woensdag 31 juli 2019

Ian Buruma's 'Liberal Democracy' 11

Onder de kop ‘Winston Churchill Would Despise Boris Johnson’  betoogde mainstream-opiniemaker Ian Buruma op de voorpagina van The New York Times van zaterdag 27 juli 2019:

Tegen het eind van 1941 bracht de Japanse aanval op Pearl Harbor en Hitler’s oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten de America Firsters tot zwijgen. 

Typerend is hier dat het begrip ‘America Firsters’ vandaag de dag uitsluitend denigrerend wordt gebruikt, en wel omdat:

Het America First Committee (AFC), kortweg America First (‘Amerika Eerst’), een Amerikaanse isolationistische politieke organisatie [was] die inmenging van de VS in de Tweede Wereldoorlog afwees. Vele prominente Amerikanen waren lid van de beweging, onder wie vliegenier Charles Lindbergh. Op het hoogtepunt telde zij 800.000 leden. 

Het America First Committee was één van de grootste anti-oorlogsorganisaties in de geschiedenis van de Verenigde Staten, en beriep zich op de inzichten van de minister van Buitenlandse Zaken John Quincy Adams, die op 4 juli 1821 een historische toespraak hield over de Amerikaanse buitenlandse politiek. Adams, zoon van de tweede Amerikaanse president, die in 1825 zelf als president aantrad, verklaarde ondermeer het volgende over wat de beoogde uitgangspunten van het Amerikaanse buitenland-beleid zouden moeten zijn:

Wherever the standard of freedom and independence has been or shall be unfurled, there will her heart, her benedictions and her prayers be. But she goes not abroad in search of monsters to destroy. She is the well-wisher to the freedom and independence of all. She is the champion and vindicator only of her own. She will recommend the general cause, by the countenance of her voice, and the benignant sympathy of her example.

She well knows that by once enlisting under other banners than her own, were they even the banners of foreign independence, she would involve herself, beyond the power of extrication, in all the wars of interest and intrigue, of individual avarice, envy, and ambition, which assume the colors and usurp the standard of freedom. The fundamental maxims of her policy would insensibly change from liberty to force. The frontlet upon her brows would no longer beam with the ineffable splendor of freedom and independence; but in its stead would soon be substituted an imperial diadem, flashing in false and tarnished lustre the murky radiance of dominion and power. She might become the dictatress of the world: she would be no longer the ruler of her own spirit.

Met andere woorden: John Quincy Adams keerde zich in deze toespraak tegen het overzees Amerikaans expansionisme, in het besef dat het Amerikaans imperialisme de jonge republiek ‘dictator van de wereld’ zou maken, waardoor zij ‘no longer the ruler of her own spirit’ zou zijn. De Founding Fathers, geschoold in de klassieken, wisten uit de geschiedenis dat zij geen ‘empire abroad’ erop na konden houden en ‘remain a democracy at home.’ Alle externe en interne betrekkingen zouden worden vergiftigd door het voortdurend streven naar de hegemonie in de wereld, zoals tegenwoordig opnieuw is aangetoond. Desondanks is de onderliggende boodschap van Buruma’s zo objectief lijkende kwalificatie dat in de huidige neoliberale globaliseerde wereld  isolationisme uit den boze is, maar de voortdurende gewelddadige Amerikaanse interventies in de binnenlandse aangelegenheden van soevereine staten absoluut niet. Liberals als Ian Buruma zijn fervente voorstanders van massaal westers geweld dat aangeprezen wordt als ‘humanitair ingrijpen’ of ‘responsibility to protect.’ Ondanks het feit dat de westerse interventies telkens weer uitlopen in grootschalige bloedbaden en totale chaos, geeft dit geweld de ‘urban elites’ in de VS en Europa het gelukzalige gevoel goed bezig te zijn. Juist ‘abroad’ zijn zij ‘in search of monsters to destroy.’ Dat zij daardoor zelf in ‘monsters’ zijn veranderd, die ‘no longer the ruler’ zijn van hun eigen ‘spirit,’ blijft hen opmerkelijk genoeg ontgaan. Dat blijkt al snel door de wijze waarop ‘good-doers’ als Buruma formuleren. Ik citeer hem:

At the end of 1941, the Japanese attack on Pearl Harbor and Hitler’s declaration of war against the United States silenced the America Firsters. Churchill and Roosevelt drew up the Atlantic Charter, envisioning the world after Hitler’s defeat. It was marked by deeply internationalist ideas: cooperation between countries, free trade and political freedom for all. The United Nations, now much disdained by the Trump administration, was born from this charter.

After the war was won, Churchill gave a famous speech in Zurich, in which he called for the creation of a United States of Europe. He believed that only full European integration would stave off another devastating war. Quite where Britain fit into this grand European design was left a little vague. Churchill thought that Britain, the United States and the Soviet Union should at least be sympathetic patrons of a united Europe. Many members of his generation had a hard time seeing Britain as just another European country, on a par with France or Italy.



Wat verzwijgt mijn oude vriend Ian in deze voorstelling van zaken? Welnu, allereerst dit: Churchill’s ‘famous speech,’ op 19 september 1946 in Zurich, getiteld ‘Let Europe Arise!,’ vond plaats zes maanden nadat dezelfde Winston Churchill tijdens een toespraak in de VS de Koude Oorlog inluidde door het begrip 'IJzeren Gordijn' te introduceren. Op 5 maart 1946 verklaarde hij namelijk:

From Stettin in the Baltic to Trieste in the Adriatic, an iron curtain has descended across the Continent. Behind that line lie all the capitals of the ancient states of Central and Eastern Europe. Warsaw, Berlin, Prague, Vienna, Budapest, Belgrade, Bucharest and Sofia, all these famous cities and the populations around them lie in what I must call the Soviet sphere, and all are subject in one form or another, not only to Soviet influence but to a very high and, in many cases, increasing measure of control from Moscow.

Kortom, de door Buruma zo bewonderde Churchill die van mening zou zijn geweest ‘that Britain, the United States and the Soviet Union should at least be sympathetic patrons of a united Europe’ had een half jaar eerder de Koude Oorlog verklaart aan de Sovjet Unie, die 27 miljoen oorlogsdoden kende, en waarvan het Europese gedeelte totaal was verwoest door nazi-Duitsland. En toch beweert Buruma dat Churchill ervan uitging dat de door hem tot vijand uitgeroepen Sovjet Unie ‘op zijn minst de sympathieke beschermheer van een verenigd Europa’ zou moeten optreden. Dit roept twee vragen op: waarom werd het zwaar getroffen Europese deel van de Sovjet Unie door Churchill niet als onderdeel van een ‘verenigd Europa’ beschouwd? Waarom werd het voormalige nazi-Duitsland, dat twee desastreuze oorlogen was begonnen, wel als onderdeel gezien van een ‘verenigd Europa,’ en Rusland niet, dat nota bene zowel in de Eerste- als de Tweede Wereldoorlog te lijden had gehad van de massale agressie van de Europese grootmacht Duitsland? En ook Ian Buruma oordeelt dat Rusland niet tot het ‘verenigd Europa’ kan behoren, getuige ondermeer zijn opvatting dat het huidige Rusland een pure ‘mafia society’ is, in tegenstelling tot de VS. Sterker nog, met het oog op het naderende einde van wat hij zonder enige ironie ‘Pax Americana,’ noemt, zullen ‘we ons moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken op het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.’ 

De tweede vraag is dit: waarom beweert Buruma zonder enige intellectuele reserve het volgende: 

Churchill and Roosevelt drew up the Atlantic Charter, envisioning the world after Hitler’s defeat. It was marked by deeply internationalist ideas: cooperation between countries, free trade and political freedom for all?

Bij het presenteren van zijn meningen verzwijgt hij in dit geval datgene wat in 1948 de prominente Amerikaanse diplomaat en historicus, George Kennan, als Hoofd van het Planningbureau van het ministerie van Buitenlandse Zaken schreef in een destijds geheim memorandum over Washington's uitgangspunten van de naoorlogse  buitenlandse politiek:

Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts 6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden zullen we niet in staat zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven… Daartoe zullen wij alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten en dient onze aandacht overal geconcentreerd te zijn op onze directe nationale doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans, des te beter het is.

Kennan was niet de eerste de beste, maar de geestelijk vader van de Amerikaanse ‘Containment-Politiek’ die tot de val van de Sovjet Unie, eind 1991, de hoeksteen vormde van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Net als elk imperium streeft ook de elite in Washington en op Wall Street naar de alleenheerschappij in de wereld. Het absurde aan deze politiek is het feit dat juist door het expansionisme de kiem wordt gelegd van de eigen ondergang, zo leert de historische werkelijkheid. Om met nog geen zeven procent van de wereldbevolking de helft van alle 'rijkdommen in de wereld' in handen te houden, is een onmogelijke taak. Door zowel de technologische vooruitgang als de wereldwijde bevolkingsexplosie kon een dergelijk overwicht per definitie maar kort duren. En dit empirisch eenvoudig te constateren gegeven, besefte ook George Kennan al snel na de interne publicatie van zijn invloedrijk memorandum. Toen ik begin deze eeuw Anders Stephanson interviewde over zijn boek Kennan and The Art of Foreign Policy (1992) benadrukte deze hoogleraar Geschiedenis aan de Columbia University dat de naoorlogse beleidsbepalers van de Amerikaanse buitenlandse politiek onvoldoende oog hadden gehad voor de werkelijkheid, en dat dit de voornaamste reden was waarom Kennan onophoudelijk scherpe kritiek op hen had uitgeoefend. In zijn uitgebreid gedocumenteerde studie schreef professor Stephanson:

To be realistic in these circumstances was in a way to understand the inherent limits of things, the futility (indeed blasphemy) of extending radically beyond the existing, the real. At different moments Kennan thus criticized the Sovjet Union and the United States alike for being unrealistic in this sense of not acknowledging given limits... he was aware by the end of the 1940s that the United States was embarking on a course of potentially open-ended commitments around the world, and this he could not but find dangerous and unnatural.

Het gevolg was dat George Kennan al spoedig vervangen werd door een echte havik, Paul Nitze, over wie de Amerikaanse historicus Mark Atwood in 2009 in The New York Times opmerkte:

The end of the cold war brought relief, even joy, for most Americans. With the crumbling of the Eastern bloc in 1989, more than four decades of anxiety seemed to be over. One of the few discordant voices came, surprisingly, from George Kennan, the former United States diplomat who had devised the 'containment' policy widely considered responsible for the Western triumph. 'I believe it would have happened earlier,' Kennan lamented less than a month after Germans began chipping holes in the Berlin Wall, 'if we had not insisted on militarizing the rivalry.'

Kennan did not specify who was responsible for making the cold war longer and more dangerous than it needed to be. But Paul Nitze, a onetime State Department colleague who had helped shape foreign policy under every president from Roosevelt to the first Bush, surely ranked high on his list of culprits.

It was Nitze, after all, who had argued most strongly for a huge buildup of American military power. And it was Nitze who had frequently led the charge to assure that Washington kept adding to its arsenal. Looking back in 1995, his appraisal of American management of the cold war could hardly have been more different from Kennan’s. 'I’ve come to the conclusion we did it pretty goddam well,' he boasted.

Weet Buruma dit allemaal niet? Ja, dat weet hij wel degelijk, want in The New York Review of Books van 13 augustus 1987 citeerde hij Kennan’s woorden uit 1948 en voegde hieraan instemmend toe dat ‘George Kennan, writing in Foreign Affairs in 1985, pointed out the unconscious chauvinism’ van de Amerikaanse buitenlandse politiek, waarbij, volgens Kennan:

interventions have served, in the eyes of their American inspirers, as demonstrations not only of the moral deficiencies of others but of the positive morality of ourselves; for it was seen as our moral duty to detect these lapses on the part of others, to denounce them before the world, and to assure — as far as we could with measures short of military action — that they were corrected.

Desondanks stelde Buruma in 2002, tijdens de aanloop van de illegale Amerikaanse agressieoorlog tegen Irak dat ‘we cannot expect the Americans to be keen on our European civilizing mission,’ en dat ‘we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.’ Opnieuw ontbreekt ook maar een greintje logica in Buruma’s betoog, wanneer hij stelt dat ‘eveneens wij het vuile werk moeten doen,’ zodat ‘our European civilizing mission,’ ongestoord kan doorgaan. Buruma’s ‘urban elites’ beseffen niet dat hier een man aan het woord is die ernstig in de war is wanneer hij voorstelt de VS te helpen bij ‘het vuile werk,’ om ‘onze Europese beschavingsmissie’ voort te kunnen zetten. Juist dankzij dit gebrek aan elementaire logica, besloot het polder-establishment hem in 2019 de Gouden Ganzenveer uit te reiken, voor zijn ‘bijdrage aan het internationale politieke debat,’ die zou getuigen van een, let op, ‘groot verantwoordelijkheidsbesef.’ Hier wordt wederom gedemonstreerd welk belang de witte gevestigde orde aan het begrip ‘verantwoordelijkheid’ hecht. Zolang hij de elitebelangen niet benadeelt, wordt de opiniemaker beloond, terwijl kritische geesten worden gemarginaliseerd, en aldus blijft de status quo vooralsnog gehandhaafd. Na een leven lang getuige te zijn geweest van de desastreuze machiavellistische machtspolitiek van de VS, schreef George Kennan een gedesillusioneerde terugblik op zijn tijdperk. Aan het slot van zijn boek Sketches From A Life (1989) stelde hij somber vast:

Ik beschouw de Verenigde Staten van deze laatste jaren van de twintigste eeuw als een in wezen tragisch land, begiftigd met uitstekende natuurlijke hulpbronnen die het snel aan het verkwisten en uitputten is, en met een intellectuele en artistieke intelligentsia van groot talent en originaliteit. Voor deze intelligentsia hebben de dominante politieke machten in het land weinig begrip of respect. Haar stem wordt doorgaans tot zwijgen gebracht of overschreeuwd door de commerciële media. Het is waarschijnlijk veroordeeld om, net als de Russische intelligentsia in de negentiende eeuw, voorgoed een hulpeloze toeschouwer te blijven van de verontrustende koers in het leven van de natie.

Op zijn beurt merkte de Amerikaanse historicus Mark Atwood op dat:

acceptance of containment also brought Kennan disappointments that haunted him until his death in 2005. Kennan believed that the Soviet Union, however repugnant, posed little military threat to the West and urged that the United States rely mostly on economic and political means to resist Communist expansion. Other officials, above all Nitze, who succeeded Kennan as chief of policy planning, saw things differently, especially after the outbreak of the Korean War in 1950. Kennan watched with regret as the United States subsequently poured enormous resources into weaponry and military bases.

Het grote verschil tussen enerzijds de meningen van een outsider als mainstream-opiniemaker Ian Buruma en anderzijds de inzichten van een Amerikaanse insider als George Kennan is dat laatst genoemde zich uiterst bewust was van ‘het onbewust chauvinisme’ dat ten grondslag ligt aan de Amerikaanse buitenlandse politiek, en mijn oude vriend aan dit 'chavinisme' geen consequenties verbindt, ondanks het feit dat de National Security State nu een buitenlandse schuld heeft van ruim ’20 trillion dollar,’ terwijl het imperium elk groot gewelddadig conflict blijft verliezen. 

Meer kritiek op Buruma’s beweringen later. Dan meer over Pearl Harbor, waarover mijn oude vriend de waarheid verzwijgt.  


De 'politiek-literaire elite' van het polderland. 

There must be some kind of way outta here
Said the joker to the thief
There's too much confusion
I can't get no relief

Geen opmerkingen: