Hopper toont een momentopname, of in het filmjargon, een ‘still’ [...] Hier
is ‘ennui’ uitgedrukt, de verveling, waarvan Hopper… als het ware de moderne
allegorie verbeeldt.
Ivo Kranzfelder. Hopper. 1882-1967.
Visioen van de Werkelijkheid. 2000
Verveling voelen we als we niet weten waar we op wachten. De gedachte dat
we dat wel weten of menen te weten, is meestal niet meer dan de
uitdrukking van onze
oppervlakkigheid en warhoofdigheid.
Walter Benjamin. Das Kunstwerk im
Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit. 1935
De generatie die na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, bevrijdde zich van
seksuele dwang en keerde zich in zichzelf; binnen het tijdsbestek van die ene
generatie is het publieke leven vernietigd. De stelling van dit boek is dat die
opvallende tekens van een ontspoord privé-leven en een publiek leven dat leeg
is, het einde aanduiden van een lang proces. Ze zijn het resultaat van een
verandering die inzette met de ondergang van het ‘ancien régime’ en de opkomst
van een nieuwe, kapitalistische, seculiere en stedelijke cultuur.
Richard Sennett. The Fall of Public
Man. 1977
In Hoppers schilderijen worden sfeer en stemming maar zelden opgeroepen door
de gezichtsuitdrukking van de figuren – ze worden vooral bepaald door de omgeving
en de lichaamshouding…. Meestal schilderde Hopper algemene, verwisselbare
gezichten met toch ook individuele trekken… Volgens de literatuurwetenschapper
Gerd Mattenklott is een nivellering (‘verbleking’) van karakters een effect van de grote stad. Hij concentreert zich
daarbij op mannen van middelbare leeftijd. De man in Hoppers schilderij (Kamer
in New York. svh) bevindt zich ook in
deze levensfase, die door Mattenklott omschreven wordt als ‘de vitaalste,
ijverigste, meest maatschappelijke… Het opgeslokt worden door de dagelijks
terugkerende eisen die het leven stelt, is dan het grootst. Wanneer de
prestatiedrang op zijn hoogtepunt is, gaat het karakter richting nul; het werkt
alleen nog als een soort aura dat men verwierf tijdens de fase van opkomst. Wie
zich op die leeftijd op de borst klopt en allures heeft, moet toch wel heel dom
zijn of zichzelf niet kennen. De middelbare leeftijd is een grote leegte, een
periode van absolute onverschilligheid van het karakter.’
Ivo Kranzfelder. Hopper. 1882-1967.
Visioen van de Werkelijkheid. 2000
Elke stemming, hoe alledaags of gewoon ook, kan worden uitgedrukt. De
aanblik van een geasfalteerde straat in de blakerende zon, auto’s, locomotieven
op verlate stations, de stromende regen die een gevoel van leegte in ons
opwekt… heel het verstikkende leven van alledag in een Amerikaanse
provinciestad en daarachter de trieste verlatenheid van het landschap van de
voorsteden.
Edward Hopper. 1928
De kracht van Hoppers vaak melancholische afbeeldingen is dat hij laat zien hoe paradoxaal het
leven van de moderne mens is geworden. Hoewel hij in de ruimte steeds
zichtbaarder is geworden, is de massamens tegelijkertijd steeds geisoleerder. Zichtbaarheid
leidt niet tot communicatie maar tot grotere beheersing van het individu. Hoe
meer hij op zichzelf wordt terug geworpen des emotioneel afhankelijker hij van
de groep wordt. Het individualisme wordt aanbeden, terwijl het conformisme
wordt afgedwongen. Temidden van al die glazen ramen en hoge spiegels ziet de
mens allereerst zichzelf weerkaatst, om vervolgens de ander te kunnen begluren
zonder dat daaruit een contact ontstaat. De Amerikaanse socioloog en hoogleraar
Richard Sennett in The Fall of Public Man:
De idee van de ‘doorzichtige muur’ wordt door veel architecten niet alleen
aan de buitenkant van een gebouw toegepast, maar ook binnen. Door het
afschaffen van muren binnen het kantoor verdwijnt alles wat het zicht
belemmert; de hele etage wordt een grote open ruimte... De plaatsing van de
muren, verzekeren de ontwerpers ons, verhogen de efficientie op kantoor, want
wanneer mensen de hele dag zijn blootgesteld aan de blikken van anderen, wordt
de neiging af en toe een praatje te maken minder en neemt de concentratie toe.
Als iedereen door een ander in de gaten wordt gehouden, wordt het minder gezellig,
want zwijgen is dan de enige mogelijkheid je af te schermen.
Zwijgen door je in de publieke ruimte te verbergen achter het scherm van
een laptop of door voortdurend een mobiele telefoon tegen je oor te drukken. Werk
en vrije tijd maken in dit opzicht geen verschil, in beide gevallen ‘gedragen
figuren zich, waar ze ook zijn, vrijwel op dezelfde manier,’ constateert
Kranzfelder in het werk van Hopper, die ‘kennelijk [wil] uitdrukken dat een
verandering van plaats onmogelijk is, een illusie. De menselijke omstandigheden
zijn onveranderbaar en altijd aanwezig.’ De mens zit gevangen in de
absurditeit van het eigen bestaan, in het centrum van zijn existentiele
eenzaamheid. De vooruitgangsideologie houdt hier geen rekening mee en versterkt
deze tendens alleen maar. De massamens is altijd gemobiliseerd, en is nooit
waar hij is, hij is voortdurend als het ware op de vlucht, in een auto, met een
walkman op de fiets, of pratend in een mobiele telefoon, en altijd weer op zoek
naar kicks. ‘Get Your Kicks on Route 66.’ En ‘Born to be wild. Get your
motor runnin'/ Head out on the highway/ Looking for adventure/ In whatever
comes our way/ Fire all of your guns at once/ And explode into space.’ Opnieuw Sennett: ‘In onze nieuwe seculiere wereld werd de fantasie dat fysieke objecten psychische
dimensies hebben vanzelfsprekend,’ aldus de gouden regel van de reclame en de public relations industrie die
jaarlijks ontelbare miljarden opslokken. Men koopt geen product, maar een beeld.
Niet de werkelijkheid telt, maar de image ervan. In dat bewustzijn bestaat geen
waarheid en al helemaal niet de werkelijkheid. Alles is slechts een subjectieve
ervaring van wat zich afspeelt, en
dus heeft iedereen evenveel gelijk. Zo kan het gekladder van een peuter
doorgaan voor een meesterwerk, een domoor hoogleraar worden, en kan de
grootste oplichter gezien worden als een goed geinformeerde journalist.
Als
alles betekenis heeft bezit niets het meer. Hoe moet de mens kunnen bepalen wat
waar is of niet waar, wanneer hij voortdurend gebombardeerd wordt met triviale nonsens? Hoe moet het individu weten wat de werkelijkheid is
wanneer hij verloren is geraakt in de virtuele circus van reclame en
massamedia? Sennett: ‘De verheerlijking van de objectiviteit en de
eenkennige overgave aan het feit, waardoor de wetgenschap in de vorige eeuw
werd beheerst, was in feite de onbewuste voorbereiding op ons tijdperk van
radicale subjectiviteit.’ Door momentopnames te laten zien, toont
Hopper hoe de mens vandaag de dag de bevroren tijd ervaart. Van vooruitgang is
geen sprake, het leven wordt getekend door de verveling waaraan niet te
ontsnappen valt, zelfs niet door de kick van het spektakel. Zodra de
oorspronkelijke impuls is uitgewerkt heeft de verslaafde weer een shot nodig.
Zelfs de gewone kick is op den duur onvoldoende, de verslaafde heeft een steeds
grotere dosis nodig om de oorspronkelijke ervaring te kunnen herbeleven. Er rest dan maar één uitweg, net als die van de junkie: afkicken. Cold Turkey. Het
accepteren van onze onbeduidendheid, nietigheid, en het oog hebben voor het
grote raadsel dat achter alles verborgen ligt. De dichter Joseph Brodsky:
When hit by boredom, go for it. Let yourself be crushed by it; submerge,
hit bottom. In general, with things unpleasant, the rule is, the sooner you hit
bottom, the faster you surface. .. The reason boredeom deserves such scrutiny
is that it represents pure, undiluted time in all its repetitive, redundant,
monotonous splendor.
In a manner of speaking, boredom is your window on time, on those
properties of it one tends to ignore to the likely peril of one’s mental
equilibrium. In short, it is your window on time’s infinity, which is to say,
on your insignificance in it… For boredom speaks the laguage of time, and it is
to teach you the most valuable lesson in your life – the one you didn’t get
here, on these green lawns – the lesson of your utter insignificance. It is
valuable to you, as well as to those you are to rub shoulders with. ‘You are
finite,’ time tells you in a voice of boredom, ‘and whatever you do is, from my
point of view, futile.’ As music to your ears, this, of course, may not count;
yet the sense of futility, of limited significance even of your best, most
ardent actions is better than the illusion of their consequences and the
attendant self-aggrandizement.
Brodsky koppelt het doden van de tijd, de verveling, met de hybris, de
grootheidswaan van de mens die ervan uitgaat in het centrum van het universum
te staan, terwijl alles, werkelijk alles, om zijn nietig ego heendraait.
Het is het gedoe van alle doe-mensen die collectief hun eigen ondergang bespoedigen.
Sinds het begin van het christendom heeft de westerse cultuur een absurde relatie
onderhouden met het fenomeen tijd. Door de leer van het verstoten zijn uit het
paradijs zat de mens zijn tijd op aarde uit, in afwachting van het echte leven
in het paradijselijke hiernamaals. En nadat de christelijke God verstoten was
zocht de mens zijn heil in de materie en begon hij zichzelf te aanbidden als de
zoon van de titaan Prometheus, een hoogmoed die hem blind maakte voor de
werkelijkheid en die -- zoals de oude Grieken wisten – uiteindelijk
meedogenloos wordt afgestraft. Het individualisme verving de gemeenschap, en zijn tijd kon niet zinloos worden doorgebracht. Om betekenis te geven aan
het leven op aarde werd het dogma: Time
is Money ingevoerd. Tijd werd materie. Tijd was er niet meer om af te wachten tot men eindelijk naar de hemel kon, maar tijd is geld geworden. Alleen geld geeft zin en betekenis
aan de tijd. Opmerkelijk genoeg neemt naarmate het leven belangrijker is
geworden, de angst voor de dood toe, aangezien de dood zinloos is geworden. De
tijd houdt dan op en daarmee de mens die zichzelf en zijn materie verheerlijkt. Het moment van
verveling is dus een confrontatie met de dood en de eigen nietigheid
ten overstaan van de oneindigheid van tijd en ruimte. Brodsky zei daarover voor een auditorium vol
jonge rijke afgestudeerde Amerikaanse studenten:
For boredom is an evasion of time into your set of values. It puts your
existence into its perspective, the net result of which is precision and
humility. The former you learn about your own size, the more humble and the
more compassionate you become to your likes, to that dust aswirl in a sunbeam
or already immobile atop your table. Ah, how much life went into those flecks!
Not from your point of view but from theirs. You are to them what time is to
you; that’s why they look so small… You are insignificant because you are
finite. Yet the more finite a thing is, the more it is charged with life,
emotions, joy, fears, compassion. For infinity is not terribly lifely, not terribly
emotional. Your boredom, at least. tells you that much. Because your boredom is
the boredom of infinity… Try to embrace, or let yourself be embraced by,
boredom and anguish, which anyhow are larger than you. No doubt you’ll find
that bosom smothering, yet try to endure it as you can, and then some more.
Above all, don’t think you’ve goofed somewhere along the line, don’t try to
retrace your steps to correct the error. No, as the poet said, ‘Believe your
pain.’
En voor de slechte verstaander voegde Joseph Brodsky hieraan toe: ‘If
you find all this gloomy, you don’t know what gloom is.’ Waar Brodsky uiteindelijk op doelde is het feit dat de mens er nooit in zal slagen het lijden te ontsnappen omdat
het inherent aan het leven is. Er is geen verlossing zoals het Christendom en
de Verlichting beloven. Daarvan waren de oude Grieken diep doordrongen en gaf
hen de grootsheid die aan beide verlossingsleren ontbreekt. De Amerikaanse
dichter en vertaler van Griekse tragedies, wijlen Robert Fagles, schreef in een
inleiding van Sophocles’ tragedie Oedipus
the King met betrekking tot koningin Jocasta, moeder en echtgenote van
Oedipus:
Jocasta
thought that there was no order or design in the world, that dreams and
prophecies had no validity; that man had complete freedom because it made no
difference what he did – nothing made any sense. She was wrong; the design was
there, and when she saw what it was she hanged herself. But the play now seems
to give us a view of man’s position that is just as comfortless as her acceptance
of a meaningless universe. What place is there in it for human freedom and
meaningfull action? Oedipus did have one freedom: he was free to find out or
not find out the truth… One freedom is allowed him: the freedom to search for
the truth, the truth about the prophecies, about the gods, about himself. And
of this freedom he makes full use. Against the advice and appeals of others, he
pushes on, searching for the truth, the whole truth and nothing but the truth.
And in this search he shows all those great qualities that we admire in him –
courage, intelligence, perseverance… This freedom to search, and the heroic way
in which Oedopus uses it, make the play not a picture of man’s utter feebleness
caught in the toils of fate, but on the contrary, a heroic example of man’s
dedication to the search of truth, the truth about himself. This is perhaps the
only freedom, the play seems to say, but there could be none more noble.
Dit
tragische levensgevoel staat diametraal tegenover het verlossingsgeloof van het
christendom en de Verlichting die beide de mens tenslotte in een cul de sac
hebben geleid. Robert Fagles:
ignorance
can be remedied, the ignorant can learn, and the force with which Oedipus now
reasserts his presence springs from the truth he now understands: that the
universe is not a field for the play of blind chance, and that man is not its
measure. This knowledge gives him a new strength which sustains him in his
misery and gives him the courage needed to go on living, though he is now an
outcast, a man from whom his fellow-men recoil in horror… The catastrophe of
the tragic hero thus becomes the catastrophe of… man; all his furious energy
and intellectual daring drive him on to this terrible discovery of his
fundamental ignorance – he is not the measure of all things but the thing
measured and found wanting.
Ook in dit
opzicht zijn de thema’s van de oud-Griekse tragedieschrijvers 2500 jaar nadien
nog steeds actueel.
Sophocles’
play has served modern man and his haunted sense of being caught in a trap not
only as a base for a psychoanalytic theory which dooms the male infant to guilt
and anxiety from his mother’s breast, but also as the model for a modern drama
that presents us, using the ancient figures, our own terror of the unknown
future which we fear we cannot control – our deep fear that every step we take
forward on what we think is the road of progress may really be a step toward a
foreordained rendezvous with disaster. The greatest of these modern versions is
undoubtedly Jean Cocteau’s Machine Infernale; the title alone is, as the French
say, a whole program. Cocteau also worked with Stravinsky on an operatic
version of the Sophoclean play (the text in liturgical Latin), and for a
recording of this work he wrote a prologue that sums up his compelling vision
of man’s place in a strange and haunted universe. ‘Spectateurs,’ the author
says in his forceful, rather nasal voice, ‘sans le savoir…’ without knowing it,
Oedipus is at grips with the powers that watch us from the other side of death.
They have spread for him, since the day of his birth, a trap and you are going
to watch it snap shut… Nothing mortal can resist the chages Time brings: not
bodily strength, not friendship between man and man, still less between city
and city. No man can be confident of the future; human confidence is based on
total ignorance.
Gemeten naar de kennis van de goden of de
natuur, zo u wilt, is ‘human knowledge
at its greatest ignorance compared to theirs… It is a universe governed by
powers in whose justice man must assert, in ignorance and with little hope of
confirmation, a desperate belief.
Maar dit diepe inzicht betekent een frontale
aanval op de hoogmoed van het technocratisch systeem en zal dus nooit door het
neoliberale geloof worden geaccepteerd, laat staan geincorporeerd. Morgen meer
daarover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten