dinsdag 5 maart 2013

'Deskundigen' 124



Voor ons, kinderen in de provincie, was Amerika een droomland, met een losse levensstijl waarvan een enkele keer een flard over de ocean kwam zeilen… wij, Europese kinderen van de jaren vijftig, [beleefden] Amerika via een paar glimmende tijdschriften’ en ‘via een gratis Donald Duck die op een herfstdag opeens in de bus viel, en waarbij duizend horloges – omgerekend naar de huidige jeugdeconomie: duizend iPads -- werden verloot. En dan de inhoud van het nummer: ‘Donald Duck als schoolmeester’, de neefjes wagen het zelfs om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken! Zomaar een ijsje kapotduwen!
Geert Mak. Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika. 2012
Dat de magische wereld van Donald Duck zo’n diepe indruk maakte op een kind in de kleinburgerlijke ‘provincie’ van de jaren vijftig is begrijpelijk, want men was daar immers ‘niets gewend.’ Minder begrijpelijk is evenwel dat de inmiddels bejaarde Geert Mak als bestseller-auteur het 576 pagina’s tellende Reizen zonder John, waarin hij ‘op zoek naar Amerika’ is, begint vanuit zijn eigen jaren vijftig-ervaringen met ondermeer de Donald Duck. Als opiniemaker en ‘Amerikadeskundige’ is een dergelijke beperkte invalshoek absurd, zeker als we weten hoe in diezelfde jaren vijftig de VS uitgroeide tot de National Security State die met geweld overal ter wereld ingrijpt, en waarvan de ‘soft power,’ vooral bestond uit een amusementscultuur zoals die onder andere in Donald Duck verbeeld wordt. Waarom heeft Mak de ‘soft power’ die zijn beeld vormde van het ‘droomland’ niet net zo serieus geanalyseerd als bijvoorbeeld de Chileense auteur Ariel Dorfman, die samen met de Belgische socioloog Armand Matterlart het geillustreerde How To Read Donald Duck. Imperialist Ideology in the Disney Comic schreef. Dit internationaal populaire boek dat onder de Chileense dictator Pinochet letterlijk op de brandstapel verdween, graaft veel dieper dan Mak’s beeld van Kwik, Kwek en Kwak die ‘zomaar een ijsje kapotduwen!’ op het hoofd van Donald Duck. Ik zal dan ook wat langer bij hun visie op het fenomeen van de Amerikaanse stripfiguur stilstaan en dus bij het verschijnsel ‘soft power’ dat volgens Mak wereldwijd ‘nog altijd sterk aanwezig [is]’ en ‘in de kern de overtuigingskracht [is] om het debat naar zich toe te trekken, om de agenda van de wereldpolitiek te bepalen.’  ‘Soft power’ in de zin dus van ‘cultureel imperialisme,’ zoals kritische intellectuelen als Dorfman en Mattelart  aantonen.
In het 721 pagina’s dikke, rijkelijk geillustreerde, historische werk 75 Years of DC Comics. The Art of Modern Mythmaking schrijft de Amerikaanse comic book auteur Paul Levitz over ‘The Stone Age’ van de strip:
Overall, the 1930s were a dark decade in America, between the overwhelming weight of the Depression and the gathering clouds of war abroad… and people were ready for a new kind of hero… they simply didn’t know where he’d come from. Certainly no one expected much from the early comic books beyond a smile and a few minutes of entertainment, mostly from characters reminiscent of the newspaper strips… In an era when the popular culture moved more slowly, as films rolled out town by town, television was in  few homes, and only radio had the power to create ‘instant events’ as Orson Welles would prove a few months later with his War of the World broadcast, Superman was a phenomenon. The Golden Age had begun.
Superman mixed fundamental wish-fulfillment themes together in an new way: the aspiration that if only Lois would look beyond the glasses and see that Clark was really a Superman touched the inner milquetoast, and superman’s abilities to act out solutions ordinary mortals could only fantasize about was an enduring theme…
Superman’s succes was so great that… on January 12, 1939, ‘Superman’ debuted as a daily newspaper strip, with a Sunday strip added later yhat year…
The trend toward costumes continued… What these super heroes shared was clarity of concept and freshness, for the idea of heroism matched with this level of extraordinary ability hadn’t been explored before.

Die trend is niet merkwaardig, hij vervulde een maatschappelijke behoefte. De explosie van helden, het verlangen van het grote publiek naar een Superman kwam voort uit de sociaal en politiek uitzichtloze positie van de ‘man in the street,’ kenmerkend voor het kapitalisme met zijn duidelijk gescheiden klassen van werkgever en werknemer. Op die manier kon de ondergeschikte zich in zijn vrije tijd identificeren met een held, zelfs een Superman die de schoften een lesje leerde en op die manier wraak nam voor al het geleden onrecht. Dit proces sloot naadloos aan op het inmiddels geseculeerde verlangen naar verlossing, dat eeuwenlang de kern was geweest van de christelijke cultuur. Centraal daarin stond het geloof in een andere werkelijkheid waar het Opperwezen namens de arme christenen wraak zou nemen door de zondaren naar de hel te sturen en hun slachtoffers te belonen met een plaats in de hemel. In een onwrikbaar bestel droomt de mens zich een oplossing, men kan niet zonder 'hoop', hoe vals die ook mag zijn, ze blijft een psychologische noodzaak. Paul Levitz:
The pulp heroes, or their predecessors in the dime novels, were fundamentally human, perhaps ‘trained to near-superhuman abilities’… The comic writers took this a step beyond, and gave their stars abilities unattainable in the real world…
What they lacked was distinctive ethnicity, cultural identity, or internal conflict. The immigrant publishers and talent wanted to pass as part of the American majority and to have their characters pass, too. Many of the creators changed their names (Bob Kahn to Bob Kane, Jacob Kurtzburg to Jack Kirby, and on and on), and all chose to label their heroes innocuously. The heroes took their powers for granted, their missions as the natural outcome of their gifts, and the idea that anything from injuries to posttraumatic stress would enter their lives was the furthest thing from their minds.

Het verlangen van al die ‘overworked, browbeaten, henpecked’ naar als het ware een nietzscheaanse Übermensch is onvervreemdbaar aan het westerse bestaan, waar de gedroomde identificatie met een superwezen functioneert als uitlaatklep voor allerlei onopgeloste sociale frustraties. Vandaar ook de vele miljoenen strips die jaarlijks verkocht worden. De moderne massamens verschilt niet wezenlijk van zijn voorouders; duizenden jaren lang heeft de westerling rotsvast geloofd dat de christelijke god een Superman naar de aarde stuurde om hem daar onder andere over het water te laten lopen en allerlei andere voor de gewone mens onmogelijke daden liet verrichten, tot aan wederopstanding toe. De gerenommeerde Ierse classicus E.R. Dodds schreef in 1965 in Pagan & Christian in an Age of Anxiety. Some Aspects of Religious Experience from Marcus Aurelius to Constantine dat de Griekse en Romeinse denkers weliswaar ervan uitgingen dat het leven op aarde ‘of necessity haunted by evil’ is, zoals Plato het stelde, maar dat zij daarmee geenszins ‘condemn the cosmos as a whole.’ Dit, in tegenstelling tot de radicale judeo-christelijke opvatting dat de mens uit het paradijs is gestoten, en op die manier moet boeten voor zijn zonden. Dit dogma werd door de geschoolde aristocratie in de oudheid als irrationeel met minachting terzijde geschoven. Dodds merkt op dat
Had any cultivated pagan of the second century been asked to put in a few words the difference between his own view of life and the Christian one, he might reply that it was the difference between logismos and pistis, between reasoned conviction and blind faith. To any one brought up on classical Greek philosophy, pistis meant the lowest grade of cognition: it was the state of mind of the uneducated, who believe things on hearsay without being able to give reasons for their belief. St. Paul, on the other hand, following Jewish tradition, had represented pistis as the very foundation of the Christian life. And what astonished all the early pagan observers, Lucian and Galen, Celsus and Marcus Aurelius, was the Christians’ total reliance on unproved assertion – their willingness to die for the indemonstrable… what they lack is phronesis, intellectual insight, the rational basis… saying that knowledge is bad for the health of the soul… Julian exclaims, ‘There is nothing in your philosophy beyond the one word ‘Believe!’
En de Alexandrijnse theoloog en geleerde Origen, die overigens posthuum geexcommuniceerd werd, schreef over het irrationele geloof van de massa der christenen dat voor de christelijke elite gold: ‘We accept it as useful for the multitude,’ aangezien dit het meest haalbare voor hen was, ‘since, partly owing to the necessities of life and partly owing to human weakness, very few people are enthusiastic about rational thought.’ De massa kan niet zonder een irrationele ontsnappingsweg, men heeft ‘hoop’ nodig dat er een oplossing is voor het aardse lijden. Het klassieke besef van het tragische is voor hen ondraaglijk. Dodds voegt hier nog een aspect aan toe:
The religious tolerance which was the normal Greek and Roman practice had resulted by accumulation in a bewildering mass of alternatives. There were too many cults, too many mysteries, too many philosophies of life to choose from: you could pile one religious insurance on another, yet not feel safe. Christianity made a clean sweep. It lifted the burden of freedom from the shoulders of the individual: one choice, one irrevocable choice, and the road to salvation was clear. Pagan critics might mock at Christian intolerance, but in an age of anxiety any ‘totalist’ creed exerts a powerful attraction: one has only to think of the appeal of communism to many bewildered minds in our own day.
Secondly, Christianity was open to all. In principle, it made no social distinctions; it accepted the manual worker, the slave, the outcast, the ex-criminal; and though in the course of our period it developed a strong hierarchic structure, its hierarchy offered an open career to talent. (Origen recognizes that in his day the priesthood is beginning to be viewed as a career, and one capable of attracting the ambitious.) Above all, it did not, like Neoplatonism, demand education… In the second century and even in the third the Christian Church was still largely… an army of the disinherited.
Thirdly, in a period when earthly life was increasingly devalued and guilt-feelings were widely prevalent, Christianity held out to the disinherited the conditional promise of a better inheritance in another world… Christianity wielded both a bigger stick and a juicier carrot. It was accused of being a religion of fear, and such it no doubt was in the hands of the rigorists. But it was also a religion of lively hope… Porphyry remarked, as others have done since, that only sick souls stand in need of Christianity. But sick souls were numerous… a good many persons were consciously or unconsciously in love with death. For such men the chance of martyrdom, carrying with it fame in this world and bliss in the next, could only add to the attractions of Christianity…
in the pagan world of the third century philanthropy was preached more often than it was practiced. It was a world where, as Rostovtzeff said, ‘hatred and envy reigned everywhere: the peasants hated the landowners and the officials, the city proletariat hated the city bourgeoisie, and the army was hated by everybody… Christianity was the one force which could effectively bring the jarring elements together: hence its attractiveness to Constantine.


Het Christendom gaf tegen het einde van het Romeinse rijk de ontheemde, de verschopte en gefrustreerde weer een plaats in de wereld.  Altijd geldt, waar dan ook, dat de mens als sociaal wezen ergens bij wil horen, onderdeel wil zijn van een groter geheel, van een gemeenschap van soortgenoten. Hij wil gerespecteerd worden en zijn waardigheid gerespecteerd zien door zijn medemensen. Vandaar het verlangen naar iets dat hem boven zichzelf uittilt, iets dat zin lijkt te geven aan zijn doorgaans uitzichtloze bestaan. Of dit hevige verlangen nu wordt gekanaliseerd via de metafysica of via het materialisme, door middel van het beeld van Jezus of dat van Superman, maakt niet uit. Net als 2000 jaar geleden gelden vandaag de dag dezelfde drijfveren. Professor Dodds:
The Church provided the essentials of social security: it cared for widows and orphans, the old, the unemployed, and the disabled; it provided a burial fund for the poor and a nursing service in time of plague. But even more important, I suspect, than these material benefits was the sense of belonging which the Christian community could give. Modern social studies have brought home to us the universality of the ‘need to belong’ and the unexpected ways in which it can influence human behaviour, particularly among the rootless inhabitants of great cities. I see no reason to think that it was otherwise in antiquity: Epictetus has described for us the dreadful loneliness that can beset a man in the midst of his fellows. Such loneliness must have been felt by millions – the urbanized tribesman, the peasant coming to town in search of work, the demobilized soldier, the rentier ruined by inflation, and the manumitted slave. For people in that situation membership of a Christian community might be the only way of maintaining their self-respect and giving their life some semblance of meaning. Within the community there was human warmth: someone was interested in them, both here and thereafter. It is therefore not surprising that the earliest and the most striking advances of Christianity were made in the great cities – in Antioch, in Rome, in Alexandria. Christians were in a more than formal sense ‘members of one another’: I think that was a major cause, perhaps the strongest single cause, of the spread of Christianity.

Dodds’ beschrijving van het einde van de klassieke wereld is, zoals bijna iedereen zal begrijpen die dit leest, actueel omdat ook onze tijd getekend wordt door oude gecorrumpeerde vormen en wij opnieuw naar zingeving zoeken. De leegte die in het Westen na de dood van de christelijke God is achtergebleven, moet nu gevuld worden met het materialisme van de Verlichting. Superman is als het ware de opvolger van Jezus. Het probleem is alleen dat de eerste stripheld eerder een metafoor van  de heersende eenzaamheid en vervreemding, dan een steun en toeverlaat in een angstige tijd. Om Paul Levitz formulering te gebruiken ‘The Art of Modern Mythmaking’ heeft geen houdbare nieuwe mythes kunnen creëren, omdat er een metafysisch element aan ontbreekt. Toch begint Geert Mak zijn zoektocht ‘naar Amerika,’ het 'droomland' waarvoor hij al zo lang 'een geheime liefde koestert' met ‘een gratis Donald Duck die op een herfstdag opeens in de bus viel, en waarbij duizend horloges – omgerekend naar de huidige jeugdeconomie: duizend iPads – werden verloot.’ Het stripblad heeft zo’n onuitwisbare indruk op hem gemaakt dat hij als bejaarde nog steeds weet welk gevoel de afbeeldingen op hem als kind hadden gemaakt. Exact 50 jaar later weet hij het nog precies: ‘de neefjes wagen het zelfs om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken! Zomaar een ijsje kapotduwen!’  Zonder dat het hem een halve eeuw later op de gedachte brengt om deze anekdote eens in een breder perspectief te plaatsen, zodat hij er een diepere zin en betekenis aan kan geven. Waarom heeft het beeld van kwik, kwek en kwak die ‘zomaar een ijsje kapotduwen!’ (met uitroepteken) ‘op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken! (met opnieuw een uitroepteken) hem niet aan het denken gezet? Ik stel die vraag allereerst omdat Mak zich er niet van bewust is hoe illustrerend zijn reactie is op deze gebeurtenis. Maar daarover later. Ik werp die vraag allereerst op omdat David Kunzle, hoogleraar Kunstgeschiedenis aan de University of California in 1975 in de introductie van How to Read Donald Duck benadrukt hoe belangrijk stripverhalen zijn in de permanente ideologische strijd van het kapitalisme om de culturele hegemonie in de wereld af te dwingen, en dat strips niet altijd, zoals Mak suggereert, alleen maar ‘onschuldig vermaak’ zou zijn. Net als Donald Duck is Mickey Mouse
arguably, the century’s most important figure in bourgeois popular culture. He has done more than any single person to disseminate around the world certain myths upon which that culture has thrived, notably that of an ‘innocence’ supposedly universal, beyond place, beyond time – and beyond criticism.
The myth of U.S. political ‘innocence’ is at last being dismantled, and the reality which it masks lies in significant areas exposed to public view. But the Great American Dream of cultural innocence still holds a global imagination in thrall...
Disney is no mean conjurer, and it has taken the eye of Dorfman and Mattelart (de auteurs van How to Read Donald Duck. svh) to expose the magician’s sleight of hand, to reveal the scowl of capitalist ideology behind the laughing mask, the iron fist beneath the Mouse’s glove. The value of their work lies in the light it throws… on the way in which capitalist and imperialist values are supported by its culture. And the very simplicity of the comic has enabled the author to make simply visible a very complicated process.
Morgen meer over de gnuivende reactie van Geert Mak op Donald Duck als antiheld.

1 opmerking:

Anoniem zei

Fijn artikel. Ik ga hem op Facebook (AAAARGHHHH!!!) posten. Soms krijg ik bijna een beetje te doen met die arme Mak, maar je kritiek is wel volkomen terecht!
groetjes, bartke

Peter Beinart: Why the International Criminal Court’s Warrant for Netanyahu Matters

  The Beinart Notebook Playback speed 1× Subtitles Share post Share post at current time Share from 1:06 1:03 / 5:54 Transcript The   decisi...