Vloeken in de kerk
Ook als Israël en Hamas zich houden aan het bestand van afgelopen week, zal dat bestand uiterst broos blijven. It’s Time, een samengaan van Israëlische en Palestijnse vredesgroepen, moet alles uit de kast trekken om het volk achter zich te krijgen.

Ik ben net terug uit Israël als de geruchten aanzwellen dat een deal ophanden is. Aan beide kanten van de scheidslijn overheerst euforie: ten langen leste komt er een einde aan vijftien slopende maanden van oorlog en verderf. Nog veel is onzeker: zal het bestand standhouden, zullen alle gijzelaars terugkeren, zal Israël zich echt terugtrekken en wat gebeurt er als Hamas zich niet aan de afspraken houdt?
In de overeenkomst wordt overigens pas in de laatste fase, die over een maand of vier ingaat, onderhandeld over de toekomst van Gaza. Wat dit precies inhoudt is opzettelijk vaag geformuleerd en over de rest van het Palestijnse vraagstuk zwijgt het document. Want als er iets is waarover geen overeenstemming is, is het dit.
Begin januari reis ik naar Israël om precies deze kwestie te onderzoeken. In de vroege jaren negentig was de meerderheid van de joodse Israëliërs vóór vrede en vóór een onafhankelijke Palestijnse staat. Dat voelt als een eeuwigheid geleden als ik mijn bekenden vraag hoe het na het drama van 7 oktober 2023 verder moet. Het begint al tijdens de vlucht met El Al, waar vanwege het Chanoeka-feest wordt gebeden ‘voor onze soldaten en een veilige terugkeer van de gijzelaars’. Geen woord over het leed in Gaza.
Ook mijn familie en vrienden tonen geen interesse in wat honderd kilometer verderop gaande is. Soms is dat omdat ze geen nieuws meer kijken, anderen zitten in een sociale-mediabubbel waarin de aantallen onschuldige slachtoffers steevast worden gereduceerd tot ‘Hamas-propaganda’. Sommigen tonen wel empathie voor het menselijk leed aan de andere kant, maar voegen daar onmiddellijk aan toe ‘dat ze het er zelf naar hebben gemaakt’. Weer anderen geven ronduit toe dat ze er geen seconde wakker van liggen.
Als ik mijn vrienden vraag hoe de toekomst eruit zou moeten zien, krijg ik zelden een concreet antwoord. Een Palestijnse staat? No way, die kans hebben ‘ze’ verspeeld. Of, ruimhartiger: ze mogen allemaal in Gaza gaan wonen, dan bouwen we er de hoogste muur ooit omheen en hoeven we ze nooit meer te zien. Of: over vijfhonderd jaar, misschien. Eerst moeten we van onze trauma’s helen. En zo lang er nog Hamas-strijders rondlopen, kunnen we dat niet.
De gesprekken stemmen me somber, maar verbazen niet: uit een opiniepeiling in september 2024 bleek dat slechts 21 procent van de joodse Israëliërs voorstander was van de tweestatenoplossing, ten opzichte van 42 procent die de annexatie van de Westelijke Jordaanoever wil. Een dieptepunt sinds de jaren negentig, vrede lijkt verder weg dan ooit. Maar ik heb me voorgenomen op zoek te gaan naar andere stemmen. Is er na 7 oktober nog iets over van het ooit zo bloeiende vredeskamp? Hoe heeft deze gebeurtenis hun doel en missie veranderd, waar staan ze nu voor? Welk weerwoord hebben ze tegen het cynisme en de angst van hun landgenoten?
De logische plek om te beginnen is bij een anti-oorlogsdemonstratie. Ik neem mijn Israëlische vriendin mee naar een kruispunt in de buurt van Karkur, een plaatsje in het midden van het land waar ik ooit zelf woonde. Net als op veel andere belangrijke doorgangswegen wordt hier sinds begin 2023 elke zaterdagavond geprotesteerd. De organisatie, Kaplan Force, is ontstaan uit de verontwaardiging over de juridische ‘hervormingen’ die de regering wilde doorvoeren om de macht van het Hooggerechtshof te verzwakken. Inmiddels is Kaplan Force ook de drijvende kracht achter de wekelijkse anti-oorlogsprotesten. De slogan End This F*ck War is ironisch genoeg overgenomen uit het vocabulaire van Donald Trump, die een week later Benjamin Netanyahu onder druk zal zetten om een deal te accepteren.
Eerder deze avond heeft Hamas een filmpje van de gegijzelde Liri Albag, een negentienjarige soldate, gepubliceerd en iedereen is geschokt door het beeld van een in elkaar gedoken, bleek, mager en vooral angstig meisje. Iemand schreeuwt ‘Breng ze thuis!’ en de massa brult terug: ‘NU!’ We zitten op het asfalt, blokkeren de weg, zwaaien met borden waarop staat ‘Humanitaire waarden boven alles’. Dat voelt goed. Mijn vriendin, die al maanden haar huis niet is uitgekomen, huilt en lacht tegelijk. Als de politie de blokkade na een minuut of tien opbreekt, staat iedereen gehoorzaam op. Zwaarbewapende agenten geven de demonstranten vriendelijk een hand.
Het geheel heeft iets bevreemdends. Het lijkt een bewuste keuze om niet te spreken over wat er aan 7 oktober voorafging en al helemaal niet over de vraag hoe ‘vrede’ er dan precies uitziet. Gaat het over een kortdurende wapenstilstand om de gijzelaars terug te krijgen, om dan weer door te vechten? Of gaat het over een pad naar langdurige vrede? Twee staten? Eén staat? Het blijft in het midden. Ook de verwijzing naar humanitaire waarden is enigszins misleidend, want blijkt vooral een aanklacht tegen de Israëlische overheid die haar gekidnapte burgers in de steek laat, en gaat níet over de humanitaire ramp in Gaza. De slogans zijn zo apolitiek mogelijk geformuleerd om zo veel mogelijk mensen mee te krijgen in de roep om vrijlating en vrede. Daarna zien we wel verder, lijkt de gedachte.
Als ik vrienden vertel over de demonstratie krijg ik de wind van voren. ‘Die protesten spelen juist Hamas in de kaart! Hierdoor raken we nóg meer verdeeld!’ Dit is een argument dat Bibi Netanyahu ook graag bezigt: dat 7 oktober in feite het gevolg is van ‘zwakte’ door de felle protesten die de maatschappij in de maanden daarvoor verscheurden. Hamas zou daar handig gebruik van hebben gemaakt. Dat de terreurorganisatie de aanvalsplannen al veel langer had en de overheid daar niet adequaat op reageerde, blijft daardoor onderbelicht. Sterker nog, de demonstranten krijgen de schuld. ‘Het zijn allemaal naïevelingen’, zegt mijn gesprekspartner. ‘Net als jullie in Europa die denken dat vrede wordt bereikt via onderhandeling en wederzijds begrip. Lekker makkelijk vanuit je veilige Nederland. Word wakker: het zijn allemaal monsters en we laten ons door jullie niet dwingen tot vrede.’
Dat het vanuit Nederland makkelijk oordelen is, kan ik niet zomaar weerleggen. De volgende dag spreek ik echter Maoz Inon, een toerisme-ondernemer die al jaren ijverde voor ontmoetingen tussen joden, christenen en moslims. Hij groeide op in Netiv Ha’asera, een dorpje net ten noorden van Gaza. Bij de aanslag van 7 oktober werden niet alleen een aantal jeugdvrienden, maar ook zijn beide ouders vermoord. Zijn moeder was zo ernstig verbrand dat het een half jaar duurde voordat ze kon worden geïdentificeerd. Een van de eersten die hem in deze moeilijke dagen een appje stuurde, was Aziz Abu Sara, een Palestijnse collega die hij ooit had ontmoet. Dat raakte Inon diep. ‘Ik verzonk in een oceaan van verdriet en pijn’, vertelt hij later tijdens een TedTalk die inmiddels door meer dan 25 miljoen mensen is bekeken.
Als er iemand is waarvan we zouden kunnen begrijpen dat hij door haat en wraakgevoelens zou worden vervuld, is hij het. Inon besluit daarentegen zijn moeders motto over te nemen: ‘All our dreams can be fulfilled if we have the courage to chase them’. ‘Alle grote historische vredesprocessen begonnen met een droom’, benadrukt hij. ‘Daar is niets naïefs aan.’
Een van de eerste successen van het duo Inon en Abu Sara is de grote vredesbijeenkomst in juli 2024 in Tel Aviv, die zo’n zesduizend joodse en Palestijnse Israëliërs op de been brengt. ‘Hoop’, zegt Inon daar, ‘is niet iets wat je hebt of verliest, maar een werkwoord: je moet het doen.’ Dit is het startsein voor een nieuwe beweging genaamd It’s Time, die tot doel heeft om meer dan vijftig Israëlische en Palestijnse organisaties die strijden voor vrede te synchroniseren rond gedeelde waarden als gelijkheid, waardigheid, erkenning van wederzijds leed en veiligheid voor iedereen. Het is een poging om de grote onderlinge ideologische verschillen te overbruggen en als brede coalitie de publieke opinie te beïnvloeden. Daarnaast probeert It’s Time buitenlandse organisaties en overheden te overtuigen om druk uit te oefenen op Jeruzalem. Inmiddels heeft Inon samen met Abu Sara de zegen van de paus ontvangen en in het kader van de nominatie voor de Sacharov-prijs het Europees Parlement toegesproken.
‘Je moet niet wachten tot iedereen zover is, maar de vlucht vooruit nemen. De geschiedenis bewijst dat.’ Inon brengt me de Egyptische president Sadat in herinnering, die een overeenkomst zocht met Israël. Niemand vertrouwde hem. En toch werd het vrede en stond het publiek bij zijn bezoek in 1977 met Egyptische vlaggetjes te zwaaien – slechts vijf jaar na de traumatische Jom Kipoeroorlog. Daarom heeft de beweging 2030 gemarkeerd als jaar van de vrede, dáár werken ze naartoe. Inons energie en vastberadenheid hebben het effect van balsem op een gewonde ziel. Zelf zegt hij daarover: ‘De beste manier om een trauma te helen is door een positieve betekenis te geven aan wat er is gebeurd. Aziz en ik slaan samen de brug van crisis naar zingeving.’

Niet veel later ontmoet ik Angela Scharf, woordvoerder buitenlandse relaties van Women Wage Peace, een Israëlische beweging die met vijftigduizend leden ’s lands grootste grassrootsorganisatie voor vrede is. Ook zij maken deel uit van het snelgroeiende It’s Time. Het is een prachtige winterdag, de lucht is helderblauw en we hebben in een strandtent afgesproken. Joggers rennen langs de branding, sommige gasten hebben hun schoenen uitgedaan en woelen met hun voeten in het zand. In de tent klinkt vrolijke muziek. Dat er ondertussen een verschrikkelijke oorlog woedt is hier nauwelijks te bevatten. Het is juist deze parallelle werkelijkheid die de vredesbeweging al die jaren parten heeft gespeeld.
Women Wage Peace is opgericht in 2014, toen het land na ‘Operatie Protective Edge’ in Gaza snel terugkeerde naar een staat van ontkenning. Israël maakte een ongekende economische groei door, de urgentie van het Palestijnse ‘probleem’ was op de achtergrond verdwenen en de meeste Israëliërs zagen geen enkele reden deze status quo te veranderen. De vrouwen van Women Wage Peace dachten daar anders over. Geïnspireerd door de Liberiaanse Nobelprijswinnares Leymah Gbowee stelden ze zichzelf tot doel om de twee kanten bij elkaar te brengen, indachtig de VN-resolutie 1325 die stipuleert dat wil vrede succesvol zijn, vrouwen daarin moeten participeren. Deze resolutie, zo licht Angela Scharf toe, is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat als vrouwen actief betrokken zijn bij vrede, deze 35 procent meer kans van slagen heeft.
Aanvankelijk werkte Women Wage Peace met vrouwen uit allerlei gelederen binnen Israël: joodse, christelijke, moslim-, druzen- en bedoeïenvrouwen vonden elkaar in de diepe wens voor inclusieve vrede en veiligheid voor het hele land. Toen moest het moeilijkste nog komen: de oprichting van Women of the Sun, een Palestijnse zusterorganisatie waarmee ze samen konden optrekken. Een symbolische negen maanden van overleg in Beit Jala volgden – de enige plek waar Palestijnen en Israëliërs elkaar konden ontmoeten – totdat de twee organisaties uiteindelijk met een gezamenlijk statement naar buiten traden. Deze ‘Mothers’ Call’ opent met: ‘Wij, Palestijnse en Israëlische vrouwen uit alle lagen van de bevolking, zijn verenigd in het verlangen naar een toekomst van vrede, gelijkheid, recht en veiligheid voor onze kinderen en de daaropvolgende generaties.’ Het document roept niet alleen Palestijnen en Israëliërs op de schouders te zetten onder de conflictresolutie, maar doet ook een beroep op de wereld om zich hard te maken voor inclusieve, rechtvaardige vrede.
Het werkt. Herkenbaar aan de witte kleding en turquoise en gele sjaals zijn de vrouwen inmiddels regelmatige gasten bij de Knesset, waar ze parlementsleden spreken en vaste gasten op de publieke tribune zijn. Op 4 oktober 2023 zijn er twee grote vredesmarsen, waar ook buitenlandse vertegenwoordigers aan meedoen. De dag ervoor hebben ze een bezoek gebracht aan Vivian Silber, een inwoonster van kibboets Be’eri die uit naam van Women Wage Peace niet alleen werkt aan dialoog, maar ook praktische hulp biedt aan mensen in Gaza.
En dan breekt 7 oktober aan. Hamas valt het land binnen en Vivian Silber reageert niet op de berichten van haar bezorgde familie. Omdat haar telefoon in Gaza pingt, denkt men aanvankelijk dat ze is ontvoerd. Pas na bijna veertig dagen worden haar asresten geïdentificeerd. Haar dood is een enorme klap voor de beweging. In het Israëlische nieuws wordt haar verhaal breed uitgemeten, soms met de wrange toevoeging dat ‘vredesactivisme dus niet helpt’.
Maar ook hier blijkt niet iedereen mee te gaan in dit narratief. Silbers zoon Yonatan Zeigen laat geen gelegenheid onbenut om zijn moeders werk voort te zetten. Ook de Palestijnse vrouwen van Women of the Sun nemen onmiddellijk contact op met hun zusters en hoewel ze eerst niet meteen de openbaarheid durven te zoeken, valt al in november de beslissing om alle communicatie samen te doen. Vanwege de oorlog wordt het onmogelijk elkaar te zien, maar in februari 2024 weet Angela Scharf met hulp van de Zweedse ambassade een ontmoeting te regelen. Het wordt een emotioneel weerzien. Van de actieve leden van Women of the Sun wonen er vijfhonderd in Gaza, 39 zijn inmiddels gedood. Er komt een gezamenlijke verklaring boven op de ‘Mothers’ Call’ waarin de zusterorganisaties oproepen tot een onmiddellijk einde aan de oorlog, de terugkeer van de gijzelaars en het herbouwen van Gaza en een dringend verzoek doen aan de wereldleiders om zich in te zetten voor een historische verandering.
Nu gaat het snel. Ze nemen deel aan het panel van het Clinton Global Initiative, waar ze zowel Joe Biden als de Clintons persoonlijk spreken. Dr. Yael Admi, een van de grondlegsters van de beweging, wint de Diane von Furstenberg-prijs. Vorige week werd bekend dat de Vrije Universiteit in Amsterdam Women Wage Peace, Women of the Sun en heeft genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. ‘Mijn boodschap aan de wereld is: wees niet pro-Palestijns, wees niet pro-Israël, maar wees pro-vrede’, vat Scharf het werk samen.
Ik ben een stuk optimistischer dan ik aanvankelijk was, maar blijf peinzen over de vraag of het mogelijk is vrede te bewerkstelligen zonder je duidelijk uit te spreken over hoe de toekomst er precies uit moet zien. Eerder die week ben ik in hartje Tel Aviv, op zoek naar een bijeenkomst van een nieuwe Israëlische partij die zich inzet voor een rechtvaardige oplossing voor beide volken. Het is even zoeken, nergens staat een bordje of hangt een aanplakbiljet. Het zaaltje blijkt zich boven een stripboekenwinkel te bevinden.
Het voelt allemaal nogal clandestien: de zwartgeverfde afbladderende muren, de spotjes aan het plafond en de enorme bar doen meer denken aan een louche nachtclub dan aan een politieke bijeenkomst. Langzaam vult de donkere ruimte zich, ik zie oudere Israëliërs elkaar begroeten met ‘o, wat fijn, ben jij ook hier’, er lopen wat hipsters rond en hier en daar spot ik Arabische Israëliërs – Palestijnen van de Westoever kunnen het niet zijn, want voor hen is het nu onmogelijk om naar Tel Aviv te komen. Dat is ook precies het probleem: hoe werk je samen aan een nieuwe toekomst als je elkaar überhaupt niet tegenkomt? Hoe herstel je vertrouwen als je elkaar niet kunt ontmoeten, niet rustig naar elkaar kunt luisteren, elkaars tranen niet ziet? Dan blijft de ander een abstractie – een abstractie waarop je makkelijk je woede kunt projecteren.
De avond is georganiseerd door twee bewegingen: Kol Ezrachea (‘All its Citizens’), die nu ook een partij zijn, en Eretz LeKulam (‘A Land for All’). De spreker is Omri Boehm, filosoof en Kant-kenner aan The New School for Social Research in New York, die een radicaal universalisme voorstaat. Zoals te verwachten fileert hij onmiddellijk de legitimiteit van de oorlog – oorlogen zijn volgens Kant enkel te verdedigen als ze een rechtvaardige vrede pogen te realiseren, wat op dit moment overduidelijk niet het geval is. Kants ideaal van eeuwige vrede was weliswaar een onbereikbare utopie, vervolgt Boehm, maar wanneer je haar als ideaal uit het oog verliest, zal dat leiden tot misdaden tegen de menselijkheid. En dus moet Israël streven naar gelijkheid en vrijheid voor iedereen, ongeacht religie of etnische herkomst. In een land zonder grondwet en mét een in 2018 aangenomen basiswet die stipuleert dat joden – en enkel joden – het exclusieve recht op het land hebben, is dat bepaald vloeken in de kerk.
Sommige luisteraars schuiven ongemakkelijk op hun stoel. Maar Omri Boehm duwt door en bekritiseert óók de ‘mainstream’ vredesbeweging. Deze ijvert dan wel voor het beëindigen van de oorlog en een vreedzame toekomst, maar wil niet onder ogen zien dat het tweestatenparadigma jammerlijk heeft gefaald. Immers, deze oplossing had nooit als doel om de Palestijnen werkelijk evenredig veel territorium te geven als hun toekwam op basis van de VN-resolutie 181 en is, gezien de demografische omvang van de Palestijnse bevolking, een onrechtvaardige deal. Het is onrealistisch te verwachten dat de Palestijnen daar in de toekomst wél mee akkoord zullen gaan. Maar wat dan wel?
In Boehms wereld is er feitelijk maar één oplossing: één staat, from the river to the sea. En die staat moet zijn gebaseerd op een grondwet die de universele rechten en vrijheid van élk individu borgt. Om spanningen te reguleren zal die staat wellicht worden verdeeld in verschillende kantons of federaties waarbij er lokaal ruimte is voor culturele en religieuze variaties – daarover valt te discussiëren. Maar er is één grondwet die boven de partijen staat en alle burgers in gelijke mate beschermt.
Iemand staat op en vraagt welke garantie joden hebben op een veilige thuishaven als er geen soevereine joodse staat is. Anderen knikken instemmend, het is een vraag die zwaar op ieders gemoed drukt. Boehm legt uit dat je voor het beleven van een religieuze of etnische identiteit geen nationale staat nodig hebt, enkel een sterke wettelijke verankering van het recht op zelfdefinitie. ‘Dus je bent een anti-zionist?’ roept iemand. Het antwoord van Boehm is stellig: ‘Ik ben een zionist als dit inhoudt dat ik het recht heb om joods te zijn. Ik ben een anti-zionist als je bedoelt dat we recht hebben op een joodse staat.’
Later kom ik bij de vredesdemonstratie een bekende tegen. Ik draag een T-shirt met het logo van de Kol Ezrachea-partij. ‘Dat zijn de verraders!’ roept hij verschrikt als hij de opdruk ziet. Dan spuugt hij voor mijn voeten op de grond. Als ik dit later aan mijn zoon vertel, antwoordt die: ‘Dat is net Life of Brian van Monty Python. The Judean People’s Front tegen The People’s Front of Judea.’ Hij heeft helemaal gelijk. Maar hoe grappig de vergelijking ook is, ik huiver, want Josephus, de historische bron waar de film uit put, zag die interne verdeeldheid als oorzaak voor de totale vernietiging van Judea in het jaar 70.
De vredesbeweging staat voor een enorme uitdaging, ook als de wapens zullen zwijgen. Israëliërs zijn door 7 oktober angstig en pessimistisch geworden. Enkel door de boodschap van vrede zo algemeen mogelijk te maken, kan It’s Time ook het politieke midden aanspreken. Enkel dan ontstaat er genoeg electoraal gewicht om de huidige regering, of een variant daarop, weg te stemmen. Maar daarin schuilt ook de zwakte van de vredesbeweging, want mensen zijn huiverig om op de been te komen voor een toekomst die ze vrezen en voor een vredesproces met een vijand die ze na 7 oktober diep wantrouwen. De kans dat verandering en vrede van binnenuit zullen komen, lijkt vooralsnog klein.
Het is daarom dat organisaties zoals It’s Time en Women Wage Peace – en de vele andere organisaties die ik niet heb kunnen spreken – hun pijlen op het buitenland richten. Want alleen als er van buitenaf druk wordt uitgeoefend op de Israëlische regering kan vrede een kans krijgen. ‘In plaats van te investeren in wapens’, zegt Maoz Inon, wijzend op de beslissing van Joe Biden om nog eens acht miljard dollar aan wapens naar Israël te sturen, ‘wordt het tijd dat de wereld geld geeft aan projecten die herstel, erkenning, verzoening en een gemeenschappelijke toekomst voorstaan.’
‘Wat heeft de vredesbeweging nou eigenlijk bereikt de afgelopen decennia?’ zeggen mijn kritische vrienden. ‘Het heeft Vivian Silber in ieder geval niet kunnen redden.’ Ja, het is ontzettend makkelijk om vredesactivisten af te doen als naïeve dromers die hun werkelijkheidszin zijn kwijtgeraakt. Het is even makkelijk om, bij het zien van de onderlinge verdeeldheid, bij voorbaat het bijltje erbij neer te gooien. Maar, zoals Inon benadrukt, elke grote verandering in de geschiedenis is begonnen met de droom van een enkeling. Ook hier komt echte vrede enkel door hard werk – niets doen is geen optie.
Als de wapenstilstand een week later steeds vastere vormen aanneemt, vraag ik Inon hoe hij ertegenaan kijkt. ‘Dezelfde overeenkomst lag al een jaar op tafel en komt dus geen dag te vroeg. Maar als er geen Marshallplan voor de regio komt, waarin wordt geïnvesteerd in herstel, huisvesting, scholing, jeugdwerkloosheid, corruptiebestrijding, dialoog en vooral: verzoening tussen de twee volken, dan is het allemaal voor niets. Dan zal dit drama zich eindeloos blijven herhalen.’ En om dat te voorkomen zal de vredesbeweging zich blijven inzetten voor een duurzame, rechtvaardige oplossing voor beide volken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten