woensdag 1 april 2020

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 45



De ‘Holocaust’ is een onuitputtelijke goudmijn voor de nakomelingen van de overlevenden die auteur willen worden. Het verleent joodse erfgenamen een jaloers makende voorsprong (zie Theo van Gogh en Herman Brusselmans), sinds in de jaren zestig het gecultiveerd slachtofferschap tot een cultus uitgroeide. Het geeft het individu in een identiteitsloze massacultuur paradoxaal genoeg een identiteit. Bovendien zorgt het slachtofferisme ervoor dat de kleinburger de eigen verantwoordelijkheid kan ontsnappen. Al meer dan een kwarteeuw geleden waarschuwde de rechtsfilosofe Heikelien Verrijn Stuart voor het feit dat het cultiveren van het slachtofferschap uiteindelijk in modern fascisme zal uitmonden. Zij schreef dat: 

slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.

Zij wees op 'het excuus dat het slachtofferschap biedt om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.' Een paar jaar later zette de Duitse filosoof Peter Sloterdijk uiteen dat: 

Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.

De in asiel levende joods-Russische dichter Joseph Brodsky adviseerde vlak voor zijn dood in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason (1995)

Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen. 

Het fundamentele probleem is dat de slachtofferist er voetstoots van uitgaat dat hij nooit zelf handelt, dus per definitie altijd onschuldig blijft. Juist naar die ‘onschuld’ is het slachtoffer op zoek. Het gevoel onschuldig te zijn vormt de kern van zijn identiteit. Vandaar dat hij niet anders kan dan zich fanatiek vastklampen aan zijn slachtofferrol. Schuldig is altijd De Ander. Hijzelf kent geen relativering, geen nuance, geen scepsis, geen satire. Hij kent alleen zijn eigen alles overstemmende weeklacht. Als een wereldvreemd kind weigert het gecultiveerd slachtofferschap de onvermijdelijke schaduwkant van het moderne bestaan te accepteren: de vervreemding, het isolement, de eenzaamheid, de anonimiteit, de melancholie en de talloze negatieve manifestaties die onlosmakelijk daaraan verbonden zijn. Hij is te vol van zichzelf en bezit te weinig verbeeldingskracht om een innerlijk proces op gang te brengen waarover Albert Camus schreef: 

De eerste stap van een geest die vervuld is van vervreemding is het besef dat hij dat gevoel van vervreemding deelt met alle mensen en dat de mensheid als geheel lijdt onder deze distantie ten opzichte van zichzelf en de wereld,

hetgeen bij een volwassen individu leidt tot wat Camus noemde de 'solidariteit van de ketenen,’ die de mens aan De Ander bindt. Daarentegen is de slachtoffferist alleen solidair met zichzelf. Juist daarop berust zijn identiteit, en daarom weigert hij zijn slachtofferschap op te geven. In een razendsnel veranderende wereld, en temidden van de multiculturele vervreemding zoekt de slachtofferist een identiteit die hij niet kan vinden in zijn rol van consument. Die vult de existentiële leegte niet; hoeveel hij ook verteert, de honger blijft. Dat weet Arnon Grunberg maar al te goed, want in de week vóór de moord op Pim Fortuyn schreef Grunberg: 

Juist zij die ogenschijnlijk nauwelijks reden hebben zichzelf als slachtoffer te zien, hebben hun identiteit opgebouwd rond de cultus van het slachtofferschap, een cultus die de verongelijktheid legitimeert en het falen excuseert. Welke machteloos wil zich niet laten vertegenwoordigen door een andere machteloos? En daar is Mr. Fortuun, het ex-slachtoffer dat nu alle andere slachtoffers zal leiden naar de vruchtbare velden waarop hij al enige tijd graast.


Een goed voorbeeld van hoe een ideologie de identiteitsloze een identiteit verschaft, is het zionisme. Net als voor elke ideologie, is ook voor het zionisme de werkelijkheid onacceptabel. In de woorden van de joods Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur, wijlen Imre Kertész, is het:

een typische gewoonte van de mens de wereld om hem heen naar eigen smaak in te richten. Hij domesticeert de voorwerpen en de begrippen net zoals de huisdieren. Als hij zich maar ergens aan vast kan klampen, zodat hij zijn eenzaamheid en sterfelijkheid kan vergeten. Voor dit doel biedt de ideologie hem een complete wereld, mits hij tot compromissen bereid is. Die wereld is weliswaar kunstmatig, maar zij behoedt hem voor het grootste gevaar dat de mens bedreigt: de vrijheid. Ik weet niet wie het was die voor het eerst de term ‘gesloten maatschappij’ gebruikte, maar er is moeilijk een betere term te vinden om de wereld te beschrijven die zich in haar relativiteit als absolute en enige werkelijkheid presenteert. Wie uit deze wereld stapt, verliest zijn thuis. Hij verliest zijn schuilplaats, zijn bedreigde geborgenheid, zijn met prikkeldraad omgeven zekerheid.

Het is een feit dat ‘een gesloten gedachtewereld een overweldigende aantrekkingskracht,’ bezit zoals Kertész uit ervaring wist. Vandaar ook het gecultiveerd slachtofferschap met zijn zionistische ‘Apartheidsmuur.’ Vandaar het ‘Joodse’ leger dat met zijn scherpschutters Palestijnse kinderen vermoordt, de ‘Joodse’ luchtmacht, die vanaf veilige hoogte blijft bombarderen, en de ‘Joodse’ marine met haar van Duitsland gekochte nucleaire onderzeeboten en —raketten. Vandaar de meedogenloze bezetting en belegering. Vandaar de voortdurende landroof. In 2007 zei de Joods-Israelische Eitan Bronstein tegen mij:

Wij Joden zijn niet de daders, maar ‘de slachtoffers.’ Het wezenlijke probleem van het slachtofferisme is dat het een dader zo de confrontatie belet met zijn diep verborgen schaamte over het onrecht dat hij anderen aandoet. Het gevolg is dat de Israëli’s niet toekomen aan het noodzakelijke proces van erkenning.


Bronstein (foto hierboven) was toen directeur van Zochrot, de in 2002 opgerichte Israëlische organisatie die de Joods-Israëlische bevolking bewust wil maken van de Palestijnse ‘Nakba, de Palestijnse catastrofe van 1948… door die te herdenken, erover te getuigen, te erkennen en te helen.’ Bronstein weigerde zich niet verantwoordelijk te voelen voor het leed dat de zionisten, namens de joden overal ter wereld, berokkenen. En ook de joods-Britse auteur John Berger wilde zich niet onttrekken aan de collectieve schuld door te blijven zwijgen over het voortdurende door ‘Joodse’ zionisten veroorzaakt onrecht. Negen jaar vóór zijn dood in 2017 schreef hij:

We are now spectators of the latest — and perhaps penultimate (voorlaatste. svh) — chapter of the 60 year old conflict between Israel and the Palestinian people. About the complexities of this tragic conflict billions of words have been pronounced, defending one side or the other. Today, in face of the Israeli attacks on Gaza, the essential calculation, which was always covertly there, behind this conflict, has been blatantly revealed. The death of one Israeli victim justifies the killing of a hundred Palestinians. One Israeli life is worth a hundred Palestinian lives. This is what the Israeli State and the world media more or less — with marginal questioning — mindlessly repeat. And this claim, which has accompanied and justified the longest Occupation of foreign territories in 20th Century European history, is viscerally (diepgeworteld. svh) racist. That the Jewish people should accept this, that the world should concur (meewerken. svh), that the Palestinians should submit to it — is one of history's ironic jokes. There's no laughter anywhere. We can, however, refute it, more and more vocally. Let's do so.

Berger, wiens joodse voorouders uit Polen, Galicië en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk kwamen, stelde vervolgens: 

hier identificeer ik mijzelf zonder te aarzelen met de rechtvaardige zaak en de pijn van degenen die de staat Israël (en neven van mij) veroorzaken in een mate die tragisch totalitair is.


Berger besloot als jood afstand te doen van zijn zogeheten ‘Recht op Terugkeer,’ dat  zoveel elementaire rechten van de Palestijnen heeft vernietigd. Gezien Grunberg’s standpunt ten opzichte van het slachtofferisme, ‘een cultus die de verongelijktheid legitimeert en het falen excuseert,’ zoals hijzelf stelt, zou men verwachten dat deze opiniemaker/auteur een duidelijk standpunt inneemt ten opzichte van het Joods-Israelische geweld tegen de Palestijnse bevolking, en de voortdurende schendingen van het internationaal recht. Maar nee, Arnon Grunberg klampt zich vast aan het gecultiveerd joods slachtofferschap door een vaag politiek standpunt in te nemen, in de trant van: waar twee vechten hebben twee schuld. In Het Parool  van 11 januari 2020 stelde de recensente Maaike Lange enkele gerichte vragen aan hem naar aanleiding van zijn ‘nieuwe roman Bezette gebieden,’ dat, aldus zijn uitgeverij, ‘gaat over loslaten, schuldgevoel en liefde. Het verhaal komt volgens de schrijver dicht bij hemzelf.’ Al in de inleiding wordt Grunberg als volgt geciteerd: ‘Ik heb de neiging te veel te willen vasthouden.’ Op de vraag: 

De oorlog tussen Israël en de Palestijnen is voortdurend aanwezig tussen Kadoke en Anat (de protagonisten. svh). Begrijpt u iets van de oorlog? 


volgt Grunberg’s nietszeggend antwoord: 

Het is enorm complex en erg gelaagd. Ik begrijp veel mensen, ik snap veel kanten van het conflict,’ en eindigt hij met de al even inhoudsloze opmerking: ‘Ergens heb ik wel goede hoop. Uiteindelijk zullen mensen zich willen losmaken van een aan hen door anderen opgelegde realiteit. Het is een langdurig proces.’ 

Dit is de geconditioneerde reflex van een slachtoffer die weigert verantwoordelijkheid te nemen voor het feit dat hij — in tegenstelling tot een verdreven Palestijns slachtoffer — ‘het recht op terugkeer’ heeft. Het is het antwoord van een 49-jarig joods kind van ‘zwaar getraumatiseerde ouders’ die hem toevoegden, aldus NRC, dat hij ‘erger dan Hitler’ was. Zoals bekend kan een kind veel verwerken, maar niet dat zijn vader en moeder lijden, als gevolg van het feit dat zij ooit door de gemeenschap werden verstoten. Deze machteloosheid van een kind is onverdraaglijk, en heeft in het geval van Arnon ertoe geleid dat hijzelf voortdurend een machtspel speelt, en zich overal tenslotte als slachtoffer manifesteert. Hij kan niet anders. Hij moet de wereld veroveren, de wereld die zijn ‘zwaar getraumatiseerde ouders’ dermate misvormden dat zij de kleine, onschuldige, Arnon vergeleken met het vlees geworden kwaad zelf, 'Hitler.' Hij voelt zich gedwongen de wereld te tonen dat hij meetelt, dat hij als joods kind beter is dan de verraderlijke goj. Het tragische is namelijk dat ‘[u]iteindelijk mensen zich’ juist niet kunnen ‘losmaken van een aan hen door anderen opgelegde realiteit.’ Verraad is verraad van zowel de toekomst als van het verleden. Wie ooit verraden is, zal altijd de angst met zich meedragen opnieuw verraden te worden. Er is geen sprake van ‘een langdurig proces’ van heling, zoals de ‘hoop’ van naïeve mensen impliceert. Arnon Grunberg zelf is hiervan het schrijnende voorbeeld. Zijn houding demonstreert hoe gelijk Brodsky had, toen deze dichter/essayist schreef ‘dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen.’ Het verdriet van Grunberg’s ouders heeft gezorgd ‘voor een blijvend gevoel van onveiligheid en een dijk van een hechtingsprobleem,’ aldus de NRC in een bespreking van het boek Afgrond zonder vangnet. Liefde en geweld in het werk van Arnon Grunberg (2018), de ‘grondige en verrijkende monografie over Grunberg,’ geschreven door de Leidse letterkundige Yra van Dijk, met ‘als hoofdlijn: of Grunberg je nu meevoert naar een tuinhuis in Amsterdam Oud-Zuid, naar een safe house in Bagdad, of een brandweerkazerne in Heerlen, je eindigt altijd weer in het kamp.’

En zo herhaalt de geschiedenis zich in Grunberg. De media-verslaggever van NRC, Wilfred Takken, formuleert na het lezen van Van Dijk’s wetenschappelijke verhandeling van Grunberg’s werk het aldus:

Wat Grunberg vooral wil duidelijk maken met zijn boeken, is dat de Shoah niet een onbegrijpelijke en unieke ramp was —  een korte onderbreking van het langlopende Europese beschavingsproject. Nee, de Shoah ligt juist in het hart van onze samenleving. Voor wie goed kijkt, ziet er overal afspiegelingen van…

Grunbergs ouders gaven hem het gevoel dat het leven in het kamp het échte leven was. Alles wat de zoon meemaakt is een slappe nepversie van het leven. Je kunt pas echt leven als het leven op het spel staat. Soms letterlijk: Grunberg voelt een ongekend gevoel van euforie als hij een gevaarlijke missie in Afghanistan of Irak overleeft. Alleen pijn en geweld zijn echt. Wreedheid is de waarheid.

Dat veel lezers het leven vermoedelijk zonniger zien, wil hij hen zo snel mogelijk afnemen. Hij wil met zijn boeken ontluisteren, de moraal ontmaskeren als vals, de hoop als gevaarlijk. ‘Literatuur is een illusie die andere illusies vernietigt.’

Wat betreft Grunberg’s ‘ongekend gevoel van euforie als hij een gevaarlijke missie in Afghanistan of Irak overleeft,’ geldt dat dit met een korreltje zout moet worden genomen, want hier is sprake van het poseurschap dat Nederlandse opiniemakers van de reguliere media kenmerkt. Een voorbeeld daarvan is Grunberg’s beschrijving uit 2006 van een granaataanval, die hij voor het eerst in zijn leven meemaakte. Het gebeurde tijdens een kortstondig verblijf in Afghanistan, waar hij op een Nederlandse militaire basis ‘embedded’ was ‘om te schrijven over Afghanistan.’ Maar in werkelijkheid draaide het uit op een narcistische beschrijving van eigen wel en wee:  

that evening, as I'm making a phone call in front of my tent, I hear something go whistling overhead. Followed a few seconds later by a modest explosion, not very far away. 

This must be a rocket attack,

hetgeen bij Grunberg de volgende reactie opriep:

Listening to the air-raid siren I'm overcome by a mad joy, an excitement the likes of which I have never felt before.

They want to kill me, therefore I am.

  
De poseur in Afghanistan. All dressed up but nowhere to go. 


Een overvliegende granaat, gevolgd door een ‘bescheiden ontploffing’ beschreef hij als een orgasme van ‘krankzinnige vreugde, een opwinding zoals ik die nooit tevoren heb beleefd.’ Ineens bestond hij, voor het eerst van zijn leven, want ‘zij willen [me] vermoorden.’ Even was de verveling van een comfortabel bestaan doorbroken. Het klonk allemaal reuze spannend, maar zijn ‘krankzinnige vreugde’ had vanzelfsprekend niets te maken met de dagelijkse ervaringen van de Afghaanse bevolking die al decennialang gebukt gaat onder terreur van een zinloze door de VS veroorzaakte oorlog. In plaats van zichzelf centraal te stellen had Grunberg er beter aan gedaan om de oorzaak van het massale geweld uiteen te zetten. In 1998 verklaarde Zbigniew Brzezinski, de Nationale Veiligheids Adviseur onder president Carter tegenover het Franse weekblad Le Nouvel Observateur dat de Verenigde Staten voorafgaand aan 1980 de voormalige Sovjet Unie bewust had geprovoceerd om Afghanistan binnen te vallen door in het geheim islamitische extremisten in dat land financieel en militair te steunen, waardoor ze een gewapende strijd tegen de Afghaanse pro-Sovjet regering en naderhand de Sovjet-strijdkrachten konden uitvoeren. Op de vraag of hij achteraf, met het oog op het snel verspreidende fundamentalistisch terrorisme, daar geen spijt van had, antwoordde Brzezinski drie jaar vóór de aanslagen van 11 september 2001:

Spijt waarover? Die geheime operatie was een uitstekend idee. Het had als resultaat dat de Russen in de Afghaanse val trapten en wil je dat ik dat betreur? De dag dat de Sovjets officieel de grens waren over gestoken, schreef ik aan president Carter, in essentie: ‘We hebben nu de gelegenheid om de USSR zijn eigen Vietnam Oorlog te geven.’

Het Amerikaanse geopolitieke doel kostte een miljoen Afghanen het leven, maakte drieënhalf miljoen Afghanen tot vluchteling en verwoeste de infrastructuur van het toch al arme land. Bovendien had Grunberg, als hij zijn huiswerk had gedaan, ook kunnen melden dat de Volkskrant op dinsdag 4 oktober 2001 het volgende had bericht: 

Nederland heeft dinsdag in de NAVO-raad vergeefs bedenktijd gevraagd om het bewijsmateriaal over de betrokkenheid van Bin Laden bij de aanslagen in de VS te bestuderen. NAVO-ambassadeur Patijn kreeg nul op het rekest.

Volgens ‘diplomaten en ambtenaren bij de NAVO’ zou het door de VS aangevoerde ‘bewijs’ tegen Bin Laden ‘in een rechtszaal nooit standhouden.’ Maar de VS oordeelde dat 'we op dit moment geen rechtzaak aan het voeren zijn. Dus juridisch spijkerhard hoeft het ook niet te zijn. We staan voor een politiek besluit, dat politieke argumenten behoeft. En die hebben we voldoende gekregen.’ Overigens wilde ‘de Amerikaanse regering de beschikbare gegevens niet openbaar maken.’ Dat kon ook niet, aangezien de regering van Bush junior en haar inlichtingendiensten niet over bewijzen beschikte. Dat was ook de reden waarom Bin Laden destijds niet vanwege de aanslagen van 9/11 op de FBI-lijst van meest gezochte misdadigers verscheen. Desondanks meenden de VS en het Verenigd Koninkrijk het recht te bezitten een ‘agressie-oorlog’ te beginnen tegen een soevereine staat, waarbij tevens andere landen troepen leverden. Ook ‘Nederlandse commando's en F-16's van de Koninklijke Luchtmacht namen aan de eerste fase van de oorlog deel.’ Dit terwijl de Verenigde Naties geen mandaat had verstrekt en er dus sprake was van een illegale invasie, in strijd met het internationaal recht. Op grond van deze schending werd in 1946 tijdens het eerste Neurenberg Proces, de overgrote meerderheid van de nazi-top tot de doodstraf veroordeeld, aangezien ‘to initiate a war of aggression,’ zo redeneerden de geallieerde rechters ‘is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole.’ Eerder al had de Amerikaanse hoofdaanklager Robert Jackson erop gewezen dat:

If certain acts of violation of treaties are crimes, they are crimes whether the United States does them or whether Germany does them, and we are not prepared to lay down a rule of criminal conduct against others which we would not be willing to have invoked against us.

Het was niet verbazingwekkend dat in 2010 het onderzoek van de Commissie Davids concludeerde dat eveneens de ‘Veiligheidsresoluties over Irak uit de jaren '90 geen mandaat [gaven] voor de Amerikaans-Britse inval in Irak’ 


De Commissie Davids ontdekte bovendien dat het ‘ministerie van Buitenlandse Zaken al in 2002 het beleid’ had ‘vastgesteld dat Nederland een inval in Irak zou steunen. Dat de VN-Veiligheidsresoluties daarvoor onvoldoende legitimatie gaven, is hieraan ondergeschikt gemaakt.’ De rest was dus politiek bühnewerk geweest om de vele publiekelijk protesterende tegenstanders zand in de ogen te strooien en de schijn van democratie hoog te houden. Veelzeggend in dit verband is dat de NRC-redactie, onder aanvoering van de hoofdredacteur, de jurist Folkert Jensma, op 20 maart 2003, de dag dat de Shock and Awe-terreur tegen de Iraakse bevolking begon, in een redactioneel commentaar had geadviseerd:

Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun — en als het moet ook militaire.

Als woordvoerder van de gevestigde orde steunde de zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant’ het massale geweld van de Verenigde Staten, Groot Brittannië, en Nederland, alle drie NAVO-leden. Het feit dat Arnon Grunberg al deze cruciale informatie verzweeg, maar wel van belang achtte zijn publiek te informeren over de ‘krankzinnige vreugde,’ die hij had beleefd aan zijn eerste granaatontploffing, ‘een opwinding zoals’ hij ‘die nooit tevoren’ had ervaren, toont aan hoe zijn moeder’s Auschwitz’s trauma zijn blik bepaalt. Het feit dat Arnon pas begint te leven wanneer een ‘bescheiden ontploffing’ hem het gevoel geeft dat ‘zij mij willen vermoorden,’ en ‘ik daarom besta,’ mag dan wel tragisch lijken, maar tegelijkertijd is deze emotie een manier van een egotripper om de aandacht op zichzelf te vestigen, dat in dit geval ten koste ging van het ‘schrijven over Afghanistan,’ Grunberg’s geclaimde doel van zijn reis naar dat land. Wilfred Takken voert een ander aspect op:

Voor wie wel eens iets over Grunberg leest, zal het niet als een verrassing komen dat de Shoah en de Joodse mamme (Takken bedoelt Jiddische memme. svh) zo’n grote rol spelen. Het is vooral Van Dijks verdienste dat ze dit eens uitputtend voor ons uitzoekt, en zijn werk naast kampliteratuur en traumatheorie uit de psychologie legt. Dat blijkt precies te passen.

Wat zowel Yra van Dijk, Wilfred Takken, als — o eeuwige ironie — ook Arnon Grunberg hier doen is het psychologiseren van het menselijk tekort, want wat deze hele geschiedenis bewijst is dat 'The ultimate aim of psychoanalysis is to attribute art to mental weakness,' zoals de grote Weense satiricus, Karl Kraus, in het interbellum stelde. Het is geenszins verwonderlijk dat Wilfred Takken en Yre van Dijk met de volgende conclusie   komen:

Hoofdpersoon is doorgaans een witte, mannelijke intellectueel. Door een trauma kan hij niet goed leven, staat hij op afstand van zijn omgeving. Hij wordt geremd door angst, schuld en schaamte. Hij wil voor een vrouw zorgen, maar weet niet hoe, wat vrijwel altijd leidt tot de ondergang van die ander, en van hemzelf.

Volgens Van Dijk zijn de verknipte relaties tussen mannen en vrouwen in de romans terug te voeren tot Grunbergs symbiotische relatie met zijn getraumatiseerde moeder, die hij zo bemint dat het op een liefdesrelatie lijkt. Een gewelddadige liefde, la tendre guerre. ‘Ik kom niet uit de oorlog, ik kom uit mijn moeder’, schrijft hij. Als in 2015 de oorlogsmemoires van zijn moeder verschijnen, stelt hij: ‘Mijn oeuvre is een voetnoot bij dit boek, en bij mijn moeders leven.’ Met fictie wil hij de gaten in de verhalen van zijn ouders opvullen.


Dit alles leidt bij Grunberg niet tot een tragisch levensgevoel, zoals die in de antieke oudheid bestond, maar tot een postmoderne pathetische levenshouding waarbij een ‘bescheiden ontploffing’ wordt uitvergroot tot een heuse moordaanslag die Arnon het gevoel geeft tot leven te zijn gebracht. Het is hetzelfde pathos dat Grunberg doet opmerken dat ‘voorjaar van 2020’ de ‘jaren dertig light’ zijn, om vervolgens zijn publiek voor te houden: ‘Wie flirt niet van tijd tot tijd graag met de ondergang?’ In een wereld waarin de overgrote meerderheid van de mensheid elke dag weer moet knokken om te kunnen overleven  en in 2018 ‘the bottom 80 percent’ van de wereldbevolking ‘had to make do with just 4.5 percent’ van alle rijkdom op aarde, is de op zichzelf gerichte houding van Grunberg ronduit larmoyant. Nog erger is zijn populariteit, het feit dus dat zijn slachtofferisme zo naadloos aansluit bij het gevoel van de kleinburger die meent overal de dupe van te zijn. De één van Auschwitz, de ander van de buurman. Die mentaliteit is het product van het Vooruitgangsgeloof van de Verlichtingsideologie. Lijnrecht hier tegenover stond het mens- en wereldbeeld van de auteur Joseph Roth, een man met een tragisch levensgevoel, die er diep van doordrongen was dat het leven geen verlossing bood. In 1936 liet hij zijn collega Stefan Zweig weten:

Was ein kleiner Jude ist, brauchen Sie nicht ausgerechnet mir zu erzählen. Seit 1894 bin ich es und mit Stolz. 

Roth was een scherpzinnige man, die zichzelf spottend ‘een kleine Jood’ noemde, die — net als Sophocles’ protagonist Oedipus — besefte een speelbal te zijn van de machten die ons observeren. Of, zoals de Amerikaanse dichter en vertaler van Griekse tragedies, wijlen Robert Fagles, schreef in de inleiding van Sophocles’ toneelstuk Oedipus the King

They have spread for him, since the day of his birth, a trap and you are going to watch it snap shut,’ en dat ‘nothing mortal can resist the changes Time brings: not bodily strength, not friendship between man and man, still less between city and city. No man can be confident of the future; human confidence is based on total ignorance… all his furious energy and intellectual daring drive him on to this terrible discovery of his fundamental ignorance — he is not the measure of all things but the thing measured and found wanting.

De enige vrijheid die de mens bezit is: 

the freedom to search for the truth, the truth about the prophecies, about the gods, about himself. And of this freedom he makes full use. Against the advice and appeals of others, he pushes on, searching for the truth, the whole truth and nothing but the truth. And in this search he shows all those great qualities that we admire in him — courage, intelligence, perseverance, the qualities that make human beings great. This freedom to search, and the heroic way in which Oedipus uses it, make the play not a picture of man’s utter feebleness caught in the toils of fate, but on the contrary, a heroic example of man’s dedication to the search of truth, the truth about himself.


Maar ‘the heroic way’ van Oedipus is een houding die de huidige mens/consument vreest, die verschuilt zich liever achter zijn gecultiveerd slachtofferschap. Vandaar dat Auschwitz een goudmijn kan zijn voor een joodse auteur als Arnon Grunberg, en hij nu één van de populairste Nederlandse publicisten is. Meer de volgende keer.






2 opmerkingen:

Mvk zei

interessant om dan dat boek van voormalig inlichtingenofficier van de luchtmobiele brigade nikko norte er eens bij te houden en in het licht daarvan grunbergs beleefde gevoelens in afghanistan te bezien...

Mvk zei

hier op de radio bij vpro https://www.nporadio1.nl/cultuur-media/22390-nooit-meer-slapen-nikko-norte-we-creeerden-onze-eigen-vijand-in-afghanistan

Pankaj Mishra: Misschien is Israël de toekomst van een failliete en uitgeputte wereld.

Dat het Duitse naziregime en zijn Europese collaborateurs zes miljoen Joden hadden vermoord, was na 1945 algemeen bekend. Maar jarenlang had...