In de achter ons liggende tweehonderd jaar hebben de meer succesvolle samenlevingen gezorgd voor nieuwe rechten, nieuwe verwachtingen en nieuwe pretenties; ze hebben de voorstelling van een onafwendbaar lot vaarwel gezegd; ze hebben begrippen als menselijke waardigheid en mensenrechten op de agenda geplaatst; ze hebben de strijd om erkenning gedemocratiseerd en gelijkheidsverwachtingen gewekt die ze niet kunnen waarmaken; en tegelijkertijd hebben ze ervoor gezorgd dat de ongelijkheid tussen de bewoners van de planeet vierentwintig uur per dag op alle televisiekanalen wordt gedemonstreerd.
Hans Magnus Enzensberger. De radicale verliezer. 2006
Laten we aan de hand van Enzenberger's feitelijke voorstelling van zaken eens kijken wat Geert Mak's geloof in Gods genade precies betekent. Ik citeer hem:
ik geloof in een genadige God. Dat is heel belangrijk: een milde, liefdevolle God. En dat je die genade overbrengt op je medemensen, dat je deel uitmaakt van een gemeenschap die de hele wereld omvat, dat er lijnen lopen tussen andere mensen en jou en tussen jou en God. Dat geeft soms troost, soms ordening, soms een gevoel van verantwoording. Het geeft lijn aan je handel en wandel. Als je vraagt wat mijn godsbeeld is: een vriendelijke, vaderlijke God, een milde man, die mensen doorziet in hun zwakheid.
Gezien het feit dat Mak gelooft in 'een genadige God,' die hem 'soms een gevoel van verantwoording [geeft],' is de vraag gerechtvaardigd wat dit daadwerkelijk betekent nu de kapitalistische 'democratieën' de door hen gewekte 'gelijkheidsverwachtingen… niet kunnen waarmaken; en tegelijkertijd ervoor [hebben] gezorgd dat de ongelijkheid tussen de bewoners van de planeet vierentwintig uur per dag op alle televisiekanalen wordt gedemonstreerd.'
Op de achterflap van de Duitse vertaling van zijn pamflet De hond van Tišma. Wat als Europa klapt? (2011) stelt Mak met grote stelligheid:
Gerade jetzt brauchen wir ein starkes Europa. Denn nur ein vereintes, demokratisches Europa wird in der Lage sein, unsere Vorstellungen von Freiheit, Gerechtigkeit und Demokratie mit genügend Nachdruck zu vertreten und auch in Zukunft uns und unseren Nachkommen ein Leben gemäß diesen Werten zu garantieren.
Alleen 'een sterk Europa' zou de begrippen 'Vrijheid, Gerechtigheid en Democratie' effectief kunnen 'vertegenwoordigen.' Precies een decennium geleden was Mak er nog rotsvast van overtuigd dat de Europese Unie dit al deed, want in 2004 concludeerde hij in zijn boek In Europa na 1115 pagina's met evenveel stelligheid dat 'Europa als vredesproces een eclatant succes [was],' en dat 'Europa als economische eenheid ook een eind op weg [is].' Ondanks het feit dat hij destijds de plank faliekant missloeg blijft hij zelfverzekerd zijn hoopvolle profetie van een verenigd Europa enthousiast verspreiden, ongeremd door de werkelijkheid maar wel met God aan zijn kant. En dus: 'Geen Jorwerd zonder Brussel,' want alleen een sterk 'Brussel' kan onze 'vrijheid, gerechtigheid en democratie' verzekeren. 'Zonder Brussel,' zo suggereert Mak, zal 'Jorwerd' na eeuwenlang bestaan te hebben in chaos ten onder gaan. Hoe komt hij tot deze stelling? Hier geldt allereerst dat de wens de vader van de gedachte is. Voor de zoon van een evangelisatie-predikant kan 'een milde, liefdevolle God' uiteindelijk als enige 'orde' brengen in de wildernis. Het is 'heel belangrijk' te onthouden dat als je zijn 'genade overbrengt op je medemensen.'
Nu de westerse mens vervreemd is geraakt van zijn directe omgeving en van zichzelf moet hij opgenomen worden in een groter verband om zich weer 'Thuis in de tijd' te kunnen voelen. Op zijn protestants-christelijke manier verlangt Mak ernaar dat hij in de geglobaliseerde dagelijkse werkelijkheid 'deel uitmaakt van een gemeenschap die de hele wereld omvat, dat er lijnen lopen tussen andere mensen en jou en tussen jou en God.' En de route naar 'verlossing' uit de eenzaamheid en vervreemding loopt via 'Brussel,' zoals die voor zijn vriend Thierry Baudet via Den Haag verloopt. Dat de Europese Unie net als Den Haag de dictaten van het neoliberalisme volgt, wordt angstvallig verzwegen. Dat dankzij het kapitalistisch systeem 'The world’s 85 wealthiest people have as much money as the 3.5 billion poorest people on the planet – half the Earth’s population,' is een feit dat bewust wordt genegeerd. En dat 'er lijnen lopen tussen' hem en de derde wereld en tussen hem 'en God' is voor Geert Mak, net als voor zijn vader die het kolonialisme zo nodig met geweld verdedigde, in de praktijk volstrekt betekenisloos. Voor hem is dit een te verwaarlozen detail, want, zoals Mak mij in januari 2012 schreef:
'Het probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen scherper en eerder, maar…' zo schreef hij: 'Ik kan niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo.'
Het gaat hem dus niet om de werkelijkheid, want die vormt een 'probleem,' maar om een licht aan het einde van de tunnel. Feiten moeten het afleggen tegen het intense verlangen naar 'verlossing,' een bevrijding uit de angst en chaos in het denken. Wat dat betreft verschilt Mak in niets van zijn mainstream publiek. Wat hij wil is pastorale rust en tegelijkertijd, paradoxaal genoeg, permanent in de belangstelling staan. Angst en ijdelheid vormen z'n grote drijfveren. Zodra hij bekritiseerd wordt kruipt hij in zijn schulp, of zoals de bestseller-auteur het eufemistisch tegen de journaliste Cisca Dresselhuys, zei: 'Ik ben niet iemand die opbloeit van gekrakeel en controverses.' De kudde moet bijeen blijven, een christelijk sentiment dat Dresselhuys, die ook een nakomertje is en kind van een gereformeerde dominee, maar al te goed begreep getuigde het feit dat ze Mak er niet over doorvroeg. Ziehier, Nederland ten voeten uit, de journalist die duizenden pagina's schreef over Europa, de Verenigde Staten en de twintigste eeuw van zijn vader kan niet tegen 'controverses,' dat wil zeggen: 'verschillen van mening.' De ontelbare stellige beweringen in zijn boeken moeten voor kennisgeving worden aangenomen, mogen zeker niet leiden tot een verschil van mening. Die opmerking van een van de bekendste opiniemakers in de polder werd voor zoete koek geslikt door de domineesdochter Dresselhuys en de rest van de goegemeente. Dat is Nederland! Een betere karakterisering van de 'politiek-literaire elite' en de mainstream is ondenkbaar. Meningsverschillen die hier worden uitgevochten gaan doorgaans over niets wezenlijks. Mak en de Makkianen zullen nooit reageren op fundamentele kritiek, ze weten domweg niet wat ze er mee aan moeten. Men zwijgt kritiek dood. Het is één van de belangrijke redenen waarom er hier geen echt debat bestaat, waarom de intelligentsia zwijgt, waarom alles een herhaling van zetten is, dezelfde hoofden met dezelfde meningen, en waarom hier zo'n enorme verrechtsing kon plaatsvinden. In zijn essay De radicale verliezer wees Enzensberger terecht op het volgende aspect van de rancuneuze massamens:
Wanneer hem geen ideologisch programma te hulp komt, vindt de projectie geen maatschappelijk doel; die zoekt en vindt ze dan in de naaste omgeving: de onrechtvaardige superieur, de weerspannige echtgenote, de kabaal makende kinderen, de vervelende buren, de intrigerende collega, de overheidsinstantie die de poot stijf houdt, de dokter die weigert een attest uit te schrijven, de leraar die onvoldoendes uitdeelt.
Dagelijks bestookt door reclame en propaganda voelt de doorsnee burger dat er iets niet klopt, dat hij op de een of andere manier buitenspel is gezet, dat er achter zijn rug om een spelletje wordt gespeeld. Dat gevoel wordt versterkt door het voortdurend uitlekken van corruptie, nepotisme, vriendjespolitiek op elk niveau. De burger die inmiddels niets anders is dan een consument, ziet zichzelf als een 'looser,' in een systeem dat alleen respect heeft voor 'winners.' Ik geef een recent, volstrekt willekeurig voorbeeld waarom de burger zich 'bedonderd' voelt: een bericht waarmee op vrijdag 14 februari 2014 de Volkskrant op internet opent:
De Nederlandse economie is het afgelopen kwartaal sterk gegroeid. De groei kwam uit op 0,7 procent ten opzichte van het derde kwartaal van 2013. Ook in vergelijking met een jaar geleden is de economie met 0,7 procent in omvang toegenomen.
Een 'spectaculaire economische groei' van '0,7 procent'? En waarom is '0,7 procent' zo 'opzienbarend'? Omdat volgens de Volkskrant '0,7 procent' niets anders is dan 'Forse economische groei.'
Mijn neoliberale collega Maarten Schinkel gaat op de voorpagina van de NRC nog een stap verder door te beweren dat met '0,7 procent' groei de 'Nederlandse economie de recessie achter zich [heeft] gelaten met een forse groeispurt.'
Pas daarna zijn zowel de Volkskrant als de NRC toch gedwongen te vermelden dat ondanks de 'spectaculaire economische groei' dan wel de 'forse groeispurt' in het laatste kwartaal van het vorige jaar 'Over heel 2013 de economie nog met 0,8 procent, [kromp],' waaraan de Volkskrant tegen het einde van het artikel toevoegt dat
Ook werd er 4,9 procent minder geïnvesteerd. De consumptie door huishoudens was 2,1 procent lager, de consumptie door de overheid 0,7 procent. 'Gemiddeld over heel 2013 waren er 138 duizend werknemersbanen minder dan in 2012. Nog niet eerder was er in één jaar tijd zo'n forse daling van de werkgelegenheid,' meldt het CBS.
Hier wordt niet alleen met cijfers gegoocheld, maar tevens een ernstige vertekening van de werkelijkheid gegeven, die niet meer klakkeloos wordt aanvaard door de doorsnee mediaconsument, aangezien die uit ervaring weet dat de economie weliswaar mag groeien, maar dat dit niet leidt tot een wezenlijke vermindering van de werkloosheid. Nagenoeg iedereen kent iemand in de familie die al langere tijd werkloos is, of als men kinderen heeft dan leert de ervaring dat die geen vaste baan meer krijgen, maar in het kader van de 'flexibilisering van de arbeid' slechts tijdelijk werk. Bovendien verzwijgen de Volkskrant en de NRC, en de rest van de mainstream pers dat er onder het neoliberale regime sprake is van wat in de Angelsaksische wereld 'Jobless Growth' wordt genoemd. Voor de financiële macht eindigde de crisis al in juni 2009, nadat de westerse staten de particuliere banken met vele miljarden aan belastinggeld overeind hadden gehouden en het speculeren weer ongestoord verder kon. Hoewel er weer miljarden worden 'verdiend' blijft de werkloosheid toenemen. Belangrijker nog:
In een wereld die economisch steeds meer gepolariseerd is, zullen velen hun kansen op banen zien verminderen, terwijl hun salarissen worden afgeknepen,
aldus een van de belangrijkste neoliberale spreekbuizen ter wereld, het Britse weekblad The Economist, in de vertaling van nrc.next.
Om duidelijk te maken wat er werkelijk aan de hand is, introduceer ik Herman Daly:
Herman Edward Daly (born 1938) is an American ecological economist and professor at the School of Public Policy of University of Maryland, College Park in the United States. Daly was Senior Economist in the Environment Department of the World Bank, where he helped to develop policy guidelines related to sustainable development…
Daly is a recipient of an Honorary Right Livelihood Award, the Heineken Prize for Environmental Science from the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences, the 1992 University of Louisville Grawemeyer Award for Ideas Improving World Order, the Sophie Prize (Norway), the Leontief Prize from the Global Development and Environment Institute and was chosen as Man of the Year 2008 by Adbusters magazine… In 1989 Daly and John B. Cobb developed the Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW), which they proposed as a more valid measure of socio-economic progress than gross domestic product.
Daly schreef juni 2013 het volgende:
The Full Employment Act of 1946 declared full employment to be a major goal of U.S. policy. Economic growth was then seen as the means to attain the end of full employment. Today that relation has been inverted. Economic growth has become the end, and if the means to attain that end — automation, off-shoring, excessive immigration — result in unemployment, well that is the price 'we' just have to pay for the glorified goal of growth in GDP. If we really want full employment we must reverse this inversion of ends and means. We can serve the goal of full employment by restricting automation, off-shoring, and easy immigration to periods of true domestic labor shortage as indicated by high and rising wages. In addition, full employment can also be served by reducing the length of the working day, week, or year, in exchange for more leisure, rather than more GDP.
Real wages have been falling for decades, yet our corporations, hungry for cheaper labor, keep bleating about a labor shortage. What the corporations really want is a surplus of labor. With surplus labor, wages generally do not rise and therefore all the gains from productivity increase will go to profit, not wages. Hence the elitist support for automation, off-shoring, and lax enforcement of democratically enacted immigration laws.
Traditional stimulus policies do little to reduce unemployment, for several reasons. First, the jobs that workers would have gone back to have largely been off-shored as employers sought cheap foreign labor. Second, cheap foreign labor by way of illegal immigration seems to have been welcomed by domestic employers trying to fill the remaining jobs at home. Third, jobs have been “outsourced” to automation — to robots in the factory and to the consumer, who is now her own checkout clerk, travel agent, baggage handler, bank teller, gas station attendant, etc. And fourth, quantitative easing has kept interest rates low and bond prices high to the benefit of banks’ balance sheets more than employment. The public benefits from lower mortgage rates, but loses more from reduced interest earnings on savings, which does not help employment.
Kortom:
Economische groei is een doel op zich geworden, en wanneer de middelen om dit doel te bereiken — automatisering, off-shoring, excessieve immigratie — resulteren in werkloosheid, wel dan is dat de prijs die 'wij' simpelweg moeten betalen voor het verheerlijkte doel van de groei in het Bruto Binnenlands Product.
Met andere woorden: de verplaatsing van bedrijfsprocessen naar een onderneming in lagelonenlanden en het toelaten van werknemers uit de Oostbloklanden aangesloten bij de Europese Unie om zo de lonen te kunnen drukken is nodig om de winsten te vergroten. Structurele werkloosheid is dus onvermijdelijk. Dit zien wij nu dan ook op grote schaal gebeuren, terwijl opiniemakers als Geert Mak, Maarten Schinkel en alle andere mainstream journalisten in Nederland 'jobless growth' in hun optimistische beschouwingen verzwijgen. Baanloze groei:
Met andere woorden: de verplaatsing van bedrijfsprocessen naar een onderneming in lagelonenlanden en het toelaten van werknemers uit de Oostbloklanden aangesloten bij de Europese Unie om zo de lonen te kunnen drukken is nodig om de winsten te vergroten. Structurele werkloosheid is dus onvermijdelijk. Dit zien wij nu dan ook op grote schaal gebeuren, terwijl opiniemakers als Geert Mak, Maarten Schinkel en alle andere mainstream journalisten in Nederland 'jobless growth' in hun optimistische beschouwingen verzwijgen. Baanloze groei:
Economists are still divided about the causes and cures of a jobless recovery: some argue that increased productivity through automation has allowed economic growth without reducing unemployment. Other economists state that blaming automation is an example of the luddite fallacy and that jobless recoveries stem from structural changes in the labor market, leading to unemployment…
De 'baanloze groei' leidt tot een verdere tweedeling in de kapitalistische 'democratieën,' aangezien de 'vooruitgang mijden net zo onzinnig [zal] blijken te zijn als protesteren tegen gemechaniseerde weefgetouwen in 1810,' ten tijde van de 'luddite fallacy.' Dit laatste is een onaanvechtbaar dogma, vandaar dat neoliberale publicaties als nrc.next en The Economist het publiek meedelen dat 'Optimisme dan ook het uitgangspunt [moet] blijven,' terwijl 'de mogelijkheden van mensen ongelijk [zullen] blijven.' De kapitalistische absurditeit, irrationaliteit en kortzichtigheid bereiken hier hun hoogtepunt. Desalniettemin blijft de polder-intelligentsia doorslapen of zelfs verdedigen. Sterker nog: de intellectuelen hier willen naar huis, ze voelen zich niet 'Thuis in de Tijd,' zoals Thierry Baudet en Geert Mak tegen iedereen vertellen die maar wil luisteren. Ze laten op de achterflap van hun boekje weten dat ze uit 'de loopgraven [klauteren],' om het mainstream publiek hun 'visies' te openbaren 'op een van de belangrijkste thema's van deze tijd: ons thuis, onze identiteit.' De 'identiteit' van de identiteitsloze kapitalistische consumptiemaatschappij, wel te verstaan, want zoals miljonair Mak tijdens zijn Abel Herzberg-lezing zijn toehoorders waarschuwde zou het zelfmoord betekenen als we 'deur echt dichtgooien' die toegang geeft tot de markt, immers
de EU is een markt van bijna een half miljard mensen met de hoogste gemiddelde levensstandaard ter wereld. Alleen al voor Nederland is de Unie goed voor tweederde van onze totale export, eenvijfde van het nationale product. We hebben nu een open toegang tot die markt.
Geert Mak is zo'n groot voorstander van de, overigens niet bestaande, 'vrije markt' dat hij een fan is van de woordvoerder bij uitstek van het Amerikaanse establishment, Thomas Friedman, opiniemaker van de New York Times. Mak vindt hem 'leuk om te lezen, lekker upbeat, hij is zo’n man die altijd wel een gat ziet om een probleem op te lossen.' Over welk 'gat' Mak het in feite heeft blijkt uit Friedman's 'optimistische' stelling dat
De verborgen hand van de markt nooit [zal] werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15. De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.
Die zienswijze moet wel de verklaring zijn waarom Geert Mak met grote stelligheid in zijn boek Reizen zonder John tot de conclusie komt dat de VS 'decennialang als ordebewaker en politieagent' heeft gefungeerd, weliswaar met een 'verborgen vuist,' maar toch 'orde' is 'orde.' En om deze agressie te legitimeren heeft de politieke macht een vijand nodig. De onafhankelijke Amerikaanse journalist H.L. Mencken verwoordde dit het duidelijkst toen hij schreef: 'The whole aim of practical politics is to keep the populace alarmed -- and hence clamorous to be led to safety -- by menacing it with an endless series of hobgoblins, all of them imaginary.' Alleen op die manier kan de Westerse elite, onder aanvoering van de VS, overal ter wereld al dan niet met militair geweld grondstoffen en markten veilig stellen. Niet voor niets beweert Mak met evenveel stelligheid dat het de 'Amerikaanse presidenten, Wilson en Roosevelt [waren],' die 'een begin van orde brachten in de mondiale politiek en economie,
toen op hetzelfde moment de VS met zijn overzeese imperium begon en het Amerikaanse expansionisme ondermeer leidde tot een grootscheeps bloedbad op de Filippijnen waar de bevolking na eeuwenlange koloniale overheersing door Spanje zich massaal verzette tegen het neokoloniale Amerika met zijn, in de woorden van Mak, 'vitale… democratie.' We hebben hier te maken met een typisch Makkiaanse vertekening van de werkelijkheid. Hoe de realiteit werkelijk eruitzag en nog steeds eruitziet, toont de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky:
In the real world, U.S. global planning has always been sophisticated and careful, as you'd expect from a major superpower with a highly centralized and class conscious dominant social group. Their power, in turn, is rooted in their ownership and management of the economy, as is the norm in most societies. During World War II, American planners were well aware that the United States was going to emerge as a world-dominant power, in a position of hegemony that had few historical parallels, and they organized and met in order to deal with this situation.
From 1939 to 1945, extensive studies were conducted by the Council on Foreign Relations and the State Department. One group was called the War-Peace Studies Group, which met for six years and produced extensive geopolitical analyses and plans. The Council on Foreign Relations is essentially the business input to foreign policy plainning. These groups also involved every top planner in the State Department, with the exception of the Secretary of State.
The conception that they developed is what they called 'Grand Area"'planning. The Grand Area was a region that was to be subordinated to the needs of the American economy. As one planner put it, it was to be the region that is 'strategically necessary for world control.' The geopolitical analysis held that the Grand Area had to include at least the Western Hemisphere, the Far East, and the former British Empire, which we were then in the process of dismantling and taking over ourselves. This is what is called 'anti-imperialism' in American scholariship. The Grand Area was also to include western and southern Europe and the oil-producing regions of the Middle East; in fact, it was to include everything, if that were possible. Detailed plans were laid for particular regions of the Grand Area and also for international institutions that were to organize and police it, essentially in the interests of this subordination to U.S. domestic needs.
Of course, when we talk about the domestic economy, we don't necessarily mean the people of the United States; we mean whoever dominates and controls, owns and manages the American economy. In fact, the planners recognized that other arrangements, other forms of organization, involving much less extensive control over the world would indeed be possible, but only at what from their point of view was the 'cost' of internal rearrangements toward a more egalitarian society in the United States, and obviously that is not contemplated.
With respect to the Far East, the plans were roughly as follows: Japan, it was understood, would sooner or later be the industrial heartland of Asia once again. Since Japan is a resource-poor area, it would need Southeast Asia and South Asia for resources and markets. All of this, of course, would be incorporated within the global system dominated by the United States.
With regard to Latin America, the matter was put most plainly by Secretary of War Henry Stimson in May 1945 when he was explaining how we must eliminate and dismantle regional systems dominated by any other power, particularly the British, while maintaining and extending our own system. He explained with regard to Latin America as follows: 'I think that it's not asking too much to have our little region over here which never has bothered anybody.'
The basic thinking behind all of this has been explained quite lucidly on a number of occasions. (This is a very open society and if one wants to learn what's going on, you can do it; it takes a little work, but the documents are there and the history is also there.) One of the clearest and most lucid accounts of the planning behind this was by George Kennan, who was one of the most thoughtful, humane, and liberal of the planners, and in fact was eliminated from the State Depatment largely for that reason. Kennan was the head of the State Department policy planning staff in the late 1940s. In the following document, PPS23, February 1948, he outlined the basic thinking:
We have about 50 percent of the world's wealth, but only 6.3 percent of its population.... In this situation, we cannot fail to be the object of envy and resentment. Our real task in the coming period is to devise a pattern of relationships which will permit us to maintain this position of disparity.... We need not deceive ourselves that we can afford today the luxury of altruism and world-benefaction.... We should cease to talk about vague and..., unreal objectives such as human rights, the raising of the living standards, and democratization. The day is not far off when we are going to have to deal in straight power concepts. The less we are then hampered by idealistic slogans, the better.
Now, recall that this is a Top Secret document. The idealistic slogans are, of course, to be constantly trumpeted by scholarship, the schools, the media, and the rest of the ideological system in order to pacify the domestic population, giving rise to accounts such as those of the 'official view' that I've already described. Recall again that this is a view from the dovish, liberal, humane end of the spectrum. But it is lucid and clear.
There are some questions that one can raise about Kennan's formulation, a number of them, but I'll keep to one: whether he is right in suggesting that 'human rights, the raising of the living standards, and democratization' should be dismissed as irrelevant to U.S. foreign policy. Actually, a review of the historical record suggests a different picture, namely that the United States has often opposed with tremendous ferocity, and even violence, these elements -- human rights, democratization, and the raising of living standards.
This is particularly the case in Latin America and there are very good reasons for it. The commitment to these doctrines is inconsistent with the use of harsh measures to maintain the disparity, to insure our control over 50 percent of the resources, and our exploitation of the world. In short, what we might call the "Fifth Freedom" (there were Four Freedoms, you remember, but there was one that was left out), the Freedom to Rob, and that's really the only one that counts; the others were mostly for show. And in order to maintain the freedom to rob and exploit, we do have to consistently oppose democratization, the raising of living standards, and human rights. And we do consistently oppose them; that, of course, is in the real world.
This Top Secret document referred to the Far East, but Kennan applied the same ideas to Latin America in a briefing for Latin American ambassadors in which he explained that one of the main concerns of U.S. policy is the 'protection of our raw materials.' Who must we protect our raw materials from? Well, primarily, the domestic populations, the indigenous population, which may have ideas of their own about raising the living standards, democratization, and human rights. And that's inconsistent with maintaining the disparity. How will we protect our raw materials from the indigenous population? Well, the answer is the following:
The final answer might be an unpleasant one, but... we should not hesitate before police repression by the local government. This is not shameful, since the Communists are essentially traitors.... It is better to have a strong regime in power than a liberal government if it is indulgent and relaxed and penetrated by Communists.
Well, who are the Communists? 'Communists' is a term regularly used in American political theology to refer to people who are committed to the belief that 'the government has direct responsibility for the welfare of the people.' I'm quoting the words of a 1949 State Department intelligence report which warned about the spread of this grim and evil doctrine, which does, of course, threaten 'our raw materials' if we can't abort it somehow.
Deze feiten zijn goed om te onthouden wanneer u Geert Mak weer eens hoort beweren dat de VS na 1945 'decennialang als ordebewaker en politieagent' optrad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten