In 1918 kwam er een einde aan de Groote Oorlog, zo leren we op school. Historicus Jacques Pauwels herinnert ons aan een episode die niet in onze geschiedenisboeken vermeld staat. De geallieerde winnaars van de oorlog tegen Duitsland zetten de strijd immers verder, nu tegen Rusland. Ze slaagden er echter niet in de Russische revolutie van 1917 te vernietigen. Pauwels legt uit waarom.
donderdag 13 december 2018
Honderd jaar geleden… buitenlandse interventies tegen de Russische revolutie
Door de Groote Oorlog was in alle Europese landen een revolutionaire situatie ontstaan. In de landen waar de overheid nog steeds zoals in 1914 de traditionele elite vertegenwoordigde, reageerden de machthebbers ofwel met ongenadige repressie ofwel met toegevingen in de vorm van democratische politieke en sociale hervormingen, en soms met een combinatie van de twee.
In het geval van Rusland was de revolutie echter gelukt en begonnen de bolsjewieken te werken aan de allereerste poging ter wereld om een socialistische maatschappij op te bouwen. Het was een experiment waarvoor de elites in de andere landen niet de minste sympathie hadden. Ze hoopten dat het snel met een smadelijke mislukking zou eindigen.
In onder meer Londen en Parijs voorspelden de autoriteiten van meet af aan de onvermijdelijkheid van een dergelijke mislukking. Om echter zeker te zijn, werd besloten om troepen naar Rusland te sturen om de contrarevolutionaire ‘Witten’1 te steunen tegen de ‘rode’ bolsjewieken in een conflict dat tot een grote, lange en bloedige burgeroorlog zou leiden.
In april 1918 landden Britse en Japanse troepen in Vladivostok, in het uiterste oosten van Siberië aan de Japanse Zee. Het was de eerste golf van geallieerde troepen die in Rusland arriveerde. Vanuit Vladivostok werd contact gelegd met de ‘witte’ troepen, die al begonnen waren met openlijke oorlogvoering tegen de bolsjewieken.
In totaal zouden alleen al de Britten in 1918 ongeveer 40.000 soldaten naar Rusland sturen. In diezelfde lente van 1918 zond Churchill, toen Brits minister van Oorlog, ook een expeditiekorps naar Moermansk om in het hoge Noorden van Rusland de troepen van de ‘witte’ generaal Kolchak te ondersteunen. Het was de bedoeling om in Rusland een bevriende regering aan de macht te brengen. Twaalf andere landen stuurden kleinere contingenten, onder meer Frankrijk, de VS, Japan, Italië, Roemenië, Servië, Griekenland - en jawel, ook België.
In sommige gevallen werden deze geallieerde troepen aan de Russische grenzen ook tegen de Duitsers en Ottomanen ingezet, maar het was toch overduidelijk dat zij naar Rusland gekomen waren om het bolsjewistische regime ten val te brengen, om de ‘Bolsjewistische baby in zijn wieg te wurgen’, zoals Churchill had gezegd.
Vooral de Britten hielden ook in het achterhoofd dat ze en passant enkele interessante territoriale stukken en brokken van het uiteenvallende Rusland zouden kunnen verwerven. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom een Britse eenheid vanuit Mesopotamië2 naar de oevers van de Kaspische Zee optrok naar het olierijke gebied rond Bakoe, de hoofdstad van het huidige Azerbeidzjan.
De Bolsjewieken kregen niet alleen tegenstand van conservatieve Witten en de geallieerden, maar moesten het ook opnemen tegen allerlei nationale minderheden. De oorlog had in Rusland immers niet alleen de voorwaarden voor een sociale revolutie gecreëerd, maar in sommige delen van het reusachtige land ook voor nationale revoluties van etnische minderheden.
Dergelijke nationale bewegingen behoorden meestal tot de rechtse, conservatieve, racistische en antisemitische variant van het nationalisme. De Duitse politieke en militaire elite had in hen naaste ideologische en nuttige bondgenoten gezien in de oorlog tegen Rusland. Lenin en de bolsjewieken daarentegen werden door de Duitsers wel als nuttig beschouwd in de strijd tegen Rusland (van de tsaren, nvdr), maar op ideologisch vlak waren die Russische revolutionairen antipoden van het reactionaire Duitse regime.
De Duitsers hadden de Finse, Baltische, Oekraïense en andere nationalisten echter ook gesteund omdat zij in Oost- en Noord-Europa Duitse satellietstaten hoopten op te richten, liefst monarchieën met als ‘soeverein’ een of andere telg van een Duits adellijk geslacht. De Vrede van Brest-Litovsk riep dan ook een aantal dergelijke staten in het leven. Van 11 juli tot 2 november 1918 mocht een Duitse aristocraat met de naam Willem (II) Karel Florestan Gero Crescentius, hertog van Urach en graaf van Württemberg, als Mindaugas II koning van Litouwen spelen.
Met de wapenstilstand van 11 november 1918 was Duitsland gedoemd om in Oost- en Noord-Europa van het toneel te verdwijnen en kwam aan de droom van een Duitse overheersing daar een einde. Maar artikel twaalf van de wapenstilstand gaf Duitse troepen specifiek de toelating om in Rusland, de Baltische regio en in Oost-Europa gewapend aanwezig te blijven zolang de geallieerden het nodig achtten.
Britse en Franse leiders zoals Lloyd George en Foch beschouwden het bolsjewistische Rusland voortaan immers als een grotere vijand dan Duitsland. En dus mochten de Duitsers blijven als ze de bolsjewieken bevochten, wat de terugtrekkende Duitsers inderdaad ook deden. De nationale bewegingen van de Balten, Finnen, Polen en andere nationaliteiten die eerder de steun van Duitsland hadden genoten in hun strijd tegen Rusland, kregen nu steun van de ter plaatse aanwezige geallieerde troepen, die zo tot over hun oren betrokken raakten in de Russische Burgeroorlog.
In alle landen die toen op de ruïnes van het tsarenrijk aan het ontstaan waren, kwam het tot een strijd tussen voorstanders van een sociale revolutie en voorstanders van een nationale revolutie. Arbeiders, boeren en andere leden van de lagere klassen verwelkomden een sociale revolutie en verwelkomden en steunden daarom actief de bolsjewieken. Ze stelden zich tevreden met een of andere vorm van autonomie voor de eigen minderheid binnen de nieuwe multilinguïstische en multiculturele staat die de plaats van het tsarenrijk zou innemen en later als de Sovjet-Unie bekend zou worden.
De oude aristocratische en vooral burgerlijke elites en middenstanders daarentegen waren tegen een sociale revolutie en bevochten daarom de verafschuwde bolsjewieken. Zij wilden totale onafhankelijkheid van de nieuwe staat die de bolsjewieken aan het oprichten waren. Hun nationalisme was het typische 19de-eeuwse rechtse, conservatieve nationalisme geassocieerd met volk, taal en godsdienst – en een meestal mythisch glorierijk verleden dat nu via een nationale revolutie moest herleven.
Zo kwam het ook in Finland, Estland en Oekraïne tot een oorlog van ‘witten’ tegen ‘roden’. Als de ‘witten’ in vele gevallen de overwinning behaalden en onafhankelijke, resoluut anti-bolsjewistische en anti-Russische staten oprichtten, was dat niet alleen omdat in het Russische kernland de bolsjewieken zelf lang met de rug tegen de muur moesten vechten en hun ‘rode’ wapenbroeders elders weinig steun konden verlenen. Het was ook omdat eerst de Duitsers en daarna de geallieerden, en vooral de Britten, overal tussenbeide kwamen om de ‘witten’ manu militari een handje toe te steken.
Eind november 1918 arriveerde bijvoorbeeld een eskader van de Royal Navy in de Baltische Zee om de ‘witte’ Estlanders en Letten van wapens te voorzien en hun ‘rode’ vijanden, inclusief Russische bolsjewistische troepen, te helpen bevechten. De Britten kelderden een aantal schepen van de Russische vloot en blokkeerden de rest in hun thuisbasis Kronstadt (op 30 kilometer van Sint-Petersburg, nvdr). In Finland hadden de Duitse troepen al in de lente van 1918 de ‘witten’ de overwinning en op die manier de onafhankelijkheid van hun land helpen bezorgen.
De geallieerde interventie in Rusland bleek contraproductief omdat buitenlandse steun de sowieso onpopulaire contrarevolutionaire ‘witte’ krachten discrediteerde in de ogen van talloze Russen. Die beschouwden en ondersteunden de bolsjewieken steeds meer als de ware Russische patriotten. In vele opzichten was de bolsjewistische sociale revolutie tegelijkertijd een nationale Russische revolutie.
Het was duidelijk de bedoeling van de leiders in Londen, Parijs en Washington om ook in de burgeroorlog in Rusland zelf de Witten de overwinning te bezorgen en komaf te maken met het ongewenste bolsjewistische experiment waarvoor ook al te vele Britten, Fransen en Amerikanen belangstelling en geestdrift aan de dag legden. In een memorandum aan Clémenceau uitte Lloyd George in de lente van 1919 daarover zijn bezorgdheid: "Heel Europa is gegrepen door een revolutionaire geest. Bij de arbeiders is er een diep gevoel, niet alleen van ontevredenheid, maar van woede en revolte... De gevestigde orde, zowel politiek, sociaal als economisch, wordt door de massa’s in vraag gesteld, van het ene tot het andere uiteinde van Europa."
Maar de geallieerde tussenkomst in Rusland bleek contraproductief omdat buitenlandse steun de sowieso onpopulaire contrarevolutionaire ‘witte’ krachten discrediteerde in de ogen van talloze Russen. Die beschouwden en ondersteunden de bolsjewieken steeds meer als de ware Russische patriotten. In vele opzichten was de bolsjewistische sociale revolutie tegelijkertijd een nationale Russische revolutie.
Het was een strijd voor het voortbestaan, de onafhankelijkheid en waardigheid van Rusland, eerst tegenover de Duitsers en daarna tegenover de geallieerde troepen die het land binnenvielen en er zich gedroegen ‘alsof ze in Centraal-Afrika waren’. De bolsjewieken kregen van talloze nationalistische burgers en zelfs edellieden steun. Zonder die steun hadden ze de burgeroorlog tegen de Witten en de geallieerde invallers waarschijnlijk niet kunnen winnen.
Zelfs de befaamde generaal Broesilov, een edelman, steunde de Roden. "Mijn plichtsbewustzijn tegenover de [Russische] natie heeft mij gedwongen om gehoorzaamheid te weigeren aan mijn natuurlijke sociale instincten", legde hij uit. De Witten waren overigens niets anders dan ‘een microcosmos van de heersende en regerende klassen van het [Russische] ancien régime – legerofficieren, grootgrondbezitters, bureaucraten, prelaten van de orthodoxe kerk – met slechts minimale steun van het volk’, zoals Arno Mayer benadrukt. Velen van hen waren corrupt, en een groot deel van het geld dat de geallieerden hen bezorgden, verdween in hun zakken.
Britse soldaten die de legerleiding na de wapenstilstand van november 1918 niet demobiliseerde maar in plaats daarvan naar Rusland wilde sturen, protesteerden en sloegen ei zo na aan het muiten, bijvoorbeeld in januari 1919 in Dover, Calais en andere kanaalhavens.
De geallieerde tussenkomst in Rusland, soms beschreven als een ‘kruisvaart tegen het bolsjewisme’, was echter ook tot mislukken gedoemd omdat er zowel bij de soldaten als bij de burgers van Groot-Brittannië, Frankrijk en andere landen veel oppositie tegen ontstond. De slogan ‘Handen af van Rusland’ (Hands Off Russia) werd hun leuze.
Britse soldaten die de legerleiding na de wapenstilstand van november 1918 niet demobiliseerde maar in plaats daarvan naar Rusland wilde sturen, protesteerden en sloegen ei zo na aan het muiten, bijvoorbeeld in januari 1919 in Dover, Calais en andere kanaalhavens. En in Glasgow werd in diezelfde maand gestaakt, zeker niet uitsluitend maar toch ook uit protest tegen het interventionistische beleid tegenover Rusland. In maart 1919 ontstonden rellen bij Canadese troepen in een kamp in Ryl, in Wales. Er vielen 5 doden en 23 gewonden. Later in 1919 volgden nog meer dergelijke opstootjes van de soldaten, de mannen in kakiuniformen, zodat dit soort kabaal bekend raakte als ‘kakirellen’. In Frankrijk eisten de talrijke Parijse stakers een beëindiging van de gewapende tussenkomst in Rusland.
Ook de troepen die zich al in Rusland bevonden, maakten duidelijk dat zij niet wilden vechten tegen de bolsjewieken en dringend naar huis wilden. In februari, maart en april 1919 ontstonden muiterijen en deserties bij Franse troepen in de havenstad Odessa en in de omgeving van Moermansk bij Britse soldaten, van wie er ook een aantal overliepen naar de bolsjewieken.
"Soldaten die Verdun en de Slag aan de Marne overleefd hebben, willen niet gaan sterven in de vlaktes van Rusland", merkte een Franse officier op. In het Amerikaanse contingent verwondden talrijke soldaten zichzelf in een poging om gerepatrieerd te kunnen worden. De geallieerde soldaten sympathiseerden bovendien met de Russische revolutionairen. Ze raakten zelf steeds meer besmet door het bolsjewisme dat ze verondersteld waren te bevechten. Vanaf de lente van 1919 zagen de Canadezen, Fransen, Britten, Amerikanen en Italianen zich één na één gedwongen om roemloos af te druipen uit Rusland.
De westerse elites kregen de bolsjewieken dus niet klein via een gewapende interventie. Ze gooiden het daarop over een andere boeg en verleenden politieke en militaire steun aan de nieuwe staten die in de westelijke gebieden van het vroegere tsarenrijk ontstonden, zoals Polen en de Baltische staten. Die nieuwe staten waren zonder uitzondering producten van nationale revoluties, geïnspireerd door reactionaire en al te dikwijls antisemitisch getinte vormen van nationalisme. Het waren staten geassocieerd met wat er overbleef van de oude elites (adellijke grootgrondbezitters, adellijke generaals, generaals uit de haute bourgeoisie), met de ‘nationale’ christelijke kerken, en met de industriëlen.
Het waren op een paar uitzonderingen na – Tsjecho-Slowakije bijvoorbeeld – helemaal geen democratieën maar autoritaire regimes, met aan het hoofd niet zelden een hoge militair van adellijke afkomst zoals Horthy, Mannerheim en Pilsudski. Hun antibolsjewisme werd slechts geëvenaard door hun anti-Russische gevoelens. De Bolsjewieken slaagden er wel in om een aantal gebieden van tsaristisch Rusland te recupereren, zoals Oekraïne.
Zo werd rond het revolutionaire Rusland, weldra bekend als de Sovjet-Unie, een ‘cordon sanitaire’ opgeworpen, in de hoop dat dit ‘het bolsjewisme binnen Rusland zou isoleren’, zoals Margaret MacMillan schrijft. Voorlopig was dat alles wat het Westen kon doen. Maar de hoop om op de een of andere manier aan het revolutionaire experiment in Rusland een einde te maken bleef voortleven in Londen, Parijs, en Washington.
De westerse leiders hebben lang gehoopt dat de revolutie in Rusland vanzelf zou ineenstorten, maar dat gebeurde niet. Later, in de jaren 1930, hoopten ze dat nazi-Duitsland de contrarevolutionaire strijd in de Sovjet-Unie zou heropnemen. Het is daarom dat ze Hitler zouden toelaten om het Reich te hermilitariseren en dat ze hem via de beruchte zogenaamde ‘Appeasementpolitiek’ zouden aanmoedigen om de Sovjet-Unie aan te vallen.
Jacques R. Pauwels is auteur van De Groote Klassenoorlog 1914-1918, EPO, Berchem, 2014
1 De 'Witten' waren een amalgaam van belangengroepen die de linkse revolutie wilden vernietigen. Ze wilden niet zozeer een herstel van het tsarendom, hoewel er ook wel tsaristen in hun middens zaten. Hun leiders streefden enkel eigen machtsverwerving na en hadden alleen de vernietiging van de revolutie als gemene deler; zie verder in het artikel (nvdr).
2 Grotendeels het huidige Irak (nvdr).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten