woensdag 27 november 2019

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 11

In zijn boek Non Violence. The History of A Dangerous Idea (2008) maakt de Amerikaanse auteur en journalist, Mark Kurlansky, zijn publiek erop attent dat:

Since the close of the twentieth century it has become common place to refer to it as the most catastrophically bloody century in history. Lenin, who saw war as ‘an inevitable stage of capitalism,’ had predicted this at the century’s beginning. By the end of the century, an estimated 187 million people had died in war, the equivalent of 10 percent of the planet’s population at the outbreak of World War I. That made it a record century, but also a far higher percentage of war fatalities were civilian than in any previous century. In World War I, one-fifth of casualties were civilian, but in world War II it went up to two-thirds. In twenty-first-century warfare, such as in Iraq, the casualties may be as high as 90 percent civilian. 

In 1969 schreef de voor de nazi’s gevluchte joods-Duitse politieke theoretica Hannah Arendt:

The technical development of the implements of violence has now reached the point where no political goal could conceivably correspond to their destructive potential or justify their actual use in armed conflict. Hence, warfare — from time immemorial the final merciless arbiter in international disputes — has lost much of its effectiveness and nearly all its glamour. The ‘apocalyptic’ chess game between the superpowers, that is, between those that move on the highest plane of our civilization, is being played according to the rule ‘if either “wins” it is the end of both’; it is a game that bears no resemblance to whatever war games preceded it. Its ‘rational’ goal is deterrence, not victory, and the arms race, no longer a preparation for war, can now be justified only on the grounds that more and more deterrence is the best guarantee of peace. To the question how shall we ever extricate (bevrijden uit. svh) ourselves from the obvious insanity of this position, there is no answer. 

Toch is het een feit dat, aldus Kurlansky:

[n]uclear weapons did not end warfare, because that would have required political leaders to completely rethink their concept of power. As the Hungarian writer György Konrád pointed out, the political elite had no alternative concept. ‘They have none because they cal elite had no alternative concept. ‘They have none because they are professionals of power. Why should they choose values that are in direct opposition to physical force?’ And so, faced with nuclear destruction, the goal, rather than ending war, became limiting it.

Aangezien de technocratie in West en Oost als een totalitair systeem functioneert, wordt de mensheid geconfronteerd met een werkelijkheid waarin niet het individu, ook niet de massa, maar de technologie de toekomst bepaald. In zijn boek The Technological Society (1967) zet de Franse socioloog Jacques Ellul uiteen dat het moderne leven gebaseerd is op 'the standardization and the rationalization of economic and administrative life’ en ‘[f]rom then on, standardization creates impersonality, in the sense that organization relies more on methods and instructions than on individuals.' Daarbij geldt dat ‘technologie’ niet alleen de machine is — zij is slechts de uiterlijke vorm ervan — maar dat technologie vandaag de dag elke discipline beheerst, dus ook bijvoorbeeld alle sociale wetenschappen die onderzoeken hoe de mens het best gedisciplineerd kan worden. Reclame en propaganda zijn technologische wapens bij uitstek die de consument/burger dwingt langs de weg van de geconditioneerde reflexen te reageren. Zelfs via zijn onderbewustzijn wordt de massamens voortdurend gemanipuleerd. Wat dat betreft had de Duitse auteur Ernst Jünger gelijk, de technologie is de ware metafysica van de moderne tijd. Alles is ondergeschikt maakt aan nut en efficiency, en in deze cultuur is er ‘no room in practical activity for gratuitous aesthetic preoccupations,’ aldus Ellul. De Amerikaanse historicus, wijlen Theodore Roszak, die ondermeer aan Stanford University doceerde, werkte dit feit uit in zijn wereldwijde bestseller Opkomst van een tegencultuur (1971). Hij benadrukte dat:

[i]n de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaat de omvang en de complexiteit van alle menselijke activiteiten — politiek, economische, cultureel — de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onmiddellijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van subsidiaire experts die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlijke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enzovoorts. In de technocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van deskundigen — of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen.

Het resultaat van de technologische evolutie is de neoliberale revolutie geweest, waardoor, zo schreef de Amerikaanse emeritus hoogleraar Politieke Economie en Filosofie, Alan Nasser:

[b]etween 1980 and 2016 the global 1 percent captured twice as much of the growth in income as the bottom 50 percent. What’s more, Credit Suisse reports that as of 2015 the richest global 1 percent had accumulated more wealth than the rest of the world put together. In the same year, a mere 62 individuals had accumulated as much wealth as is held by the bottom 50 percent of humanity…

There is decisive evidence that neoliberalism’s widening inequality tends to generate uncommon rates of physical and mental health disorders. A Princeton study found that middle-aged non-Hispanic white Americans suffered a great increase in mortality between 1998 and 2013. This was the first such case in American history. The increase is entirely concentrated among persons with a high school degree or less, a reliable criterion of poverty. Among whites with any college experience, mortality rates have declined during this period. And disease is not the issue. The predominant causes of death are suicide, chronic alcohol abuse and drug overdoses. Paul Krugman has noted that these statistics mirror ‘the collapse in Russian life expectancy after the fall of communism.’ The Princeton study labels these mortalities ‘deaths of despair.’ It is noteworthy that among the population in question, wages have fallen by over 30 percent since 1969. In a detailed study of the health effects of austerity, based on data from the Great Depression, Asian countries during the 1990s Asian Financial Crisis, and European countries suffering austerity policies after the 2008 crisis, researchers found that the more austerity was practiced in a country, the more people became ill and the more people died.

Het is onvermijdelijk dat de technocratie het individu ontmenselijkt, al is het maar omdat de ‘devices themselves condition the users to employ each other the way they employ machines,’ zoals de Amerikaanse sciencefiction-auteur Frank Herbert aantoonde in  zijn roman Dune, het best verkochte sciencefiction-boek ter wereld. Op zijn beurt stelde de Duitse filosoof Martin Heidegger in de jaren vijftig van de twintigste eeuw dat:

de mens steeds meer, op alle gebieden van het bestaan, door de krachten van technische apparatuur en automaten wordt  ingesloten. De machten die de mens overal en op ieder ogenblik, onder één of andere vorm van technische installatie opeisen, vasthouden, meesleuren en in het nauw brengen — die machten zijn reeds lang menselijke wil en beslissingskracht over het hoofd gegroeid, want zij zijn niet door de mens gemaakt.

Heidegger realiseerde zich dat alleen door gebruik te maken van de techniek nieuwe techniek kan worden ontwikkeld. Zelfs de elite van managers en technologen hebben geen greep meer op datgene wat wordt ontworpen. Een voor de hand ligend voorbeeld is elke nieuwe generatie computers die alleen dankzij het werk van computers kan worden ontworpen. De van origine Nederlandse econoom, professor Mark Blaug, schreef in 1998 dat ‘We have created a monster that is very difficult to stop,’ door onze obsessie voor techniek ‘over substance.’ Onze machteloosheid blijkt eveneens uit het feit dat ‘it is easier to imagine a total catastrophe which ends all life on Earth than it is to imagine a real change in capitalist relations,’ aldus de auteurs van Meme Wars. The Creative Destruction of Neoclassical Economics (2012). Al zes decennia geleden constateerde eveneens Heidegger dat:

[g]een enkel individu, geen enkele groep mensen, geen enkele commissie van nog zo vooraanstaande staatslieden, onderzoekers en technici, geen enkele conferentie van leidinggevende personen uit het bedrijfsleven en de industrie vermag het historisch verloop van het atoomtijdperk te remmen of in een bepaalde richting te leiden. Geen enkele louter menselijke organisatie is in staat, de heerschappij over dit tijdperk te verwerven.

Desondanks blijven in de commerciële media de Verlichtingsadepten geloven in de eeuwige Vooruitgang. En op die manier maakt de absurde devotie van de mainstream-opiniemakers hen blind voor de dreiging van een Derde Wereldoorlog. In het tijdperk van massavernietigingswapens blijven zij impliciet en expliciet geloven in Clausewitz’s befaamde aforisme uit het begin van de negentiende eeuw dat ‘oorlog de voortzetting [is] van de politiek met andere middelen.’ Zo suggereerde de NRC-medewerker Bas Heijne nog geen vijf dagen na het neerstorten van de MH17, zonder ook maar over één bewijs te beschikken, in zijn NRC-column dat de Russen de schuldigen waren. Op hoge toon schreef hij onder de kop ‘Tijd dat Nederland stopt met het knuffelen van Rusland’ het volgende:

Terwijl de tragedie van vlucht MH17 langzaam tot ons door dringt en de zoektocht naar de daders indirect of zelfs direct naar Poetins Rusland lijkt te leiden, valt te bezien hoezeer deze gebeurtenis de tot dusver zo inschikkelijke houding van de Nederlandse regering ten opzichte van de brutale minachting van Poetin voor Nederlandse gevoeligheden en de internationale rechtsorde zal veranderen. Een van de effecten van het proces van globalisering is ongetwijfeld dat ons land zich bewust is geworden van zijn nietige rol op het wereldtoneel. Het gepreek van Nederland over mensenrechten over de hele wereld in het verleden wordt nu door veel Nederlanders gezien als een uiting van ijdele zelfgenoegzaamheid.

Maar is dat wel zo? Tenslotte heeft ons land ervoor gekozen deel uit te maken van een westerse alliantie, van de NAVO en van wat de beschaafde wereld wil heten.  


Heijne's hysterische hetze werd gedeeld door zowel het volk als de elite. Het establishment was zelfs dermate opgewonden dat de stukjesschrijver, drie jaar later de P.C. Hooft-prijs ontving, de meest prestigieuze ‘literatuurprijs in het Nederlands taalgebied,’ omdat hij, ik citeer de jury: ‘schrijft als een denker én denkt als een lezer.’ Ondanks of misschien wel juist omdat Heijne over geen enkel concreet juridisch verantwoord feit beschikte, maar wel al een afgeronde mening bezat, was hij naast de spreekbuis van de Hollandse intelligentsia ineens ook nog de stem geworden van het ‘Gesundes Volksempfinden’ in zowel de stad als de polder, de laatste een omgeving waarin de kleine Bas was opgegroeid. En dus kon hij gedachteloos schrijven:  

[t]erwijl de tragedie van vlucht MH17 langzaam tot ons door dringt en de zoektocht naar de daders indirect of zelfs direct naar Poetins Rusland lijkt te leiden, valt te bezien hoezeer deze gebeurtenis de tot dusver zo inschikkelijke houding van de Nederlandse regering ten opzichte van de brutale minachting van Poetin voor Nederlandse gevoeligheden en de internationale rechtsorde zal veranderen.

Wat staat hier nu eigenlijk? Allereerst dat er sprake was van een ‘zoektocht naar de daders,’ met andere woorden, Heijne gaf toe dat er toen geen bewijzen waren om wie dan ook te beschuldigen van het daderschap. Desalniettemin beweerde Heijne, volgens de Vlamingen ‘bekend als één van Nederlands grootste intellectuelen,’ in dezelfde zin nog dat na vier dagen de ‘zoektocht indirect of zelfs direct naar Poetins Rusland lijkt te leiden.’ Hoe nu? Het is van tweeën één: een vierdaags ‘onderzoek’ leidt ‘direct naar Poetins Rusland,’ of niet. Een serieus onderzoek dat ‘lijkt te leiden’ naar ‘Poetins Rusland’ kan logischerwijze niet. En hoe kon Heijne beweren dat al na vier dagen het spoor naar ‘Poetin’ leidde? Wat wist hij dat de onderzoekers toen zelf niet wisten, bij gebrek aan concrete rechtsgeldige bewijzen? Kortom de P.C. Hooft-prijs winnaar voerde een ordinaire hetze in zijn ‘kwaliteitskrant.’ En niemand van de polderpers of de polderpolitiek die hem terugfloot. En toch dreigde Heijne met de ‘NAVO,’ een ‘westerse alliantie,’ die volgens hem de belangen verdedigt ‘van wat de beschaafde wereld wil heten,’ tegen de ‘terreur’ van de Russen, de barbaarse horden uit het Oosten. Zonder enige intellectuele distantie stelde de ‘turbo-columnist’ in zijn column dat ‘Nederland een klein land,’ is, en dat 

dus de afschuwelijke dood van 193 landgenoten bij de aanslag op vlucht MH17 jarenlang zijn weerslag [zal] hebben in de Nederlandse samenleving, misschien wel heel veel jaren. Zo veel mensen staan in een directe relatie met de slachtoffers of hun familieleden; ook vrienden van mij hebben een goede vriend of kennis verloren. De afgelopen dagen vulden de sociale media zich met uitroepen van ongeloof, rauw verdriet en hartverscheurende getuigenissen van verlies, vriendschap en liefde. Dit is een nationale tragedie. 

Toch klonk de eerste reactie van de regering op deze terreurdaad erg voorzichtig of zelfs vreemd gedempt. De minister-president weigerde zich te laten verleiden tot speculaties over de daders en sprak slechts van een reusachtige ramp. Eerst moesten alle feiten bekend zijn, sprak hij – in zijn geval een bekend refrein. Mark Rutte is geen man van grote woorden; in zijn belangrijkste toespraak tot nu toe klopte hij zichzelf op de borst vanwege het feit dat hij geen visie had — waarmee hij waarschijnlijk een ideologie bedoelde. In het liberalisme van Rutte staan Nederlandse burgers er alleen voor; de staat hoeft hen niet te verzorgen en ook niet te verenigen.

Pas nadat kritiek had geklonken en zijn timide, ambtelijke reactie op de ramp ruggengraatloos werd genoemd, besloot hij zijn stem te verheffen. Tijdens een latere persconferentie beloofde hij de daders op te sporen en eigenhandig voor het gerecht te brengen. Zaterdag, nadat hij de beelden had gezien van separatisten die de plaats van de crash bezetten, hulpverleners dwarszaten en zich ‘compleet respectloos’ gedroegen, liet Rutte eindelijk woede en frustratie zien. Of het genoeg was, daar kon je over twisten — in elk geval was het een beetje laat.

Poetins belofte is weinig waard

Zeker, Nederland is een klein land, maar we hebben machtige bondgenoten en we maken deel uit van een krachtige alliantie die zijn weerga niet kent

Als het aan de stoer klinkende Bas Heijne had gelegen dan had de NAVO zo snel mogelijk een nieuwe Operatie Barbarossa van start laten gegaan om ‘de afschuwelijke dood van 193 landgenoten bij de aanslag op vlucht MH17’ te wreken. Ook hier is zijn taalgebruik tendentieus. Er was namelijk geen sprake van een ‘afschuwelijke dood,’ aangezien ‘[d]e kans dat passagiers iets hebben gemerkt van de inslag en het neerstorten van het vliegtuig nihil’ is, aldus deskundigen. Bovendien presenteerde hij het neerstorten als een ‘reusachtige’ nationale ‘ramp’ omdat ‘[z]o veel mensen in een directe relatie [staan] met de slachtoffers of hun familieleden.’ Een feit blijft evenwel dat de meeste Nederlanders geen ‘directe relatie’ hadden ‘met de slachtoffers of hun familieleden.’ Maar zonder een beroep te doen op een collectief sentiment had opiniemaker Heijne niet zo’n grote keel tegen de Russen kunnen opzetten. Zijn dwaasheid werd ingegeven door het besef dat voor een columnist feiten per definitie een ondergeschikte rol spelen. Een opiniemaker moet het hebben van meningen en het liefst van ressentimenten waarmee hij op de loop kan gaan om een zo groot mogelijk publiek te behagen. Daarom kon hij namens volk en vaderland minachtend het volgende beweren:   

De minister-president weigerde zich te laten verleiden tot speculaties over de daders en sprak slechts van een reusachtige ‘ramp.’ Eerst moesten alle feiten bekend zijn, sprak hij — in zijn geval een bekend refrein.


Als onafhankelijke waarnemer, die destijds ook nog eens in Italië verbleef, liet ik mij niet meeslepen met de nationale hysterie die in Nederland was uitgebroken. Ik beschouwde de reactie van premier Rutte als juist. Zonder enig juridisch houdbaar bewijs kan een ‘minister-president’ van een ‘democratische rechtstaat,’ die ook nog eens een NAVO-lid is, vanzelfsprekend niet gaan gissen over de identiteit en nationaliteit van ‘de daders.’ Zou de premier dit wel doen dan waren de politieke- en mogelijk zelfs militaire consequenties niet te overzien zijn geweest. Even mallotig was Heijne’s stelling dat premier Rutte ‘slechts [sprak] van een reusachtige “ramp.”’ Als NRC-columnist besefte hij niet dat een ‘minister-president’ op dat moment onmogelijk kon spreken van een ‘terreurdaad.’ Ook als ‘de daders’ ooit zullen worden veroordeeld, dan nog hoeft dit niet op grond van een ‘terreurdaad’ te zijn, maar vanwege een gruwelijke vergissing als gevolg van de 'fog of war' tijdens de Oekraïense burgeroorlog. Vanzelfsprekend moeten eerst ‘alle feiten bekend zijn,’ voordat iemand ‘de daders’ kan aanwijzen. Dit geldt niet alleen voor de premier van Nederland, maar zelfs voor Bas Heijne, ‘de scherpste pen van NRC Handelsblad,’ die als een geslepen ‘populist’ in zijn ‘kwaliteitskrant’ gevaarlijk te keer ging. In dezelfde krant dus, die elf jaar eerder, in 2003, het Nederlandse kabinet had opgeroepen deel te nemen aan de ‘agressieoorlog’ tegen Irak, zonder dat Heijne zich hier onmiddellijk publiekelijk van distantieerde. Sterker nog, zonder dat Bas ‘Nederland’ opriep ‘om eens te stoppen met zijn knuffelhouding tegenover’ de Verenigde Staten, terwijl de bewijzen van Amerikaanse oorlogsmisdaden al snel door Amerikaanse soldaten en intellectuelen waren gemeld. 

Van dezelfde journalistieke hysterie getuigde de column van de éminence grise van de polderjournalistiek, wijlen Henk Hofland.  In De Groene Amsterdammer van 30 juli 2014, wist ‘de beste journalist van de twintigste eeuw’ zonder enig hard bewijs met honderd procent zekerheid te berichten wie precies de daders waren geweest. Onder de kop 'Poetins escalatie' beweerde hij twee weken na het neerstorten van de MH17 met grote stelligheid dat:

[h]et neerschieten van het Maleisische verkeersvliegtuig door Oekraïense separatisten nu de oorzaak [blijkt] te zijn van een internationale escalatie die zich in steeds hoger tempo ontwikkelt,

om aansluitend hijgerig te constateren dat:

[d]egenen die Poetin als de hoofdschuldige zien en scherpere maatregelen eisen, worden snel talrijker. De voorstanders van een diplomatieke oplossing verliezen terrein.

Op zijn beurt ontging Heijne nog steeds de portee van wijlen Frans Kellendonk’s waarschuwingen over de westerse pers. Als talentvolle auteur voor wie de journalist Heijne een grote bewondering koesterde, benadrukte Kellendonk al in 1986 dat ‘[d]e journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn],’ en dat hun ideologie ‘de wereld van het uitgeschakelde denken en de volautomatische moraal’ is. ‘Er zijn maar twee partijen: wij, die goed zijn, en de anderen, die niet deugen.’ Het grote probleem daarbij is dat ‘uit het debat met anderen, retoriek’ ontstaat, terwijl ‘uit het debat met jezelf poezië’ voortvloeit, hetgeen Kellendonk tot de volgende beschrijving voerde:

Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal.

Ethiek betekent voor het 'ik': het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden.

Daarentegen: 

[kent] de publieke opinie geen 'ik.' Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij… Kamerleden, actievoerders, journalisten, al die doe-mensen hebben van het denken alleen maar last en vroeg of laat zullen ze proberen om het te beknotten.

Heijne heeft nooit begrepen waar Kellendonk het precies over had. Laatstgenoemde vreesde de waan van de dag, en wees erop dat het 'realisme een weerspiegeling van de werkelijkheid [veinst] te zijn,' maar dat ‘stiekem het afbeelden precies andersom [gaat]: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.' Dit is des te gevaarlijker omdat het vertekenende 'realisme,' aldus Kellendonk, 'oppermachtig heerst' in ‘de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid,’ waarbij 'niets zo levend [is], of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.’ Zoals gebruikelijk werden de waarschuwingen van Kellendonk, zelfs door degenen die hem zo bewonderen, domweg genegeerd.  Dit blijkt ondermeer uit Heijne’s opmerking: 'Bij mij geen dédain voor de waan van de dag. Ophef en hypes, de even heftige als vluchtige ontzetting die wekelijks door de media jaagt, ik heb het altijd prachtig gevonden.' Welke andere drijfveer kan deze prototypische mainstream-columnist, hebben gehad dan 'zo dicht' mogelijk tegen 'zijn publiek' aan te willen kruipen? Bij zijn afscheid als stukjesschrijver van NRC Handelsblad portretteerde hij zichzelf als een stand-upper van de journalistiek, die 'zo dicht bij zijn publiek' stond dat er tussen hem en de mainstream geen verschil meer te ontdekken was. Wist Bas Heijne niet beter? Jawel, want dezelfde opiniemaker schreef:

Politiek en commercie zien de mens niet meer als een individu, maar als een verzameling statistieken, een geheel van megadata, en ze weten je steeds beter te sturen.

En dus kon hij zonder enige terughoudendheid in zijn column van 17 februari 2017 beweren dat: 

er ontelbare Russische pogingen [zijn] gedaan om in te breken in ministeries. We gaan 15 maart de stemmen weer handmatig tellen, uit angst voor Russische manipulatie. Nooit hoor je onze patriotten daar eens over.

Hoe wist de woordvoerder van de gevestigde orde zo zeker dat sprake was van ‘ontelbare Russische pogingen’? Wel, dat heeft Heijne uit oncontroleerbare beweringen van inlichtingendiensten, die doorgaans politieke motieven hebben, zoals elke journalist kan weten. Zolang er geen harde, controleerbare bewijzen zijn, blijven daarom Heijne’s stellige meningen niets anders dan simplistische propaganda voor een virtuele werkelijkheid. 


Twee poseurs uit het Nederlandse literair-journalistieke wereldje. Links Bas Heijne, met naast hem Ian Buruma. 'Als schrijver moet je met de billen bloot durven gaan,' aldus Heijne, tot grote hilariteit van Buruma.


In zijn zwart-wit wereldbeeld geldt voor Bas Heijne dat ‘ultrarechts Vladimir Poetin [heeft] omarmd als gedroomde sterke man, maar steeds meer blijkt Poetin de westerse patriotten in een houdgreep te hebben.’ Als minor poet in een klein kikkerland dat internationaal niet meetelt, tracht hij de werkelijkheid naar zijn hand te zetten. Zo schreef columnist Heijne op 1 september 2013 in de NRC met betrekking tot de beschuldiging dat de troepen van president Assad gifgas tegen zijn eigen burgers had ingezet:

Wat te doen? Niets doen? In Nederland probeert het kabinet tijd te winnen door het voor te stellen alsof ingrijpen afhangt van de bewijsvoering. En een mandaat van de Veiligheidsraad, dat er door China en Rusland niet zal komen. Daarmee wordt de ethische discussie weggeparkeerd.

Daarmee gaf NRC's 'scherpste pen' opnieuw te kennen dat hij lak had aan het recht, in dit geval het internationaal recht, waarbij is vastgelegd dat een land niet zonder bewijsvoering’ zomaar massaal geweld mag inzetten tegen een soevereine staat. Het recht voorkomt dat bijvoorbeeld iemand ongestraft gaat oproepen Bas Heijne in elkaar te schoppen vanwege zijn oproep om een ‘agressieoorlog’ te beginnen. In een poging om eigenrichting te verhinderen heeft alleen de VN-Veiligheidsraad het ‘mandaat’ om geweld  goed te keuren. En hoe zit het met een ‘ethische discussie’ die zou worden ‘weggeparkeerd’? Wel, ook dat is klinkklare propaganda, want Heijne wist dat drie maanden voordat hij met grote stelligheid had beweerd dat het de troepen van ‘Assad’ gifgas hadden ingezet, de ‘Independent International Commission of Inquiry’ -- ingesteld door de Verenigde Naties om het gebruik van ‘chemical weapons’ in Syrië te onderzoeken -- had geconcludeerd: 

that there were reasonable grounds to believe that limited amounts of toxic chemicals were used in four attacks, but more evidence was needed ‘to determine the precise chemical agents used, their delivery systems or the perpetrator.’ On 22 June, the head of the Commission of Inquiry, Paulo Pinheiro, said the UN could not determine who used chemical weapons in Syria based on evidence sent by the United States, Britain and France.

Sterker nog, zelfs vijf jaar na Heijne’s bewering antwoordde de toenmalige Amerikaanse minister van Defensie, Jim Mattis, op de vraag of er ‘credible proof that sarin and chlorine’ door het Assad-regime waren ingezet ‘No, I don’t have any proof, not specifically. I don’t have proof… So we’re looking for proof. I have no proof, either credible or non-credible.’

Maar omdat opiniemaker Bas Heijne een hetze voerde, kon hij vijf jaar eerder beweren dat het:

[d]e gifgasaanval in Syrië is een teken aan de wand. Niet zozeer omdat een oud moreel taboe op een gruwelijke manier is geslecht, maar omdat het laat zien dat Assad vast van plan is zijn adagium, de dood of de gladiolen, tot het bittere einde in praktijk te brengen.

Ik zou graag met de oorlogszuchtige Bas Heijne publiekelijk in discussie willen gaan over het ‘oud moreel taboe’ van de verlichte intelligentsia om geen oorlogen uit te lokken. Volgende keer meer over de immoraliteit van Nederlandse opiniemakers. 




Geen opmerkingen: