is een surrogaat-oplossing, terreur kan nooit een antwoord zijn, agressie werkt slechts korte tijd. Men kan een groep mensen niet eeuwig gemobiliseerd houden met een surrogaat identiteit, zelfs niet wanneer dit gevoed wordt door een gecultiveerd slachtofferschap.
Gezien de klemmende waarschuwingen van vooraanstaande en onbekende gematigde zionisten in Israel en daarbuiten en gewone joodse Nederlanders is het duidelijk hoe hol de woorden van Maxime Verhagen zijn wanneer hij zegt: 'Ik draag Israël een warm toe.' De Nederlandse politiek gebruikt de joden in Israel voor haar eigen belangen. Op hun beurt laten de joodse Nederlanders die op Markuszower gaan stemmen zich gebruiken.
VRIJDAG 15 APRIL 2016
Anneke Jos Mouthaan 1930-2016
Anneke (Foto Anja Meulenbelt).
Anneke Jos Mouthaan, oprichtster van SIVMO (Steuncomité Israelische Vredesgroepen en Mensenrechtenorganisaties), mede-oprichtster van EAJG (Een Ander Joods Geluid) en jarenlang boegbeeld van de strijd tegen Israels chauvinisme en landhonger, is woensdagmiddag overleden. Ze 'was 86. Een fragiel vrouwtje met een wrakke gezondheid, dat al een paar jaar eigenlijk gewoon invalide was, maar tegelijkertijd niet van ophouden wist en een doorgewinterde, koppige activiste bleef.
Ik leerde Anneke kennen in de jaren '90 via een andere, inmiddels al weer enige tijd geleden overleden, activistische vriendin, Roos Sijbrands, die actief was binnen de ''Zwarte Vrouwen'' (en me in mijn Egypte-tijd te verraste door met haar Deux Chevaux in Cairo op te duiken). Na een stroef begin - Anneke vroeg me de eerste keer: ''Was jij niet iemand die altijd met iedereen ruzie kreeg?'' - hebben zij en ik ook een aantal jaren samengewerkt. Onder meer was ik via haar een paar jaar de man die een kwartaalblaadje voor EAJG maakte. Eerst kwam ik bij haar thuis, later verplaatste het toneel zich naar het (toen) nieuwe kantoor van SIVMO en EAJG op het terrein van het oude Wilhelmina Gasthuis.
Gaandeweg groeide het contact uit tot vriendschap. Anneke was vinnig, lastig en veeleisend, maar to the point. En als ze je mocht was ze loyaal en eigenlijk ook heel lief. Zijzelf vond zich geen hoogvlieger (''Jurkjes verkopen is het enige dat ik goed kon'') maar ze had een scherp inzicht in politieke en andere verhoudingen en keek cynisch door een hoop geleuter heen. Ik moet bekennen dat ik wat betreft de manieren om dingen tot hun uiterste essentie te herleiden nog wel het één en ander van haar heb geleerd.
Pas toen ik haar al jaren kende, en meer over haar had gehoord en gelezen, begon ik haar een beetje te begrijpen. Via het interview dat Colet van der Ven met haar had gehad in Trouw:
,,Mijn moeder was een Amsterdamse Jodin, mijn vader half Indisch. Ze hadden geen goed huwelijk. Zij domineerde dermate dat hij geen kant op kon en daar werd hij chagrijnig van, maar hij was ook een moeilijke man. Toen ik drie was is mijn vader - hij was ingenieur - ontslagen en zijn we vanuit Indonesië naar Nederland gegaan. Daar hebben we anderhalf jaar bij mijn Joodse grootouders gewoond. In mijn beleving een eindeloze tijd. Bij mijn grootouders voelde ik me veilig. Ik herinner me de warme schoot van mijn oma, de wandelingen met mijn opa. Op mijn vijfde zijn we teruggegaan naar Indonesië. De aanpassing verliep moeilijk. Mijn vader vond geen baan dus moest mijn moeder gaan werken, wat toen ongebruikelijk was in Indonesië. De meeste blanke kinderen discrimineerden mij en mijn oudere broertje want wij waren Joods, dus heiden, en hadden bovendien Indonesisch bloed. Om mee te mogen spelen kocht ik hen om met warme chocolademelk. Op school was ik maar een gewoon zesjeskind. Leo, mijn broer, daarentegen was net als mijn moeder hyperintelligent. In augustus 1941 ging hij naar de hbs in Bandung.''Lees verder:
Israelische militairen die Palestijnse kinderen proberen dood te schieten, terreur die door de 'pro-zionistische lobbygroep' het CIDI wordt verzwegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten