Essay Het antisemitisme van eindtijd-christenen
Een god-vormig gat
Veel christenen voelen zich verbonden met de joden. Voor sommigen is Israël de plek waar de eindtijd zal plaatsvinden, anderen hechten aan de ‘joods-christelijke’ traditie – maar die miskent een lange antisemitische geschiedenis.

Ik moet een jaar of negen zijn geweest, gok ik, toen ik me voornam om de bijbel te lezen. Helemaal, van de eerste tot de laatste bladzijde. Mijn ouders, allebei oprecht gelovige christenen, hadden me er niet eens toe aangezet. Dat nam niet weg dat ze mijn vrome plan toejuichten.
Ik nam het als een serieus project op. Genesis en Exodus waren best nog spannend af en toe, met het paradijs en de slang, de broedermoord door Kaïn op Abel, het ontsnappen van het volk Israël aan de farao, en de splijtende zee. Leviticus, Numeri, Deuteronomium werden een uitdaging; veel verdeling van grondgebied, veel wetsvoorschriften, veel stamconflicten, en vooral: veel namen. ‘De zonen van Kehat naar hun geslachten waren Amram, Jishar, Chrebron en Uzziël’, en dat dan pagina’s lang, in piepkleine letters. Toch heb ik me er doorheen geworsteld, tot en met Richteren aan toe. Dat weet ik zeker, want er was één verhaal dat een onuitwisbare indruk op me maakte: het gaat over een gruwelijke groepsverkrachting van een vrouw – een ‘bijvrouw’ wordt ze genoemd, ‘bijwijf’ in de Statenvertaling – die met haar man te gast is in de stad Gibea.
Er komt een groepje mannen uit de stad die eerst roepen dat ze de man willen verkrachten. In plaats daarvan worden de twee aanwezige vrouwen aan de indringers aangeboden. Als de man de volgende ochtend zijn bijvrouw aantreft, is ze aan het letsel van het seksuele geweld overleden. De man snijdt haar lichaam in twaalf stukken en stuurt die op naar alle stammen van Israël. Die sturen een grote legermacht die de daders en vrijwel de hele stam waartoe die behoorden, de stam Benjamin, afslachten, inclusief vrouwen, kinderen en vee.
Het staat in Richteren 19 en 20. Ik vertelde erover aan mijn ouders, die me verder ook niet zo goed konden uitleggen wat hier nou precies de diepere betekenis van was.
Veel verder dan Richteren ben ik niet gekomen. Het vreemde was dat veel van wat ik las in die eerste boeken van het Oude Testament weinig te maken leek te hebben met wat ik tot dan toe van het christelijke geloof had meegekregen: de zondagsschoolverhalen over Jezus die wonderen verrichtte en zich bekommerde om de verschoppelingen van de samenleving, Jezus die allerlei strenge religieuze regels verbrak en zich daarmee de woede van de farizeeërs op de hals haalde, Jezus die zijn discipelen leerde over de barmhartige Samaritaan en dat de eersten de laatsten zouden zijn. De verhouding tussen het Oude en het Nieuwe Testament is binnen het christendom altijd in ondoorzichtige, soms regelrecht esoterische nevelen gehuld geweest: voor sommige stromingen betekent de komst van Jezus als messias een definitieve breuk met het Oude Verbond tussen God en het volk Israël: omdat de joden Jezus niet als messias aanvaardden, konden ze volgens deze opvatting niet langer het uitverkoren volk zijn. Die voorkeurspositie werd nu door de kerk ingenomen. Andere stromingen zien het overdrachtelijker: Jezus is de vervulling van de wetten en de profetieën uit het Oude Testament – niet zozeer een breuk als wel een continuïteit.
En dan heb je nog de zogenaamde bedelingenleer: een haast boekhoudkundige opdeling van verschillende fasen in de geschiedenis, waarin de relatie tussen God en zijn volk telkens verandert. Er wordt bovendien heel concreet uitgezien naar de slotfase zoals die is aangekondigd in het bijbelboek Openbaringen: de Wederkomst van Christus, die gepaard zal gaan met de vernietiging van Gods vijanden, de opheffing van alle bestaande regeringsvormen, en de stichting van het Duizendjarig Rijk.
Deze laatste stroming, die ik nu nog vrij ingetogen en zonder al te veel grimmige details heb samengevat, is wereldwijd het sterkst aan het groeien. In de Amerikaanse evangelische kerken is de bedelingenleer gemeengoed, en de laatste jaren zijn daar nog veel buitenissiger varianten van ontstaan: het geloof in persoonlijke openbaringen van de Heilige Geest gaat er steeds vaker samen met het geloof in eigentijdse profeten en de aanwezigheid van demonen. Het zijn allemaal tekenen dat de eindtijd zich weldra zal aandienen. De plek waarop dat allemaal zal gebeuren: de wederkomst van Christus, het Duizendjarig Rijk – dat is Israël.
Ik heb dat extatische eindtijdgeloof in evangelische kringen altijd als iets exotisch gezien, een tot de verbeelding sprekend verschijnsel dat zich in de radicale marges van het evangelische christendom afspeelde. Maar marginaal is het niet meer. In een reportage van Stephanie McCrummen in The Atlanticstelde zij vast dat het om zo’n veertig procent van de Amerikaanse christenen gaat; tientallen miljoenen gelovigen – de grootste religieuze stroming van het land. Een stroming die de kerk niet langer als een gemeenschap voor gebed en bezinning ziet, maar als een ‘leger van God’. Een stroming die gelooft dat demonische krachten niet alleen in mensen schuilen, maar ook in de democratische instituties en overheden. Een stroming die gelooft dat God rechtstreeks tot zijn volk spreekt, bij monde van eigentijdse apostelen.
De New Apostolic Reformation wordt ze genoemd, en ze is tot de hoogste regeringskringen doorgedrongen: zo hing de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Mike Johnson in zijn kantoor de vlag van de beweging uit, de witte vlag met een dennenboom en de woorden ‘An Appeal to Heaven’.Verschillende voormannen van de New Apostolic Reformation waren betrokken bij de organisatie van de ‘Stop the Steal’-bijeenkomsten die leidden tot de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021.
Religie is weer tot het hart van de moderne politiek doorgedrongen, concludeerden historica Beatrice de Graaf en theoloog Stefan Paas onlangs in De ongelooflijke podcast. Daarmee doelen ze niet alleen op de Amerikaanse politiek, maar ook op de conflicten in het Midden-Oosten, die je alleen goed kunt begrijpen als je je verdiept in de ideologische en religieuze overtuigingen van alle verschillende partijen: dat geldt voor Hamas en de Iraanse regering, maar ook voor de extremistische ministers in de regering-Netanyahu, Bezalel Smotrich en Ben Gvir, die de gehele Palestijnse bevolking willen verdrijven uit Gaza en de Westelijke Jordaanoever, met een beroep op het bijbelse Israël. In dat laatste worden ze gesteund door de evangelische christenen van de New Apostolic Reformation, gespitst als die zijn op het bespoedigen van de Eindtijd – die pas zal aanbreken als alle joden weer zijn teruggekeerd naar Israël.
Dat is de gedachte die centraal staat in het christelijk zionisme (waar de New Apostolic Reformation ook onder valt). Maar de steun uit deze beweging voor de staat Israël en de expansionistische agenda van de regering-Netanyahu is nogal dubbelhartig: de hoop van de apostolische christenen dat de herrijzenis van het bijbelse Israël zal leiden tot de Wederkomst van Jezus, betekent namelijk ook dat – volgens de profetieën – de joden zich ofwel zullen bekeren tot de ware Messias, ofwel getroffen worden door de toorn van God. Hoe dan ook zal de Terugkeer van Jezus tot het definitieve einde van het jodendom leiden – toch net even een andere agenda dan die van de orthodoxe extremisten in de regering-Netanyahu.

Het eindtijd-christendom doet soms eerder denken aan een aflevering van Buffy the Vampire Slayer, of aan gothic literatuur uit de negentiende eeuw, of aan de occulte, macabere fantasieën over demonische krachten en gewelddadige eindtijdvisoenen in de Franse decadentistische literatuur uit dezelfde periode: Joris-Karl Huysmans schreef Lá-bas, Baudelaire Les fleurs du mal, Barbey d’Aurevilly Les diaboliques, vol evocaties van mysterieuze duivelse krachten, die al dan niet letterlijk genomen moesten worden.
‘Wij decreteren dat de oogst van de eeuwen snel aan het naderen is, onder het bevel van de Heer’, luidde op de dag na de Amerikaanse bombardementen op Iran het onheilspellende sociale-mediabericht van Dutch Sheets, een van de centrale figuren in de Nieuwe Apostolische Beweging. ‘In de komende Opwekking zullen de regio’s in de wereld waar demonische principialiteiten heersen van hun juk bevrijd worden.’
Zulke eindtijdvisioenen van de nieuwe apostolische christenen doen bijna twijfelen of we hier nu werkelijk met een ernstige geloofsovertuiging te maken hebben, of toch eerder met een soort effectbejag. Maar misschien doet dat er niet eens zoveel toe. De obsessie met satanisme en occultisme van de Franse decadenten begon ook uit een soort verveling, een behoefte om de rationele denkwereld van de Verlichting weer wat mystieke sjeu te geven; ze eindigde met een ware bekeringsgolf van decadente schrijvers tot de katholieke kerk en een golf van militant nationalisme.
De aandrijfkracht achter dit soort radicale religieuze bewegingen is vaak ont-kerkelijking en de spirituele leegte die dit bij grote groepen in de samenleving achterlaat en die op allerlei nieuwe manieren wordt opgevuld – of op internet bijeengesprokkeld. ‘Ersatzreligion’, werd dit verschijnsel in de geschiedschrijving genoemd, ter verklaring van de opkomst van de talloze religieuze en spirituele bewegingen aan het eind van de negentiende, begin van de twintigste eeuw, zoals theosofie, antroposofie, sekten als de rozenkruisers en de martinisten, maar ook de religieuze aantrekkingskracht die de totalitaire bewegingen van de twintigste eeuw uitoefenden. Het ‘god-vormig gat’, zo staat het in de literatuur en de filosofie ook wel bekend: het wonderlijke verschijnsel van een spirituele behoefte die blijft sluimeren in een geseculariseerde wereld. Met nostalgie heeft het niet per se te maken. Het verlangen is onbestemder, het richt zich op iets nieuws, iets alomvattends, iets tijdloos, iets wat de oertoestand van het menszijn met de toekomst verbindt.
De groei van de Nieuwe Apostolische beweging in de Verenigde Staten is lange tijd niet in het vizier van de journalistiek en media geweest; een veronachtzaming die wellicht voortkomt uit een zekere neerbuigendheid, of misschien is het een gebrek aan inlevingsvermogen in een totaal andere denkwereld, oppert McCrummen in The Atlantic. ‘Religieuze en ideologische ongeletterdheid’, opperde Beatrice de Graaf in een NRC-column als term voor deze blinde vlek.
Heeft die ongeletterdheid ook in Europa voor blinde vlekken gezorgd? Voorlopig lijkt het christelijk zionisme, zoals dat in de Amerikaanse Apostolische beweging leeft, hier een vrij marginaal verschijnsel. In Nederland heb je Christenen voor Israël, de stichting die onlangs in het nieuws kwam vanwege steun voor illegale nederzettingen op de Westoever, met een achterban van rond de tachtigduizend. De stichting heeft vergelijkbare ideeën over de terugkeer van joden in de staat Israël als onderdeel van Gods plan, inclusief de terugkeer van de messias. Artikelen op de website spreken over een eindtijd, waarvan ‘de indicaties en tekenen duidelijk op ons afkomen’ en die zal leiden tot ‘een vernietigend einde aan alle heidenvolken waarheen ik u verspreid heb’ (Jeremia 30:11), waarmee expliciet wordt gedoeld op ‘de Palestijnse staat, die door al bijna 140 landen erkend is’.
Maar ook binnen de stromingen die het geloof in de eindtijd minder letterlijk interpreteren, zijn er wel degelijk raakvlakken te bespeuren met ideeën uit het christelijk zionisme. Zo wordt in de kerkorde van de pkn – en dan hebben we het wél over de mainstream van het Nederlandse protestantisme – gesproken van ‘de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’, een geloofsartikel dat nogal verschillend ingevuld kan worden, en dat gebeurt dan ook, van heel kritisch op de regering-Netanyahu tot ongewijzigd loyaal, zoals de leden op het congres van de ChristenUnie afgelopen juni nog besloten.
En dan hebben we natuurlijk ook nog de ‘joods-christelijke traditie’, gehuldigd door tal van conservatieve en nationalistische bewegingen in Europa, zoals Victor Orbán, die in april dit jaar verklaarde dat ‘Israël kan rekenen op Hongarije als een onverwoestbaar bastion van joods-christelijke cultuur in Europa’. De term is in de Nederlandse politiek bijna een dooddoener geworden. Sinds 9/11 namen VVD’ers, CDA’ers, en niet te vergeten PVV’ers de term voortdurend in de mond: in 2007 pleitte Wilders ervoor om de joods-christelijke waarden in artikel 1 van de grondwet vast te leggen; niet alleen om de Nederlandse ‘dominante waarden’ te verankeren, lichtte hij toe, maar ook om hun onverenigbaarheid met de islam te benadrukken. En dat verhaal is hij sindsdien blijven herhalen. In mei dit jaar hekelde Wilders op het CPAC in Boedapest de ‘zwakke politici’ die ‘onze joods-christelijke beschaving in de uitverkoop doen aan diegenen die vandaag op onze straten de antisemitische leuzen scanderen’.
Met ‘joods-christelijke beschaving’, zo werd even later duidelijk uit zijn speech, doelde Wilders op niet veel meer dan de scheiding tussen kerk en staat, democratie, vrijheid van meningsuiting en gelijkheid voor de wet. Gewoon de Verlichtingswaarden dus, met een religieus-geworteld sausje. En daarmee trad Wilders in de voetsporen van zowel zijn intellectuele mentor Frits Bolkestein als van zijn populistische voorganger Pim Fortuyn, die beiden al in de jaren negentig een pleidooi hielden om tegenover het westerse cultuurrelativisme een herwaardering van de joods-christelijke traditie te plaatsen – anders zou de islam veel te overheersend worden, redeneerden zij. ‘Hoe groter de fysieke en maatschappelijke mobiliteit, hoe meer behoefte er is aan een bezielend verband’, zo luidde Bolkesteins nogal rationalistische analyse. Ook hier was het weer de leegte die noopte om gevuld te worden.
Het opmerkelijke van de term ‘joods-christelijk’ is dat er vóór de Tweede Wereldoorlog nauwelijks een spoor van te bekennen was. ‘Joods’ en ‘christelijk’ golden eeuwenlang veeleer als termen die elkaar uitsloten. Dat had een lange voorgeschiedenis, die feitelijk met de kerstening was ingezet. In de Middeleeuwen was het voor joodse Europeanen verboden om grondbezit te hebben en ambachten te beoefenen, waardoor ze noodgedwongen in de handelssector terechtkwamen, met alle stereotyperingen over woekeraars en parasieten van dien.
Xenofobie en racisme speelden een rol in de eeuwenlange geschiedenis van christelijk antisemitisme, maar er zat ook een religieuze dimensie aan, die juist het gevolg was van de theologische verwantschap tussen het christendom en het joodse geloof: het feit dat joden Christus niet als messias hadden erkend werd hun door christenen persoonlijk aangerekend. Maar het ging nog veel verder. Binnen het christendom was het gangbaar om de joden collectief verantwoordelijk te houden voor de kruisiging van Jezus. Volgens de evangeliën had het joodse volk zich na de arrestatie van Jezus verzameld op het plein voor het paleis van de Romeinse prefect Pontius Pilatus, die Jezus wilde vrijlaten. Maar het volk drong aan en riep: ‘Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen.’ Deze passage, uit Mattheus 27 vers 25, werd in de loop der eeuwen voortdurend aangehaald ter illustratie van de kwaadaardigheid van de joden, en ter rechtvaardiging voor het voortdurende geweld tegen hen, pogrom na pogrom. Joden waren niet zomaar aanhangers van een andere religie. Zij waren de ‘godsmoordenaars’.
Vaak wordt er een strikt onderscheid gemaakt tussen het ‘traditionele’ christelijke antisemitisme en het moderne antisemitisme van de nazi’s, dat racistisch gefundeerd was, en niet religieus. Maar in zijn propaganda speelde Hitler volop in op de religieuze wortels van de antisemitische gevoelens onder zijn aanhangers, van wie hij wist dat het merendeel christelijk was, of in elk geval zo was opgevoed. In toespraken en in Mein Kampf refereerde Hitler aan bijbelpassages om het beeld van de joden als oervijanden van het christendom te bekrachtigen. Antisemitisme was niet zomaar een politieke opvatting, schreef Hitler in Mein Kampf, het was een taak die hij ‘van de almachtige Schepper’ had gekregen. ‘Want door mij te verweren tegen de Jood strijd ik voor het werk des Heren.’
De pijnlijke geschiedenis van het christelijke antisemitisme zorgt nog steeds voor ongemak onder gelovigen – de nadrukkelijke pogingen van christelijke stromingen om zich theologisch met het jodendom te verzoenen tijdens de decennia na de holocaust kwamen voort uit de behoefte om met dat verleden in het reine te komen. In dat licht moet het PKN-artikel van de ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’ worden gezien. En in die sfeer werd het begrip ‘joods-christelijk’ aanvankelijk ook gebruikt, door goedwillende progressieve theologen, totdat het in de jaren negentig door anti-immigratiepolitici werd gekaapt, en het na 9/11 een leven op zichzelf ging leiden.
Dat met de term ‘joods-christelijk’ zoals die nu door politici gebruikt wordt gemakshalve ook de eeuwenlange geschiedenis van christelijk antisemitisch geweld onder het tapijt wordt geveegd, is wrang, en dat schrijf ik niet alleen vanuit de natuurlijke verontwaardiging die een historicus tegenover geschiedvervalsing voelt. Wat steekt, is de gretigheid waarmee de fictie van een eeuwenlange gesloten harmonie tussen het Europese christendom en het jodendom als onomstotelijke waarheid wordt omarmd door de achterban van de conservatieve partijen; de morele gemakzucht waarmee de plechtig gepredikte lessen van de holocaust niet op de eigen geschiedenis en de eigen cultuur worden toegepast, maar op die van de buitenstaanders.
Al jaren worden op sociale media foto’s van de ontmoeting van de Palestijnse Grootmoefti al-Husseini met Hitler in 1941 verspreid om de verwantschap tussen de islam en het nazisme aan te tonen. In een speech voor het 37ste Zionistische Wereldcongres in 2015 beweerde Netanyahu zelfs dat het tijdens die ontmoeting Al-Husseini was geweest die het plan van de Endlösung in Hitlers oor fluisterde.
Het nazisme is eigenlijk de islam, moskeeën zijn nazi-tempels, de koran is Mein Kampf – precies zoals Geert Wilders al jaren beweert. Lang was dit deel van de PVV-boodschap niet per se de meest pregnante reden voor Nederlandse kiezers om op Wilders te stemmen – hoewel het het enige consistente deel van de partij-ideologie was. Maar het ging de meeste PVV-stemmers toch altijd meer om de algemene anti-immigratieboodschap en het beschermen van de verzorgingsstaat tegen nieuwkomers.
Maar nu, na de terroristische aanval van Hamas op Israëlische burgers en de oorlog in Gaza die daarop volgde, lijken de ideologische en religieuze onderstromen in de Europese politiek steeds meer aan de oppervlakte te komen. Het verhitte debat rond Israël en Gaza domineert nu al anderhalf jaar de sociale en de reguliere media, het hele partijcongres van GroenLinks-PvdA werd erdoor beheerst, het leidde tot de grootste demonstraties sinds twintig jaar, het bracht meer mensen op de been dan woningnood, armoede of de schrijnende toestanden in de zorg en het onderwijs. Het is hét bepalende politieke conflict geworden waarmee partijen zich onderscheiden en laten zien voor welke waarden ze staan.
Bij elk incident, of het nu de Maccabi-rellen waren of een optreden van Douwe Bob, staan rechtse politici te dringen om er de joods-christelijke waarden en de holocaust bij te halen, gesteund door een heel leger van unisono klinkende Telegraaf-columnisten. Te pas en te onpas bestempelen ze GroenLinks-PvdA, álle 150.000 rodelijndemonstranten en feitelijk alles wat ‘links’ is als antisemitisch. Voortdurend speuren ze naar het volgende relletje, het volgende filmpje om dit grote conflict weer verder mee aan te kunnen vuren.
Nog los van de devaluatie van het begrip antisemitisme en van de betekenis van de holocaust die ze hiermee veroorzaken, wakkeren ze een politieke cultuur aan van onverzoenbaar fanatisme, die trekken van religieus beladen oorlogspropaganda begint te vertonen. Want ook de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, met de morele lading die daaraan verbonden is, fungeert in Nederland al decennialang als een soort civiele religie, die vergelijkbare gevoelens aanboort als de joods-christelijke traditie.
Is er een blinde vlek voor deze onderstromen in het debat? Ik vermoed het. Misschien wel het meest bij degenen die zich uitspreken tegen het genocidaal geweld tegen de Palestijnse bevolking, waar inmiddels geen enkel excuus meer voor valt aan te voeren.
Juist voor degenen die zich het lot van weerloze burgers in Gaza, vrouwen en kinderen, aantrekken, is het nauwelijks voor te stellen dat er mensen zijn die met volle overtuiging aan de kant staan van de plegers van dit geweld. Hoogstens hebben ze oog voor de misleidende werking van propaganda, de eenzijdige berichtgeving in de Israëlische media. Maar de volle religieuze dimensie van dit conflict, die niet alleen een rol speelt voor verschillende partijen in het Midden-Oosten (ook de islam kent een geprofeteerde eindtijd, waarbij Jeruzalem veroverd zal worden), maar net zozeer voor grote groepen Europeanen die zich aan het ‘volk Israël’ gebonden voelen, is lang niet voor iedereen duidelijk. Terwijl het weleens een grote factor zou kunnen zijn, ook in de Nederlandse politiek. In de analyses van de verkiezingswinst van de PVV op 22 november 2023 bleef één aspect opmerkelijk onderbelicht: het was zes weken na de aanslag van Hamas van 7 oktober. En álles wat de PVV al zo’n twintig jaar had verkondigd, inclusief de onvoorwaardelijke loyaliteit aan Israël, viel in die weken op zijn plaats.
Sander Schimmelpenninck schreef onlangs dat GroenLinks-PvdA er goed aan had gedaan om een harde lijn tegen Israëls oorlogsvoering in Gaza en in Iran te trekken: ‘Omdat ik er niks van geloof dat de Nederlandse bevolking zo massaal achter Israël staat. Dat lijkt hoogstens zo omdat de nieuwsvoorziening wordt gegijzeld door sociale media (…) In werkelijkheid geeft de meute in de basis net zo weinig om Israël als om de Palestijnen.’
Dát is de blinde vlek die bij veel meer progressieven valt te bespeuren. Het is een onderschatting van de verbondenheid met het joodse volk, met de joodse religie en met de staat Israël, die óók in Nederland en in Europa leeft en allerlei vormen kent: van christelijk zionisme in orthodoxe kringen tot het cultuur-christendom dat zich nog louter om het idee van een ‘joods-christelijke traditie’ bekommert. En zelfs in die laatste seculiere variant zit meer latent religieus gevoel dan vaak gedacht wordt. Want de joods-christelijke traditie mag strikt genomen dan wel een invented tradition zijn, niet veel meer dan een religieuze dekmantel waarin seculiere politici hun anti-islamstandpunten hullen. Maar bij hun achterban lijkt het wel degelijk een oprechte religieuze snaar te raken, of op z’n minst iets in het god-vormig gat te doen ontwaken.
https://www.groene.nl/artikel/een-god-vormig-gat
Geen opmerkingen:
Een reactie posten