De Indiase socioloog Ashis Nandy schreef in zijn essaybundel The Intimate Enemy. Loss and Recovery of Self Under Colonialism (1983) over het feit dat voor de Europeanen de koloniën tevens dienden als uitlaatklep voor de opgebouwde spanningen in de moderne kapitalistische maatschappij. Zowel de heersende als de lagere klassen konden daar hun frustraties bot vieren op de inheemse bevolking, zonder daarvoor te worden bestraft. Nandy merkte in dit verband op dat
there was what E.M. Forster called the ‘undeveloped heart’ in the British which seperated them not merely from the Indians but also from each other.
Volgens Nandy wordt het gebrek aan affectiviteit mogelijk gemaakt door a. het hermetisch scheiden van kennis en emotie, b. het creëren van een pathologische breuk tussen ideeën en gevoelens. Hij wees erop dat
The theory of imperialism did not remain an insulated political position in Britain; it became a religious and ethical theory and an integral part of a cosmology. It not only structured the inner needs of the changing British society but also gave grotesque expression to a ‘primitive’ religious and social consciousness that had acquired immense military and technological power and was now operating on a global scale.
Precies hetzelfde ging op voor de Nederlandse mentaliteit ten opzichte van de koloniën. Daarbij werden de twee belangrijkste mythen van de moderne wereld, wetenschap en de geschiedschrijving in stelling gebracht om de onderdrukking en uitbuiting te rechtvaardigen, zowel tegenover zichzelf als de inheemse volkeren. In dit waanbeeld werd het kolonialisme gezien als een ‘civilizing mission mounted on behalf of modernity and progress.' Dit gaf de onderdrukten geen andere optie dan op elk niveau terug te vechten, of zoals George Orwell stelde: 'see beyond the moral dilemma that is presented to the weak in a world governed by the strong: Break the rules, or perish.' En dit laatste konden de blanke christelijke kolonialen, zoals de ouders van Geert Mak, nu juist niet. Door hun racisme zagen ze de Ander domweg niet. De Ander had geen naam, geen gezicht, was in wezen zielloos. Een voorbeeld daarvan geeft Geert Mak in De eeuw van mijn vader:
Er was een Indische vrouw die een belangrijke rol in het gezinsleven speelde: baboe Clown. Hoewel ze haar bestaan grotendeels deelde met mijn ouders en mijn broers en zusjes, zijn slechts een paar fragmenten in herinneringen en brieven bewaard gebleven. ‘Mijn oude baboe heb ik nu al zeven jaar,’ schreef mijn moeder in 1937. ‘Ze is oud en lelijk en een beetje brutaal en niet helemaal snik, maar ze doet haar werk en ze kan lekker en zuinig koken, en dat is heel wat waard. Als ik haar zo nu en dan een groote mond geef is ze voor een maand weer zoet.’
Haar ware naam is in de vergetelheid verdwenen, alleen als baboe Clown leeft ze nog voort.
Waarom deze inheemse bediende in een domineesgezin ‘Clown’ heette vermeldt Mak niet, maar de reden laat zich makkelijk raden.
Ze was een van de handvol Indiërs die achter het huis woonde, en die de bedden opmaakte, de kamers schoonmaakte, de neergesmeten was opruimde…
Mijn moeder had haar eigen opvattingen over de omgang met bedienden. ‘Je bent er zoo op ingesteld dat ze onvoorwaardelijk doen wat je ze opdraagt, dat ongehoorzaamheid als een van de grootste fouten wordt aangerekend, evenals opmerkingen over het opgedragen werk,’ schreef ze in februari 1937. ‘’t Zijn eigenlijk machines. Ze doen hun werk en leven verder hun eigen leventje in de kampong, en als je maar aan de touwtjes trekt dan draait het zaakje wel. Wat ook echt Oosters is: dat je met hun persoonlijke belangen geen rekening moet houden. Net als in de Bijbel, dat voorbeeld van de heer die met z’n knecht van de reis thuiskomt, en dan de knecht eerst voor eten laat zorgen en bedienen, dan pas mag de knecht aan zichzelf denken.’
Ook de projectie is opmerkelijk wanneer moeder Mak schrijft: ‘Wat ook echt Oosters is: dat je met hun persoonlijke belangen geen rekening moet houden,’ terwijl dit nu juist het symptoom bij uitstek is van haar eigen typisch westerse mentaliteit, zodra het ondergeschikten betreft, zoals opnieuw uit het volgende voorbeeld blijkt:
Anna vertelde dat een van de Indische bedienden uitstekend Nederlands verstond. ‘Toch werd er aan tafel alles maar uitgegooid. Ik geneerde me soms dood, maar die bediende hield een uitgestreken gezicht.’
Kennelijk gold ook binnen het gezin Mak een hiërarchie, want of zijn zuster Anna durfde haar ouders er niet op te wijzen dat ze enig decorum moesten tonen, of de diep gelovige pa en ma Mak trokken zich niets van die kritiek aan, omdat de inheemse bedienden ‘eigenlijk machines’ waren zonder gevoelens en gedachten.
Baboe Clown zou uiteindelijk ziek worden en in het ziekenhuis belanden, op kosten van mijn ouders, een kwartje per dag. ‘Ik vrees dat ik haar weg moet doen,’ schreef mijn moeder. Andere vermeldingen over de vrouw die de familie door al die jaren heen sleepte en die verder niet bestond, heb ik niet gevonden,
aldus Mak junior. Interessant in dit opzicht is dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een dergelijke diep geïnternaliseerde houding niet beperkt blijft tot het gedrag tegenover inheemsen, maar normaal wordt zodra de westerling te maken krijgt met een lager op de hiërarchische ladder staande medemens, ook al is die blank. De Franse zwarte intellectueel Aimé Césaire schreef in Discourse on Colonialism in dit verband:
that colonization, I repeat, dehumanizes even the most civilized man; that colonial activity, colonial enterprise, colonial conquest, which is based on contempt for the native and justified by that contempt, inevitably tends to change him who undertakes it; that the colonizer, who in order to ease his conscience gets into the habit of seeing the other man as an animal, accustoms himself to treating him like an animal, and tends objectively to transform himself into an animal.
De blanke overheerser heeft zich nooit kunnen verplaatsen in de positie van Césaire, die al meer dan een halve eeuw geleden erop wees dat
The truth is that this policy cannot but bring about the ruin of Europe itself, and that Europe, if it is not careful, will perish from the void it has created around itself.
En nog steeds geldt dat het superioriteitsgevoel van de blanke, christelijke cultuur en haar ‘sense of mission as the world civilizers, depends on turning the Other into a barbarian,’ in de woorden van moeder Mak een naamloze ‘machine,’ een zielloze pop, waar je alleen maar ‘aan de touwtjes trekt’ en ‘dan draait het zaakje wel.’ Maar wat haar zoon Geert in De eeuw van mijn vader zich niet realiseert, is dat deze racistische instelling niet in één of twee generaties volledig is verdwenen, zoals blijkt uit het feit dat die houding in zijn eigen boeken in mindere of meerdere mate terugkeert. Een voorbeeld daarvan vinden we in zijn Reizen met John terug, wanneer Geert Mak verklaart dat de VS ‘decennialang als ordebewaker en politieagent [fungeerde],’ terwijl de supermacht sinds de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk is geweest voor massale onderdrukking, bloedbaden en het omverwerpen van democratisch gekozen regeringen, van Guatemala, Chili en Nicaragua tot Iran, Vietnam, Cambodja, Laos en Congo, om slechts enkele voorbeelden te geven. Dat het gewelddadig afdwingen van de kapitalistische ‘orde’ vele miljoenen doden en zwaar gewonden heeft veroorzaakt, speelt bij Mak geen enkele rol. Die slachtoffers hebben net zo min als ‘baboe Clown’ een echte naam en een ziel, ze doen ‘onvoorwaardelijk wat je ze opdraagt,’ zo niet dan zijn ze vervangbaar. Deze diep verankerde geesteshouding, die net zo onbewust is als adem halen, fungeerde als de voedingsbodem voor genocide. De Zweedse auteur Sven Lindqvist schreef in zijn boek Exterminate all the Brutes (1997) dat:
Auschwitz de moderne industriële toepassing [was] van een uitroeiingspolitiek waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund.
Lindqvist wees erop dat de
Europese vernietiging van de ‘inferieure rassen’ van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust […] En toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen – daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
Geert Mak zwijgt hierover, probeert deze feiten te verdoezelen achter een door hem verkeerd begrepen interpretatie van Edward Said’s opvatting over ‘Orientalisme,’ dat -- tenminste volgens Mak -- toch ‘iets anders’ is dan racisme. Ook hier mist Mak ‘de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.’ En dus speelt de Amerikaanse genocide in Zuid-Oost Azië, waarbij meer dan 3 miljoen mensen werden vernietigd, geen rol in zijn kwalificatie van de VS ‘als ordebewaker.’ Net als zijn ouders ziet hij de slachtoffers van de westerse onderdrukking en uitbuiting gewoonweg niet. John Pilger verklaarde begin januari 2014 over dit verschijnsel:
En dus bestaat de Ander niet, behalve dan als gehoorzame ‘knecht,’ die pas ‘aan zichzelf [mag] denken’ als hij ‘eerst’ zijn ‘heer’ heeft verzorgt. Voor alle duidelijkheid, net als zijn publiek is Mak zich daarvan niet bewust, maar hij handelt wel als zodanig. Net zomin als zijn moeder besefte dat haar houding verwerpelijk was, weet Mak dat hij niet kan beweren dat de VS ‘decennialang ordebewaker’ van de de wereld was. In De eeuw van mijn vader schreef hij met betrekking tot zijn zuster Tineke ten tijde van de Japanse bezetting:
The American writer and academic Edward Herman calls this 'normalising the unthinkable'. He describes two types of victims in the world of news: 'worthy victims' and 'unworthy victims'. 'Worthy victims' are those who suffer at the hands of our enemies: the likes of Assad, Qadaffi, Saddam Hussein. 'Worthy victims' qualify for what we call 'humanitarian intervention.'
'Unworthy victims' are those who get in the way of our punitive might and that of the 'good dictators' we employ. Saddam Hussein was once a 'good dictator' but he got uppity and disobedient and was relegated to 'bad dictator'.
In Indonesia, General Suharto was a 'good dictator', regardless of his slaughter of perhaps a million people, aided by the governments of Britain and America. He also wiped out a third of the population of East Timor with the help of British fighter aircraft and British machine guns. Suharto was even welcomed to London by the Queen and when he died peacefully in his bed, he was lauded as enlightened, a moderniser, one of us. Unlike Saddam Hussein, he never got uppity.
En dus bestaat de Ander niet, behalve dan als gehoorzame ‘knecht,’ die pas ‘aan zichzelf [mag] denken’ als hij ‘eerst’ zijn ‘heer’ heeft verzorgt. Voor alle duidelijkheid, net als zijn publiek is Mak zich daarvan niet bewust, maar hij handelt wel als zodanig. Net zomin als zijn moeder besefte dat haar houding verwerpelijk was, weet Mak dat hij niet kan beweren dat de VS ‘decennialang ordebewaker’ van de de wereld was. In De eeuw van mijn vader schreef hij met betrekking tot zijn zuster Tineke ten tijde van de Japanse bezetting:
Ze herinnerde zich ook nog dat de dominee van de Indische kerk langskwam om zijn hulp aan te bieden. ‘Ik zie hem nog staan. Onze moeder zei: ‘Nu zijn we onze vrijheid kwijt.’ En hij zei: ‘Die hebben wij nooit gehad.’
Mijn moeder was verbluft -- ze zou het verhaal later vaak vertellen. Zo had ze haar wereld nog nooit bekeken.
Even verbluft reageerde haar zoon Geert toen ik hem tijdens een verjaardagsfeest in 2012 vertelde dat van de prominente Founding Fathers, tweederde zwarte slaven bezat, en dat zij het systeem van ‘checks and balances’ hadden ingevoerd om te voorkomen dat de VS een echte democratie zou worden omdat zij vreesden dat een ware volksheerschappij zou leiden tot ‘an excess of democracy’ door hun privileges aan te tasten. Ik wees Mak erop dat zijn bewering dat er in de VS sprake was van een ‘vitale… democratie’ onjuist was, aangezien de afgelopen halve eeuw meer dan 40 procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden niet meer stemt. Ik vertelde hem dat in de Grondwet van de VS het woord democratie niet voorkomt, en dat tijdens de zogeheten Constitutional Convention in 1787 de rijke koopman en latere vijfde vice-president, Elbridge Gerry, had gewaarschuwd voor ‘the evils’ die voortkomen uit ‘the excess of democracy,’ terwijl de eerste minister van Financiën, de ideoloog Alexander Hamilton in 1788 verklaarde:
It had been observed that a pure democracy if it were practicable would be the most perfect government. Experience had proved that no position is more false than this. The ancient democracies in which the people themselves deliberated never possessed one good feature of government. Their very character was tyranny; their figure deformity.
Hij voegde hier naderhand aan toe: ‘We are a Republican Government. Real liberty is never found in despotism or in the extremes of Democracy.’ Op zijn beurt waarschuwde één van de 56 ondertekenaars van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, Samuel Adams: ‘Remember, Democracy never lasts long. It soon wastes, exhausts and murders itself! There never was a democracy that ‘did not commit suicide.’ En de vierde president van de VS, de belangrijkste opsteller van de Amerikaanse Grondwet, de eveneens rijke James Madison, merkte op dat
democracies have ever been spectacles of turbulence and contention; have ever been found incompatible with personal security, or the rights of property; and have in general been as short in their lives as they have been violent in their deaths.
Nadat ik Mak dit alles had verteld, keek hij mij verbluft aan, zo had hij zijn ‘wereld nog nooit bekeken.’ Net als voor zijn ouders het Nederlandse kolonialisme volstrekt aanvaardbaar was, is voor Mak junior het Amerikaans imperialisme, expansionisme, neokolonialisme, neoliberalisme of hoe men het wenst te noemen, de normaalste zaak ter wereld, en kan hij daarom moeiteloos beweren dat ‘Amerika de Verlichting heeft uitgevoerd, als real life experiment.’ Net als zijn ouders is hij niet in staat boven de tijdgeest uit te stijgen. Hoewel hij zichzelf ziet als historicus slaagt Mak junior er niet in een meta-standpunt in te nemen en zijn eigen tijd, of die van zijn ouders, als onafhankelijke waarnemer te beschrijven. Het ontbreekt hem aan intellectuele scherpzinnigheid en oprechtheid. Ruim een jaar geleden schreef ik hierover het volgende:
Death Toll: 1,000,000
IN 1908 MANUEL ARELLANO REMONDO, IN GENERAL GEOGRAPHY OF THE PHILIPPINE ISLANDS, WROTE: “THE POPULATION DECREASED DUE TO THE WARS, IN THE FIVE-YEAR PERIOD FROM 1895 TO 1900, SINCE, AT THE START OF THE FIRST INSURRECTION, THE POPULATION WAS ESTIMATED AT 9,000,000, AND AT PRESENT (1908), THE INHABITANTS OF THE ARCHIPELAGO DO NOT EXCEED 8,000,000 IN NUMBER.”
Amerika [zal] in de loop van deze eeuw weer het ‘gewone’ land moeten worden dat het tot 1940 was.
Geert Mak in Vrij Nederland van 3 november 2012.
In 1776, het jaar dat de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring door het Continental Congres werd aangenomen, verwoordde de opperrechter van Zuid Carolina, de plantage-eigenaar en advocaat William Henry Drayton, het algemeen heersende gevoel in de dertien staten als volgt:
The Almighty… has made choice of the present generation to erect the American Empire… And thus has suddenly arisen in the World, a new Empire, stiled [sic] the United States of America. An Empire that as soon as started into Existence, attracts the Attention of the Rest of the Universe; and bids fair, by the Blessing of God, to be the most glorious of any upon Record.
Vanaf het allereerste begin streefde de Amerikaanse elite naar een zo groot mogelijk imperium, gezegend door de protestants christelijke god, een imperium dat met niets in het universum te vergelijken zou zijn. Het was geen grootspraak, men geloofde er echt in. In The Chosen Peoples. America, Israel and the Ordeals of Divine Election stellen de auteurs:
Many of those who expounded on such themes during the Revolutionary War envisioned continental expansion as the proof of America’s divinity… increasingly, many argued that faith in Providence would be rewarded in a worldly, indeed territorial fashion. Such was the case with Ezra Stiles, the president of Yale and a leading exponent of the Christian-republican synthesis. Stiles, convinced that ‘true religion’ was necessary to perfect ‘our system of dominion and civil polity,’ greeted what he called ‘God’s American Israel,’ with Washington cast as ‘the American Joshua,’ in a sermon on May 8, 1783, titled ‘The United States Elevated to Glory and Honor.’ Stiles’s text was Deuteronomy 26:19, Moses’s declaration that the Lord would elevate his ‘holy people’ ‘high above all nations.’ In Stiles’s vision, America’s ascendency in world trade would fulfill biblical prophecy.
Het is hierbij van belang te weten dat Deuteronomium, het vijfde boek van het Oude Testament, de ‘judeo-christelijke god’ genocide rechtvaardigt door de Joodse veroveraars van het ‘beloofde land’ opdracht te geven: ‘van de steden dezer volken, die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij niets laten leven, dat adem heeft.’ De ‘uitverkorenen,’ zo zegt het woord zelf al, zijn ‘uitverkoren’ en staan dus ten aanzien van de buitenstaanders boven elke juridische en morele wet. Normen en waarden gelden niet ten opzichte van degenen die niet zijn ‘uitverkoren,’ behalve die welke de god der wrake op een bepaald moment nodig acht. Het is deze 'Almachtige' die door de Amerikanen aanbeden wordt. ‘God Bless America.’ Tijdens zijn laatste toespraak als opperbevelhebber liet George Washington in 1783 zijn gehoor weten dat hij ‘the Divine Arm’ had gezien ‘visibly outstretched for our deliverance.’ Zichzelf zag hij in de rol van ‘humble instrumentality in carrying the designs of Providence into effect.’ Vijf jaar later noemde de geestelijke en latere president van Yale University, Timothy Dwight, zijn landgenoten ‘this chosen race’ die ‘all the improvements of all lands’ konden claimen zo ‘Far o’er the Atlantic wild its beams aspire/The world approves it, and the heavens admire…’ Voor niets of niemand zou dit Amerikaanse rijk wijken, zo was gelijk vanaf het begin duidelijk. Ook Thomas Jefferson, de rijke slaveneigenaar die in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring had geproclameerd dat ‘all men are created equal,’ was alles behalve zuiver op de graat. De auteurs van The Chosen, Gitlin en Leibovitz, schrijven:
Thomas Jefferson, who, unfazed by contradiction, entertained at various times an intense theory of chosenness; a profound suspicion of government; a willingness to exercise arbitrary power; and a vivid ambition for what would later be called America’s Manifest Destiny,
oftewel het recht op andermans land en bezit.
In his First Inaugural, in 1801, Jefferson made explicit what had earlier been implicit: he grafted the concept of chosenness specifically onto physical territory. Americans, he said, ‘possess [ed] a chosen country, with room enough for our descendants to the thousandth and thousandth generation.’ In his religiously unorthodox manner, he assured Americans that he and they were ‘enlightened by a benign religion, professed, indeed, and practiced in various forms,’ all of which ‘acknowledg[ed] and ador[ed] an overruling Providence.’
Hoe het protestantse geloof in de ‘God der Wrake’ kon samengaan met ‘Verlichtingsidealen’ is vrij simpel verklaarbaar: ‘Jefferson himself was deeply involved in Virginia land speculation.’
It might… have surprised literal-minded citizens when, a mere two years later, Jefferson as president seized the opportunity to double the territory of the United States of America with one grand move – the Louisiana Purchase of 1803 (waarbij de VS meer dan 2 miljoen vierkante kilometer land van Frankrijk kocht. svh). Hadn’t he just pronounced the United States ‘room[y] enough’? Why moreover, was he ready to resort to arms if peaceful negotiations failed to procure New Orleans and guaranteed access to the Mississippi River?
Het spreekt voor zich dat de Indiaanse stammen die het land al millennia-lang bewoonden, niets gevraagd werd. Die werden in de loop der tijd afgeslacht en de weinige overlevenden in reservaten opgesloten, geheel volgens de Verlichtingsleer. Opnieuw Gitlin en Leibovitz:
If the original colonies had been a ‘chosen country,’ the Purchase would more than double their divinely sanctioned potential.
waardoor het mogelijk werd dat ‘the Christian-republican synthesis marched on,’ terwijl Jefferson over de oorspronkelijke bewoners verklaarde dat de VS wel verplicht was ‘to pursue them to extermination, or drive them to new seats beyond our reach.’
Amerika heeft [de Verlichting] uitgevoerd, als real life experiment.
Geert Mak in Vrij Nederland van 3 november 2012
Gitlin en Leibovitz:
By such a rash expedient Jefferson hoped to slash through the Gordian knot that had bound Americans to the recalcitrant for two centuries.
Even een terzijde. Het begrip ‘recalcitrant’ is op deze plaats opmerkelijk omdat het wordt gebruikt door twee joodse auteurs, van wie Gitlin uit de extreem linkse hoek komt. ‘Recalcitrant,’ oftewel weerspannig ongehoorzaam, onwillig. Het feit dat indianen zich niet wilden laten verdrijven van hun land, terug vochten toen ze uitgeroeid werden, is dus een teken van 'ongehoorzaamheid, weerspannigheid.' Dat Gitlin en Leibovitz dit begrip nooit zullen toepassen op de genocide van joodse Europeanen is terecht, maar tegelijkertijd opmerkelijk. Van dezelfde radicale onverschilligheid, ik heb er geen ander woord voor, getuigt Geert Mak’s opmerking dat ‘Amerika’ de ‘Verlichting’ heeft ‘uitgevoerd, als real life experiment.’ Mak's houding is kenmerkend voor de blanke, christelijke mentaliteit ten opzichte van de ‘recalcitrante’ Ander. Dat de mainstream onder de westerse intelligentsia die zich Verlicht acht hieraan meedoet bewijst dat ze intellectueel gecorrumpeerd zijn geraakt. Daarover schreef de joods-Hongaarse auteur, Holocaust overlevende en Nobelprijswinnaar, Imre Kertész in De verbannen taal:
het ressentiment, die troebele drab van driften die onder de woorden borrelt, is echt. Het wordt enerzijds gevoed door angst en bestaansonzekerheid: veel intellectuelen, die hier jaren- en decennialang op hun eigen manier om de vrijheid hebben gevochten (of om datgene wat ze voor vrijheid aanzagen), merkten plotseling dat de grond onder hun voeten werd weggetrokken. In werkelijkheid stortte slechts het waardensysteem in waarin zij een vaste plek hadden. De snelheid waarmee dat gebeurde leek op een vrij val en dat schokte hen. Tegen de tijd dat ze bijkwamen van de dreun van die val en uit de stofwolken van de puinhopen te voorschijn kwamen, sprak de wereld om hen heen inmiddels de taal van beurzen, banken en mafia's.
Verder maar weer. Gitlin en Leibovitz over Jefferson:
In truth, he was following the main line that the colonists had pursued from the seventeenth century on as, like it or not, they confronted the stark fact that their Promised Land was already occupied by peoples whose providential significance was unclear… If Jefferson, in a contemplative mood, saw tragedy in the irresistible flow of civilization – in the same letter… in which he took either ‘extermination’ or expulsion to be an American ‘obligation,’ […] he was willing to reconcile himself to his role in this destiny, just as, by the relentless logic of history, the Indians would have to reconcile themselves to their own… He told his countrymen that the republic he was shaping in word and deed was a surge forward not merely in the political evolution of nations but in the destiny of a uniquely, divinely sanctioned chosen people.
De Uitverkorenen?
Thomas Jefferson was nog maar drieëndertig jaar oud toen hij in 1776 de Onafhankelijkheidsverklaring optekende, een van de mooiste staatsdocumenten die ooit zijn geschreven… Zijn uitgangspunt was een staat waarin de burgers niet alleen rechten hadden om zich tegen machthebbers te verdedigen… maar waarin alle soevereiniteit bij het volk werd gelegd.
Geert Mak. Pagina 155 van Reizen zonder John.
Behalve dan wanneer het Amerikaanse vrouwen, zwarte slaven, indianen en arme blanken betrof, want die kregen geen ‘rechten… om zich tegen machthebbers te verdedigen.’ Niet van de rijke blanke christelijke elite, en al helemaal niet van de ‘Verlichte,’ rijke slaveneigenaar Jefferson:
In his second term as president, when he was less reluctant to irritate his political enemies and more concerned about America’s place in the long arc of history, he brought this sense of American chosenness out of the closet. Om March 4, 1805, he sounded every bit like a Puritan Father when he inserted the language of divine election into his second inaugural address, asking ‘the favor of that Being in whose hands we are, who led our fathers, as Israel of old, from their native land and planted them in a country flowing with all the necessaries and comforts of life; who has covered our infancy with His providence and our riper years with His wisdom and power.’ Providence had ushered in not only wisdom and power but land that stretched far beyond the Mississippi. Jefferson found ‘Israel of old’ a usable past for an expanding nation...
Zijn woorden illustreren een wezenlijk probleem, namelijk het feit dat Verlichtingsidealen als ‘all men are created equal’ geen rechtvaardiging verschaffen voor het uitmoorden van andere volkeren en het stelen van hun land. Het gevolg was dat Jefferson, die zelf alles behalve een overtuigde gelovige was, genoodzaakt was de christelijke godsdienst erbij te slepen. En dus moest de man die verklaarde dat ‘there would never have been an infidel, if there had never been a priest,’ net als een geestelijke beroep doen op de irrationele christelijke god. Een ander probleem is dat iemand die zich uitverkoren voelt en denkt beter te zijn dan alle anderen, op den duur gehaat wordt. Hetzelfde geldt voor volkeren die zich superieur achten aan de rest van de mensheid. Die haat krijgt onvermijdelijk een politieke vorm, van ‘Yankee go Home’ tot de aanslagen van 11 september 2001. Zodra het messianisme concrete vormen aanneemt ontstaat er verzet daartegen dat uitmondt in geweld van zowel de onderdrukte als de onderdrukker. Net als zijn opvolgers nam president Jefferson dit voor lief. De Amerikaanse elite ging er namelijk blind van uit werkelijk uniek te zijn in de geschiedenis der mensheid en daarmee gelegitimeerd andere volkeren te dwingen datgene te doen wat de Amerikaanse aristocratie van hen eiste:
The station which we occupy among the nations of the earth is honorable, but awful. Trusted with the destinies of this solitary republic of the world, the only monument of human rights, and the sole depository of the sacred fire of freedom and self-government, from hence it is to be lighted up in other regions of the earth, if other regions of the earth shall ever become susceptible of its benign influence,
aldus de ware Jefferson, die in hagiografieën zo vaak geportretteerd wordt als een rationalist en door Mak ‘een man van de Verlichting’ wordt genoemd. The Chosen Peoples:
It may disconcert the prevailing image of Jefferson the empiricist to observe that he also devoted his life to a religious project. But he was, after all, an astute student of the Exodus – recall his proposal for a Great Seal with ‘a representation of the children of Israel in the wilderness, led by a cloud by day and a pillar of fire by night.’ President Jefferson learned the same lesson as Moses: a Promised Land would also require governance, even raw power. Fleeing Egypt, Moses, too, dreamed of a people unbound by governors and clerics, ‘a kingdom of priests and a holy nation.’ […]
Like Moses, Jefferson erected a steely edifice of government while decrying its necessity. In 1808, this fierce opponent of a standing army dispatched that very army to strong-arm the populace of northeastern ports into submitting to his ill-advised embargo on trading with England. As smugglers defied the law, he went so far as to argue that citizens might be held guilty until proven innocent. Like Moses, Jefferson came to tolerate no divergence from the righteous path, whatever burdens had to be shouldered as God’s chosen ones journeyed toward a perfect, exemplary union. Like Moses, Jefferson died without reaching the Promised Land.
Het westerse expansionisme was in de eerste helft van de achttiende eeuw mogelijk omdat de veel beter bewapende Europese koloniale mogendheden te maken hadden met rond de 700 miljoen bewoners op aarde, inmiddels is de wereldbevolking vertienvoudigd en getuigt het van een desastreuze domheid om ervan uit te gaan dat het Westen onder aanvoering van de VS met geweld de miljarden armen eronder kan houden. Met andere woorden: Jefferson’s expansionisme is onhoudbaar geworden, niet alleen moreel maar tevens fysiek, ook al zouden Washington en Brussel bereid zijn om permanent genocide te plegen, De ‘uitverkorenen’ zijn gedwongen voldongen feiten te accepteren: het zogeheten ‘terrorisme’ heeft ook ‘onze’ politici met de neus op de feiten gedrukt. Dit is slechts één aspect van het fundamentele probleem waarmee het rijke Westen wordt geconfronteerd.
De tijd is voorbij dat een blanke echtgenote van een evangelisatie-predikant schijnbaar consequentieloos kon schrijven over een ondergeschikte:
Ze is oud en lelijk en een beetje brutaal en niet helemaal snik, maar ze doet haar werk en ze kan lekker en zuinig koken, en dat is heel wat waard. Als ik haar zo nu en dan een groote mond geef is ze voor een maand weer zoet.
Voor haar zoon Geert Mak en zijn mainstream publiek geldt vandaag de dag precies hetzelfde, ook hij kan niet meer consequentieloos beweren dat de VS na ’45 ‘decennialang als ordebewaker’ heeft gefungeerd, zonder dat duidelijk wordt dat ook hij zich schuldig maakt aan wat zijn vader ‘schuldige tijdgebondenheid’ noemde, waarvoor hij zich achteraf diep ‘schaamde,’ althans zo beweerde zijn zoon Geert in De eeuw van mijn vader. Over die ‘schaamte’ volgende keer meer.
De zwijgzaamheid van Geert Mak over het Midden Oosten en de Israelische terreur tegen de Palestijnse bevolking en de steun voor die terreur van de Europese Unie, is een ander voorbeeld van Mak's 'schuldige tijdgebondenheid,' waarvoor hij zich later ongetwijfeld zal 'schamen.' Wat dit ook allemaal mogen betekenen.
1 opmerking:
Doet me denken aan een preek van mijn opa, hernhutter in Suriname: "Als een hoogbeschaafd volk een ander volk die beschaving wil bijbrengen, kan dat vanzelfsprekend niet op basis van gelijkheid plaatsvinden".
Een reactie posten