14 juli 2012 berichtte de Volkskrant onder de kop 'Foto's zorgen voor felle reacties':
De publicatie van de executie-foto's afgelopen week in de Volkskrant heeft tot een hausse aan reacties geleid. Vrijwel alle media namen de foto's over en wijdden uitgebreid aandacht aan het fotomateriaal van de Enschedese soldaat Jacobus R…
Voor sommigen waren de foto's 'oud nieuws', bleek uit een column van Henk Hofland in NRC Handelsblad. Hij was in 1949 huzaar eerste klas, gedetacheerd bij de Leger Film- en Fotodienst, die hem had uitgeleend aan het Bureau Vaste Staven Troepenschepen. Hij draaide speelfilms af op de troepenschepen die de militairen van en naar Batavia verscheepten. 'Daar aan boord heb ik voor het eerst dergelijke gruwelfoto's gezien - niet een paar, maar ettelijke. Voor zover ik me herinner, werden ze me niet getoond met trots, maar als bewijzen van ervaring,' schreef hij deze week.
Met anderen woorden: 'Voor zover' opiniemaker H.J.A. Hofland het zich herinnert waren de foto's 'bewijzen' van datgene wat het internationaal recht oorlogsmisdaden betitelt, het standrechtelijk liquideren van burgers. De nestor van de polderpers blijkt meer dan 60 jaar lang gezwegen te hebben over zijn 'ervaring' met 'gruwelfoto's,' die verdacht veel leken op de misdaden waarvoor hoge nazi's in diezelfde tijdsperiode in Neurenberg ter dood werden veroordeeld. Op één redacteur van HP/De Tijd na verwonderde niemand van Hoflands 'politiek-literaire elite' zich over de opmerkelijke geheimhouding van de meest vooraanstaande Nederlandse opiniemaker. Zijn met zorg gekozen woorden dat het hier niet om 'trots' zou gaan, maar om 'bewijzen van ervaring,' zijn overigens niet online te lezen, in tegenstelling tot veel NRC-columns van Hofland. De ouwe rot in het vak was slim genoeg om niet te schrijven dat de 'gruwelfoto's' rondgingen om elkaar te laten zien hoe kordaat Jan Soldaat was geweest. Tegelijkertijd wist hij al die jaren dat het hier 'gruwel'-daden betrof waarover hij, als woordvoerder van de gevestigde orde, zoveel mogelijk diende te zwijgen. Althans, als Hofland zijn carrière niet in een vroegtijdig stadium de grond in wilde boren. De doorsnee Nederlander heeft voor deze motivering het volste begrip. Die drijfveer is kenmerkend voor het poldermodel, met zijn — wat Huizinga noemde — 'lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes.' Jan Soldaat deed niet meer dan wat van hem verwacht werd 'voor vrouw en kind en vaderland' en dit 'alleen van hogerhand.' In de ogen van het merendeel van de bevolking was er bovendien, na eeuwen koloniale onderdrukking, geen enkele sprake van een onafhankelijkheidsoorlog, maar van een simpele, brutale verstoring van de openbare orde. Vandaar dat deze oorlog in Nederland nog steeds 'politionele acties' heten.
De vraag is evenwel waarom de Nederlandse intelligentsia zich niet heeft verdiept in de oorzaak van Hoflands zwijgen over het bestaan van 'bewijzen' van 'gruwel'-daden. Immers, als 'journalist van de eeuw,' wordt Nederlands meest vooraanstaande opiniemaker algemeen gezien als uiterst betrouwbare bron van informatie. Hoe is het collectieve cynisme te verklaren in dit piepkleine land van 16 miljoen inwoners? Als voor de 'politiek-literaire elite' in de polder het zoeken naar waarheid geen drijfveer is, wat beweegt haar dan wel? Waarom worden zelfs deze vragen niet gesteld door al die betweters? Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet slechts om Henk Hofland, maar om allen die zich onderdeel achten van de Nederlandse intellectuele 'elite.' Een ander voorbeeld van het verzwijgen van de geschiedenis gaf professor dr. Marjan Schwegman, directeur van het NIOD/KNAW. Voor de niet-ingewijde: 'het NIOD is een kennis- en informatiecentrum over oorlog, Holocaust en genocide. Het instituut is een onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).' De reden dat het NIOD pas na zes decennia op 19 juni 2012 aandrong op een 'nieuw, volledig onderzoek... naar geweld in Indie 1945-1949' was simpel: de Tweede Wereldoorlog was van alle denkbare kanten al onderzocht, dus was mevrouw Schwegman op zoek naar werk voor zichzelf en haar instituut. Samen met Piet Kamphuis, directeur Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en Gert Oostindie, directeur Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), was zij van mening dat niet langer meer de oorlog in voormalig Ons-Indië verzwegen kon blijven. Een bijkomend argument was dat niemand meer politiek of juridisch aansprakelijk kon worden gesteld, omdat de Nederlandse oorlogsmisdadigers en hun politiek verantwoordelijke opdrachtgevers inmiddels dood waren. En tenslotte was er het argument dat professor Schwegman een jaar eerder, in januari 2011, als volgt had geformuleerd:
In geschiedschrijving van de oorlog kun je de moraal niet buiten de deur houden.
De directeur van het NIOD heeft helemaal gelijk, vandaar ook het decennialange uitstel, want net als Hofland wil het establishment geen moreel oordeel over zijn eigen immoraliteit. Het zal dan ook niemand verbazen dat acht maanden later, op 13 februari 2013 het volgende bekend werd:
AMSTERDAM - Een groot onderzoek naar Nederlands militair geweld in Indonesië in de jaren 1945-1950 wordt stopgezet.
Dat melden de betrokken onderzoeksinstituten woensdag. Het besluit volgt op de bekendmaking dat de overheid geen extra geld voor het onderzoek wil uittrekken,
met als absurd excuus: 'omdat Indonesië dit onderzoek niet zou steunen.' En aldus kan de Nederlandse geschiedenis nog langer in de doofpot blijven, en hoeven nabestaanden niet financieel vergoed worden voor het leed dat Nederland hen aandeed. Niemand van Hoflands 'politiek-literaire elite' verbaasde zich over het feit dat meer dan 60 jaar na dato de academica Schwegman van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie zich moest afvragen: 'In welke situaties gaan militairen over tot excessief geweld?' Niemand van de zelfbenoemde 'elite' die verwonderd opkeek toen de zogeheten kwaliteitspublicatie de Volkskrant op dinsdag 10 juli 2012 meldde dat zij
voor het eerst in de geschiedenis foto's [publiceerde] van executies tijdens de politionele acties in voormalig Nederlands-Indië.
De Volkskrant-redactie vroeg een aantal zorgvuldig uitgekozen autoriteiten een reactie op het meer dan 60 jaar lang geheim gehouden beeldmateriaal van Nederlandse oorlogsmisdaden, onder wie de hooggeleerde Marjan Schwegman. Zij reageerde voorspelbaar met een aantal gewiekste opmerkingen:
Voor mij is de publicatie van de foto's een ondersteuning voor ons pleidooi voor een nieuw onderzoek. Je kunt hier aan zien dat er echt nieuwe feiten naar boven kunnen komen, en dat met het voortschrijden van de tijd nieuwe bronnen kunnen opduiken. Ik denk dat deze foto's bepaalde vermoedens bevestigen, maar dat je juist bij deze foto's te weten moet komen hoe wat je ziet geïnterpreteerd moet worden, in welke context we dat moeten plaatsen. In welke situaties gaan militairen over tot excessief geweld? Foto's als deze roepen dus meer vragen op dan dat ze beantwoorden. Of dat ook de kans vergroot op excuses van de Nederlandse regering, daar wil ik liever niks over zeggen. We willen juist uit sfeer komen van moraliseren en het aanwijzen van schuldigen. We hopen dat de Nederlandse regering erkent dat onderzoek noodzakelijk is, en dat financieel wil ondersteunen, maar we hebben nog geen antwoord.
Geen enkele geschoolde Nederlander die de tegenwoordigheid van geest had om mevrouw Schwegman het volgende voor te leggen:
Professor, 0p de website van het NIOD kan men het volgende lezen: 'Het NIOD bestaat nu meer dan zestig jaar en is hét centrum in Nederland voor de kennis en de bestudering van Nederland (inclusief Nederlands-Indië) en de Tweede Wereldoorlog,'
Als we afgaan op de beweringen in de Volkskrant zijn
bij het NIOD soortgelijke foto's onbekend, zegt René Kok. 'We hebben heel veel albums hier. Je zit te wachten op het moment dat zo'n foto opduikt en dat is nu. Eerder heb ik dit nooit gezien.'
Wanneer we uitgaan van het feit dat het Nederlands geweld in Indonesië een uitvloeisel was van de Tweede Wereldoorlog, die een tijdelijk machtsvacuüm had geschapen, dan is de vraag gerechtvaardigd waarom het NIOD niet al veel eerder serieus wetenschappelijk veldwerk heeft verricht naar de oorlog in 'Nederlands-Indië'? Uit de uitspraak van René Kok valt op te maken dat de medewerkers van het NIOD al vele decennia hebben zitten 'wachten op het moment dat' er iemand in Nederland het bewijsmateriaal voor hen desnoods uit 'een vuilcontainer' zou vissen. Pas daarna zou door 'hét centrum in Nederland' voor oorlogszaken de Nederlandse terreur kunnen bestuderen. Waarom hebben de NIOD-wetenschappers hun werk niet naar behoren gedaan en schijnen ze dit nu ineens wel te willen doen? Die vraag is belangrijk omdat ook u plotseling stelt dat een 'nieuw, volledig onderzoek nodig' is 'naar geweld in Indie 1945-1949.' Aangezien daar belastinggeld voor nodig is, lijkt het mij dat u verantwoording hierover dient af te leggen tegenover de Nederlandse bevolking en de volksvertegenwoordiging. Zolang dit niet is gebeurd, lijkt het niet verstandig dat het naar werk zoekende NIOD betrokken wordt bij mogelijk 'nieuw' en ditmaal 'volledig' onderzoek. Het feit dat u pleit voor een 'volledig' onderzoek impliceert dat dit eerder niet is gedaan. Waarom niet? Wiens belang werd daarmee gediend? En wiens belang werd daarmee geschaad?
Ik stel deze vragen omdat men de indruk krijgt dat u alles behalve wetenschappelijk waardevrij bent ten opzichte van dit onderwerp. Immers, zonder enig verantwoord onderzoek, stelt u nu al 'dat je juist bij deze foto's te weten moet komen hoe wat je ziet geïnterpreteerd moet worden, in welke context we dat moeten plaatsen.' U suggereert daarmee dat er een rechtvaardiging kan zijn voor het standrechtelijk doden van burgers. En juist dit is het aloude politieke argument om eigen terreur te legitimeren. Kortom, als uw uitgangspunt is dat het rechteloos doden van burgers gerechtvaardigd kan worden door een of andere 'context' dan bent u zeker niet de aangewezen autoriteit om een wetenschappelijk onderzoek te leiden. Kennelijk beseft u niet dat dit soort bloedbaden in strijd zijn met het internationaal recht, of die terreur nu werd gepleegd door nazi-troepen dan wel Nederlandse soldaten, hoe dit alles ook mogen worden 'geïnterpreteerd.' Zelfs als burgers in verzet zijn gekomen tegen een bezetter mogen ze volgens het oorlogsrecht niet standrechtelijk gedood worden. Nu kunt u wel vragen om een forse subsidie, maar laat dat belastinggeld dan niet naar uw instituut gaan, veel beter zou zijn wanneer een nieuw in te stellen werkelijk wetenschappelijke instelling, die los staat van politieke bemoeienis, dit wetenschappelijk onderzoek gaat verrichten. Ik stel dit vooral ook omdat zelfs na al het uitgebreid gedocumenteerde onderzoek dat wereldwijd is verricht en gepubliceerd, u als hoofd van het NIOD nog steeds niet lijkt te weten 'in welke situaties militairen over[gaan] tot excessief geweld.' Laat het wetenschappelijke onderzoek ditmaal aan deskundigen over.
Aangezien in de polder iedereen die een beetje meetelt iedereen kent, is er niemand van de Nederlandse 'intelligentsia' die kritische en dus controversiële vragen durft te stellen. Iedereen in het kleine kikkerland is afhankelijk van de ander, waardoor het poldermodel tot een corrupte houding heeft geleid, die overal in doordringt. Een volk dat zijn eigen geschiedenis niet wil onderzoeken, kent zichzelf niet. Een 'politiek-literaire elite' die weigert haar voornaamste opiniemaker te vragen waarom hij Nederlandse oorlogsmisdaden heeft verzwegen, kent geen intellectuele integriteit. De zelfgenoegzame betweterigheid typeert een houding, gespeend van waardigheid en zelfrespect. Die mentaliteit kent tevens geen logica. Men kan hier de ene dag iets met grote stelligheid beweren om de volgende dag precies het tegenovergestelde te poneren, zonder dat dit tot discussie leidt. De mallotigste opmerkingen worden opgevat als diepzinnige inzichten. Zo kon de alom bewonderde Henk Hofland in De Groene Amsterdammer van 21 januari 2015 schrijven dat:
De massa in de openbare ruimte een onvermijdelijk bijverschijnsel van onze samenleving [is] geworden.
Hoflands bewering negeert het feit dat Juvenalis al 2000 jaar geleden sprak van 'panem et circenses,' toen de Romeinse satirische dichter schreef:
Vroeger verkochten we onze stem aan niemand. Al een hele tijd heeft het volk de macht afgestaan. Het volk benoemde vroeger militaire bevelhebbers, hoge ambtenaren, legioenen, alles. Nu beperkt het volk zichzelf en hoopt alleen nog op twee zaken: brood en spelen.
Kennelijk beseft de nestor van de polderpers niet dat 'panem et circenses' de basis is waarop, vanaf het begin van de westerse cultuur, elke macht is gebaseerd. Brood en spelen om de troon niet te laten wankelen. Door de millennia heen zijn beide fenomenen onlosmakelijk met elkaar verbonden geweest. En voor het geval dit onvoldoende dreigt te worden, is er altijd nog de propaganda van -- voorheen -- de geestelijkheid en vandaag de dag van de mainstream-pers. Al in de achttiende eeuw schreef de Verlichtings-filosoof David Hume in zijn essay Of The First Principles of Government (1768), over 'the easiness with which the many are governed by the few' en 'the implicit submission with which the men resign their own sentiments and passions to those of their rulers,' om tot de conclusie te komen:
When we enquire by what means this wonder is brought about, we shall find, that as Force is always on the side of the governed, the governors have nothing to support them but opinion. It is therefore, on opinion only that government is founded; and this maxim extends to the most despotic and most military governments, as well as to the most free and most popular.
De macht moet zich elke dag weer legitimeren, zonder het volk heeft de koning geen macht. Vandaar de noodzaak van brood en spelen, én van voortdurende propaganda. Dat Hofland de redenen niet beseft van het feit dat 'De massa in de openbare ruimte' absoluut geen 'onvermijdelijk bijverschijnsel' is, maar juist de kern van elke samenleving, toont zijn fundamentele onwetendheid over zowel zijn eigen functie als propagandistische opiniemaker, als over de loop van de geschiedenis. Dat De Groene Amsterdammer dit niet beseft is illustrerend voor de onnozelheid van de polderpers.
Henk Hofland in 1964, ambitieuze journalist, die wist wat hij wel kon zeggen en vooral ook wat hij absoluut moest verzwijgen wilde hij carriëre maken.
1 opmerking:
Schokkend...
Een reactie posten