Essay Amerika versus China
Twee tijgers op één berg
Terwijl wereldmacht Amerika zichzelf om zeep helpt, is het jonge imperium van China juist in opkomst. Sterker nog: Amerika’s verval werkt het Chinese wereldrijk in de hand. Wat kunnen we verwachten van de toekomst?

Er is een oud Chinees gezegde dat luidt: ‘Wanneer de wind van verandering waait, bouwen sommige mensen muren, terwijl anderen windmolens bouwen.’ Dat gezegde is vandaag de dag relevanter dan ooit. We leven in stormachtige tijden, gekenmerkt door een opvallende tweedeling: aan de ene kant de opkomst van een machtig Chinees imperium, van een soort die we niet eerder in de wereldgeschiedenis hebben gezien; aan de andere kant de terugtrekking van het wereldrijk van de Verenigde Staten, dat zich steeds meer achter muren lijkt te willen verschansen.
Het begrijpen van deze wereldvormende dynamiek zou een prioriteit moeten zijn voor ieder weldenkend mens. Toch wordt die taak bemoeilijkt door een stortvloed aan bluf, propaganda en desinformatie – én, merkwaardig genoeg, door de wijdverbreide steun voor het idee dat president Trumps boodschap over het herstel en de grootsheid van Amerika in de kern klopt.
Trumps verkiezingsoverwinning wordt, in nieuwsanalyses gericht op een publiek dat hunkert naar houvast in een tijd van groot drama, geïnterpreteerd zoals hij dat wil: als de triomf van de vastberadenheid om Amerika’s verval te keren. Zoals hij bij zijn inauguratie uitriep, markeert dit het begin van een nieuwe ‘gouden eeuw’– als bewijs dat de Verenigde Staten nog altijd het ‘machtigste en meest gerespecteerde land ter wereld’ zijn.
Een fundamenteel probleem met deze manier van denken is dat ze blind is voor hoe de VS in de afgelopen vier decennia hun wereldwijde suprematie hebben ondermijnd – én tegelijkertijd de opkomst van hun belangrijkste rivaal hebben versneld. Het verval van Amerika is geen recent fenomeen, ook al is er nu sprake van toenemende concessies aan Poetins Rusland. Denk aan de desastreuze militaire interventies, de verloren oorlogen, de falende diplomatie, de leugens en de schendingen van de zogenoemde ‘op regels gebaseerde orde’. Denk ook aan de cynische reacties die de eens zo bewonderde liberale democratie in Amerikaanse stijl tegenwoordig oproept – vaak niet meer dan hoongelach.
En dan is er nog de enorme historische ironie: de diplomatieke erkenning van de Volksrepubliek China en de daaropvolgende Amerikaanse steun aan haar economische hervormingen hebben er samen toe geleid dat China, na twee eeuwen van onderwerping, opnieuw een centrale positie in de wereld inneemt. Dankzij de VS is China, technisch gezien, niet langer slechts een ‘land’ of ‘grote mogendheid’ – het is een opkomend imperium met een economische, bestuurlijke, diplomatieke, culturele en militaire macht die tot ver buiten de eigen grenzen reikt. Dit nieuwe Chinese imperium vormt niet alleen een veel sterkere en vastberadener uitdager van de Amerikaanse wereldhegemonie dan de Sovjet-Unie ooit was; het is in feite de ernstigste geopolitieke bedreiging waarmee de Verenigde Staten zijn geconfronteerd sinds hun oprichting aan het eind van de achttiende eeuw.
De draaiende schaduwen van Chinese windmolens tekenen zich inmiddels overal af op de muren van Amerika, al valt dat nauwelijks op te maken uit de denigrerende uitspraken en sombere voorspellingen van de MAGA-aanhangers. Diep vanbinnen worden hun overtuigingen nog steeds gevoed door oriëntalistische onwetendheid en een hardnekkige ontkenning van China’s imperiale ambities. Hun geloof in de superioriteit van de Verenigde Staten rust op een achterhaald wereldbeeld.
Als we kijken naar de totale activa zijn de vier grootste banken ter wereld inmiddels Chinees. China is instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank voorbijgestreefd en uitgegroeid tot de grootste mondiale kredietverstrekker, gesteund door eigen financiële instellingen zoals de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (AIIB). China loopt voorop in het wereldwijde verzet tegen het internationale financiële systeem dat draait om de Amerikaanse dollar en wordt gekenmerkt door rentenierskapitalisme. Halverwege 2023 werd de Chinese munt, de renminbi, voor het eerst vaker dan de Amerikaanse dollar gebruikt in China’s grensoverschrijdende transacties. Met een handelsoverschot van bijna één biljoen dollar in 2024 – terwijl de VS sinds 1975 geen enkel handelsoverschot meer hebben gekend – is China niet alleen ’s werelds grootste handelsnatie, maar bezit het ook de helft van alle patenten wereldwijd.
Ondanks pogingen van de Verenigde Staten om zich van China te ‘ontkoppelen’ – via tariefsancties, het boycotten van Chinese producten en diensten en het verbod op de verkoop en import van nieuwe communicatieapparatuur van bedrijven als Huawei en ZTE – blijft de Chinese economie veerkrachtig. In tegenstelling tot de voormalige Sovjet-Unie is China namelijk geen gesloten systeem, maar een open politieke economie, waarin grote bedrijven nauw verweven zijn met een sterke centrale overheid.
Dit nieuwe type staatskapitalisme weet aanzienlijke buitenlandse investeringen aan te trekken. Grote internationale ondernemingen zoals Airbus SE, Samsung, Toyota, de Duitse chemiereus BASF, de Singaporese bank OCBC en batterijproducent Durapower Holdings investeren volop in China. Intussen produceert China een derde van alle goederen wereldwijd – meer dan de VS, Japan, Duitsland, Zuid-Korea en het Verenigd Koninkrijk samen. China is de belangrijkste handelspartner van zowel de Europese Unie als India. In Afrika is China de grootste investeerder en handelspartner binnen de grootste vrijhandelszone ter wereld. En in Latijns-Amerika zoeken landen als Chili, Peru, Ecuador, Uruguay en Colombia – voor het eerst sinds hun onafhankelijkheid van Spanje en hun eeuwenlange economische en militaire afhankelijkheid van de VS – actief toenadering tot China.
Ook in het dagelijks leven vinden in China belangrijke veranderingen plaats die hun weerslag zullen hebben op de hele wereld. Waar de levensverwachting in China aanvankelijk nog net zo laag was als een eeuw geleden in het Westen, is deze inmiddels flink gestegen. Met 78,6 jaar ligt de levensverwachting nu zelfs hoger dan in de Verenigde Staten, waar de gezonde levensverwachting juist is gedaald.
Voor de inmiddels vierhonderd miljoen mensen tellende middenklasse is wereldwijde expansie een vanzelfsprekend onderdeel van het leven geworden. Ze zijn loyaal aan het systeem, dromen van een huis, een auto en financiële zekerheid, brengen veel tijd door in winkelcentra en hebben zich geoefend in het onder de radar blijven. Een populaire grap vat het zo samen: ‘Volg de Partij, maar luister naar je vrouw.’ De sociale impact van deze nieuwe middenklasse is verder vergroot door buitenlandse studies en enorme overheidsinvesteringen in het hoger onderwijs, die in de afgelopen twintig jaar bijna zijn vertienvoudigd. China levert inmiddels meer afgestudeerden in bètavakken en techniek af dan India, de Verenigde Staten, Japan, Duitsland, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Canada samen.
Eén feit van onthutsend belang mag niet worden genegeerd: de rol van het Volksbevrijdingsleger (PLA) en zijn strategie van gemilitariseerde vrede. Het PLA is inmiddels het grootste staande leger ter wereld, met twee miljoen militairen, gesteund door een groeiend arsenaal aan kernwapens, meer onderzeeërs dan enig ander land en geavanceerde militaire technologie. Het leger speelt ook een actieve rol in vredesmissies van de Verenigde Naties. In conflictgebieden zoals Libië, Jemen en Soedan heeft het PLA zich bekwaamd in de complexe taak van het evacueren van Chinese burgers. De invloed van het PLA wordt versterkt door China’s binnenlandse kolonisatie van Tibet en Xinjiang, en door het vreedzaam (zij het strategisch) oplossen van grensgeschillen met buurlanden, waaronder India.
Die militaire strategie van het PLA is gebaseerd op een oud Chinees gezegde: ‘Meloenen die aan de wijnstok zijn geteeld, smaken niet zoet.’ Volgens deze denkwijze vergt succesvol oorlog voeren geduld, zelfbeheersing en het vermogen om te wachten (wuwei: niet-handelen). Oorlog moet je niet overhaast voeren. De beste overwinningen worden behaald – of juist vermeden – door de tegenstander te slim af te zijn, hem uit te putten of bang te maken, zonder dat er een schot gelost wordt.
De leiders van de Chinese Communistische Partij maken al lange tijd gebruik van doordachte, schokbestendige bestuursmethoden, die zij zelf omschrijven als een ‘werkende democratie’. In de kerngebieden van het imperium heeft de overheid de vorm aangenomen van een ‘fantoom-democratie’ met Chinese kenmerken: een politiek systeem dat centrale controle combineert met anticorruptiebeleid, lokale volksrechtbanken, systemen voor vroegtijdige waarschuwing en experimenten met bestuurlijke verantwoording. Buiten de landsgrenzen vertoont het nieuwe Chinese imperium post-territoriale eigenschappen, ondersteund door invloedrijke technologiebedrijven zoals Tencent en Huawei.
Als het eerste wereldrijk dat is ontstaan in het digitale tijdperk van netwerktechnologie vervalt China niet in dezelfde hoogmoed als de vroegmoderne Europese imperia. Die maakten zich destijds met veel geweld meester van land- en zeeroutes, dwongen miljoenen mensen met andere talen en culturen in afgebakende territoriale staten en waren afhankelijk van hoofdsteden in zowel het moederland als de koloniën. China kiest een andere koers. Zijn staatsbedrijven en overheidsinstellingen geven de voorkeur aan grenzeloze verbindingen, economische corridors, open grenzen en grootschalige transacties over lange afstand.
Het punt is dat China noch een ouderwets landimperium noch een zeevarend imperium is dat uit is op territoriale uitbreiding. In plaats daarvan is het een modern rijk dat draait om kapitaalstromen, de verspreiding van nieuwe informatietechnologieën en wereldwijde markten voor zijn concurrerend geprijsde goederen en diensten.
MAGA-aanhangers en heel wat westerse politici, diplomaten en journalisten negeren de vele bronnen van veerkracht die China kenmerken. In plaats daarvan laten ze zich leiden door wensdenken en doen ze lacherig over het land, met clichématige voorspellingen over de ‘onvermijdelijke instorting’ van het nieuwe China– veroorzaakt door een combinatie van factoren als dalende geboortecijfers, een stijgende levensverwachting, een kwakkelende vastgoedsector, hoge jeugdwerkloosheid, afhankelijkheid van de export, ecologische schade en politieke corruptie.
Volgens deze ‘piek-theorie’ is China een opkomende macht die zijn hoogtepunt nadert, en juist daarom gevaarlijk is – zowel intern als extern. De interne repressie van de bevolking zou gepaard gaan met het agressief veiligstellen van grondstoffen, het opleggen van economische sancties, militaire interventies en andere vormen van buitenlandse agressie. De voorgestelde oplossing van sommige MAGA-aanhangers? Buitenlandse machten, aangevoerd door de Verenigde Staten, moeten hun militaire spierballen laten zien: wapengekletter, stoere taal uitslaan en hard onderhandelen, zonder hun Chinese tegenstander ook maar een millimeter ruimte te geven. IJdelheid zal in hun ogen uiteindelijk de overwinning brengen.
Het is zeker mogelijk dat het jonge en veerkrachtige Chinese imperium op een dag onverwacht wordt getroffen door ernstige tegenslagen of onvoorziene schokken. Mocht dat gebeuren, dan zou de impact wereldwijd voelbaar zijn – ook in de VS. Mondiale toeleveringsketens zouden ontwricht raken. Vredesmissies van de Verenigde Naties zouden stagneren, en het hele VN-systeem – waarvan China inmiddels de grootste financier is – zou mogelijk tot stilstand komen. In het ergste geval zou er een catastrofale burgeroorlog in het hart van China kunnen uitbreken. Op de vlucht voor geweld zouden tientallen miljoenen mensen de Chinese grenzen oversteken naar buurlanden, wat ernstige regionale instabiliteit tot gevolg zou hebben.
Niemand kan met zekerheid zeggen hoe waarschijnlijk zulke scenario’s zijn, of wat de mogelijke gevolgen zijn. Wat op dit moment vooral aandacht verdient, is de keerzijde van deze doemscenario’s, en daarmee ook de grootste blinde vlek binnen de MAGA-mentaliteit: de hardnekkige, bijna neurotische weigering om te erkennen dat het Amerikaanse imperium zélf verwikkeld is in een langdurig proces van neergang – een proces dat juist de opkomst van een opmerkelijk veerkrachtig Chinees wereldrijk in de hand werkt.
Het opvallendst zijn de economische uitdagingen voor de Amerikaanse wereldmacht. China’s toenemende leiderschap op het gebied van wereldwijde investeringen, handel, industriële productie, kunstmatige intelligentie en digitale technologieën is onmiskenbaar. Een minstens zo grote bedreiging voor de Amerikaanse economische dominantie is China’s poging om het dollarsysteem te doorbreken. Dat doet het door de eigen munt, de renminbi, wereldwijd te verspreiden via zijn staatsbanken, valutaswapovereenkomsten, groeiende goudreserves, een alternatief grensoverschrijdend betalingssysteem (CIPS) en de introductie van een door de staat gereguleerde digitale munt.
MAGA-aanhangers en Amerikaanse beleidsmakers zouden zich zeker zorgen moeten maken over deze economische ontwikkelingen, maar het Amerikaanse imperium staat voor even grote – zo niet grotere – uitdagingen op een ander vlak: dat van de legitimiteit. Historici laten zien dat duurzame rijken altijd proberen hun machtsuitoefening te rechtvaardigen. Ze camoufleren hun ambities door zowel het eigen volk als bondgenoten en onderdanen in het buitenland ervan te overtuigen dat hun macht een kracht voor het goede is. Imperia proberen zich in te leven in de mensen over wie ze heersen, zelfs op afstand. Ze proberen ‘onder de huid’ te kruipen van degenen wier levens ze beïnvloeden.
De leiders van de Chinese Communistische Partij (CCP) begrijpen dit maar al te goed. Het ‘goed vertellen van het China-verhaal’ is voor hen van groot strategisch belang. Opvallend is dat het jonge Chinese imperium niet wordt gepresenteerd vanuit één dominante ideologie. In plaats daarvan gebruiken partijfunctionarissen, diplomaten en journalisten een caleidoscopisch geheel aan symbolen en begrippen om de wereldwijde uitbreiding van China’s invloed te rechtvaardigen – met een duidelijke ‘yin-yang’-kwaliteit: schijnbare tegenstellingen worden probleemloos gladgestreken.
Aan de ene kant klinkt er veel pragmatische, zakelijke taal over stabiliteit, ontwikkeling, het bruto binnenlands product, rijkdom en ‘welvaart.’ Aan de andere kant gebruiken CCP-leiders ook ideologisch geladen termen als ‘harmonieuze samenleving’, ‘confuciaanse principes’, ‘rechtsstaat’, ‘democratisering van de internationale betrekkingen’, ‘ecologische beschaving’ en ‘oude Chinese beschaving’. Daarnaast zijn begrippen als ‘territoriale soevereiniteit’ en ‘nationale waardigheid’ vaste onderdelen van hun woordenschat. Ook ‘vrede,’ ‘anti-imperialisme’ en ‘bescherming tegen buitenlandse vijanden’ worden regelmatig ingezet. En uiteraard klinkt er volop retoriek over het ‘socialisme’, vaak vermengd met verwijzingen naar het marxisme – zij het in een sterk aangepaste, Chinees gekleurde vorm.
Wat men ook mag vinden van de consistentie of oprechtheid van dit bonte woordenpalet, de Chinese leiders en hun mediapublicisten zijn zich scherp bewust van de reputatierisico’s van ideologische starheid. Omdat ze weten dat wie onrust zaait zelf de gevolgen daarvan zal ondervinden, streven ze ernaar om over te komen als krachtige maar flexibele leiders: hard waar nodig, maar toegewijd aan het volk. Ze presenteren zich als vastberaden voorvechters van de wereldvrede, welvaart, goed bestuur en ecologische veerkracht. Door de opzettelijke dubbelzinnigheid en strategische vaagheid in hun communicatie kunnen ze meebewegen met politieke ontwikkelingen en tegenstanders misleiden. De reputatie-ambiguïteit is geen zwakte, maar juist een bron van politieke kracht.

De wereldwijde twijfel aan de legitimiteit van het Amerikaanse imperium groeit ondertussen in rap tempo. Al sinds de negentiende eeuw profileerde het zich trots als verdediger van de democratie, maar na de overwinning in de Tweede Wereldoorlog kon het ongehinderd de rol aannemen van opperbeschermer van de democratie en stoïcijnse hoeder van de ‘vrije wereld’. Het Marshallplan introduceerde in Europa niet alleen de Amerikaanse manier van leven, maar hielp ook bij het opbouwen van een nieuwe middenklasse. Amerika stond symbool voor economische groei en gedeelde welvaart, goed aangelegde snelwegen, kwalitatief onderwijs en gezondheidszorg, en het fundamentele geloof dat burgers het recht hebben om hun eigen regering te kiezen. Ook op cultureel vlak had Amerika een enorme aantrekkingskracht: Coca-Cola, Hollywood, jazz, Elvis Presley, Motown, Marilyn Monroe, Woody Allen, Bob Dylan en de melancholie van bluegrass, gospel, soul en countrymuziek. Zelfs wanneer er iets misging, bleef het beeld bestaan van een land dat zichzelf kon hervormen – een natie met het vermogen om fouten recht te zetten en het de volgende keer beter te doen.
Maar de tijden zijn veranderd. De wereld wordt overspoeld met negatief nieuws over de Verenigde Staten: de dubbele moraal, de macht van het grote geld in de politiek, het wijdverspreide wapengeweld, het schreeuwerige en gepolariseerde leiderschap, de verouderde infrastructuur en de algehele sociale verloedering. Het is waar dat in sommige landen, zoals Polen, Israël, Japan en de Filipijnen, een meerderheid van de bevolking nog steeds een positieve mening heeft over de Verenigde Staten. Maar uit onderzoek van het Pew Research Center blijkt dat dit elders anders ligt: in landen als China, Turkije, Tunesië, Griekenland, Maleisië, Australië en Frankrijk is de publieke opinie over de VS verdeeld of zelfs uitgesproken negatief. In de hele Arabische en islamitische wereld wijzen miljoenen mensen de Amerikaanse wereldmacht en levensstijl af. Ze zien het als een soort freakshow. Alleen al het noemen van ‘de Verenigde Staten’ en ‘democratie’ roept bij velen woede en walging op, zo laat het onderzoek zien.
Het licht van de democratie en vrijheid dat ooit straalde vanaf Amerika’s ‘stad op de heuvel’ lijkt langzaam te doven. In eigen land bevestigen Trump en zijn aanhangers deze neerwaartse trend – ondanks hun retoriek dat ze Amerika weer groots zullen maken. Hun spelregels zijn duidelijk: overspoel het publieke debat met verwarring, versterk de uitvoerende macht, overschrijd rode lijnen, stel wetten en juridische precedenten ter discussie en overdonder burgers met een constante stroom van presidentiële decreten. Belangrijke controlemechanismen worden afgebroken: inspecteurs-generaal, rechters en andere bewakers van de publieke integriteit worden willekeurig ontslagen. De macht van het parlement om belastinggeld toe te wijzen en te controleren wordt uitgehold. De rechten van werknemers worden met voeten getreden, het staatsburgerschap wordt ondermijnd en investeringen in wetenschap, onderwijs, sociale zekerheid en buitenlandse hulp worden bevroren. Tegelijkertijd wordt critici het zwijgen opgelegd, wordt onvoorwaardelijke loyaliteit geëist van ambtenaren en worden journalisten en experts die wangedrag of corruptie aan het licht brengen weggezet als ‘extreem links,’ verspreiders van nepnieuws en handlangers van de ‘deep state’.
Het bevorderen van democratie staat inmiddels onder aan de lijst van wereldwijde prioriteiten van het tanende Amerikaanse imperium. In plaats daarvan wordt de zogenoemde ‘op regels gebaseerde orde’ steeds vaker behandeld als een façade, terwijl intimidatiepolitiek en een houding van ‘macht is recht’ de nieuwe norm lijken te zijn geworden. Dat is een van de belangrijkste redenen dat Amerika, tegen beter weten in, steeds vaker zijn toevlucht neemt tot militair geweld als dé oplossing voor zijn groeiende wereldwijde problemen.
In zijn eerste roman Amerika (1925) durfde Franz Kafka het Vrijheidsbeeld op een andere manier te verbeelden dan gebruikelijk: met een uitgestrekte arm, zwaaiend met een lang, scherp zwaard. Hij kon destijds onmogelijk de schaal en diepte voorzien van de latere militarisering van het Amerikaanse imperium. Hoewel de Verenigde Staten sinds 1945 bijna elke oorlog hebben verloren, verkeren ze inmiddels in een toestand van permanente oorlog. De VS zijn met afstand de grootste wapenhandelaar ter wereld en hun leger geldt als de grootste vervuiler op aarde. Met een netwerk van zo’n achthonderd militaire bases in minstens 75 landen zijn de Amerikaanse militaire uitgaven ruim drie keer zo hoog als die van China – en zelfs hoger dan die van de twintig grootste andere landen samen.
Sinds hun oprichting als republiek zijn de Verenigde Staten bijna vierhonderd keer andere gebieden binnengevallen. Opvallend is dat meer dan een kwart van deze invasies plaatsvond ná het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Er zijn talloze staatsgrepen gesteund, CIA-moorden uitgevoerd en geheime operaties opgezet. En zoals te verwachten valt van een imperium dat zijn greep op de wereld aan het verliezen is, is het tempo van militaire interventies de laatste jaren alleen maar toegenomen. De wijze waarschuwing van Montesquieu in Considérations sur les causes de la grandeur des Romains et de leur décadence (1734) – dat militarisme republieken corrumpeert en imperia uiteindelijk ten val brengt – wordt helaas genegeerd.
Overtroffen door een veerkrachtig Chinees imperium op meerdere fronten, geconfronteerd met groeiend wantrouwen en verlies van respect op tal van plekken wereldwijd, en gevangen in een zelf veroorzaakte, dodelijke spiraal van oorlogszucht, zijn de huidige machthebbers in de Verenigde Staten – of ze het nu willen toegeven of niet – verworden tot actieve spelers in de lange geschiedenis van het verval en de ondergang van wereldrijken.
Net als bij het verval van het Ottomaanse en het Britse rijk zal de wereld getuige zijn van een reeks moeizame episodes van terugtrekking, hergroepering en wraakacties. Een plotselinge, totale ineenstorting van het Amerikaanse imperium lijkt voorlopig niet waarschijnlijk. Het verval zal zich waarschijnlijk eerder voltrekken zoals Ernest Hemingway dat ooit beschreef: eerst langzaam, dan plotseling. Maar een ding staat vast: de ondergang van het Amerikaanse imperium zal een langdurig, rommelig, pijnlijk en smerig proces zijn.
De opkomst van het nieuwe Chinese imperium en de geleidelijke terugtrekking van de VS zal waarschijnlijk geen eenvoudig nulsomspel zijn, waarbij de winst van de een automatisch het verlies van de ander betekent. Of de Chinese leiders er uiteindelijk voor zullen kiezen – of ertoe gedwongen zullen worden – om daadwerkelijk de rol van dominante wereldmacht op zich te nemen in een chaotische en complexe wereldorde, valt nog niet te voorspellen. Onder Trump, die zich regelmatig tegenstrijdig en onsamenhangend over China uitlaat, zal de wereld in elk geval momenten zien van dialoog, samenwerking en moeizame onderhandelingen – afgewisseld met dreigementen, vergeldingsretoriek en politieke spelletjes. Ondertussen blijft de richting duidelijk: op gebieden als financiën, handel en investeringen, technologische innovatie, media en militaire hardware zal China de Verenigde Staten blijven inhalen en voorbijstreven. China zal windmolens bouwen. De VS zullen tariefmuren en militaire muren optrekken.
Het is mogelijk dat de Verenigde Staten onder Trump – uit dwaze wanhoop of per ongeluk – een grootschalige oorlog met China zullen ontketenen, in lijn met het spreekwoord dat ‘twee tijgers niet op dezelfde berg kunnen leven’. Maar zo’n scenario zou vrijwel zeker eindigen in een militaire en morele impasse – of zelfs in een regelrechte nederlaag voor de VS. De tegenstander is groter, geduldiger, strategisch slimmer en beter uitgerust. Een dergelijke oorlog zou de steun onder de Chinese bevolking voor hun leiders waarschijnlijk versterken, terwijl de publieke opinie in de Verenigde Staten ernstig verdeeld zou raken – als die al enige invloed zou hebben. De echte tragiek ligt echter elders: de wereld als geheel zou de gevolgen moeten dragen. De schade aan milieu, infrastructuur en mensenlevens zou immens zijn. Een conflict van deze omvang zou het verschil tussen ‘conventionele’ en ‘nucleaire’ oorlog laten vervagen – en zou kunnen uitmonden in een ongekende wereldwijde catastrofe waarvan onze planeet misschien nooit meer volledig herstelt.
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid zal de ondergang van een wereldrijk plaatsvinden in het volle licht van de media. Met dank aan de Verenigde Staten zelf zal de geleidelijke aftakeling van Amerika tot een falende en gevallen grootmacht wereldwijd live te volgen zijn. Het publiek krijgt een spektakel voorgeschoteld vol harde woorden, bizarre wendingen, momenten van hoge spanning en een continue vertoning van typisch Amerikaanse macho-onbehouwenheid op het wereldtoneel. Het agressieve gedrag van de VS zal niet voortkomen uit kracht, maar uit groeiende onzekerheid. Het gepraat over een ‘op regels gebaseerde orde’ zal verstommen; alleen al het noemen van die term zal op steeds meer plaatsen worden onthaald op hoongelach. De nieuwe prioriteit van Amerika zal zijn: niet langer vechten tegen windmolens. In plaats daarvan zal het proberen de schade te beperken, zich te ontdoen van overbodige internationale verplichtingen en zich wanhopig vast te klampen aan de laatste overgebleven bronnen van zijn macht.
Ook de zogenoemde democratische ‘bondgenoten’ van Amerika zullen niet worden ontzien. Net als Zelensky zullen meer leiders, in het beste geval, nog slechts worden gezien als zakelijke partners, grondstofleveranciers of strategisch gelegen militaire bases. Er zullen steeds meer samenwerkingsverbanden ontstaan die primair gericht zijn op het dienen van de Amerikaanse belangen. Om het ommuurde en afgesloten Amerika te ondersteunen, zal er symbolische – maar feitelijk machteloze – steun zijn voor Taiwan. Tegelijkertijd zal er een onvoorwaardelijk militair bondgenootschap met Israël blijven bestaan, zullen de relaties met Mexico worden afgebakend met prikkeldraad en zal er steeds vaker retorisch geschut worden afgevuurd richting Canada. De oude regel van Henry Kissinger zal overal voelbaar zijn: ‘Vijand zijn van de Verenigde Staten is gevaarlijk, maar vriend zijn is dodelijk.’
De steeds snellere neergang van de Verenigde Staten zal veel illusies over democratie doen verdampen. Het oude gezegde dat ‘een democratie niet in staat is een imperium te besturen en te behouden’ – zoals Thucydides ooit optekende in De geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog – lijkt zich nu in omgekeerde vorm te voltrekken. De komende jaren zal het Amerikaanse imperium waarschijnlijk blijven voortbestaan, maar dan zónder democratie. Dat is een wrange wetmatigheid in de geschiedenis van wereldrijken. Wanneer imperia op hun hoogtepunt zijn, proberen ze hun machtsvraagstukken deels op te lossen door bepaalde bevolkingsgroepen op afstand enige mate van zelfbestuur toe te kennen. Maar zodra imperia beginnen te wankelen, verandert de toon. Ze worden slechte verliezers: paranoïde, kleingeestig, vrekkig – en steeds oorlogszuchtiger.
Ooit leerden Amerikanen op school dat democratie méér is dan een bestuursvorm – het is een manier van leven, gebaseerd op een levendige burgermaatschappij van vrije en gelijke mensen. Maar nu het Amerikaanse imperium krimpt, dreigt die les te worden vergeten, tenzij er een radicaal andere regering aan de macht komt die zich inzet voor de herverdeling van de welvaart. De sociale omstandigheden zullen verslechteren. Er zal sprake zijn van grovere rechtspraak, meer wapens op straat, toenemende schietpartijen, een hardere aanpak van immigranten, groeiende vrouwenhaat, religieuze intolerantie en desinformatie in de media. De angst bij de middenklasse zal toenemen, terwijl de onderklasse er steeds overtuigder van zal raken dat democratie niet meer is dan een façade voor plutocratie – de heerschappij van de rijken. Uit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de Amerikanen (ongeveer zes op de tien) nu al vindt dat het leven slechter is dan vijftig jaar geleden. En als ze vooruitkijken, zijn ze somber: ze verwachten dat de economie in 2050 zwakker zal zijn, dat de invloed van de VS op het wereldtoneel zal afnemen, dat de politieke verdeeldheid zal groeien en dat de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter zal worden.
In het buitenland, in allerlei grensoverschrijdende contexten, zullen de VS steeds vaker openlijk afstand nemen van democratische kernprincipes zoals machtsdeling, publieke verantwoording, de rechtsstaat en rechtvaardigheid voor de zwakkeren. Het besluit om zich terug te trekken uit de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), ondertekend op de eerste dag van Trumps tweede ambtstermijn, is waarschijnlijk een onheilspellende voorbode van wat nog komen gaat. De harde Amerikaanse logica van terugtrekken en hergroeperen zal genadeloos blijken te zijn.
Maar hoe zit het met Amerika’s verplichtingen tegenover andere territoriale democratieën – zoals Canada, Zuid-Afrika, Chili, India, Australië, Nieuw-Zeeland, of landen als Duitsland, Frankrijk en andere EU-lidstaten? Ook zij zullen zich voortaan grotendeels zelf moeten zien te redden. Dat ze zichzelf democratieën noemen, doet er voor het wankelende Amerikaanse imperium nauwelijks nog toe. Deze landen zullen zich moeten aanpassen aan een nieuwe realiteit: ga er niet langer vanuit dat Amerika automatisch aan jullie kant staat. Betaal jullie schulden, houd je aan je verplichtingen, koop onze wapens, volg onze instructies – anders maken we het jullie moeilijk.
Tenzij het toeval – de oude vriend van de democratie – op het juiste moment ingrijpt, dreigt de democratische wereld een herhaling te beleven van de vorige eeuw. In 1941, na vijftig jaar van sociale onrust, economische stagnatie, dictaturen, totalitarisme en twee wereldoorlogen, sprak president Roosevelt de hoop uit dat we ‘de grote vlam van de democratie moedig zullen kunnen beschermen tegen de duisternis van de barbarij’. Toch waren er op dat moment nog maar elf parlementaire democratieën over die hun onafhankelijkheid hadden weten te behouden. Ze hadden dat bereikt door zich – waar mogelijk – afzijdig te houden van de dominante antidemocratische tendensen van hun tijd, zowel geografisch als moreel.
Voor democraten en democratisch gekozen overheden – of het nu gaat om steden, maatschappelijke organisaties, staten of grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden – zijn de huidige ontwikkelingen en sombere toekomstbeelden minstens zo bedreigend als tijdens de duistere periodes van de vorige eeuw. Rechtse partijen en regeringen, evenals de bredere verschuiving richting despotisme, zullen ongetwijfeld worden gesterkt door de neergang van Amerika. Maar dat betekent niet dat alles automatisch mee zal gaan in de neerwaartse spiraal van het wankelende imperium. Er is hoop: burgers en hun gekozen vertegenwoordigers in bestaande én toekomstige democratieën kunnen nieuwe plekken van bescherming creëren – schuilplaatsen, toevluchtsoorden, zelfs kluizenarijen voor de democratie. Ze kunnen leiders verkiezen die zich durven uitspreken tegen de Amerikaanse intimidatie, en onafhankelijke controlemechanismen optuigen om te blijven onthullen wat het imperium liever verborgen houdt.
In een wereld waarin despotismen naar Russisch model opkomen, China zich ontwikkelt tot een nieuw wereldrijk en een gekrenkt Amerika zich mokkend terugtrekt, moeten democraten wereldwijd beseffen dat we ons op een kantelpunt bevinden. Dit is een unieke kans – een moment waarop de toekomst van de democratie niet langer afhankelijk hoeft te zijn van de goedkeuring of steun van de Verenigde Staten. De democratie in het post-imperiale tijdperk zal in plaats daarvan draaien om iets anders: om de solidariteit van de geschokten – zoals de filosoof Jan Patočka het noemde – en om de moed, creativiteit en vastberadenheid van mensen die opzij worden geschoven, genegeerd, geïntimideerd of misleid.
Democraten van alle overtuigingen zullen zich keer op keer moeten uitspreken. Omdat ongecontroleerde macht gevaarlijk is. Omdat Amerika zich terugtrekt en verdeeldheid zaait in zijn eigen voordeel. En omdat het land politiek gezien niet langer volledig te vertrouwen is. Daarom is de democratie – deze keer om heel andere redenen dan onze grootouders zich konden voorstellen – een onmisbare, mondiale waarde geworden. Een niet-onderhandelbare, fundamentele voorwaarde voor een fatsoenlijk en waardig bestaan, voor mensen én andere levende wezens, op deze bedreigde planeet die we ons thuis noemen.
Vertaling Menno Grootveld
Geen opmerkingen:
Een reactie posten