In every era the attempt must be made
anew to wrest tradition away from a conformism that is about to overpower it.
Walter Benjamin. Thesis
on the Philosophy of History. 1939
Of course, these days we do not go
around annexing whatever islands look strategic. That sort of imperialism is
taboo, and no vacant or unclaimed lands remain on the earth save Antartica and
the odd ort like Wrangel Island north of Siberia. Therefore, since the
continental and maritime growth of the United States once practiced has no
place in the twenty-first century, it would seem that our tradition of
Expansionism is defunct. Not proven. One can imagine for instance that Puerto
Rico will someday demand the full rights to which the U.S. citizens are
entitled and become the fifty-first state, or that several Canadian provinces
may, in the midst of a national crackup, seek to associate with the States. But
even if the United States does not expand territorially... the principle
behind its Expansionism remains valid. It warns that unless opportunities
continue to grow for a continually growing population U.S. politics will
degenerate into ‘beggar thy neighbor’ battles over dividing the pie. In the
nineteenth century that meant new farmlands had to be found. In the early
twentieth century that meant markets had to be found, especially at home but
also abroad, for our manufactures. After 1945 that meant a prosperous open
world economy had to rise on the wreckage of depression and war. In the
post-industrial twenty-first century we cannot be certain what that will mean:
perhaps ‘virtual expansion’ made possible by cheaper, safe access to outer
space; or ‘invisible expansion’ made possible by more intensive exploitation of
the electromagnetic spectrum, computer-driven fiber-optic communications
satellites; or even ‘submarine expansion’ made possible by efficient
techniques to mine and farm the seabed.
Walter A. McDougall. Promised Land, Crusader State. The American Encounter With The World
Since 1776. 1997
This book has argued that the
international political economy of the US empire has been in a continuous
decline since the late 1960s, and that its new policies of
globalization/financialization and neoliberalism – what we have labeled as financial statecraft… -- have failed to arrest this decline. In the 1960s and
1970s the sterling-dollar bloc was outcompeted by Japan and West Germany; in
the 1990s and 2000s by China and other emerging political economies. At the
roots of this problem stands the tendency of the rate of profit to fall,
resulting in the outsourcing of manufacturing and labour-power, as well as the
migration from industry to ‘haute finance’. Thus, as we have shown,
financialization and neoliberalism are great vulnerabilities, especially in the
context of US and UK financial systems and political economies: they have
proved to have little contact with the real economy and development, let alone
green development and growth.
Apparently, Western capitalism has
found no empirical/political ways to escape its structural crises of
over-accumulation, theoretically analysed by Marx in Capital. Further, as we
have maintained, US neo-imperialism, via its ‘shock therapy’ East European
policy, failed to appropriate enough international value from the collapsing socialist
markets to restore its profitability and industrial might.
Vassilis K. Fouskas en Bülent Gökay. The Fall Of The US Empire.
Global Fault-Lines and the Shifting Imperial Order. 2012
We wanted to show in words and
drawings what life looks like when the marketplace rules without constraints,
where human beings and the natural world are used and then discarded to maximize
profit. We wanted to look at what the ideology of unfettered capitalism means
for families, communities, workers and the ecosystem.
The rise of corporatism began with
the industrial revolution, westward expansion, and the genocide carried out in
the name of progress and Western civilization against Native Americans. It does
not denote simply an economic system but an ideology, a way of looking and
dealing with each other and the world around us. This ideology embraces the
belief that societies and cultures can be regenerated through violence. It
glorifies profit and wealth. This is why we went to Pine Ridge, South Dakota.
It was there that the disease of empire and American exceptionalism took root.
The belief that we have a divine right to resources, land, and power, and a
right to displace and kill others to obtain personal and national wealth, has
left in its wake a trail of ravaged landscapes and incalculable human
suffering, not only in Pine Ridge but across the country and the planet. What
was done to Native Americans was the template. It would be done to people in
the Philippines, Cuba, Vietnam, Iraq, and Afghanistan, and it is now finally
done to us. This tyranny and exploitation have become our own.
Chris Hedges and Joe Sacco. Days
of Destruction. Days of Revolt. 2012
De Amerikaanse politiek bleef sterk
antikolonialistisch… totdat het anticommunisme de overhand kreeg.'
Geert Mak. Reizen
zonder John. Op zoek naar Amerika. 2012
De tien grootste multinationals
hebben nu een groter inkomen dan dat van honderd landen bij elkaar.
‘Ontwikkelingslanden’ is de naam die
deskundigen aan landen geven die door de ontwikkeling van anderen platgewalst
zijn. Volgens gegevens van de Verenigde Naties zenden de ontwikkelingslanden
via de ongelijke financiele en handelsbetrekkingen tien keer zoveel geld naar
de ontwikkelde landen als zij aan externe hulp ontvangen.
‘Buitenlandse hulp' heet het
belastinkje dat de zonde in de internationale betrekkingen aan de deugd
betaalt. De buitenlandse hulp wordt zodanig verdeeld dat hij meestal het
onrecht bevestigt en er zelden mee in tegenspraak is…
De hulp die zij hun nationale
landbouwproductie geven is nog steeds heel gul, zodat zij die producten ondanks
de zeer hoge kosten heel goedkoop over onze landen kunnen uitstorten en zo de
boeren van het zuiden van de wereld tot de ondergang veroordelen. Volgens
gegevens van de Verenigde Naties krijgt iedere boer in de Verenigde Staten
gemiddeld honderd keer zoveel staatssubsidie als het inkomen van een boer op de
Filippijnen. Om maar niet te spreken over het felle protectionsme in de
ontwikkelde landen ter bewaking van datgene waaraan zij de grootste waarde
hechten: het monopolie van de speerpunttechnologieen, van de biotechnologie en
van de communicatie- en kennisindustrieen, privileges die met hand en tand
worden verdedigd zodat het Noorden blijft weten en het Zuiden blijft imiteren
en het tot in alle eeuwigheid zo zal blijven.
Eduardo Galeano. Ondersteboven.
1998
De Amerikaanse kolonisten bleven volgens Geert Mak sterk anti-kolonialistisch
en het boek waarin hij met grote stelligheid deze absurde bewering deed, is
genomineerd voor de M.J. Brusseprijs 2013, in het leven geroepen door het Fonds
Bijzondere Journalistieke Projecten dat, gesubsidieeerd door de overheid,
claimt als doel te hebben ‘het verlenen van financiële steun aan
journalistieke projecten, biografieën, essays en andere vormen van non-fictie
van bijzondere kwaliteit.’ De Nederlandse mainstream prijst graag zichzelf,
maar doet zich even graag bescheiden voor, blijkens de volgende woorden van ondermeer Mak:
Als mens blijf ik een Calvinist… Het
Calvinisme zit altijd heel erg met eigen verantwoordelijkheid, met schuld en
het bijbehorende getob… Er moet nu weer een hoeveelheid ‘gewoonheid’ in mijn
leven komen, dat moet écht, want anders zou het niet goed gaan. Ambitie, groei
en aspiratie, ze zijn prachtig maar groei is niet hét grote gebod.
‘Gewoonheid’ dus, net
zo ‘gewoon’
als in zijn ogen ‘Amerika… tot 1940 was’ en weer zou ‘moeten
worden.’ Het begrip ‘gewoon’ is het codewoord van het
poldermodel met zijn ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.’
Tegelijkertijd laat dezelfde Mak weten dat hij ‘altijd al een geheime liefde’
heeft gekoesterd voor juist het land dat bij uitstek symbool staat voor ‘ambitie,
groei en aspiratie’ als ‘hét
grote gebod.’ Hoewel ‘ambitie, groei en aspiratie… niet hét grote
gebod’ mogen zijn, geldt voor hem toch dat de ‘ambitie en aspiratie’ om
de ‘rol van internationale politieagent’ te vervullen godzijdank ‘de
basisfilosofie’ vormde ‘achter talloze Amerikaanse interventies
overal ter wereld…’ De enige reden waarom deze schizofrenie beloond wordt
met een nominatie van zijn boek is dat cognitieve dissonantie kenmerkend is
voor de mainstream-visie. Daarenentegen beschrijft een kritische
Amerikaanse auteur en oud correspondent van de New York Times, Chris
Hedges, de werkelijkheid zoals die door ontwikkelde burgers wordt ervaren en in Days
of Destruction. Days of Revolt historisch wordt verklaard. Over de
verovering van de Black Hills in Zuid Dakota, een gebied dat door de
indianen als heilig werd beschouwd en dat eerder in het Fort
Laramie Treaty of 1868
door de Amerikaanse
regering aan hen was toegewezen, bericht Hedges het volgende:
Washington, determined to seize the
land anyway, launched a prolonged military campaign on behalf of mining
companies and land speculators to decimate Indians bands that resisted and
refused to resettle on Indian agencies.
Custer, and the commercial interests
he sought to protect and advance, set out to obliterate the Indians who stood
in the way of the acquisition of buffalo herds, timber, coal, gold, and later
minerals such as uranium, commodities they saw as sources of power and
enrichment. Land was increasingly sliced up into parcels – usually by the
railroad companies – and sold. Sitting Bull acidly suggested they get out
scales and sell dirt by the pound. The basic elements that sustain life were
reduced to a vulgar cash product. Nothing in the eyes of the white settlers had
an intrinsic value. This dichotomy of belief between white man and Native
American was so vast that those who held on to animism and mysticism, to
ambiguity and mystery, to the centrality of the human imagination, to communal
living and a concept of the sacred, had to be extinguished. The belief sustem
encountered on the plains, and in the earlier indigenous communities in New
England destroyed by the Puritans, was antithetical and hostile to capitalism,
as well as to the concepts of technological progress and empire, and to the
ethos of industrial society. The honoring of the mystery of life, the embrace
within native cultures of something very close to the Socratic dictum to know
thyself, was pitted against the blind lust for empire, wealth, and power. The
allegorical was pitted against the prosaic. The pre-modern view of the world as
a living and sacred entity was violently vanquished, to be replaced by a
culture that knelt before the power of the machine and a wage economy. This
idolatry of efficiency, rationalism, capitalist expansion, and empire was later
summed up by the sociologist Max Weber as the ‘disenchantment of the world’ – a
disturbing characteristic, Weber argued, of Western culture,
Een ontzieling die voor de 'kinderen van de jaren 50… een droomland’ verbeeldden, waarvoor de
doorsnee burger ‘in de provincie’ zoals Geert Mak en zijn
lezerspubliek ‘altijd al… een geheime liefde’ koesterden.
En zo ging in steeds grotere delen op aarde de ‘disenchantment of the world’ door. Zowel hier in
de polder als in het ‘droomland’ waaruit ‘een enkele keer
een flard over de oceaan kwam zeilen’ bestond de Calvinistische God alleen nog op zondag onder
het dak van een kerk, of werd de God van de judeo-christelijke cultuur, wegens
overbodigheid, dood verklaard, waardoor nog meer flarden moderniteit het
bestaan ongestoord verder konden reduceren tot arbeid en consumptie. En op die
manier ontstond er zelfs een nieuwe taal, zoals Galeano, die aan de arme kant
van de streep opgroeide, treffend heeft opgemerkt:
. kapitalisme tooit zich met de artistieke naam
‘markteconomie’;
. imperialisme heet ‘globalisering’;
. slachtoffers van het imperialisme heten
‘ontwikkelingslanden’, wat hetzelfde is als dwergen kinderen noemen;
. armen heten ‘behoeftigen’ of ‘mensen met weinig middelen’;
. het recht van de werkgever om een arbeider zonder vergoeding
of uitleg te ontslaan heet ‘flexibiliteit van de arbeidsmarkt’;
. foltering heet ‘illegale dwang’ of ook het uitoefenen van
‘fysieke en psychologische druk’;
. wanneer dieven van goede familie zijn, zijn het geen dieven
maar ‘kleptomanen’
. plundering van gemeenschapsgelden door corrupte politici
luistert naar de naam ‘onwettige verrijking’;
. een neger is een ‘kleurling’;
. ook de tijdens militaire operaties vernietigde mensen zijn
geen doden: in het gevecht gesneuvelden zijn ‘verliezen’ en burgers die omkomen
zonder dat zij er iets mee te maken hebben vormen ‘collaterale schade’
Met andere woorden: ook de taal is ontzield geraakt waardoor de basis
van alle communicatie is ondermijnd. Het was de grote joodse satiricus Karl
Kraus uit Wenen die al voorafgaand aan de opkomst van de nazi’s en de fascisten
vergeefs ervoor waarschuwde dat ‘taal de moeder van de gedachte is, niet
haar dienstmeid.’ En de al even scherpzinnige joodse taalkundige
George Steiner beschreef in Verval van het woord
wat politieke beestachtigheid en
leugen van een taal kunnen maken, wanneer deze laatste is losgescheurd van de
wortels van de moraal en het gevoelsleven, afgestompt door cliche's, loze
beweringen en woordrestanten. Wat met het Duits gebeurd is, vindt ook in minder
dramatische vormen elders plaats. De taal van de massamedia en de reclame... de
stijl van het huidige poltieke debat, zijn even zovele duidelijke bewijzen voor
het verdwijnen van de vitaliteit en de nauwkeurigheid van uitdrukking. De taal
van onze gemeenschap is in een hachelijke toestand geraakt, wanneer een
onderzoek naar radio-actieve neerslag de naam ‘Operation Sunshine’ kan krijgen.
In verband met de corrumpering van de taal stelde de de grote joods Hongaarse
auteur Imre Kertész in zijn in 2004 verschenen
essaybundel De verbannen taal:
Het is
inmiddels duidelijk: het overleven is geen persoonlijk probleem van de
overlevenden, de lange, donkere schaduw van de Holocaust ligt over de hele
beschaving waarin hij is gebeurd, en die beschaving moet verder leven met het
gewicht en de gevolgen van het gebeurde.
Het ergelijke is dat de westerse mainstream suggereert dat de
holocaust niet meer is geweest dan een uitwas, zo uniek dat eigenlijk
onverklaarbaar is hoe in het hart van de christelijke beschaving deze barbarij kon ontstaan. En dat terwijl we beter kunnen weten. De Zweedse auteur Sven Lindqvist wijst er terecht op dat ‘Auschwitz de moderne industriële toepassing [was] van een uitroeiingspolitiek waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund.’ Mensen
die nu ineens spreken van 'de joods-christelijke cultuur'
doen alsof de industriele uitroeiing van de joodse Europeanen geen enkele
voorgeschiedenis kent, en geen 'lange,
donkere schaduw' werpt over 'de
hele beschaving waarin hij is gebeurd,' zoals Kertész terecht opmerkte, om er naderhand
aan toe te voegen dat
u van mij
[moet] aannemen dat de historische misdaden van deze eeuw in niet geringe mate
het gevolg zijn van extreme abstractie, van de bijna ziekelijke woede van het
denken en het daarmee gepaard gaande totale gebrek aan verbeelding.
Dat fundamentele probleem weigert de westerse mainstream in 'de
joods-christelijke cultuur' onder ogen te zien. Alleen al de term 'joods-christelijke cultuur' is een problematische, omdat ze een exclusiviteit claimt die wederom de bron van geweld is, zoals
we elke dag weer kunnen zien in de oorlogen die namens de 'joods-christelijke cultuur' worden
gevoerd. Opnieuw wordt het grootscheepse geweld verkocht via de propaganda van
de officiele opiniemakers van de mainstream, die onze wanorde aanprijzen als ‘orde, evenwicht
tussen de verschillende machten, binnen Amerika en ook in de rest van de
wereld.'
Imre Kertész weet beter. Dat
is niet verwonderlijk, want hij is een ervaringsdeskundige die Auschwitz en
Buchenwald overleefde, een intelligent mens die drie totalitaire systemen over
zich heen kreeg, eerst het nazisme, toen het communisme en nu het neoliberale
kapitalisme. En onder al die heilsleren geldt allereerst:
Collaberatie
als nationale bestaansvorm... Wat moeten we nu geloven? Wat is de
werkelijkheid, en waar moeten we ons aan houden? 'Ach, wat hebben wij gemaakt
van het woord! In sommige monden voldoet het niet eens meer voor leugens, het
is dieper gezonken dan dat, het is weggezakt in betekenisloosheid,' schrijft
Denis de Rougemont in zijn boek La part du diable. Maar het ressentiment, die
troebele drab van driften die onder de woorden borrelt, is echt. Het wordt
enerzijds gevoed door angst en bestaansonzekerheid: veel intellectuelen, die
hier jaren- en decennialang op hun eigen manier om de vrijheid hebben gevochten
(of om datgene wat ze voor vrijheid aanzagen), merkten plotseling dat de grond
onder hun voeten werd weggetrokken. In werkelijkheid stortte slechts het
waardensysteem in waarin zij een vaste plek hadden. De snelheid waarmee dat
gebeurde leek op een vrij val en dat schokte hen. Tegen de tijd dat ze
bijkwamen van de dreun van die val en uit de stofwolken van de puinhopen te
voorschijn kwamen, sprak de wereld om hen heen inmiddels de taal van beurzen,
banken en mafia's.
Kijk en luister naar het taalgebruik van de macht. Dat spreekt
boekdelen. Een willekeurig voorbeeld uit het door de macht geprezen boek Promised Land, Crusader State van de
Amerikaanse Pulitzer Prijs winaar, professor Walter A. McDougall:
so long as the United States is
itself a Great Power, the Monroe Doctrine (by whatever sanitized name it may go
by) will rest lightly in the American holster against the day of a showdown.
Het terroriseren van naar schatting bijna 600 miljoen Latijns-Amerikanen
wordt zonder enige publieke ophef vergeleken met een cowboy die met zijn
pistolen losjes in zijn ‘holster’ een dorp in het Wilde
Westen terroriseert. De Amerikaanse agressie wordt ‘by whatever
sanitized name it may go by’ als doodnormaal afgeschilderd en
toegejuicht door Henry Kissinger, de New
York Times, de Wall Street Journal,
de Christian Science Monitor, en Foreign Affairs, en alle andere spraakmakende
spreekbuizen van de economische en politieke macht. Zo werkt de propaganda in een land waar 1 procent
van de bevolking meer dan 40 procent van alle rijkdom bezit. Dit is de ‘sanitized,’
officieel gesanctioneerde versie van de mainstream in zowel de VS als Europa.
Desondanks weigeren de gemarginaliseerde stemmen in de VS zich bij die zieke
werkelijkheid neer te leggen. Mensen als bijvoorbeeld William Rivers Pitt
blijven terugpraten.
William Rivers Pitt is a Truthout
editor and columnist. He is also a New York Times and
internationally bestselling author of three books: "War on Iraq:
What Team Bush Doesn't Want You to Know," "The Greatest
Sedition Is Silence" and "House of Ill
Repute: Reflections on War, Lies, and America's Ravaged Reputation."
He lives and works in Boston.
Op 13 maart 2013 verscheen de volgende ‘j’accuse’
van hem:
Allowing the perpetrators of war
crimes - widely televised ones at that - to retain their good name and go on
Sunday talk shows as if they had anything to offer besides their ideology of
murder and carnage is intolerable. Entertaining the idea that the billions we
spend preparing for war cannot be touched, and so the elderly and the infirm
and the young and the weak and the voiceless must pay the freight instead, is
intolerable.
The pornography of America's global
killing spree is intolerable, and, by the by, I am sick of hearing about
drones. A child killed by a Hellfire missile that was fired from a drone is
exactly, precisely as dead as a child killed by a Hellfire missile fired from
an Apache attack helicopter, precisely as dead as a child killed by a smart
bomb, precisely as dead as a child killed by a sniper, precisely as dead as a
child killed by a land mine, or by a cruise missile, or by any of the myriad
other ways instant death is dealt by this hyper-weaponized nation of ours.
Exactly, precisely as God damned
dead, and the blood is on our hands regardless of the means used to do the
killing. The issue is not the drones. The issue is our hard, black hearts, and
the grim fact that the debate in this country right now is not about whether
the killing is wrong, but about the most morally acceptable way of going about
that killing. Drones are bad, but snipers are better, because you don't hear
the buzzing sound in the sky before your lights go out forever. Or something.
It is the killing, it is the
permanent war, it is our deranged national priorities. It is the system we live
under which requires the serial deaths of all those innocents to maintain our
economic health that should appall us. We sup upon the blood and bonemeal that
is the byproduct of the idea that is America, and we sleep. And we sleep.
Inderdaad, Geert Mak heeft gelijk toen hij op 2 november 2012 zichzelf
met de volgende woorden beschuldigde:
Waar blijft, in deze chaos van
telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus?
Zijn werk is – en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse
historicus John Lukacs – in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door
het uitbannen van onwaarheid.’ Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit
‘objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen – en dat betekent dat
geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal.
Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het
gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja,
om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en
verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid’, serieus genoeg.
Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op
Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die
grote consequenties heeft.
De reden van het feit dat Mak volgens eigen zeggen niet optimaal streeft
naar ‘het uitbannen van onwaarheid’ weten we inmiddels: de cognitieve
dissonantie van de mainstream. Maar de oorzaak van deze kwaal is weer iets heel anders. Morgen meer daarover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten