De bekende Sloveense filosoof Slavoj Žižek, die in Groot Brittannië en de VS doceert, schreef 12 februari 2020:
Two weeks ago, while promoting his new film in Mexico City, Harrison Ford said that ‘America has lost its moral leadership and credibility.’ Really? When did the US exert moral leadership over the world? Under Reagan or Bush? They lost what they never had, ie, they lost the illusion (the ‘credibility’ made in Harrison’s claim) that they’ve had it. With Trump, what was already true merely became visible.
In 1999, op de drempel van het nieuwe millennium, in een tijd dat Geert Mak nog ‘grote verwachtingen’ koesterde over de toekomst van Europa in het bijzonder en het Westen in het algemeen, en drie jaar voordat Ian Buruma Europa adviseerde om een deel van het Amerikaanse ‘dirty work’ op zich te nemen, ‘and take the risk of being held accountable’ voor de door hem bepleite oorlogsmisdaden, schreef Thomas Friedman, de meest prominente opiniemaker van The New York Times, in zijn ‘Manifesto for the Fast World’:
The hidden hand of the market will never work without a hidden fist. McDonald's cannot flourish without McDonnell Douglas, the designer of the F-15. And the hidden fist that keeps the world safe for Silicon Valley's technologies to flourish is called the US Army, Air Force, Navy and Marine Corps. ‘Good ideas and technologies need a strong power that promotes those ideas by example and protects those ideas by winning on the battlefield,’ says the foreign policy historian Robert Kagan. ‘If a lesser power were promoting our ideas and technologies, they would not have the global currency that they have. And when a strong power, the Soviet Union, promoted its bad ideas, they had a lot of currency for more than half a century.’
This is too easily forgotten today. For too many executives in Silicon Valley, there is no geography or geopolitics anymore. There are only stock options and electrons. Their view that Washington is the enemy, and that any tax dollar paid there is a tax dollar wasted, is grotesque. There is a saying in Silicon Valley that ‘loyalty is just one mouse-click away.’ But you can take that too far. Executives there make boasts like: ‘We are not an American company. We are I.B.M. U.S., I.B.M. Canada, I.B.M. Australia, I.B.M. China.’ Oh, yeah? Then, the next time I.B.M. China gets in trouble in China, call Jiang Zemin for help. And the next time Congress closes another military base in Asia, call Microsoft's navy to secure the sea lanes of the Pacific. And the next time Congress wants to close more consulates and embassies, call Amazon.com to order a new passport.
Friedman was als uitgesproken voorstander van Washington’s ‘dirty work’ een felle voorstander van de illegale en desastreuze ‘2003 invasion of Iraq, writing that the establishment of a democratic state in the Middle East would force other countries in the region to liberalize and modernize.’ Het spreekt voor zich dat de ‘hidden fist has to come out of hiding with some regularity, if it’s going to make its point,’ zoals de Amerikaanse historica Ellen Meiksins Wood opmerkte in de essaybundel Masters of the Universe?: NATO's Balkan Crusade (2000). Zij constateerde terecht dat de ‘defence of the “abstract system of globalization” knows no bounds.’ Vandaar dat de liberal Friedman als ‘gatekeeper’ van de rijke elite en haar ‘deep state’ voorstander is om overal waar het neoliberale globalisme hapert de ‘US Army, Air Force, Navy and Marine Corps’ met maximaal geweld in te zetten. Mainstream-opiniemaker Bas Heijne benadrukte naderhand dat dit ‘Amerika’ een werkelijk ‘in alle opzichten superieure’ grootmacht is, terwijl zijn collega-opiniemaker Hubert Smeets bijna drie ton aan belastinggeld kreeg toegezegd door de Nederlandse staat om met zijn anti-Russische propaganda website een tweede Koude Oorlog aan het publiek te verkopen.
Een nieuw grootschalig conflict is voor het neoliberale kapitalisme noodzakelijk, omdat zijn geloofwaardigheid in een diepe crisis verkeert, vergelijkbaar met die tijdens het interbellum, toen een aanzienlijk deel van de Europese bevolking de oude elite niet meer vertrouwde en het fascisme en nazisme begon te steunen. Die fascistische mentaliteit manifesteert zich al geruime tijd in de westerse mainstream-media, zoals valt op te maken uit onweersproken uitspraken als ‘[t]he hidden hand of the market will never work without a hidden fist,’ en Ian Buruma’s advies aan de Europese elite dat ‘we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.’ Dit zijn onverbloemde oproepen om de ruimte te geven aan het fascisme, waarvan de kern is het met massaal geweld onderwerpen van anderen. Fascisme is op de keper beschouwd het met ‘hidden fist dirty work’ uitvoeren, dat onvermijdelijk is om de huidige neoliberale globalisering af te dwingen en in stand te houden. Het is een zo algemeen aanvaarde zienswijze dat niemand vreemd opkeek toen bestsellerauteur Geert Mak publiekelijk liet weten: ‘Ik vind Friedman altijd wel leuk om te lezen, lekker upbeat (optimistisch. svh), hij is zo’n man die altijd wel een gat ziet om een probleem op te lossen.’ Als pleitbezorger van de westerse elite is ook voor Mak de ‘hidden fist’ een manier om ‘een probleem op te lossen,’ ondanks het feit dat dit fascisme verantwoordelijk is voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dit wordt als zo vanzelfsprekend geacht dat Mak’s woorden geen enkele ophef veroorzaakten.
En Israel Zwakker & A-socialer. Het fascisme kent vele gezichten, maar allen kennen één dogma: 'het recht van de sterkste.'
Vaak is er ook sprake van verhuld fascisme, bijvoorbeeld wanneer een kop van de Volkskrant op 29 januari 2020 luidt: ‘Trump presenteert vredesplan: Israël bereid tot onderhandelen over Palestijnse staat.’ Met andere woorden: het plan om het gestolen Palestijnse land op de Westbank aan de zionistische staat te geven is volgens de Volkskrant een ‘vredesplan.’ Israel is als tegendienst ‘bereid’ te ‘onderhandelen over Palestijnse staat,’ alsof Israel over de vestiging van een ‘Palestijnse staat’ beslist, terwijl de wereldgemeenschap dit bij monde van de Verenigde Naties al in 1947 heeft beslist. De Palestijnse bevolking kreeg toen van de wereldgemeenschap 47 procent van haar eigen land toegewezen. Maar door massaal Israelisch geweld is nu minder dan een kwart van die 47 procent overgebleven, de rest is in handen van de zelfbenoemde ‘Joodse staat.’ Dit is ook geen ‘vredesplan’ zoals de Volkskrant en het CIDI Trump’s plan noemen, maar een beloning voor de Israelisch terreur. 'When robbing Palestinians of their rights is called a “peace plan”,’ dan geloven de zo Verlichte 'kwaliteitsmedia' in Nederland in de Orwelliaanse werkelijkheid van ‘Oorlog is Vrede.’ Dat dit ‘vredesplan’ een chantage-poging is bleek onmiddellijk door de extremistische uitspraken van het PVDA-lid Hanna Luden, de in Israel geboren voorzitster van het CIDI, Israel's propaganda-arm in Nederland. Zij verklaarde dat voor de Palestijnen 'onvoorwaardelijk "nee" zeggen geen optie’ is. Het is slikken of stikken. Dat ook de zioniste Hanna Luden, net als de regering Trump en de regering Netanyahu, lak heeft aan het internationaal recht, demonstreert hoever de fascistische opvatting is doorgedrongen dat het recht van de sterkste boven het internationaal recht gaat. Het belonen van de decennialange bezetting en belegering door de Israelische staat -- waardoor nu slechts enkele verspreid gelegen enclaves zijn overgebleven die nooit een levensvatbare staat kunnen vormen -- is in feite het sanctioneren van de langdurige Israelische staatsterreur tegen de Palestijnse bevolking. En niemand van mijn collega’s in de Nederlandse mainstream-media durft de extremisten onder de joodse en christelijke zionisten tot de orde te roepen, uit angst voor antisemiet te worden uitgemaakt. Dit voert mij terug naar Thomas Friedman, de door de westerse elite en mijn oude vriend Geert Mak zo bewonderde opiniemaker van The New York Times, bekend vanwege ‘upbeat’ uitspraken als deze:
Sooner or later, Mr. Bush argued, sanctions would force Mr. Hussein's generals to bring him down, and then Washington would have the best of all worlds: an iron-fisted Iraqi junta without Saddam Hussein.
The historical debate is over. The answer is free-market capitalism.
We needed to go over there, basically, and take out a very big stick right in the heart of that world and burst that bubble… What they [Muslims] needed to see was American boys and girls going house to house from Basra to Baghdad and basically saying ‘Which part of this sentence don't you understand? You don't think we care about our open society? You think this bubble fantasy, we're just going to let it grow? Well, suck on this!’ That, Charlie (de interviewer Charlie Rose. svh), is what this war was about. We could have hit Saudi Arabia! It was part of that bubble. We could have hit Pakistan. We hit Iraq because we could.
I was speaking out in Minnesota — my hometown, in fact — and a guy stood up in the audience, said, ‘Mr. Friedman, is there any free trade agreement you’d oppose?’ I said, ‘No, absolutely not.’ I said, ‘You know what, sir? I wrote a column supporting the CAFTA, the Caribbean Free Trade initiative. I didn’t even know what was in it. I just knew two words: free trade.’
Ook Friedman’s in het Nederlands vertaalde boek Het Gouden Keurslijf. Globalisering: aanpassen of verpauperen (2003) is geschreven vanuit dezelfde ‘optimistische,’ en tegelijk fascistische mentaliteit. Uitgeverij Lemniscaat beveelt het 476 pagina’s lange betoog van Friedman aan als ‘een fascinerende kijk op het nieuwe systeem dat de wereld totaal aan het veranderen is: globalisering.’ Desondanks blijft volgens de titel die ‘meedogenloze globalisering’ een ‘Gouden Keurslijf,’ oftewel een ‘belemmerend omhulsel’ waaraan ‘overal ter wereld mensen zich [moeten] aanpassen,’ omdat dit volgens Friedman en Lemniscaat ‘de eisen van deze tijd’ zouden zijn. ‘Wie zich niet aanpast, blijft verpauperd achter,’ aldus ‘een van de invloedrijkste nieuwscommentatoren.’
Kan de ‘tijd’ iets ‘eisen’? Ja, maar dat geldt alleen voor mensen die een magisch wereldbeeld bezitten, dat wil zeggen: wanneer zij geloven dat er hogere krachten bestaan die het lot van de mensheid bepalen. Een dergelijke opvatting manifesteert zich bij fundamentalistische christenen die geloven dat de ‘boven ons gestelden’ de macht uit handen van God hebben ontvangen. De liberalen van de Verlichting beschouwden dit geloof dan ook irrationeel. Daarentegen kenden eveneens de rationele Grieken uit de oudheid Chronos, de God van de Tijd, maar dit beschouwen de Verlichtingsideologen een mythe, waar geen geloof aan kan worden gehecht. Kortom, in het huidige godloze tijdperk kan de ‘tijd’ niets ‘eisen,’ want de ‘tijd’ is inmiddels een onttoverd fenomeen. Uitgaande van dit feit berust de stelling van Thomas Friedman dat alle wereldbewoners ‘zich [moeten] aanpassen’ aan ‘de eisen van deze tijd’ of anders ‘verpauperd’ zullen ‘achterblijven’ op een even irrationele aanname als het geloof dat op de Dag des Oordeels alle mensen die sinds Adam zijn gestorven, weer uit de dood zullen herrijzen om Gods oordeel over hen te vernemen.
Ironisch genoeg dus getuigt ook Friedman’s visie van een magisch wereldbeeld; het is namelijk niet meer de mens die de ‘eisen van deze tijd’ bepaalt, maar de tijd die verordonneert dat de mens zich moet ‘aanpassen’ of anders zal ‘verpauperen.’ God is nu de ‘Tijd.’ De ‘Tijd’ heerst even meedogenloos over de mens als de God die Adam en Eva uit de Hof van Eden verdreef. In beide gevallen heeft de mens zelf geen keus, alleen de ‘Tijd’ dan wel 'God' bepaalt het lot van de mens. In beide gevallen zijn mensen, in de woorden van Jean Cocteau, slechts ‘toeschouwers zonder het te weten.’ Iets anders gesteld: door de alom tegenwoordige macht van de technologie is de mens nu als het ware gepredestineerd. Aangezien hij geen greep heeft op de technologische cultuur, zijn het de ‘eisen van deze tijd,’ voortvloeiend uit de technocratie, die de mens dwingen zich aan te passen of te verpauperen. De huidige geglobaliseerde dwang wordt door zowel de elite, als de volksvertegenwoordiging en de ‘corporate media’ bewierrookt als ‘democratie.’ De wrange ironie is evenwel dat er geen sprake kan zijn van een democratie wanneer de mens slechts één keuze heeft, namelijk ‘aanpassen.’
Het hedendaagse neoliberalisme is een totalitair systeem, gebaseerd op hetzelfde magische denken als het middeleeuwse christendom. Gelijk een fundamentalistische jood, christen en moslim ervan uitgaat dat de mens wikt, maar god beschikt, zo gelooft de neoliberale ideoloog dat de technocratie alles bepaalt, en zeker niet de democratie. In die werkelijkheid bestaat het politieke niet meer, er heersen alleen nog de technologische ‘eisen van deze tijd,’ aldus ‘een van de invloedrijkste nieuwscommentatoren,’ die, samen met zijn bewonderaars als Geert Mak, het politieke blijft depolitiseren. In deze van zichzelf, de natuur en de medemens vervreemde cultuur is niemand meer verantwoordelijk voor de ander en zelfs niet voor de eigen daden. In die wereld bestaat ook geen gemeenschap, er functioneren alleen nog technologische wetten, waardoor het individu steeds geïsoleerder raakt en angstiger. Het is een systeem waarin het makkelijker is ‘to imagine a total catastrophe which ends all life on earth than it is to imagine a real change in capitalist relations,’ aldus de Chileense econoom Manfred Max-Neef. De centrale commandopost ervan wordt bemand door een kleine, onzichtbare financiële elite, die geld uit de lucht tovert, bijgestaan door een leger van technocraten dat erop toeziet dat het neoliberalisme zoveel mogelijk winst voor de ‘superrich’ oplevert. De in Londen gestationeerde financieel adviseur Tarek el Diwany beschrijft dit proces in het boek Meme Wars. The Creative Destruction Of Neoclassical Economics (2012) aldus:
The ability to practice usury (woekerrente. svh) was in olden times limited by the amount of gold or silver coins available to the moneylender. In the seventeenth century, a critical development in England largely removed this limiting factor. Here, early bankers took deposits of gold coins and in return issued paper receipts promising repayment on demand. In due course, merchants began to use the bankers’ receipts in payment for goods and services. It was easier to hand over a paper receipt to a seller than to travel to the bank in order to withdraw coins first. This behavior allowed the bankers to dramatically enlarge their business as moneylenders because, from now on, when the public came to borrow money, the banker could lend them freshly printed paper receipts. This policy had one great advantage. Unlike gold, paper receipts could be manufactured at little or no cost. ‘The Bank hath benefit of interest on all moneys which it creates out of nothing,’ was how William Paterson, first director of the Bank of England, put it in 1694.
The more paper receipts bankers printed, the more loans they could make and the more interest they could earn. It was therefore ‘in their interest’ to create as much money as possible. But this policy had dire consequences for the rest of society. The more money that was issued into circulation, the more prices began to rise throughout the economy. And because every unit of paper money was issued under a loan contract, the indebtedness of society grew remorselessly over time. If a banker called in the paper loans, a vicious recession could easily result. The political power that this gave to the banks was not lost on resident Andrew Jackson. In his farewell address of 1837, he accused the Bank of the United States of having done exactly this in an attempt to defeat his program on banking reform:
‘The distress and alarm which pervaded and agitated the whole country when the Bank of the United States waged war upon the people in order to compel them to submit to its demands cannot be yet forgotten. The ruthless and unsparing temper with which whole cities and communities were oppressed, individuals impoverished and ruined, and a scene of cheerful prosperity suddenly changed into one of gloom and despondency to be indelibly impressed on the memory of the people of the United States. If such was its power in time of peace, what would it have been in a season of war, with an enemy at your doors? No nation but the free men [sic] of the United States could have come out victorious from such a contest; yet, if you had not conquered, the government would have passed from the hands of the many to the few, and this organized money power, from its secret conclave, would have dictated the choice of your highest officials and compelled you to make peace of war, as best suited their own wishes.’
Andrew Jackson, van 1829 tot 1837 de zevende president van de Verenigde Staten, waarschuwde dan ook dat als de bankiers hadden gewonnen de ‘forms of your government might, for a time, have remained; but its living spirit would have departed from it.’ De ‘democratie’ zou dan alleen nog in naam bestaan. Dit is precies wat er gebeurde nadat in 1913 de Federal Reserve Act door het Congres werd aangenomen, want juist deze wet die juist bedoeld was ‘to break the grip of the money trust turns out to have been written by the money trust.’ De oprichting van een centrale bank — die niet in handen is van de Amerikaanse overheid, maar van particuliere banken — was het resultaat van de wens van de elite ‘for central control of the monetary system,’ met als geclaimd argument ‘to alleviate financial crises.’ Maar zoals de financiële crises van 1929 en 2008 hebben aangetoond is die opzet een verzinsel geweest. Naar aanleiding van president Andrew Jackson’s afscheidsrede dat als de Bank of the United States destijds had gewonnen ‘the government would have passed from the hands of the many to the few’ merkt El Diwany op:
If the banking classes favored men of similar inclinations with their loans of newly created money, a small group of individuals could quickly and quietly amass great influence over the commercial and political life of the nation. Today, his is a reality that extends into media and academia with devastating consequences at the intellectual level. Financial newspapers hesitate to publish material that is hostile to their largest source of advertising revenue, and the huge volumes of research and commentary that pour forth from researchers in the banking sector are similarly slanted by financial pressures. From cradle to grave, the issues of money creation and usury therefore tend to remain in the background, disguised by a terminology that is impenetrable to the lay person. As John Kenneth Galbraith wrote in ‘Money Whence it Came, Where it Went’ (1975. svh): ‘The study of money, above all other fields in economics, is the one in which complexity is used to disguise the truth or to evade the truth, not to reveal it.’
Nations across the world have thereby come to accept that interest-based debt is a normal fact of economic life. For most in the paradoxically labeled ‘rich world,’ there is nothing dangerous or shameful in perpetual indebtedness. Our parents’ advice to save for things that we want in life is mocked as an old-fashioned delusion. Why save. when the desire to consume can be satisfied now? Materialist ideologies reinforce such attitudes substantially. If there is no afterlife, then surely we must try to enjoy this life as much as possible.
Yet the inexorable rise of debt makes the enjoyment of life a distant dream for much of humanity. In the poorer countries, the objective becomes mere survival, if necessary by dint of (door. svh) politically spiked (verzwegen. svh) loan agreements. In 1997, the United Nations Development Programme estimated that up to five million children die in Africa every year because of the pressures that debt service places upon national budgets. Tanzania and Uganda were among many whose debt service payments exceeded the entire national budget for healthcare. The consequences of developing country indebtedness are ecological in nature too. For example, the fastest deforesting countries in the world are among its most indebted, as rainforests are sacrificed in order to earn the foreign exchange that will pay off creditors in the rich countries.
The model of borrowing funds at interest in order to invest and generate profit has now accumulated a long track record of failure in dealing with such problems. A glance at IMF figures on developing country debt tells a story of ever-climbing debt levels over five decades.
As for aid, the entire package of assistance given by the developed countries to the developing world is typically less than a quarter of the debt service payments that flow in the opposite direction. The widely trumpeted Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) program of debt relief promoted by the IMF and the World Bank in 1996 required widespread austerity budgets of the kind rarely implemented m the West, yet after more than a decade in operation only one nation out of forty-two had been removed from the list of HIPC countries.
Een ander voorbeeld van hoe de overheid ‘passed from the hands of the many to the few’ beschrijft de Amerikaan John Perkins in zijn bestseller ‘Confessions of an Economic Hit Man, a partly autobiographical book’ dat ‘provides Perkins’ account of his career with engineering consulting firm Chas. T. Main in Boston.’ Zijn:
job at Main was to convince leaders of underdeveloped countries to accept substantial development loans for large construction and engineering projects that would primarily help the richest families and local elites, rather than the poor, while making sure that these projects were contracted to U.S. companies. Later these loans would give the U.S. political influence and access to natural resources for U.S. companies.
Saddled with debts they could not hope to pay, those countries were forced to acquiesce to political pressure from the United States on a variety of issues. Perkins argues in his book that developing nations were effectively neutralized politically, had their wealth gaps driven wider and economies crippled in the long run. In this capacity, Perkins recounts his meetings with some prominent individuals, including Graham Greene and Omar Torrijos. Perkins describes the role of an economic hit man as follows:
‘Economic hit men (EHMs) are highly paid professionals who cheat countries around the globe out of trillions of dollars. They funnel money from the World Bank, the U.S. Agency for International Development (USAID), and other foreign "aid" organizations into the coffers of huge corporations and the pockets of a few wealthy families who control the planet's natural resources. Their tools included fraudulent financial reports, rigged elections, payoffs, extortion, sex, and murder. They play a game as old as empire, but one that has taken on new and terrifying dimensions during this time of globalization.’
In zijn boek stelt Perkins dat dit geenszins een ‘samenzwering’ betreft, maar de onvermijdelijke gang van zaken is zodra de financiële wereld de staat heeft overgenomen. Al in 1907 verklaarde de latere president Woodrow Wilson kort maar krachtig dat aangezien de ‘handel nationale grenzen negeert en de fabricant benadrukt dat voor hem de hele wereld een markt dient te zijn, moet de vlag van de natie hem volgen, en de deuren van de naties die voor hem gesloten zijn, moeten ingebeukt worden.’ En dit uitgangspunt vormt nog steeds de basis van de Amerikaanse buitenlandse politiek, zoals de bekendste woordvoerder van de neoliberale elite, Thomas Friedman, in The New York Times nog eens duidelijk maakte toen hij tegen het einde van dezelfde ‘Amerikaanse eeuw’ erop wees dat ‘hidden hand of the market will never work without a hidden fist.’ Dit fascisme, waarbij het internationaal recht ondergeschikt is gemaakt aan de economische en geopolitieke eisen van het Amerikaans imperium, en Washington’s drang naar meer ‘Lebensraum’ voedt, keert in verhulde vorm terug in de teksten van een mainstream-opiniemaker, annex zelfbenoemde historicus, als Geert Mak die in zijn boek In America. Travels with John Steinbeck anno 2014 volhield dat Woodrow Wilson:
took the initiative in setting up a whole range of international institutions that, despite all kinds of problems, have brought the beginnings of order to international politics and the world economy.
Dat Mak het werk van de baanbrekende Amerikaanse historicus Howard Zinn niet heeft gelezen is tot daar aan toe, maar dat hij bewust ook de Amerikaanse geschiedenis vertekent, is onverteerbaar. In zijn boek A Young People's History of the United States (2007) schreef Zinn:
Before he was elected president, William McKinley had said, 'We want a foreign market for our surplus goods.' Senator Albert Beveridge of Indiana spelled it out in 1897. He said:
'American factories are making more than the American people can use; American soil is producing more than they can consume. Fate has written our policy for us; the trade of the world must and shall be ours.'
These politicians and others believed that the United States had to open up other countries to American goods — even if those markets were not eager to buy. If factories and farms could sell their surplus production overseas, American companies would keep earning money, and the economy might avoid the crises that had sparked class war in the 1890s.
War was probably not a thought-out plan among most of the elite ruling classes. Instead, it grew naturally from two sources, capitalism and nationalism. Capitalism demanded more markets. Nationalism, the spirit of strong national pride, made people think that the United States had a right, or even a duty, to expand itself and to shape the affairs of other countries.
Stretching the United States' arm overseas was not a new idea. The war against Mexico had already carried the United States to the Pacific Ocean. Before that, in 1823, President James Monroe had produced the Monroe Doctrine. This statement made it clear that the United States claimed an interest in the politics of the entire Western Hemisphere — North, Central, and South America. It warned the nations of Europe not to meddle with countries in the America's.
The United States, however, didn't feel that it had to stay out of other countries' affairs. Between 1798 and 1895, the United States sent troops to other countries, or took an active role in their affairs, 103 times. In the 1850s, for example, the U.S. Navy used warships to force Japan to open its ports to American shipping.
Bovendien beweert mijn oude vriend Geert dat ‘America has functioned for decades’ na 1945 ‘as a keeper of order, as world policeman — not to mention all the aid it has dispensed.’ En dan volgt, in een poging alle partijen te paaien, de typisch Makkiaanse draai, door in één adem hieraan toe te voegen: ‘True, with his eternal messianism, the “quiet American” has also brought suffering or death to hundred of thousands of people abroad, and indeed at home, in recent decades.’
Afgezien van het feit dat alleen al tijdens de Vietnam oorlog door het Amerikaanse geweld, volgens de toenmalige Amerikaanse minister van Defensie Robert McNamara, 3,4 miljoen Zuidoost-Aziaten om het leven kwamen, is natuurlijk de vraag met wat voor soort ‘ordebewaker’ dan wel ‘politieman’ we hier te maken hebben wanneer die ‘orde’ volgens dezelfde Mak ‘honderduizenden mensen’ heeft vermoord? Over welke ‘orde’ heeft Mak het? Deze vragen werden niet gesteld door de redacteur van de uitgeverij die Mak’s boek persklaar moest maken, en ook niet door de recensenten die Geert’s betoog zo lovend hebben aanbevolen. Die ‘orde’ is vanzelfsprekend de ondemocratische neoliberale wanorde, die erin geslaagd is 26 individuen zo rijk te maken dat zij vandaag de dag evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen, dezelfde neoliberale 'orde' die Geert Mak met zijn slogan ‘Geen Jorwerd zonder Brussel’ verdedigt. Het is een meedogenloze ‘orde,’ waarbij de ‘wereld in een jaar tijd ruim 9000 miljard dollar rijker’ is geworden, maar van ‘die toegenomen rijkdom 82 procent naar de rijkste 1 procent van de wereld [is] gegaan,’ aldus berichtte op maandag 22 januari 2017 Oxfam Novib in een rapport over rijkdom en armoede. ‘Volgens de organisatie voor ontwikkelingshulp heeft de armste helft van de wereldbevolking er helemaal niets bij gekregen.’ De NOS voegde hieraan toe:
De toename van de welvaart is volgens Oxfam Novib geen teken van een bloeiende economie, maar juist een symptoom van een falend economisch systeem. ‘De mensen die onze kleren en telefoons maken en ons voedsel verbouwen, worden gebruikt om een stabiele toevoer van goedkope producten te garanderen, en de winsten te vergroten van grote bedrijven en miljardairs.’ In Nederland werden we met elkaar 53 miljard dollar rijker. 45 procent daarvan ging naar de rijkste 1 procent van de Nederlanders, vertelt Farah Karimi van Oxfam Novib: rijken worden steeds rijker.
Dit is tevens de ‘orde,’ waarover John Perkins in zijn boek Confessions of an Economic Hit Man (2004) schreef:
‘I was initially recruited while I was in business school back in the late sixties by the National Security Agency, the nation’s largest and least understood spy organization; but ultimately I worked for private corporations. The first real economic hit man was back in the early 1950s, Kermit Roosevelt, Jr., the grandson of Teddy, who overthrew the government of Iran, a democratically elected government, Mossadegh’s government who was Time‘s magazine person of the year; and he was so successful at doing this without any bloodshed — well, there was a little bloodshed, but no military intervention, just spending millions of dollars and replaced Mossadegh with the Shah of Iran. At that point, we understood that this idea of economic hit man was an extremely good one. We didn’t have to worry about the threat of war with Russia when we did it this way. The problem with that was that Roosevelt was a C.I.A. agent. He was a government employee. Had he been caught, we would have been in a lot of trouble. It would have been very embarrassing. So, at that point, the decision was made to use organizations like the C.I.A. and the N.S.A. to recruit potential economic hit men like me and then send us to work for private consulting companies, engineering firms, construction companies, so that if we were caught, there would be no connection with the government.
En wat betreft Geert Mak’s bewering in zijn 550 pagina’s tellende boek In America dat ‘over recent years America’s military capacity has been reduced to a historically low level,’ ook dit is een leugen zoals de feiten aantonen. Mak eindigde zijn boek ik augustus 2014, toen bekend was dat ‘the United States continues to account for almost half of all military spending by democracies,’ en Washington dat jaar meer dan 200 miljard dollar meer aan het militair-industrieel complex besteedde dan in 2000.
Als wedergeboren christen heeft Mak zijn publiek meegetroond in een virtuele werkelijkheid, het rijk van de waanzin. Nu de macht van de neoliberale ideologie heeft gezorgd dat ‘the government’ daadwerkelijk ‘passed from the hands of the many to the few’ blijkt hoe gelijk de beroemde Canadese econoom John Kenneth Galbraith had toen hij in zijn studie Money: Whence It Came, Where It Went (1975) vaststelde:
The study of money, above all other fields in economics, is one in which complexity is used to disguise truth or to evade truth, not to reveal it. The process by which banks create money is so simple the mind is repelled.
De ‘truth’ is in dit geval inderdaad simpel: enkele gewetenloze individuen, bijgestaan door hun assistenten in de politiek en de massamedia slagen er al geruime tijd in zich te verrijken ten koste van de bevolking en de natuur. De gevolgen zijn nu overal zichtbaar of merkbaar. Daarover volgend keer meer.
De Cultuur van Prins Bernhard. Een klein land heeft een kleine cultuur, en opgepompte ego's.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten