'Vanity dies hard; in some obstinate cases it outlives the man.'
Robert Louis Stevenson
Aan het slot van zijn meer dan 1100 pagina’s tellende bestseller In Europa, zo uitbundig geprezen door neoliberale autoriteiten, concludeerde in 2004 mainstream opiniemaker Geert Mak dat ‘Europa als economische eenheid… een eind op weg’ was. Een beter brevet van onvermogen had hij zichzelf niet kunnen geven. Het illustreerde het feit dat hij werkelijk niets had begrepen van het ingrijpende economische proces dat al meer dan een kwart eeuw zich voor zijn ogen voltrok. Mak is typerend voor de ideologische wijze waarop de Nederlandse mainstream journalisten de werkelijkheid waarnemen. Ze kijken wel, maar ze weten niet wat ze zien. Het gevolg is dat de Makkianen elkaar onweersproken kunnen prijzen voor beweringen als dat ‘Europa’ zeker ‘een eind op weg’ was, vier jaar voordat de neoliberale kredietcrisis en de economische crisis toesloegen. Veel minder onnozel is de door mij al eerder geciteerde Chrystia Freeland, ‘author of “Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich and the Fall of Everyone Else” and a Liberal Party candidate for the Canadian Parliament.’ In de International New York Times van zaterdag 2 november 2013 schreef ze een opiniestuk onder de kop ‘Plutocrats vs. Populists.’ Hoe wanhopig de westerse elite op zoek is naar een nieuwe rechtvaardiging van haar neoliberale ideologie blijkt wel uit het feit dat de belangrijkste krant in de wereld mevrouw Freeland bijna een hele pagina de ruimte geeft om haar ideeën toe te lichten. Nadat zij eerst de huidige politiek heeft afgeschreven aangezien ‘the limits of plutocratic politics, at both ends of the ideological spectrum, are being tested,’ en er dus steeds minder vertrouwen is in het huidige politieke beleid, stelt zij het volgende:
The Democratic political advisers who went from working on behalf of the president or his party to advising the San Francisco billionaire Thomas F. Steyer on his campaign against the Keystone XL pipeline provide a telling example. Twenty years ago, they might have gone to work for the Sierra Club or the Nature Conservancy or run for public office themselves. Today, they are helping to build a pop-up political movement for a plutocrat.
Plutocratic politics have much to recommend them. They are pure, smart and focused. But at a time when society as a whole is riven by an ever widening economic chasm, policy delivered from on high can get you only so far. Voters on both the right and the left are suspicious of whether the plutocrats and the technocrats they employ understand their real needs, and whether they truly have their best interests at heart. That rift means we should all brace ourselves for more extremist politics and a more rancorous political debate.
Where does that leave smart centrists with their clever, fact-based policies designed to fine-tune 21st century capitalism and make it work better for everyone?
Part of the problem is that no one has yet come up with a fully convincing answer to the question of how you harness the power of the technology revolution and globalization without hollowing out middle-class jobs. Liberal nanny-state paternalism, as it has been brilliantly described and practiced by Cass R. Sunstein and like-minded thinkers, can help, as can shoring up the welfare state. But neither is enough, and voters are smart enough to appreciate that. Even multiple nudges won’t make 21st-century capitalism work for everyone. Plutocrats, as well as the rest of us, need to rise to this larger challenge, to find solutions that work on the global scale at which business already operates.
The other task is to fully engage in retail, bottom-up politics — not just to sell those carefully thought-through, data-based technocratic solutions but to figure out what they should be in the first place. The Tea Party was able to steer the Republican Party away from its traditional country-club base because its anti-establishment rage resonated better with all of the grass-roots Republican voters who are part of the squeezed middle class. Mr. de Blasio will be the next mayor of New York because he built a constituency among those who are losing out and those who sympathize with them. Politics in the winner-take-all economy don’t have to be extremist and nasty, but they have to grow out of, and speak for, the 99 percent. The pop-up political movements that come so naturally to the plutocrats won’t be enough.
Bijna een hele pagina van de International New York Times heeft de Canadese neoliberale politica Chrystia Freeland dus nodig gehad om tot de vrijblijvende slotsom te komen dat:
Plutocrats, as well as the rest of us, need to rise to this larger challenge, to find solutions that work on the global scale at which business already operates.
Hier wordt lucht verkocht, een virtuele werkelijkheid, waarbij ‘The Democratic political advisers who went from working on behalf of the president’ op dit moment ‘are helping to build a pop-up political movement for a plutocrat.’ Dezelfde ‘politieke adviseurs’ die via marketing, branding en packaging een in wezen nobody president van de VS wisten te maken met de simpele slogan ‘change, we can believe in.’ Eenmaal aan de macht voert Obama een beleid uit dat de afgelopen vijf jaar heeft geresulteerd in het feit dat ‘Each of the elite 5% -- the richest 12 million Americans -- gained, on average, nearly a million dollars in financial wealth between 2008 and 2013,’ en ‘The richest Americans take the greatest share of over $2 trillion in Tax Expenditures, Tax Underpayments, Tax Haven holdings, and unpaid Corporate Taxes.
Tegelijkertijd is er onder Obama als president sprake van
‘A widening gap between rich and poor,’ die ‘is reshaping the U.S. economy, leaving it more vulnerable to recurring financial crises and less likely to generate enduring expansions.
‘A widening gap between rich and poor,’ die ‘is reshaping the U.S. economy, leaving it more vulnerable to recurring financial crises and less likely to generate enduring expansions.
Left unchecked, the decades-long trend toward increasing inequality may condemn Wall Street to a generation of unimpressive returns and even shake social stability, economists and financial-industry executives say.
Dit laatste, ‘shake social stability,’ uit de mond van ‘economists and financial-industry executives’ is veel concreter dan de nonsens dat ‘Plutocratic politics have much to recommend them. They are pure, smart and focused.’ Maar ook de economen en de bankiers hebben geen oplossing voor de stagnatie in het neoliberale kapitalisme. Dat is niet vreemd, want we hebben te maken met een probleem, inherent aan het kapitalisme, namelijk de cyclus van economische recessies en het vergeefse streven naar permanente economische groei in een poging het dogma van maximale winsten overeind te houden. In The Decline Of Capitalism. Can a Self-Regulated Profits System Survive?, al in 2005 verschenen, wees de Britse econoom Harry Shutt erop dat:
Had either the Keynesians or their opponents been concerned to identify the true causes of the 1970’s downturn, they would surely have recognised that it was indeed the result of deficient demand; or, more precisely, that the prolonged post-war boom had been fed by a level of unsatisfied demand which was wholly exceptional and unsustainble. While there may be some dispute as to precisely what made the post-war period so unusual in this regard, it seems clear that it was primarily a function of (a) the massive need for reconstruction in war-shattered Europa and Japan and (b) the huge pent-up demand for consumer goods (and services) that had arisen during the Depression years of the 1930s and the succeeding period of war-time austerity.
Tenzij de economische en politieke elite van de kapitalistische landen bereid zou zijn opnieuw een alles verwoestende oorlog te beginnen, zou men zich moeten aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid, namelijk een afnemende groei. Maar dat kan het kapitalisme absoluut niet accepteren, omdat het gebaseerd is op winstmaximalisatie, en dus op de ideologie van groei. Het kapitalisme is de leer van de onverzadigbaarheid. Vandaar ook al die reclame. Zodra de consument verzadigd is, stort het consumptiemaatschappij ogenblikkelijk ineen. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw het oude Keynesiaans model niet meer werkte, waarbij de staat de industriële vraag en aanbod stimuleerde, sloegen de neoliberale ideologen hun slag. Shutt:
Indeed, by the early 1980s they were eagerly proclaiming that by radically liberalising markets and ‘rolling back the frontiers of the state’ they would be able to achieve the sustained growth that had eluded the exponents of Keynesian doctrine.
Maar voor de verregaande consequenties op langere termijn van deze ingrijpende historische omslag hadden de Makkianen geen oog. Ze dreven mee met de stroom, pasten zich aan en zochten wegen om er zoveel mogelijk van te kunnen profiteren, zoals ik van nabij heb kunnen zien. Zeker toen in de jaren negentig op grote schaal met niet bestaand geld werd gespeculeerd, kreeg de mainstream de indruk dat ook zij rijk kon worden door mee te doen aan de luchthandel. Het kon niet op, het geld leek wel op straat te liggen, de commerciele pers was euforisch, en Wim Kok was de held van de dag nadat hij zijn socialistische veren had afgeschud. Er was geen alternatief meer voor de neoliberale zwendel. Iedereen moest meedoen en mocht meedoen! Dat wil zeggen: iedereen met geld. Slechts zeer weinigen beseften dat achter alle geldtransacties, die elke seconde wereldwijd plaatsvonden, van alles zat... behalve geld. Degenen die te veel scrupules bezaten om aan het graaien mee te doen, schroomden uiteindelijk toch niet om al dan niet als goed betaalde spreekbuizen van de nieuwe neoliberale ‘orde’ mee te draaien. Er was volop werk voor opportunisten en conformisten. De rest kreeg het moeilijk. Shutt:
At the same time the establishment resorted to propagating the fantasy that sustained economic growth would revive if only short-term sacrifices were made -- that is, restrictions on wage rises and welfare benefits -- and strict anti-inflationary policies adopted. This inevitably entailed a tacit retreat from the post-war commitment of full employment and social equity in favour of the corporate agenda -- exemplified by the savage decimation of British industrial capacity brought about by the Thatcher administration in 1980-82. But progressively, as sustained recovery proved illusory -- with recession returning at the start of the 1980s -- the whole strategy became less plausible. A particularly obvious symptom of its failure was that public sector deficits began to rise as a result of continuing stagnation in output growth, resulting in increased calls on public funds -- not least because of higher welfare bills. This was reflected in the fact that the ratio of gross public debt to GDP in the industrialised countries more than doubled (on average) between 1974 and 1997 - to 77 per cent.
In diezelfde tijd merkte ik in gesprekken met ondermeer Geert Mak en onze wederzijdse vriend, wijlen Auke Bijlsma die inmiddels Amsterdams raadslid van de PVDA was geworden, dat zij geen enkel benul hadden van wat er daadwerkelijk economisch en politiek aan het gebeuren was. Het was alsof ik een andere taal sprak, en ik begon werkelijk te twijfelen aan hun begripsvermogen. Hoe kan het dat mensen ziende blind zijn? Zichzelf een rad voor ogen draaien was al opmerkelijk, maar nog absurder werd het toen ze zich opstelden en ook nog eens gezien werden als deskundigen die de vinger aan de pols hielden. Hoe was het mogelijk dat Mak’s boek over Europa zo bejubeld werd terwijl het gebaseerd is op foutieve aannames, zoals ondermeer blijkt uit zijn conclusies in de epiloog dat ‘Europa als vredesproces een eclatant succes was’ en ‘Europa als economische eenheid ook een eind op weg [is]’? Niemand die de pedante stelligheid van Mak bekritiseerde, terwijl ik uit gesprekken wist dat hij totaal niet besefte wat het neoliberalisme daadwerkelijk was. Een feit dat jaren later, in februari 2013, nog eens werd benadrukt toen hij door de situatie gedwongen opmerkte dat, ik citeer, het ‘grootkapitaal,‘ waarin ‘ik nooit zo [heb] geloofd, maar nu wel... ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen!’ Hij zei dit negen jaar na het verschijnen van In Europa en acht jaar nadat de Britse econoom Shutt in The Decline Of Capitalism had geschreven dat in het Westen
the general unwillingness to recognize that demand deficiency and recession were bound after all to be recurrent features of the capitalist system is scarcely surprising. For if it was conceded that the capitalist economy -- whether ‘mixed’ or otherwise -- could not deliver a minimum degree of durable income security to the mass of the population, it was not fanciful to suppose that demands for more radical approaches might prove irresistible. Moreover, it was easy to see that any such alternatives were likely to entail a greater degree of public control over the private sector and greater redistribution of income to the disadvangtage of the dominant vested interests -- including big business.
En alleen de gedachte daarover is onder mainstream journalisten taboe. De rijke elite kan en mag niet aangepakt worden, ondanks he feit dat het neoliberalisme in feite al vanaf het begin een niet functionerende ideologie was. Desondanks betitelt Geert Mak in het slot-hoofdstuk van zijn Reizen zonder John ondermeer de neoliberale propaganda als de ‘Amerikaanse soft power’ die ‘nog altijd sterk aanwezig [is].’ Volgens hem is ‘Soft power, in de kern, de overtuigingskracht van een staat, de kracht om het debat naar zich toe te trekken, om de agenda van de wereldpolitiek te bepalen.’ Over het resultaat van die neoliberale ‘soft power’ zwijgt Mak, ze past niet in zijn boek waarin hij claimt ‘op zoek naar Amerika’ te zijn. Die zogeheten ‘soft power’ heeft de kloof tussen arm en rijk wereldwijd en nu ook in het Westen verder vergroot door de geglobaliseerde politiek van ‘tax cutting combined with deregulation,’ en dit, volgens Shutt, vanuit de veronderstelling dat deze maatregelen
could ‘unleash the forces of enterprise’ and thereby generate accelerated growth and hence (it was pretended) sufficient extra taxes to achieve long-term budgetary balance (few people noticed that this theory of ‘supply-side’ economics was in fact essentially Keynesian in spirit, except that its adherents were also firm believers in cutting social welfare) […]
by ending controls on capital movements and most restrictions on the ability of financial institutions to issue credit and different types of financial instrument, governments were effectively abandoning control over money supply, perhaps without even realising what they were doing.
Maar dat laatste vertelden de Makkianen er niet bij. Ze waren veel te blij te mogen aanschuiven aan de tafel van de machtigen. Eindelijk leken ook zij autoriteiten te zijn geworden. Morgen meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten