zondag 17 november 2019

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 7

In zijn vijf jaar geleden verschenen boek In America. Travels with JOHN STEINBECK (2014) probeerde de journalist Geert Mak de Russische Federatie als volgt te demoniseren:

Russia is on the move again. After the collapse of the Soviet Empire it wants to start history once more, and how! Old myths about Russian greatness and the Russian soul are being dusted off. Borders are being redrawn, spheres of influence determined by force — it's as if we're back in the nineteenth century, complete with rigid and short-sighted tsarism. Russians have a sense that the Western world, including Western values and Western ways of thinking, are no longer paramount.

In this new situation, Europe is vulnerable, at least in the short term. The continent is divided and susceptible to blackmail because a number of European countries have become highly dependent on Russian gas. Defence has been neglected since the end of the Cold War; NATO has expanded its territory without strengthening its own armed forces; most European countries have implemented severe cutbacks and a common European defense policy remains a distant prospect. After decades of peace, America’s traditional allies represent a serious security problem… over recent years America’s military capacity has been reduced to a historically low level, 

aldus de waarschuwing van mijn oude vriend Geert. De vraag is nu: kloppen zijn beweringen, en rechtvaardigen deze zijn paniekerig toon? Vanwaar zijn onvoorwaardelijk lijkende steun aan de NAVO, terwijl hij toch fractiemedewerker is geweest van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) in de Tweede Kamer? De feiten:

Op 5 maart 2018 berichtte EuroNews onder de kop ‘NATO military spending continues to dwarf that of Russia’:

Military spending in NATO countries continues to dwarf equivalent spending in Russia and the gap widened in 2017, according to the latest report by the Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI).

Data provided by the organization which studies conflict, weapons and arms control found that Russia slipped from third to fourth place in the table of states with the highest military expenditure. Moscow spent $66.3 billion in 2017, nearly three billion dollars less than the previous year.

Relative to the country’s economy, this represented a fall of a full percentage point: Russia spent 4.3% of its Gross Domestic Product (GDP) last year, compared to 5.3% in 2016.

In contrast, the United States spent nearly ten times as much: its reported figure of $610 billion is in line with US expenditure over the past few years.

Total military spending by all 29 NATO countries was $900 billion in 2017, accounting for 52% of world spending according to SIPRI.

Een eenvoudige deelsom toont aan dat de NAVO-landen rond de 14 keer meer aan het militair-industrieel complex spendeert dan Rusland. Hiervan uitgaande bedreigt het Westen de Russische Federatie, en niet, zoals Mak suggereert, het omgekeerde.  EuroNews:

NATO reported three consecutive years of increased defence spending among countries in the North Atlantic alliance ‘for the first time in many years,’ after a significant period where expenditure had fallen.

SIPRI found that military expenditure in Central Europe rose by 12% in 2017, ‘driven by the perceived threat from Russia felt in many countries.’ This meant military spending had risen for four consecutive years, after six years in a row which had seen decreases… the International Institute for Strategic Studies (IISS) [said] in its Military Balance report for 2018. ‘Our figures indicate that in 2017, Europe was the fastest-growing region when it came to real-terms defence spending,’ it added, reporting annual growth of 3.6% last year.

Het gerenommeerde International Institute for Strategic Studies — dat ‘has helped to shape the strategic agenda for governments, businesses, the media and experts across the world’ — berichtte het volgende:

The nominal increase in US defense spending (US$44.5billion in 2018 dollars) was the largest increase in the world in 2018 — far above China, which was the second largest at US$16.7billion. It almost amounted to Germany’s total defence outlays in 2018. However, European nations also contributed to the global trend. After years of reduced spending after the end of the Cold War and in the wake of the financial crisis, NATO’s European member states increased their defense budgets by 4.2% in real-terms in 2018. Their total spending would — if the aggregate figure of US$264billion were considered on its own — amount to the second largest defense budget in the world. It would be equivalent to 1.5 times China’s official budget (US$168billion), and almost four times Russia’s estimated total military expenditure (US$63billion)…

A sign of European states’ commitments to taking their part in burden-sharing is the future €13billion (US$15.4billion) for defense they are looking to include in the next European Union budget. This will fund defense-research and joint defense-industrial projects. Amid continued calls from across the Atlantic for more spending ‘tout court,’ Europe’s smart response should begin with more efficient spending.


Het Amerikaanse televisienetwerk CNBC meldde op maandag 29 april 2019 onder de kop ‘Russia drops out of top 5 global military spenders while US and China up the ante’ dat: 

The five biggest spenders in 2018 were the U.S., China, Saudi Arabia, India and France, which together accounted for 60% of global military spending… Although Russia’s spending fell again in 2018, it is still 27% higher than in 2009, SIPRI noted… Although part of a decline in defense spending could be due to the aims of its modernization program being met, Russia is nonetheless constrained to reduce spending amid lower oil prices and tighter economic conditions. 

Bovendien berichtte het dagblad Trouw op maandag 8 januari 2018: 

De NAVO heeft de gespannen relatie met Rusland voor een belangrijk deel zelf veroorzaakt. Die opvallende schuldbekentenis deed Jaap de Hoop Scheffer, van 2004 tot en met 2009 secretaris-generaal van het bondgenootschap, zondagavond in een interview met Nieuwsuur.

Hij zei dat het een fout was om Oekraïne en Georgië op termijn Navo-lidmaatschap te beloven. Dat gebeurde tijdens een topontmoeting van regeringsleiders in april 2008. De Amerikaanse president George Bush was daar een groot voorstander van, net als veel nieuwe lidstaten in Oost-Europa. Onder meer Duitsland was sceptisch, juist omdat het Moskou tegen de haren in kon strijken.

De Hoop Scheffer zegt dat hij en anderen de reactie van Rusland destijds hebben onderschat. ‘Het is niet zo verwonderlijk dat Poetin daar een rode lijn trok.’ Kort na de top zei Poetin ook tegen de Hoop Scheffer dat ‘dit niet gaat gebeuren.’ […]

De Hoop Scheffer gaat nu verder in zijn kritiek op de uitbreidingsplannen van 2008 dan drie jaar geleden. Toen zei hij in een interview met de Volkskrant dat de Navo ‘intelligenter had kunnen opereren’ door meer rekening te houden met de Russische gevoelens. Dit keer concludeert hij dat Oekraïne en Georgië helemaal geen perspectief op lidmaatschap geboden had moeten worden.

Het is volgens hem namelijk ook niet zo dat een andere Russische leider dan Poetin dit wel zou accepteren. ‘Als je ziet dat de Russisch-orthodoxe kerk in Kiev is ontstaan, moet je erkennen dat Navo uitbreiding met Oekraïne voor Rusland, misschien niet alleen voor een man als Poetin, te moeilijk ligt.’

Met zijn kritiek mengt De Hoop Scheffer zich ook in het gevoelige debat over hoeveel rekening de Navo moet houden met Rusland. Moskou heeft altijd beweerd dat Westerse ministers begin jaren negentig beloofden dat het bondgenootschap niet naar het oosten zou uitbreiden. De Navo ontkende dat de afgelopen jaren juist fel. Vorige maand bleek uit geheime gespreksverslagen in handen van de Amerikaanse George Washington Universiteit dat er wel degelijk mondelinge toezeggingen zijn gedaan door Europese ministers van buitenlandse zaken aan de regering van Michael Gorbatsjov.

De bezwaren van De Hoop Scheffer tegen verdere uitbreiding zijn niet zozeer gebaseerd op het nakomen van beloftes, maar op de gedachte dat een machtig land als Rusland zich op een gegeven moment in de hoek gedreven voelt, en naar eigen inzicht voor zijn veiligheidsbelangen opkomt.


Kortom, de meest logische conclusie uit deze feiten is dat Geert Mak opereert als een neoconservatieve propagandist, aangezien niet Rusland ‘on the move’ is, maar het NAVO-bondgenootschp, ‘and how!’ Zeker als men ook nog weet dat Kissinger al in 2015, tijdens het Obama-presidentschap ervoor waarschuwde dat het ‘uiteen laten vallen van Rusland’ het doel was van het Amerikaanse buitenlands beleid, terwijl 'de lange-termijn doelstelling zou moeten zijn het land te integreren.’ Maar dit feit verzwijgt opiniemaker Makom zodoende onder andere te kunnen beweren dat: 

in large parts of the world the United States is still the ‘world’s indispensable nation’ as Madeleine Albright once put it, the ‘anchor,’ the ‘default power.’ 

Voor de oningewijde in Orwelliaans taalgebruik: de door Mak geciteerde Albright, die ten tijde van de Democratische president Bill Clinton eerst de Amerikaanse afgezant bij de Verenigde Naties was en naderhand minister van Buitenlandse Zaken van de ‘onmisbare natie in de wereld,’ verklaarde op 12 mei 1996 dat de dood van een half miljoen Iraakse kinderen onder de vijf jaar als gevolg van het jarenlange sanctiebeleid ‘de prijs waard’ was geweest om de Amerikaanse politieke belangen in het Midden-Oosten te verwezenlijken. Maar omdat het hier Arabische kinderen betreft, ziet Mak deze moordpartij als ‘collateral damage,’ en daarom niet de moeite waard te vermelden. In zijn racistische optiek zou het pas vermeldenswaardig zijn wanneer het een half miljoen dode christelijke of joods-Israelische kinderen had betroffen.

Typerend is tevens het volgende: dinsdag 11 december 2012 berichtte The New York Times vanuit Pristina, Kosovo: 

Prime Minister Hashim Thaci is in a bind. His country’s largest and most lucrative enterprise, the state telecommunications company, is up for sale. The jostling among buyers is intense. Narrowing the bidders has hardly helped.

One bid is from a fund founded by former Secretary of State Madeleine K. Albright. Lobbying for another was James W. Pardew, the Clinton-era special envoy to the Balkans. Both former diplomats are among the Americans who hold the status of heroes here for their roles in the 1999 intervention that separated Kosovo from Serbia and created one of the world’s newest states…

So many former American officials have returned to Kosovo for business — in coal and telecommunications, or for lobbying and other lucrative government contracts — that it is hard to keep them from colliding.

They also include Wesley K. Clark, a retired Army general and the former supreme allied commander of NATO forces in Europe who ran the bombing campaign against the Serbian strongman Slobodan Milosevic; and Mark Tavlarides, who was legislative director at the Clinton White House’s National Security Council...
Kosovo is not the only nation where former officials have returned to conduct business — Iraq is another example — but it presents an extreme case, and perhaps a special ethical quandary, given the outsize American influence here. Pristina, the capital, may be the only city in the world where Bob Dole Street intersects Bill Clinton Boulevard.

Foreign policy experts say the practice of former officials’ returning for business is more common than acknowledged publicly. Privately, former officials concede the possibility of conflicts of interest and even the potential to influence American foreign policy as diplomats who traditionally made careers in public service now rotate more frequently to lucrative jobs in the private sector.


American flags streamed recently above the main street of Pristina, Kosovo’s capital. One of the world’s newest countries, Kosovo separated from Serbia, with the support of the United States. Credit Akos Stiller

Maar in plaats van deze politieke corruptie structureel te onderzoeken, laat de toonaangevende New York Times vervolgens het onderwerp meteen weer vallen, omdat er een taboe op rust. Vanzelfsprekend speelt de Amerikaanse corruptie ook bij Geert Mak geen rol aangezien hij in zijn werk volhoudt dat de VS na 1945 'decennialang als ordebewaker en politieagent' op aarde ‘fungeerde.’ Waarom verzwijgt Mak dat ‘voormalige overheidsfunctionarissen de mogelijkheid van belangenverstrengeling’ toegeven? Waarom rept hij met geen wooord over ‘de mogelijkheid om de Amerikaanse buitenlandse politiek te beïnvloeden’? Koste wat kost heeft hij tot voor kort de mythe van de neoliberale ‘democratie’ verdedigt. Twee jaar geleden nog, in februari 2017, verkondigde hij met grote stelligheid dat ‘er nog altijd reden tot optimisme’ is, want ‘[n]og altijd trekt Europa, wil men erbij horen, wendt niemand zich ervan af.’ Terwijl zelfs The New York Times, de spreekbuis van het Amerikaans establishment, niet langer meer de ‘belangenverstrengeling’ van de Amerikaanse politieke en militaire elite kon ontkennen, stelt Geert Mak nog steeds dat ‘Amerikaanse diplomaten tot de beste ter wereld [horen].’ Even enthousiast is hij met betrekking tot het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. In zijn Reizen met John. Op zoek naar Amerika (2012) schrijft hij dat het ‘State Department’ beschikt ‘over briljante strategen en politieke analisten.’ Onder andere Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië, en Syrië zijn dus voor hem voorbeelden van het werk van eersteklas ‘Amerikaanse diplomaten’ en ‘briljante’ Amerikaanse ‘strategen en politieke analisten.’ Met dergelijke opinies verraadt Mak zijn onverschilligheid, aangezien deze ‘briljante’ academisch geschoolde funtionarissen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor het feit dat de:

U.S. has a long history of attempting to influence presidential elections in other countries — it’s done so as many as 81 times between 1946 and 2000, according to a database amassed by political scientist Dov Levin of Carnegie Mellon University.

That number doesn’t include military coups and regime change efforts following the election of candidates the U.S. didn’t like, notably those in Iran, Guatemala and Chile. Nor does it include general assistance with the electoral process, such as election monitoring.

Levin defines intervention as ‘a costly act which is designed to determine the election results [in favor of] one of the two sides.’

These acts, carried out in secret two-thirds of the time, include funding the election campaigns of specific parties, disseminating misinformation or propaganda, training locals of only one side in various campaigning or get-out-the-vote techniques, helping one side design their campaign materials, making public pronouncements or threats in favor of or against a candidate, and providing or withdrawing foreign aid.

Enkele voorbeelden:

In Haiti after the 1986 overthrow of dictator and U.S. ally Jean-Claude ‘Baby Doc’ Duvalier, the CIA sought to support particular candidates and undermine Jean-Bertrande Aristide, a Roman Catholic priest and proponent of liberation theology.

The New York Times reported in the 1990s that the CIA had on its payroll members of the military junta that would ultimately unseat Aristide after he was democratically elected in a landslide over Marc Bazin, a former World Bank official and finance minister favored by the U.S.

The U.S. also attempted to sway Russian elections. In 1996, with the presidency of Boris Yeltsin and the Russian economy failing, President Clinton endorsed a $10.2-billion loan from the International Monetary Fund linked to privatization, trade liberalization and other measures that would move Russia toward a capitalist economy.

Yeltsin used the loan to bolster his popular support, telling voters that only he had the reformist credentials to secure such loans, according to media reports at the time.

Het hier heersende cynisme gaat zelfs zover dat Geert Mak in NRC Handelsblad van 18 april 2015 onder de kop ‘Wij, de elites van nu, missen noblesse oblige,’ ongestoord kan bekennen dat: 

De huidige elite is gedemocratiseerd, maar wat nu telt zijn vooral éigen keuzes en prestaties, de eigen show… Vandaag de dag wordt het begrip elite niet meer geassocieerd met topkwaliteit, maar met ivoren torens, intellectuele blindheid, vriendjespolitiek, bonussen, gegraai, interim-managers en wanbeleid…

We hebben, meent cultuurfilosoof René Cuperus, op dit moment te maken met ‘pseudo-leiders zonder troepen en zonder kompas.’ Het probleem van de elite is in zijn visie vooral het feit dat die niet meer geworteld is in een nationale gemeenschap. Daardoor ontstaat een gedesoriënteerde en weifelende elite die niet meer vertrouwt op de eigen politieke intuïtie en het eigen kwaliteitsgevoel. Dit in schril contrast met de oude, ‘gebildete’ elite, een elite met een bepaalde visie en met bepaalde uitgangspunten, zoals die tot voor kort bestond.

Cuperus heeft absoluut een punt. In Nederland gebeurde daarnaast echter nog iets anders. Hier werden de afgelopen decennia overal de traditionele elites — vaak ook afkomstig uit de zuilen — vervangen door nieuwe elites die van beneden af de maatschappelijke ladder bestormden. 

Als zoon van een onaanzienlijke gereformeerde predikant behoort ‘de populairste geschiedenisleraar van Nederland’ tot deze ‘nieuwe elites,’ de arrivé’s, de nieuwe rijken, die — in de tautologie van Mak — ‘van beneden af de maatschappelijke ladder bestormden,’ maar — belangrijker nog — de ‘zelfverzekerde leefsfeer van een noblesse oblige deze stijgers nooit [hebben] meegekregen,’ zoals Mak uit eigen ervaring weet. Hij voegt hier terecht aan toe: ‘Wat nu telt zijn vooral éigen keuzes en prestaties, de eigen show — ook al bouwt men in werkelijkheid eindeloos voort op de inspanningen van anderen.

Het is een in zichzelf rondzingend denksysteem dat buitengewoon verslavend is en tegelijk zeldzaam vervreemdend.’ […]

de keerzijde van de boodschap van deze meritocratie is spijkerhard. Wie de top níet haalt, heeft immers gefaald, of heeft niet genoeg talent. Niet voor niets is de term ‘loser’ het laatste decennium gemeengoed geworden. Het is dus, als het erop aankomt, niet vertrouwen en zelfvertrouwen dat meritocratie voortdrijft, maar angst. Diepe angst. Die angst is zelfs, mede, de diepe drijfveer achter het voortdurend opschroeven van de beloningen, want ja, hoe hoger de top, des te dieper de val, des te zachter en dikker moet het kussen zijn. De Amerikaanse sociologe Barbarah Ehrenreich schreef ooit een boek over de innerlijke drijfveren van de Amerikaanse middenklasse onder een titel die eigenlijk alles zei: Fear of Falling. Datzelfde kan gezegd worden over de Nederlandse elites van vandaag.

Deze feiten voeren hem tot de volgende conclusie dat '[e]en goede elite erkent dat ze een elite is, en dat ‘noblesse oblige,’ in de breedste zin van het woord, [n]og altijd' van kracht is. 'Kwaliteit, empathie en courage, ja, die hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.



Welnu, Mak’s cynisme kenmerkt zich onder andere door het feit dat hoewel hij beseft te weinig ‘[k]waliteit, empathie en courage’ te bezitten, hij zijn houding toch niet verandert. Drie jaar eerder al, in 2012 besefte hij hoe corrupt de ‘politiek-literaire elite’ in de polder was, toen hij publiekelijk betwijfelde of ‘wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het “uitbannen van onwaarheid,” serieus genoeg’ namen, terwijl ‘[o]p dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft.’ Het cynisme van de Makkianen als elitegroep en hun publiek is dat zij Mak prijzen voor zijn beweringen, maar tegelijkertijd mijn oude vriend nooit durven te confronteren met zijn eigen gemis aan ‘[k]waliteit, empathie en courage,’ zijn hypocrisie, zijn conformisme en opportunisme. Aldus is de cirkel weer gesloten. Iemand die wel deze noodzakelijke eigenschappen bezat, was de Russische filmmaker, Andrei Tarkovski. In zijn memoires Sculpting in Time: Reflections on the Cinema (1989) schreef hij:

Modern mass culture, aimed at the ‘consumer,' the civilization of prosthetics, is crippling people's souls, setting up barriers between man and the crucial questions of his existence, his consciousness of himself as a spiritual being. 

Dit is misschien wel het antwoord op mijn vraag: waarom Geert Mak wezenlijke informatie bewust verzwijgt. Volgende keer meer.







Geen opmerkingen: