dinsdag 3 december 2019

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 13

Zes jaar vóór het einde van de meest bloedige eeuw in de geschiedenis van de mensheid concludeerde de joods Hongaarse auteur Imre Kertész het volgende tijdens een toespraak, getiteld ‘De ongelukkige twintigste eeuw’:

Het is een feit dat in deze eeuw alles ontmaskerd is: alles heeft minstens éénmaal zijn ware gezicht laten zien, alles is echter geworden. De militair werd tot beroepsmoordenaar, de politiek tot misdaad, het kapitaal tot mensenvernietigingsindustrie compleet met lijkverbrandingsovens, de wet tot spelregels van het vuile spel, de wereldvrijheid tot gevangenis van de volkeren, het antisemitisme tot Auschwitz, het nationale gevoel tot genocide. Overal schijnt de ware intentie doorheen, alle idealen van onze eeuw zijn doordrenkt van geweld en destructiviteit. Misschien is de situatie zoals de grootste kenner van de ziel van de tijd, Franz Kafka, het verwoordde: ‘Het negatieve te doen is nog onze taak; het positieve is ons al gegeven.’

Na de heerschappij van achtereenvolgens fascisten, communisten en tenslotte de neoliberale kapitalisten over zich heen te hebben gekregen, schreef hij op zijn oude dag in De verbannen taal (2005):

Het is in ieder geval een twintigste-eeuws verschijnsel dat politiek en cultuur niet alleen elkaars tegenpolen zijn geworden, maar ook elkaars vijanden. Dit is geen natuurlijke ontwikkeling, en de politiek die losgekomen is van de cultuur en die door haar macht een onbegrensde en gewetenloze alleenheerschappij verwerft, zorgt voor enorme verwoestingen  — zo niet in mensenlevens en materieel goed, dan toch in de psyche van de mensen. Het instrument van de verwoesting heet ideologie. In de twintigste eeuw, dit verschrikkelijke tijdperk van verlies van waarden, werden alle waarden tot ideologie. En het ergste is dat de moderne massa, die nooit deel heeft gehad aan cultuur, deze ideologieën als cultuur in zich heeft opgenomen.

Ik citeer deze Nobelprijswinnaar Literatuur omdat Kertész in zijn denken onafhankelijk bleef en zodoende uitgroeide tot één van de scherpzinnigste Europese auteurs, een man die onder andere Auschwitz en Buchenwald had overleefd. In tegenstelling tot de huidige generatie columnisten wist hij uit ervaring waarover hij schreef. Hij hoefde niet te liegen. Wie het verschrikkelijke heeft ondergaan, ziet zich van nature genoodzaakt de werkelijkheid onder ogen te zien. Juist op dit punt verschilt de generatie van Kertész met die van mijn, naoorlogse, generatie. Wij groeiden in welvaart en vrede op, niet gedwongen de eigen verantwoordelijkheid te accepteren, niet geforceerd om te overleven, waardoor de meesten van mijn generatiegenoten zich niet genoodzaakt zagen om in alle eerlijkheid de waarheid te vertellen. Als generatie van opportunisten dreven zij mee met de stroom.  Laat ik dit keer opiniemaker Ian Buruma als voorbeeld geven. In een interview, dat de Volkskrant op 24 augustus 2018 afdrukte, vertelde mijn oude vriend naar aanleiding van  zijn juist verschenen boek Tokio mon amour

De truc van een memoir is eigenlijk een beetje hetzelfde als de truc van het schrijven van fictie; dat je van al die dingen die in je hoofd zitten, een sluitend verhaal moet maken. Terwijl het leven zelf nooit sluitend is, laat staan je geheugen. Ik heb niks verzonnen, maar ik ben me er heel goed van bewust dat het geheugen volstrekt onbetrouwbaar is, je stelt het de hele tijd bij. Het geheugen is als een film in je hoofd die telkens opnieuw wordt gemonteerd.

Bovendien wist hij als opiniemaker van de commerciële pers te vertellen dat:

‘Mensen elkaar na[praten], zo werkt dat met meningen. Als iemand een mening over iemand heeft, praat hij meestal een mening van een ander na.

En:

in een absolute authenticiteit die onveranderlijk is en essentieel geloof ik niet zo. Het is veel vloeiender. Al die rollen die je speelt; dat doe je gedachtenloos en ze zijn allemaal een deel van jezelf. Die maskers, die ben je óók.' 

Deze opvattingen roepen de vraag op in hoeverre Buruma zich er daadwerkelijk ‘heel goed van bewust’ is ‘dat het geheugen volstrekt onbetrouwbaar’ blijft. Van belang is namelijk te onthouden dat 

[w]hen the gap between ideal and real becomes too wide, the system breaks down. Legend and story have always reflected this, in the Arthurian romances the Round Table is shattered from within,

zoals de Amerikaanse historica Barbara Tuchman schreef in het voorwoord van haar boek Distant Mirror: The Calamitous 14th Century (1978). Een schoolvoorbeeld van die ‘kloof’ tussen fiction en non-fiction demonstreerde Buruma op 23  juni 2017. In een reactie op de fundamentele kritiek van de Indiase auteur Pankaj Mishra op de westerse hypocrisie zodra het de naleving betreft van de Verlichtingsidealen, beweerde Buruma:

I think that Napoleon is an interesting thing to talk about because, yes, a lot of people were killed as a consequence of his military campaigns, but his brand of universalism is actually something we — in this country as well as other countries — still benefit from, the idea of equality for the law and so on, did come from them (Napoleon en de Verlichtingsideologen. svh), the emancipation of minorities came from them, precisely because he had the idea of the universality of rights, and that not just one particular elite or one particular people deserved rights, but that it were universal rights.


Buruma zei dit nadat de Indiase auteur Pankaj Mishra, auteur van het opzienbarende boek Age of Anger: A History of the Present (2017), geloofwaardig had aangetoond dat de zogenaamde Verlichtingsidealen vanaf het allereerste begin golden voor de witte man. Sterker nog, in The Guardian van donderdag 8 december 2016 wees Mishra er nog eens op dat:

The past two decades of hectic globalization have brought us closer than ever before to the liberal Enlightenment ideal of a universal commercial society of self-interested, rational and autonomous individuals — one that was originally advocated in the 18th century by such thinkers as Montesquieu, Voltaire, Adam Smith, and Kant. In the 19th century, it was still possible for Marx to sneer at Jeremy Bentham for assuming ‘the modern shopkeeper, especially the English shopkeeper, as the normal man.’ In our own time, however, the ideology of neoliberalism — a market-centric hybrid of Enlightenment rationalism and 19th-century utilitarianism — has achieved near total domination in the economic and political realm alike.

Het was typerend voor de betweterigheid van de Verlichtingsgelovigen dat Buruma in  ineens Napoleon Bonaparte als grote voorvechter van het rationele Verlichtingshumanisme opvoerde. De werkelijkheid staat hier namelijk lijnrecht tegenover. Nadat in 1801 de voormalige zwarte slaaf Toussaint Louverture, de leider van de Haïtiaanse Revolutie, een grondwet had ingesteld voor de tot dan toe Franse slavenkolonie:

Napoleon Bonaparte dispatched a large expeditionary force of French soldiers and warships to the island, led by Bonaparte's brother-in-law Charles Leclerc, to restore French rule. They were under secret instructions to restore slavery, at least in the formerly Spanish-held part of the island. Bonaparte ordered that Toussaint was to be treated with respect until the French forces were established; once that was done, Toussaint was to summoned to Le Cap and be arrested; if he failed to show, Leclerc was to wage ‘a war to the death’ with no mercy and all of Toussaint's followers to be shot when captured. Once that was completed, slavery would be ultimately restored…

The French arrived at on 2 February 1802 at Le Cap with the Haitian commander Henri Christophe being ordered by Leclerc to turn over the city to the French. When Christophe refused, the French assaulted Le Cap and the Haitians set the city afire rather than surrender it. Leclerc sent Toussaint letters promising him: ‘Have no worries about your personal fortune. It will be safeguarded for you, since it has been only too well earned by your own efforts. Do not worry about the liberty of your fellow citizens.’ When Toussaint still failed to appear at Le Cap, Leclerc issued a proclamation on 17 February 1802: ‘General Toussaint and General Christophe are outlawed; all citizens are ordered to hunt them down, and treat them as rebels against the French Republic.’

Zodra de rebellerende Haïtianen zich hadden overgegeven aan het Franse bezettingsleger, veranderde de situatie na een paar maanden opnieuw, want:

it became apparent that the French intended to re-establish slavery (because they had nearly done so on Guadeloupe), black cultivators revolted in the summer of 1802. Yellow fever had decimated the French as by the middle of July 1802, the French lost about 10,000 dead to yellow fever. By September, Leclerc wrote in his diary that he had only 8,000 fit men left as yellow fever had killed the others.

In totaal kwamen ruim 200.000 Haïtianen om het leven, maar dit aantal was niet meer dan ‘collateral damage’ voor de kleine Corsicaan die zich naderhand tot keizer kroonde,  maar die, volgens Buruma, diep doordrongen zou zijn geweest van de Verlichtingsidealen, zoals democratie, vrijheid en ‘de universaliteit van het recht,’ een leugen van mijn oude vriend, die in 2008 door de Nederlandse gevestigde orde beloond werd met de Erasmusprijs vanwege zijn ‘kosmopolitische’ visie op het wereldgebeuren, een beoordeling die onmiddellijk het feit verraadt dat het racisme onder de Nederlanders zeker niet beperkt blijft tot extremisten. In zijn studie Non Violence. The History Of A Dangerous Idea (2008) zet de Amerikaanse auteur Mark Kurlansky uiteen dat Napoleon's poging van 1781 tot 1803 om van de Haïtianen weer slaven te maken:

was characterized by the most vicious, unrestrained, violent racial hatred. The French declared a ‘war of extermination’ in which ships were employed as gas chambers for mass killing. The revolting slaves, for their part, tried to exterminate the whites. In the end Napoleon lost 50,000 troops — two entire armies. The new nation, product of the only successful slave rebellion, was so poisoned by hatred and fear that two centuries later it has still not recovered. It is also true that the fear engendered by the Haitian revolution caused many in Europe and the United States to rethink slavery. It caused the United States government, fearing the growth of its African population of new African slaves, but this led to increasing the slave population by such outrages as breeding farms. It is also true that the Haitian revolution, along with countless other uprisings, spurred the French and the British to end slavery,

feiten, waaruit moeten worden opgemaakt dat Ian Buruma weliswaar door het establishment mag worden gezien als een betrouwbare bron om tot een afgewogen oordeel te komen, maar dat deze mainstream-opiniemaker zich in de praktijk manifesteert als een botte propagandist. Wat mijn oude vriend ook nog eens verzweeg was dat Napoleon’s:  

methode om zijn leger op campagne een land te laten plunderen om voedsel te bemachtigen, in Rusland [faalde] vanwege de enorme omvang van dat leger, de lange afstanden en de verschroeide-aardetactiek van de Russen. Napoleon ontwikkelde zich naarmate de oorlog duurde meer en meer tot een tiran. Censuur en de geheime politie onderdrukten alle kritiek. Door steeds jongere rekruten op te roepen en voortdurend oorlog te blijven voeren putte hij zijn rijk economisch uit. De napoleontische oorlogen kostten het leven van ongeveer 3.100.000 à 3.500.000 soldaten en burgers, iets wat hem vrij onverschillig liet. Vooral voor landbouwers was het verlies van jonge zonen dramatisch. Mede als gevolg van de oorlogen, waarin minstens 916.000 Fransen sneuvelden, verloor Frankrijk tegen het midden van de 19e eeuw zijn demografisch overwicht tegenover Duitsland. In Rusland stierven als gevolg van de oorlog van 1812 naar schatting 795.000 mensen (ook bejaarden en kinderen), overleden op het slagveld, gewond of omgekomen door ziekten.


Tegenover de Volkskrant merkte Buruma tevens op niet te geloven ‘in een absolute authenticiteit die onveranderlijk is en essentieel,’ en wel vanwege ‘[a]l die rollen die je speelt; dat doe je gedachtenloos en ze zijn allemaal een deel van jezelf. Die maskers, die ben je óók.' En hier naderen we de kern van een opiniërende broodschrijver: hij speelt, net als een acteur, voortdurend één of andere rol. Dat doet hij, volgens eigen zeggen,‘gedachtenloos,’ zodat hij al zijn rollen, die ‘een deel van’ hemzelf zijn geworden, naar behoren kan spelen, inclusief zijn rol van poseur. Omdat hij 'al die rollen' heeft geïnternaliseerd, heeft Buruma geen enkele moeite onwaarheden te verspreiden, zelfs niet over de genocidale heerser Napoleon en diens vermeend ‘universalisme,’ waarvan: 

wij inderdaad — in ons land zowel als in andere landen — nog steeds profiteren; de idee van gelijkheid voor de wet en ga zo maar door... de emancipatie van minderheden kwam van hem, juist omdat hij het denkbeeld van de universaliteit van het recht bezat, en dat niet slechts één afzonderlijke groep rechten toekwam, maar dat het universele rechten waren.

Bovendien bestaat er in Buruma’s ‘liberal’ mens-en wereldbeeld geen enkele ruimte voor het feit dat tijdens de ‘napoleontische oorlogen’ naar schatting ‘3.100.000 à 3.500.000 soldaten en burgers’ werden gedood dan wel vermoord, onder wie ‘bejaarden en kinderen.’ Ook de laatstgenoemden worden door de Buruma’s van de westerse 'corporate press' gezien als ‘collateral damage.’ Deze generatiegenoten van mij gedragen zich als autisten, of juister nog, als racisten, die niet in staat zijn zich te verplaatsen in het noodlot van anderen, maar die wel zichzelf ogenblikkelijk opwerpen als slachtoffers zodra zij van oordeel zijn dat hen volkomen ten onrechte kwaad wordt aangedaan. Zij kennen geen enkele waardering voor de gedachten van westerse dissidenten, als zij die überhaupt al gelezen hebben of gehoord hebben. Toen ik Geert Mak jaren geleden eens verwees naar het werk van de zwarte, in Martinique geboren, Franse dichter Aimé Césaire bleek hij nooit van deze kritische, toonaangevende dissident te hebben gehoord. In Césaire's wereldberoemde essay Discours sur le colonialisme, geschreven in 1955 en in 1972 in het Engels uitgegeven, waarschuwde hij voor de schaduwzijde van de westerse cultuur met de woorden:

The Indians massacred, the Moslem world drained of itself, the Chinese world defiled and perverted for a good century; the Negro world disqualified; mighty voices stilled forever; homes scattered to the wind; all this wreckage, all this waste, humanity reduced to a monologue, and you think all that does not have its price? The truth is that this policy cannot but bring about the ruin of Europe itself, and that Europe, if it is not careful, will perish from the void it has created around itself. 

Césaire’s profetisch inzicht is inmiddels bewaarheid. De leegte rondom ons wordt gevuld met de leugens van de corrupte ‘corporate media,’ die — in een vergeefse poging de schuld voor het verval door te schuiven naar de ‘populisten’ en de ‘sociale media’ — zichzelf almaar verraden. Het enige dat zij te bieden hebben is politieke leuzen als ‘Geen Jorwerd zonder Brussel.’ De dienaren van de macht, verward als ze zijn, steunen het Amerikaans imperium, hetgeen me doet denken aan de beschrijving van de negentiende eeuwse Franse historicus Edgar Quinet:

People ask why barbarism emerged all at once in ancient civilization. I believe I know the answer. It is surprising that so simple a cause is not obvious to everyone. The system of ancient civilization was composed of a certain number of nationalities, of countries which, although they seemed to be enemies, or were even ignorant of each other, protected, supported, and guarded one another. When the expanding Roman Empire undertook to conquer and destroy these groups of nations, the dazzled sophists thought they saw at the end of this road humanity triumphant in Rome. They talked about the unity of the human spirit; it was only a dream. It happened that these nationalities were so many bulwarks protecting Rome itself… Thus when Rome, in its alleged triumphal march toward a single civilization, had destroyed, one after the other, Carthage, Egypt, Greece, Judea, Persia, Dacia, and Cisalpine and Transalpine Gaul, it came to pass that it had itself swallowed up the dikes that protected it against the human ocean under which it was to perish. 

The magnanimous Caesar, by crushing the two Gauls, only paved the way for the Teutons. So many societies, so many languages extinguished, so many cities, rights, homes annihilated, created a void around Rome, and in those places which were not invaded by the barbarians, barbarism was born spontaneously. The vanquished Gauls changed into Bagaudes (verpauperde, opstandige boeren tijdens Romeinse Rijk. svh). Thus the violent downfall, the progressive extirpation (uitroeiing. svh) of individual cities, caused the crumbling of ancient civilization. That social edifice was supported by the various nationalities as by so many different columns of marble or porphyry. When, to the applause of the wise men of the time, each of these living columns had been demolished, the edifice came crashing down; and the wise men of our day are still trying to understand how such mighty ruins could have been made in a moment's time.

Wat de voorstanders van de neoliberale ‘globalisering’ niet beseffen is dat deze ideologie juist de diversiteit vernietigt waarop de evolutie van mens en natuur is gebaseerd. De geforceerde monocultuur is daardoor, net als in de landbouw, weerloos tegen nieuwe ziekten en plagen. Hoewel het individualisme in het Westen alom wordt gepropageerd, blijft de technocratische staat het conformisme afdwingen, waardoor opiniemaker Ian Buruma onweersproken namens de elite kan beweren dat ‘[w]esterse samenlevingen nu democratischer [zijn] dan ooit.’ Tegelijkertijd waarschuwt hij met klem dat:

[o]ok democratie grenzen nodig [heeft], net als elk ander politiek systeem, ook al geeft de meerderheid de doorslag. Daarom hebben de Britten vanouds de bevoegdheid van gekozen politici gemengd met de privileges van een aristocratisch hogerhuis. En daarom hechten Amerikanen aan de scheiding van machten. Omdat de Franse staat de zogenaamde volkswil vertegenwoordigd, is zijn autoriteit minder begrensd. Vandaar misschien dat volksoproer in Frankrijk zo’n belangrijke rol speelt. De grenzen van de staatsmacht liggen op straat.


Het is Buruma’s ‘democratie,’ waaruit het fascisme, nazisme en het neoliberaal kapitalisme zijn voortgekomen, waardoor vandaag de dag 26 individuen op aarde evenveel bezitten als de helft van de mensheid tezamen. Deze kennelijk voorbeeldige ‘democratie’ is volgens oud president Jimmy Carter in werkelijkheid een ‘oligarchy with unlimited political bribery,’ bestaande uit een kleine, corrupte  en bevoorrechte elite, die volgens Henry Kissinger onder Obama als politiek doel had het ‘uiteen laten vallen van Rusland,’ terwijl volgens deze Amerikaanse voormalige minister van Buitenlandse Zaken 'de lange-termijn doelstelling zou moeten zijn het land te integreren.’ Maar als een ware prediker van de ‘urban elites’ blijven voor Buruma feiten ondergeschikt aan meningen. En daarom kan hij moeiteloos tegenover de intelligente Pankaj Mishra zonder enige schaamte onwaarheden vertellen over Napoleon. Even leugenachtig en gevaarlijk is Buruma’s bewering dat 'Westerse samenlevingen nu democratischer dan ooit’ zijn, terwijl in werkelijkheid een kleine voornamelijk witte elite de neoliberale wereld naar de afgrond voert. Nogmaals Aimé Césaire, die bijna driekwart eeuw geleden schreef:  

And now I ask: what else has bourgeois Europe done? It has undermined civilizations, destroyed countries, ruined nationalities, extirpated ‘the root of diversity.’ No more dikes, no more bulwarks. The hour of the barbarian is at hand. The modern barbarian. The American hour. Violence, excess, waste, mercantilism, bluff, gregariousness, stupidity, vulgarity, disorder…  American domination — the only domination from which one never recovers. I mean from which one never recovers unscarred. 

And since you are talking about factories and industries, do you not see the tremendous factory hysterically spitting out its cinders (sintels. svh) in the heart of our forests or deep in the bush, the factory for the production of lackeys; do you see the prodigious mechanization, the mechanization of man; the gigantic rape of everything intimate, undamaged, undefiled that, despoiled (beroofd. svh) as we are, our human spirit has still managed to preserve; the machine, yes, have you never seen it, the machine for crushing, for grinding, for degrading peoples? So that danger is immense. 

Dat het Westen hele ‘beschavingen heeft ondermijnd, landen heeft verwoest, volkeren heeft geruïneerd, en “de basis van diversiteit” heeft uitgeroeid,’ zijn feiten waarvoor Buruma in zijn ideologische voorstelling van zaken geen aandacht heeft, om de simpele reden dat deze feiten de propaganda voor de neoliberale elites onmogelijk maakt. En voor hen blijft van doorslaggevend belang dat een broodschrijver nooit moet vergeten in dienst te staan van de eigenaren van de ‘corporate media,’ en dat zijn belangrijkste taak als journalist het genereren is van zoveel mogelijk winst. Toen hij dit truïsme, in een onbewaakt moment, één keer vergat, werd mijn oude vriend gedwongen om al na een jaar ontslag te nemen als hoofdredacteur van The New York Review of Books. De botheid waar hij in Nederland consequentieloos mee wegkomt, leidde in het door Ian zo bewonderde ‘democratische’ Amerikaanse Rijk tot zijn ontslag. 

Opvallend in dit verband was dat de politica Ayaan Hirshi Ali zich veel gewiekster opstelde. In 2006 liet zij de Volkskrant weten: ‘In de Verenigde Staten moet ik drie keer nadenken voor ik wat roep.’ En dat is héél verstandig voor een zwarte vrouw die, volgens eigen zeggen, ‘in 1986’ nog ‘een fundamentalist [was], in Kenia. Ik was lid van de Islamitische Broederschap.’ Opgegroeid in een barbaars milieu, vond zij, ‘in 1989 de fatwa tegen Salman Rushdie nog vanzelfsprekend. Ik was ook een radicaal.’ Als een kameolon wist zij onmiddellijk de kleur aan te nemen van haar omgeving. Maar omdat Ian Buruma in een beschermde omgeving was opgegroeid, in het oerburgerlijke en tegelijk tamelijk onbehouwen Den Haag, dacht hij zich in de VS dezelfde vrijheden te kunnen permitteren als in Nederland, waar,  volgens Nederland’s grootste historicus Johan Huizinga, ‘[h]ypocrisie en farizeïsme individu en gemeenschap [belagen]!’  

Daarentegen worden in het land van de onbeperkte mogelijkheden consequenties verbonden aan hetgeen men beweert,  woorden worden serieus genomen, waardoor een dialoog mogelijk is. In een grote natie wordt men afgerekend op wat men te berde brengt, maar hier in het mentale Madurodam, waar iedereen die meetelt elkaar kent, heerst het poldermodel waarbij, in de woorden van van Huizinga: 

het niet [valt] te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.

Hirsi Ali had gelijk. Hier in de lage landen bij de zee hoeft men niet ‘drie keer’ na te denken voordat men ‘wat roept.’ Hier heerst de consensus van de dominante elite die de status quo bewaakt. Hier kan Nederlands populairste kroniekschrijver Geert Mak publiekelijk betwijfelen dat hij en zijn mede-‘chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het “uitbannen van onwaarheid,” serieus genoeg nemen,’ terwijl toch ‘[o]p dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft,’ zonder dat deze bekentenis ook maar enige ophef veroorzaakt. Zowel zijn collega’s in de journalistiek en het academische wereldje als zijn opdrachtgevers en het establishment keken er niet van op; zij namen zijn woorden voor kennisgeving aan, en gingen over op de orde van de dag, alsof er niets was gezegd. In elke pragmatische Nederlander schuilt namelijk, al naar gelang de omstandigheden dit noodzaken, afwisselend een dominee en een koopman, juist wanneer vandaag de dag ‘een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft,’ daarbij volledig voorbijgaand aan het feit dat het, volgens de Makkianen, ‘superieure Amerika’ één van de meest agressieve staten in de geschiedenis is, die net als Edward Gibbon's beschrijving van de Pax Romana 'weinig meer was dan een opsomming van de misdaden, dwaasheden en tragedies van de mensheid,' en die een ‘bloedspoor,' in de wereld heeft achtergelaten, zoals Dwight Eisenhower aan het eind van zijn acht-jarig presidentschap de CIA verweet. 

Wat mankeren al mijn Nederlandse generatiegenoten van de Makkiaanse-pers? Hoewel een alles omvattend antwoord hierop onmogelijk is, denk ik wel -- op grond van mijn decennialange ervaringen met hen -- een antwoord hierop te hebben. Maar dat antwoord dwingt mij om eerst een stap terug te doen. En dit doe ik aan de hand van hetgeen Geert Mak in zijn bestseller De eeuw van mijn vader (1999) schreef.  In zijn in Nederland best verkochte boek wees hij erop dat in 1924 de ‘eerste gereformeerde oorlog’ uitbrak, onderdeel van een hele reeks van religieuze ‘oorlogen die tot op het bot werden uitgevochten en die een verwoestend spoor trokken door alle mogelijke menselijke relaties.’  Dit is onvermijdelijk; net als de liefde dwingt oorlog het individu om een keuze te maken, om zijn ware karakter te tonen; niet langer is hij in staat consequentieloos te leven. In dergelijke omstandigheden is de wereld zwart-wit, de mens wordt met zichzelf en zijn diepste overtuigingen geconfronteerd. Elke keuze kan later niet meer met terugwerkende kracht worden herzien, en laat daarom voor altijd haar sporen achter. Het is belangrijk deze context te onthouden wanneer Mak over ‘de eerste gereformeerde oorlog’ schrijft. Ddat conflict ging over de vraag: ‘Heeft de slang gesproken of niet.’ Met andere woorden: moet de gelovige God’s woord, zoals opgeschreven in de bijbel, letterlijk dan wel figuurlijk nemen, een zaak die aanhangig was gemaakt door de destijds bekende Amsterdamse predikant J.G. Geelkerken. Mak’s vader, dominee Catrinus Mak, had in reactie daarop het volgende geschreven in een ‘pastorale rubriek’:

Als nu eens het paradijsverhaal in zulk een vorm gegeven is, dat het niet nodig is alles letterlijk te verstaan, ben je dan alles kwijt?

Catrinus’ vrouw antwoordde desgevraagd hierop: ‘Nee, absoluut niet,’ waarop haar echtgenoot de vraag stelt: ‘Waarom niet?’ Zij: ‘Ja, dat voel ik zoo, intuïtief.’ Geert Mak licht dit als volgt toe:

De bijbel was geplaatst in het strakke denkraam van de catechismus en de belijdenisgeschriften, waardoor de intellectuele manoeuvreerruimte minimaal was. Daarom ging het eigenlijk in deze kwestie. 

Zoon Geert voegt driekwart eeuw na deze gereformeerde godsdienst-‘oorlog’ hieraan toe: ‘Geelkerken was in zijn opvattingen geen revolutionair. 

Hier begint de bekende vertekening die Geert Mak geeft, want in een gesloten mens- en wereldbeeld als het fundamentalistische christendom, is zelfs een minieme afwijking de daad van een ‘revolutionair.’ Een hecht beeld van de werkelijkheid staat en valt bij het gegeven dat het hermetisch gesloten blijft, er is geen ruimte voor twijfel. Geloof en twijfel staan diametraal tegenover elkaar. Met de twijfel neemt het geloof onvermijdelijk af. Ter verduidelijking: in The Greeks And The Irrational (1951) citeert de gerenommeerde Britse classicus E.R. Dodds de elfde eeuwse Perzische wijsgeer Al Ghazali:

There is no hope in returning to a traditional faith after it has once been abandoned, since the essential condition in the holder of a traditional faith is that he should not know he is a traditionalist.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat het voormalige protestants-christelijke dagblad Trouw in 2006 berichtte: 

Onder theologen is het geen nieuws dat God niet bestaat. Zij zijn het er wel ongeveer over eens dat ’bestaan’ op God niet van toepassing is. God bestaat niet zoals een stoel bestaat. Het wordt er meestal niet bij gezegd, maar dat is feitelijk een atheïstisch standpunt. 

Een atheïst ontkent het bestaan van een ’theïstische God’: een almachtig, alwetend, alomtegenwoordig persoonachtig Wezen. Voor hem is daarmee de kous af. Voor een gelovige begint het dan pas: God bestaat niet. En dan? Is er dan nog iets te geloven? Kun je geloven in een God die niet bestaat?

Begint men uiteindelijk te twijfelen aan God’s woord dan bestaat op den duur God’s woord niet meer, zoals nu ook blijkt. De ontwikkelde elite onder de bijbelvaste gereformeerden zal dit tijdens het interbellum onmiddellijk beseft hebben. Het geloof is namelijk voor haar achterban, de ‘kleine luyden,’ niets meer en niets minder dan een… geloof. En dus beslisten in ‘maart 1926 de dominees, vergaderend in Assen, dat de slang een zintuiglijke waarneming was geweest. Geelkerken werd geschorst,’ en toen hij ‘de zondag daarop [toch] preekte,’ werd hij ‘vier dagen later’ door de kerk afgezet wegens ‘afdwaling’ en ‘openbare scheurmaking,’ aldus Geert Mak, die opmerkt: 

[n]u begon de burgeroorlog pas goed. Als ik de bladzijden omsla van Woord en Geest vlamt het me tegemoet. Alles is vervat in keurige taal, men spreekt over belijdenis en ‘Schriftbeschouwing,’ maar daaronder voel je het werkelijke leven koken, een onderwereld van machtsbelustheid, haat, verraad, kippendrift, gelijkhebberij en razende woede. Nee, het was geen mooi gezicht, vechtende gereformeerden… 

Woord en Geest was, het moge duidelijk zijn, hét blad van de Geelkerken-aanhangers. Mijn vaders rubriek was dan ook een impliciete keuze voor het Geelkerken-kamp, temeer omdat hij met zijn stukjes begon vlak nadat Geelkerken uit de Gereformeerde Kerk werd gezet. 

Desondanks stapte Catrinus Mak ineens, zonder zijn medestanders eerst te verwittigen, naar het andere kamp over, naar degenen die God’s woord letterlijk namen. Geert Mak schreef over ‘een breuk’ tussen zijn vader en ‘zijn twee vrienden,’ die het gevolg zou zijn van ‘nieuwe argumenten voor de oude bijbelbeschouwing’ die ‘een oude vriend’ van hem had gegeven. ‘Ook heeft grootmoeder Mak vermoedelijk een rol gespeeld: ze heeft hem in elk geval stevig onder handen genomen, en mijn vader was in zijn hart een brave jongen.’ Hier is weer sprake van het typisch Makkiaans verbloemen van de tragische werkelijkheid, het rechtvaardigen van zijn vader’s opportunisme. Volgens het woordenboek betekent ‘braaf’ in dit verband: ‘wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg.’ Op het moment dat Mak senior zijn moeder ‘braaf’ gehoorzaamde was hij een 27-jarige getrouwde dominee, dus geen kind meer maar een volwassen en geschoolde man, die zelfstandig een onderscheid kon maken tussen goed en kwaad, tussen de eigen waarheid en de eigen onwaarheid. ‘Brave’ is dan geen legitiem excuus meer voor het verraad tegenover zowel zijn beste vrienden als zijn eigen interpretatie van de ‘waarheid’ van God's woord. En het is vooral geen alibi, omdat Mak junior in De Eeuw van mijn vader bovendien meldt:

Mijn vader kon aan het eind van zijn leven nooit aan deze periode terugdenken zonder sterke gevoelens van schuld en schaamte. Speelde niet ook lafheid een rol, zou hij zich in zijn herinneringen afvragen, ‘de opluchting buiten de narigheid te blijven van schorsing en andere tuchtmaatregelen,’ de burgermans mentaliteit: ‘Zorg dat je met je baan en gezinnetje voor de toekomst aan de veilige kant blijft’?

Hier beschrijft mijn oude vriend Geert hoe zijn vader als ‘brave jongen’ koos voor het veilige opportunisme van de kleinburger, waarover Catrinus ‘aan het eind van zijn leven’ met zulke ‘sterke gevoelens van schuld en schaamte’ moest ‘terugdenken.’ Waarom? Omdat ij als zielenherder wist dat hij niet alleen zijn ‘vrienden’ had verraden, maar, belangrijker nog, zichzelf, zijn God, zijn eigen besef van wat waar en onwaar was. 

In verband met de lengte stop ik hier. Volgende keer meer over het opportunisme van eveneens mijn generatiegenoten.  


Portret van de zelfgenoegzaamheid van een Hollandse kleinburger. Geert Mak met het hoofd van 'meneer Poetin.' 



Geen opmerkingen: