maandag 25 november 2019

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 10

People are trapped in history, and history is trapped in them.
James Baldwin

Jaren geleden sprak mijn oude vriend Geert Mak mij bestraffend toe toen ik op één van onze zaterdagse bijeenkomsten in een koffiehuis aan de Amsterdamse Nieuwmarkt fundamenteel van mening verschilde met Hubert Smeets, voormalig NRC-correspondent in Moskou, over de politiek van, toen nog, premier Poetin. Het gesprek ging in wezen over de continuïteit van de Russische geschiedenis, en dat vanuit een historisch perspectief bezien Poetin geen aberratie was, zoals de overgrote meerderheid van de westerse opiniemakers meent, inclusief Smeets. Geert Mak veerde op en riep mij met luide stem verbolgen toe: ‘Hij,' wijzend op Smeets, 'heeft er drie jaar gewoond!!!'  Ik probeerde mijn oude vriend te kalmeren door hem uit te leggen dat wij beiden weliswaar al vele decennia in dezelfde stad woonden, maar toch fundamenteel van elkaar van mening verschilden over Amsterdam en zeker over Nederland. Vergeefs, het ging Mak allemaal boven de pet. Wat mij duidelijk werd, was dat inzake Rusland zowel Mak als Smeets leden aan een gebrek aan historisch besef. Ik baseerde mijn opvattingen onder andere op Alexander Yanov's boek The Russian Challenge (1987). Professor Yanov, die aan verschillende Amerikaanse universiteiten heeft gedoceerd, is geen ideologische opiniemaker, maar een alom gerespecteerde wetenschapper die auteur is van tenminste 20 boeken,

translated into many languages, including After Yeltsin: Weimar Russia? (1995), which gave the name to a new research area in historical science in the West. From 2007 to 2009, New Chronograph Publishing released the three-volume culmination of his research, Russia and Europe: 1492–1921. 

Wanneer u het werk van onder andere Alexander Yanov heeft gelezen dan begrijpt u al snel hoe onnozel de meningen van westerse mainstream-opiniemakers zijn zodra ze weer eens stemming maken tegen ‘Poetin’s Rusland.’ De historicus Yanov is een Rus, die sinds 1975 in de Verenigde Staten leeft, en in Berkeley en Ann Arbor Russische Geschiedenis en Sovjet Politiek doceerde en daarna hoogleraar Politieke Wetenschappen was aan de City University of New York. Naar aanleiding van het ineenstorten van het Sovjet-model vat Yanov zijn stelling als volgt samen: 

'Systemic' crises have been rare in Russia. When they have occurred, they have been the result either of powerful reforms that threatened to become irreversible (like the reforms of the 1550s or February 1917) or of the extreme spiritual and political exhaustion of the system which threatened its collapse (as in the 1690s and Oktober 1917). Each of the resulting metamorphoses was a genuine and great revolution. However, they performed a function directly opposite to that of the great Western revolutions: they did not destroy, but rather renewed and strove to perpetuate, the system's pre-modern character. They required not only mass terror and a great purge of the old elites, but also radical changes in the mentality of the new elites. They not only brought about sweeping political and institutional changes, making Russia almost unrecognizable compared to its former self, they also made ideological revolutions. Each of them marked a catastrophe for the Russian middle class, and a return of the system to its initial medieval parameters — only on a higher level of complexity.

Uitgaande van het voorafgaande werpt Alexander Yanov de retorische vraag op:

Given that Russia's political past is a history of failed and reversed reforms, why should the outcome be any different this time?

Al in de oudheid gold het als een truïsme dat de toekomst door het verleden wordt bepaald. Deze waarheid werd opnieuw onderstreept door de bekende Amerikaanse documentairemaker Ken Burns met zijn opmerking: 'History isn't really about the past — settling old scores. It's about defining the present and who we are.' Dit geldt niet alleen voor de Russen; ook voor de westerlingen is het een feit dat hun genocidale geschiedenis de basis vormt, waaruit de mogelijkheden en vooral ook onmogelijkheden van de toekomst zijn ontstaan. Toch blijven westerse mainstream-opiniemakers van oordeel dat Rusland precies dezelfde neoliberale ideologie moet omarmen als Europa dit heeft gedaan, onder aanvoering van de VS. De gedachte dat gezien de geschiedenis, Rusland een kopie van het neoliberale Westen moet worden, is een groteske misvatting van de elite in de Verenigde Staten en in de andere NAVO-landen, die als satellietstaten functioneren van het ineenstortende ‘Pax Americana.’ 

In tegenstelling tot het Westen staat in de Russische cultuur niet het individu centraal, maar de gemeenschap. Ook de Amerikaanse historicus James H. Billington toont in zijn studie The Icon and the Axe. An Interpretive History of Russian Culture (1966) aan hoe de Russische geschiedenis werd beïnvloed door het trauma van de Tataarse overheersing, met als gevolg dat Rusland eeuwenlang oostwaarts bleef expanderen om de dreiging van de wilde nomadenvolkeren te neutraliseren. De Amerikaanse historicus Richard Pipes schatte dan ook 'dat het rijk tussen het eind van de vijftiende en het het eind van de negentiende eeuw in een tempo van 130 vierkante kilometer per dag groeide.' Naast historische factoren is evenwel ook de geografische en klimatologische realiteit bepalend voor de handelwijze van een volk. In zijn studie laat Billington, inmiddels emeritus hoogleraar Geschiedenis aan Harvard University, zien dat:

Cunning diplomacy and daring raids enabled Crimean Tatars and other lesser Tatar groups to maintain militarily menacing positions in the southern part of European Russia until late in the eighteenth century.

The real importance of the Tatars' protected presence in the Eastern European steppe lands lies not so much in their direct influence on Russian culture as in the indirect role in providing the Orthodox Eastern Slavs with a common enemy against whom they could unite and rediscover a sense of common purpose. Slowly but irresistibly, the Eastern Slavs emerged from the humiliation and fragmentation of the Mongol period to expand their power eastward — beyond the former realm of the Golden Horde, beyond that of the so-called Blue Horde, on the steppes of Central Asia, on to the Pacific. To understand how Russia emerged from its 'dark ages' to such triumphant accomplishment, one must not look primarily either to Byzantium or to the Mongols: the Golden Horn or the Golden Horde. One must look rather to the 'primitive fertility' which began to bring an agricultural surplus and a measure of prosperity; and, even more important, to 'the accumulation of spiritual energies during long silence' in the monasteries and the accumulation of political power by the new city which rose to dominate this region: Moscow.

Op zijn beurt wijst de van orgine Hongaarse historicus Tibor Szamuely erop dat de Mongolen:

not only [had] a superb military organization, created by Genghis Khan, one of the supreme military geniuses of all time, but a state that that, despite its size, was far more efficient than any contemporary European administrative system. They also possessed a very definite set of socio-political ideas.

The Mongol empire was, in fact, a state grounded on an ideology, an early example of a phenomenon to which the world has since become accustomed; it was not just a state among other states, but, to use an apt description, an imperium mindi in statu nascendi, a World-Empire-in-the-Making. Its object was the establishment, by means of a series of wars, of a system of universal peace and of a worldwide social order
based on justice and equality. After having achieved this, writes Vernadsky (invloedrijke Russische historicus, die in 1973 stierf. svh), 'the price for the security of mankind would be permanent service to the state on the part of each and all; this would establish an orderly way of life and social equality. The rich would serve the state to the same extent as the poor; and the poor would be protected from injustice and exploitation by the rich,’ 

aldus de van origine Russische historicus George Vernadsky in zijn boek The Mongols and Russia (1953). Vanaf 1946 tot zijn pensioen in 1956 was hij hoogleraar Russische Geschiedenis aan de prestigieuze Yale Universiteit. Mede door zijn publicaties wist hij een naam op te bouwen als één van de meest gezaghebbende historici van de Russische geschiedenis. Op zijn beurt benadrukt Billington in The Icon and the The Axe een element dat de huidige opiniemakers, vanwege hun ideologische kijk op Rusland en Oekraïne, angstvallig negeren, namelijk dat de:

unity of Kievan Russia was above all that of a common religious faith. The forms of faith and worship were almost the only uniformities in this loosely structured civilization. Such economic strength and political cohesion as had existed began to break down with the internecine strife of the late twelfth century, the Latin occupation of Constantinople in 1204, and the subsequent assaults almost simultaneously launched against the Eastern Slavs by the Mongols from the east and the Teutonic Knights from the west. 

The Mongols, who sacked Kiev in 1240, proved the more formidable foe. They prowled at will across the exposed steppe, interdicted the lucrative river routes to the south, and left the ‘mother of Russian cities’ (kiev. svh) in a state of continuing insecurity. Cultural independence and local self-government were maintained only by regular payment of tribute to the Mongol khan. Unlike the Islamic Arabs, who had brought Greek science and philosophy with them when they extended their power into the Christian world, the nomadic pagans of Genghis and Batu Kahn brought almost nothing of intellectual or artistic worth. The clearest cultural legacy of the Mongols laying te military and administrative sphere. Mongol terms for money and weapons filtered into the Russian language; and new habits petitioning rulers through a form of prostration and kowtow known as chelobitnaia (literally, ‘beating the forehead’) were also taken over. 

Billington wijst op een ander, uiterst belangrijk aspect van de Russische cultuur door duidelijk te maken dat:

Repeatedly, Russians have sought to acquire the end products of other civilizations without the intervening process of slow growth and inner understanding. Russia took the Byzantine heritage en bloc without absorbing its traditions of orderly philosophic discourse. The aristocracy adopted the language and style of French culture without its critical spirit, and variously sought to find solidarity with idealized sectarian or peasant communities without in either the work or the faith of these non-aristocratic elements. The radical intelligentsia deified nineteenth-century Western science without recreating the atmosphere of free criticism that had made scientific advances possible. The exploration of ‘cursed questions’ took place not in academies or even market places but in occult circles and ‘Aesopian’ journals. Even Gogol and Ivanov in fleeing to the sun-drenched centers of Mediterranean classicism could not escape the nocturnal world of German romanticism, of forests and lakes, and of the dark northern winters. 


Het is daarom tekenend dat zoveel westerse opiniemakers nu menen dat Rusland na de val van de Sovjet Unie rijp is voor het neoliberale kapitalisme, dat met alles erop en eraan door Moskou moet worden gekopieerd. In feite wil het Westen dat Rusland dezelfde fout maakt als het imperium al eeuwenlang maakt. Gerespecteerde deskundigen als onder andere Alexander Yanov, Tibor Szamuely, en James Billington beschrijven namelijk de continuïteit van de Russische geschiedenis, waarbij het land na lange tijd zijn eigen weg te hebben gevolgd, zich telkens weer genoodzaakt zag de technologische vernieuwingen van het Westen over te nemen, om vervolgens zich weer te sluiten en zijn eigen specifieke weg te volgen, tot het weer gedwongen wordt zich enige tijd westwaarts te richten. 

De ironie is dat het westerse totalitaire denken weigert te accepteren dat niet-westerse culturen hun eigen toekomst bepalen. Daarom heeft de westerse elite momenteel een sanctiebeleid ingesteld, in een poging Rusland te dwingen het corrupte neoliberale beleid klakkeloos over te nemen, zodat de westerse concerns een greep krijgen op de markten, en vooral op de rijke grondstoffenreserves van het, qua oppervlakte, grootste land ter wereld. In het verlengde hiervan is veelzeggend dat sinds de Verlichting, Rusland tot drie keer toe door het Westen is aangevallen. Eerst in 1812 door de troepen van keizer Napoleon Bonaparte, een inval vereeuwigd door Tolstoj’s Oorlog en vrede (1869), dat wordt geprezen als een meesterwerk, waarvan de universaliteit ‘no single English novel attains,’ aldus de Encyclopaedia Britannica. De tweede westerse inval voltrok zich in 1918 toen een:

Allied intervention in the Russian Civil War consisted of a series of multi-national military expeditions in 1918. The stated goals were to help the Czechoslovak Legion, to secure supplies of munitions and armaments in Russian ports, and to re-establish the Eastern Front. Overthrow of the new Bolshevik regime was an additional, covert motivation.

Daarbij werd Rusland zowel vanuit het Westen door Europese landen aangevallen als uit het Oosten waar Amerikaanse troepen het land binnenvielen.

En de derde keer was in 1941 toen Hitler’s troepen tijdens Operatie Barbarossa de Sovjet Unie aanviel, om voor de Germaanse volkeren meer ‘Lebensraum’ te creëeren. Bij deze genocidale aanval werden tenminste 25 miljoen Russische militairen en Russische burgers gedood.  

De Atlantische propagandist Hubert Smeets probeert bij een bejaard gehoor nog meer angst te creëeren voor de Russische Beer. 
  

Het gevaar is nu dat de hetze van mainstream-opiniemakers als in Nederland bijvoorbeeld Geert Mak, Hubert Smeets en Bas Heijne, de basis leggen voor een gewapend conflict tussen enerzijds de NAVO-lidstaten, onder aanvoering van het ineenstortende Amerikaanse rijk, en anderzijds de Russische Federatie, gesteund door China. Mijn slecht geïnformeerde generatiegenoten spelen daarbij met vuur. Niet voor niets waarschuwde in 2015 Henry Kissinger de lezers van het Amerikaanse politieke tijdschrift The National Interest dat onder president Obama voor de Amerikaanse politieke beleidsbepalers ‘breaking Russia has become an objective; the long-range purpose should be to integrate it.’ De reactie van zijn interviewer, de Amerikaanse journalist/auteur Jacob Heilbrunn, was de volgende: ‘we have witnessed a return, at least in Washington, DC, of neoconservatives and liberal hawks who are determined to break the back of the Russian government.’ Kissinger antwoordde:

Until they face the consequences. The trouble with America’s wars since the end of the Second World War has been the failure to relate strategy to what is possible domestically. The five wars we’ve fought since the end of World War II were all started with great enthusiasm. But the hawks did not prevail at the end. At the end, they were in a minority. We should not engage in international conflicts if, at the beginning, we cannot describe an end, and if we’re not willing to sustain the effort needed to achieve that end.

Heilbrunn: But we seem to recapitulate (herhalen. svh) this over and over again.

Kissinger: Because we refuse to learn from experience. Because it’s essentially done by an ahistorical people. In schools now, they don’t teach history anymore as a sequence of events. They deal with it in terms of themes without context.

Heilbrunn: So they’ve stripped it of all context.

Kissinger: Of what used to be context — they put it in an entirely new context.

Die ‘nieuwe context’ is de virtuele werkelijkheid, de schijnrealiteit, waarbij de Republikeinse neoconservatieven en de haviken van de Democratische Partij geloven dat de VS uiteindelijk zal zegevieren, zoals een gokverslaafde gelooft dat hij ooit eens zal winnen. Geloven tegen beter weten in, ten koste van het voortbestaan van de hele mensheid. Die waarschuwing komt niet van één of andere narcistische Nederlandse journalist zonder goede contacten, maar van één van de best geïnformeerde Amerikaanse insiders, een expert op het gebied van de geopolitiek. Kissinger doelde in 2015 op de neoconservatieven in de regering Obama, die inmiddels ook een greep hebben gekregen op de buitenlandse politiek van de regering Trump. Goed geïnformeerde intellectuelen weten dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen Democraten en Republikeinen zodra het gaat over het beschermen van de elitebelangen, hoe luid praatjesmakers als Heijne, Mak, en Smeets  dit ook doen voorkomen.  Zij allen zijn exemplarisch voor de irrationaliteit van de polderpers, die zich laat meeslepen in de hegemonistische politiek van Washington en Wall Street. Dit irrationalisme is het resultaat van het cynisme van het westers establishment en zijn 'corporate media,' een cynisme dat door de Amerikaanse historicus en hoogleraar Robert Brett Westbrook werd samengevat als het ‘democratisch realisme,’ waarbij de elites ervan uitgaan dat 'ordinary men and women irrational’ zijn, 'and participatory democracy impossible and unwise'  is 'under modern conditions, they argued that it was best to strictly limit government by the people and to redefine democracy as, by and large, government for the people by enlightened and responsible elites. 

Tijdens het ontstaan van de massamaatschappij, zoals wij die nu kennen, stelden de autoriteiten zich de vraag hoe de burger in een democratie buitenspel kon worden gezet, zonder dat hij hiertegen in opstand kwam. De Amerikaanse hoogleraar Media Studies Stuart Ewen verklaarde daarover in zijn uitgebreid gedocumenteerde studie PR! A Social History of Spin (1996) het volgende:

At the heart of this perspective was the problem of how to mediate between the democratic aspirations of ordinary men and women and the conviction that elites must be able to govern without the impediment (belemmering. svh) of an active or participatory public. For Lippmann (meest invloedrijke media-ideoloog van de twintigste eerw. svh), the ability to ‘manufacture consent,’ to employ techniques that could assemble mass support behind executive action, was the key to solving this modern puzzle.  In two important books — the widely hailed ‘Public Opinion,’ published in 1922, and a lesser know book, the ‘Phantom Public,’ which appeared five years later laid out his ideas on how this formidable objective might be accomplished. 

Lippmann’s analysis rested on a set assumptions regarding the ways he thought ordinary experienced the world. Though he accepted the existence of an objective reality and believed that scientific intelligence was, through careful study, capable of comprehending it, Lippmann argued that the average person was incapable of seeing that worked clearly, much less understanding it. Recalling Plato’s well-known parable of the cave, Lippmann maintained that it was humanity’s fate to engage with the world not in immediate proximity to its events, but primarily through ‘pictures in our heads.’ 

The gulf between perception and reality, Lippmann believed, was an ancient one, yet it had widened significantly with the rise of ‘The Great Society’: a modern world in which geographic distance, the complexities of social, political, and economic life, and the hypnotic pull of the mass media spawned (voortbrengen. svh) conditions in which the authority of such ‘pictures’ was becoming more and more prevalent (overheersend. svh). In this increasingly cosmopolitan society, he maintained, new technologies and new networks for disseminating words, sounds, and images had irrevocably transformed the wellsprings of common knowledge. As the world grew larger and more complex, people’s ability to make sense of their universe was becoming less and less grounded in the terrain of immediate experience. Against the tangible immediacy of people’s lives, he recounted, worldview were being educated by words and pictures carried from afar. Formulating a quintessentially twentieth-century vocabulary, Lippmann argued that mass-mediated words and pictures commingled in people’s minds, constituting a credible — though often fallacious (bedrieglijk. svh) ‘pseudo-environment,’ a virtual reality informing ordinary thought and behavior. In the process, an increasingly precarious (gevaarlijke. svh) architecture of truth was taking hold. 

Een schoolvoorbeeld van wat tegenwoordig ‘perceptie management’ heet — noodzakelijk om een pseudo realiteit te kunnen creëeren — gaf NRC Handelsblad ondermeer op donderdag 12 september 2013, een dag nadat president Poetin via een opiniestuk in The New York Times zich direct tot de Amerikaanse bevolking had gericht met ‘A Plea for Caution From Russia.’ Dit kon de NAVO-krant van de polder niet zonder ‘duiding’ aan zich voorbij laten gaan. Het lezerspubliek zou dan zelf een opinie kunnen vormen en zou daardoor de rol van journalist, als woordvoerder van de elite, overbodig zijn geworden. Dat moest koste wat kost voorkomen worden nu het — ik citeer de opiniemaker Bas Heijne — ‘steeds makkelijker’ is geworden ‘om de mens te bespelen en te manipuleren. Men weet steeds beter hoe men in jouw hoofd terecht moet komen.’ Heijne sprak uit eigen ervaring, immers de belangrijkste inkomstenbron van de NRC is de reclame. 

Al onmiddellijk in de kop deelde NRC Handelsblad mee hoe Poetin’s pleidooi voor ‘voorzichtigheid’ gelezen diende te worden door de — naar we moeten aannemen — onwetende kwaliteitslezers van de krant. Tegelijkertijd werd tot tweemaal toe de lezer verteld: ‘Lees hier duiding’ van Hubert Smeets. Ik citeer: 

Poetin stunt met opiniestuk in NYT - lees hier duiding bij zijn brief

Een nieuwe stunt in de diplomatieke soap rond het Russische wapencontroleplan voor Syrië. Poetin richt zich rechtstreeks tot het Amerikaanse volk in een opiniestuk geschreven in The New York Times. Lees hier duiding bij de brief van Poetin van Hubert Smeets, buitenlandredacteur van NRC Handelsblad.

Allereerst kort nog even de stand van zaken: minister Kerry zei maandag tegen een journalist dat Assad een aanval op zijn land kan voorkomen als hij binnen een week al zijn chemische wapens inlevert. Het was een terloopse opmerking, maar Rusland maakte er een serieus voorstel van. Steun van de internationale gemeenschap volgde. Obama houdt de mogelijkheid voor militaire interventie open, maar geeft — hoewel een vertragingstactiek wordt gevreesd — de voorkeur aan een diplomatiek antwoord op de gifgasaanval. Het Russische antwoord dus.

Het artikel was geschreven door Mirjam Remie, een destijds jeugdige freelance-stukjesschrijver, die net vier maanden geen stagiaire meer was en geen contacten met Amerikaanse beleidsbepalers had, maar desondanks met grote stelligheid beweerde dat minister Kerry ‘een terloopse opmerking’ had gemaakt. Zij maakte niet duidelijk  wie haar dit ingefluisterd had. Opmerkelijk is dat voor deze postmoderne jongedame het hier een ‘stunt’ betrof in een ‘diplomatieke soap,’ wat meteen duidelijk maakte wat haar referentiekader was. Dat de zogeheten ‘soap’ in een nucleair conflict zou kunnen eindigen ontging haar, ondanks het feit dat zowel Amerikaanse als Russische deskundigen hiervoor hadden gewaarschuwd. Wat zij verzweeg was dat de Amerikaanse elite in Washington en op Wall Street ‘refuse to learn from experience,’ aldus Henry Kissinger, en wel omdat de Amerikanen ‘essentially'  een  'ahistorical people’ zijn. Bovendien zijn in een virtuele werkelijkheid historische feiten ongewenst, ze belemmeren alleen maar het geloof in de propagandistische versie van de realiteit. Ondanks dit alles nam de NRC van maandag 25 juni 2018 toch de volgende bewering van The New York Times klakkeloos over. De door de ‘kwaliteitskrant’ ingehuurde free-lance journaliste Lisa Dupuy (zie foto) schreef:

Onderzoek New York Times : Assad zit achter chemische aanval op Douma

Na eigen ‘forensisch’ onderzoek concludeert The New York Times dat Assad achter de gifgasaanval op Douma in april zit. Met Virtual Reality sta je ín het gebombardeerde gebouw.

Inderdaad: 'Virtual Reality,' oftewel propaganda, geschreven door een jongedame die zichzelf aanprijst als een fan van ondermeer: ‘Loud music, punks, goths’ en ‘football and other sports, breakfast and drinks (but not usually at the same time), the sea. The Netherlands and France, the UK, Quebec/Canada.’ 

Met zoveel liefhebberijen is het niet verbazingwekkend dat Lisa te weinig tijd had om zich te verdiepen in de ‘fake news’ van The New York Times, de toonaangevende krant van de westerse mainstream-media, waarover de gerenommeerde journalist John Pilger schreef:

On August 24 2006 the New York Times declared this in an editorial: 'If we had known then what we know now the invasion if Iraq would have been stopped by a popular outcry.' This amazing admission was saying, in effect, that journalists had betrayed the public by not doing their job and by accepting and amplifying and echoing the lies of Bush and his gang, instead of challenging them and exposing them. What the Times didn’t say was that had that paper and the rest of the media exposed the lies, up to a million people might be alive today. That’s the belief now of a number of senior establishment journalists. Few of them — they’ve spoken to me about it — few of them will say it in public.

Een onafhankelijke journalist die dit weet zou veel terughoudender zijn om dit soort berichten klakkeloos over te nemen uit de Times, vooral ook omdat vier maanden voordat Lisa Dupuy The New York Times als betrouwbare bron opvoerde, bekend werd geworden dat ‘Jim Mattis refutes the ‘Fake News’ from Israël and NATO,’ zoals de vooraanstaande Franse onderzoeksjournalist Thierry Meyssan berichtte op de website Voltaire Network van 19 februari 2018. Hij schreef toen: 

The Atlantist Press has been claiming for years that President Bachar el-Assad used chemical weapons against his own people. Except that according to US Secretary for Defense, General Jim Mattis, this is fake news. Like Saddam Hussein’s chemical weapons, this story, which has been occupying the columns of newspapers for the last five years, is pure war propaganda.

This should have been headline news in all the Western news outlets. But only Newsweek mentioned it. During his Press conference on 2 February, Secretary for Defense General Jim Mattis indicated that while he ‘thought’ that Damascus had used chemical weapons against his own people, no-one in the Pentagon has ever provided the slightest proof.

The journalist, who knows General Jim Mattis personally, heard him declare, off the record, his aversion for the myth of Syrian chemical weapon. He offered him the opportunity to repeat his claim, this time in public. Here is the transcript of this conversation (published a little late).

Question : Is there any proof that chlorine weapons were used – proof of chlorine weapons?
Jim Mattis : I think so.
Question : No, I know, I heard you.
Jim Mattis : I believe they have been used several times. And that, as you know, is a rather specific category, that’s why I ruled out sarin as being something different - yeah.
Question : So there is credible proof that sarin and chlorine …
Jim Mattis : No, I don’t have any proof, not specifically. I don’t have proof. What I’m saying is that other groups on the ground, NGO’s, soldiers on the ground, have said that sarin was used. So we’re looking for proof. I have no proof, either credible or non-credible.
Source: ‘Media Availability by Secretary Mattis at the Pentagon,’ Press Secretary, Departement of Defence, February 2, 2018
Het feit dat NRC Handelsblad en de rest van Nederlandse zelfbenoemde kwaliteitspers het doen voorkomen alsof de inmiddels oud-minister van Defensie Jim Mattis deze opmerkingen niet heeft gemaakt, demonstreert hoe journalistiek corrupt zij allen zijn, en tot welke mate 'people are trapped in history, and history is trapped in them.' 

In verband met de lengte stop ik hier. Volgende keer meer. De NRC:

Poetin stunt met opiniestuk in NYT - lees hier duiding bij zijn brief



Gastheer Poetin op de G20 vorige week.



PS: Anoniem heeft een nieuwe reactie op je post "Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 8" achtergelaten: 

Prima stuk Stan. Complimenten. Twee opmerkingen:


De publicatie datum Graebers stuk stel je op 'In The New York Review of Books van 5 december 2019.' Dat lijkt me sterk. Een typ foutje neem ik aan 


Inhoudelijker is mijn punt over je bewering dat Trump 'bovendien, nog erger, een eind wil maken aan het voortdurende Amerikaanse geweld in de wereld.' Ik betwijfel dat gezien zijn keuzes en acties als president. Ondanks hetgeen hij hierover beweert (heeft). Kun je dat svp onderbouwen/ aantonen? Of anders na reflectie nuanceren?


Alvast dank, Arnoud 


Beste Arnoud,


1. de publicatiedatum is inderdaad 5 december 2010. The New York Review of Books is een twee werkelijks verschijnend tijdschrift. Om zo actueel mogelijk te lijken, schuift de redactie de publicatiedatum op. Doen ook sommige Nederlandse tijdschriften.


2. President Trump is nog geen enkele oorlog begonnen. De reden is simpelweg dat hij geen nauwe banden onderhoudt met het militair-industrieel complex, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Democratische Congresleden. Er zijn in de VS twee kapitaalgroepen, de banken die het militair-industrieel complex financieren en daaraan vele miljarden verdienen, en de financiële kongsi die zijn geld verdient met grote infra-structurele projecten, en die door de voortdurende oorlogsvoering tot voor kort buitenspel was gezet. In de Verenigde Staten is al decennialang nauwelijks onderhoud gepleegd aan de infrastructuur,: de overheidsgebouwen, wegen, dijken, havens, het landelijk elektriciteitsnetwerk, etc. Het zijn twee financiële machten die elk een ander belang vertegenwoordigen. Vandaar ook de opvallende agressie tussen president Trump en de Democratische Congresleden. Zij proberen Trump uit het zadel te wippen, en daarmee een substantieel deel van de Amerikaanse bevolking monddood te maken. Het deel dat de erbarmelijke situatie van degenen die sinds eind jaren zeventig onder het neoliberalisme almaar hebben moeten inleveren, terwijl de rijken immens veel rijker zijn  geworden.   



By the seventies, America was as equal as any of the Scandinavian countries are today.

And then, starting sometime in the early eighties, inequality started to rise. The shape of the curve went from an inverted U to something more like an N: up, down, and up. Nor was this shift a temporary aberration. It has continued for nearly four decades. The jump in inequality has been most dramatic in the United States, where the share of income going to the top one per cent has soared from eight per cent in the early eighties to almost twenty per cent today. But inequality has also increased in Britain, Australia, Canada, large parts of Europe, and even Japan, suggesting that there is something systemic at work across the world.  
https://www.newyorker.com/magazine/2019/09/02/the-rich-cant-get-richer-forever-can-they




1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

En toen kwam 1971, de gouden standaard werd losgelaten, en het grote speculeren met (nep)geld kon beginnen. De rest "as they say" is "history".

"Israel is burning children alive"

Khalissee @Kahlissee "Israel is burning children alive" "You are destroying this country shame on all of you" Ex U.S. ...