vrijdag 28 december 2018

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 6


Wanneer mainstream-opiniemaker Ian Buruma verkondigt dat 

even if the end of Pax Americana does not result in military invasions or world wars, we should ready ourselves for a time when we might recall the American empire with fond nostalgia,

dan is deze bewering gebaseerd op de overtuiging dat het gewelddadig geglobaliseerd neoliberalisme van de witte man het enige juiste systeem voor de hele mensheid is.

Een andere absurde misvatting van mijn oude vriend publiceerde NRC Handelsblad op 12 augustus 2015, toen Buruma met de stelligheid van een marktkoopman beweerde dat ‘Trump geen president’ zou ‘worden.’ Zijn ‘logica’ ging als volgt:

Zijn (Trump’s svh) aanhangers walgen van de compromissen die Republikeinen en Democraten in Washington sluiten. Samenwerken met de andere partij is voor hen geen noodzaak om een groot en divers land te besturen. Het is een vorm van corruptie. Dat verklaart de opkomst van de Tea Party-politici, die de regering liever lam leggen dan een compromis te sluiten met de Democraten. En daarom lopen mensen nu warm voor een ordinaire herrieschopper als Trump.

Dit is een gevaarlijke tendens. Niet dat met de nieuwe lichting demagogen het fascisme meteen weer voor de deur staat, maar zonder compromissen wordt een democratie onbestuurbaar. Dit is vooral in de VS heel goed zichtbaar. Trump zal geen president worden, maar de populistische schade is al aangericht.

Een jaar later, op 9 november 2016, berichtte The New York Times ontsteld:

Donald Trump Is Elected President in Stunning Repudiation of the Establishment 

The surprise outcome, defying late polls that showed Hillary Clinton with a modest but persistent edge, threatened convulsions throughout the country and the world, where skeptics had watched with alarm as Mr. Trump’s unvarnished overtures to disillusioned voters took hold.

De ‘verbijsterende afwijzing van het establishment’ hadden de ‘stedelijke elites’ op geen enkele manier voorzien. Zij dachten dat het ‘business as usual’ zou worden, met een overdonderende overwinning van Hillary Clinton, de kandidaat van de beursspeculanten en het militair-industrieel complex, die een hele serie nieuwe bombardementen op de agenda had staan, met voorop Syrië en mogelijkerwijs ook Iran, landen die door de joodse lobby waren aangewezen als de twee, voorlopig, grootste vijanden van het zionistische Israel. Hoewel voor iedereen duidelijk kon zijn dat de hoogmoed van de Democratische Partij en haar ‘corporate press,’ ten val was gekomen, volgde nagenoeg geen serieuze analyses in politieke kringen en in de 'corporate press.' Alle overgebleven energie werd onmiddellijk gepompt in de grootste hetze die, in elk geval, ik heb meegemaakt. Hetze is misschien nog te zwak uitgedrukt. Wat we nog steeds zien is een langdurige demonisering van Trump en zijn aanhang, een aanzienlijk deel dus van de Amerikaanse bevolking. De onderlinge haat van beide partijen is onoverbrugbaar geworden. Wanneer de elites onderling niet langer meer een consensus kunnen vinden, is er sprake van een ‘systemic crisis,’ die als zij doorzet  in een burgeroorlog zal eindigen. Vooral wanneer de wederzijdse hysterie gevoed blijft. 

Nog geen kwarteeuw na de ineenstorting van de Sovjet Unie is de VS een reus op lemen voeten geworden, met een buitenlandse schuld van meer dan twintig biljoen dollar (20 keer een miljoen maal een miljoen), een militair-industrieel complex dat sinds 2001 tenminste 32 miljoen dollar per uur aan oorlogsvoering besteedt, belastinggeld dat verspild is aangezien Het Pentagon sinds de Korea Oorlog in de jaren vijftig er niet in is geslaagd ook maar één oorlog te winnen. 

‘According to estimates by the Costs of War project at Brown University’s Watson Institute for International and Public Affairs, the war on terror has cost Americans a staggering $5.6 trillion since 2001, when the U.S. invaded Afghanistan.’ 

En wat betreft de Koude Oorlog die, volgens de mainstream-opiniemakers, zo glansrijk gewonnen was, welnu, die blijkt achteraf een Pyrrusoverwinning te zijn geweest. Dit grootschalig geweld ging en gaat nog steeds ten koste van onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, het broodnodige onderhoud  van de infrastructuur, kunst, cultuur, etcetera. Juist daardoor ‘nadert’ het einde van wat Buruma zonder enige ironie de ‘Pax Americana’ noemt. Naar aanleiding van de constatering van de voormalige Veiligheidsadviseur ‘Zbigniew Brzezinsky’ dat Washington is ‘Forced to Downsize US Imperial Ambitions,’ publiceerde de goed geïnformeerde website Katehon een interessant commentaar onder de kop:

ZBIGNIEW BRZEZINSKI’S AMERICAN NEW STRATEGY TOWARDS RUSSIA AND CHINA. 

Voor alle duidelijkheid, Katehon is een in Rusland gebaseerde, in de ogen van The New York Times ‘right-wing Christian think tank aligned with Mr. Putin,’ een ‘denktank’ die zichzelf afficheert als

an international network of people — from a wide variety of fields and disciplines — who specialize in the geopolitical, geo-strategic and political analysis of world events. The group consists of political thinkers, international relations researchers, experts in security and counter-terrorism, and journalists concerned with international affairs, geopolitics, ethno-politics and inter-religious dialogue.

Omdat The New York Times zelf behoort tot de bevooroordeelde allerminst onafhankelijke commerciële pers, en al jaren een felle anti-Poetin campagne voert, heb ik geen enkele moeite om in het kader van hoor en wederhoor, de lezer de visie van Katehon voor te leggen. Op 21 april 2016 berichtte de website:

Famous American political scientist Zbigniew Brzezinski once again frightened mankind by saying that ‘the end of America's global role... would most probably be global chaos.’ To avoid this, the supporter of the American hegemony of the United States suggested Global Realignment. That's the name of his article in the journal ‘The American Interest.’ So, what is the American Interest according to Brzezinski?

To briefly summarize the content of Brzezinski’s article it boils down to two theses:

1) The United States is no longer a global imperial power.

2)  As was already mentioned above — the probable chaos as a result of the collapse of the US imperial hegemony. In order for the United States to maintain its power, Brzezinski offers several recipes:

a) Make the main geopolitical rivals of America — Russia and China — work towards US interests. This is supposed to use the crisis in the Middle East as a source of supposed common threats to all three powers.

‘America can only be effective in dealing with the current Middle Eastern violence if it forges a coalition that involves, in varying degrees, also Russia and China.’

‘The political prospect for China in the near future is to become America's principal partner in containing global chaos, of the sort that is spreading outward (including to the northeast) from the Middle East. If it is not contained, it will contaminate Russia's southern and eastern territories as well as the western portions of China.’

b)  Making the Islamic world work towards US interests. To do this, Brzezinski once again recalls his doctrine of ‘global democratic awakening,’ which justifies US involvement in Arab Springs. The gist of it is simple: use the anti-American forces to strengthen US domination through the various mechanisms of influence and direct infiltration. 

Brzezinski states that special attention should be focused on the non-Western world's newly politically aroused masses, and this can be understood only in the context of his theory of global democratic awakening. The emergence of ISIS, and before that the color revolutions of the Muslim Brotherhood, in the Islamic world can be regarded as the practical application of this particular strategy. These forces ‘surprisingly’ create problems for anyone except the United States.

c) To maintain the US military presence in the Middle East by any means. The text states that this is crucial for the United States, as withdrawal will immediately trigger the collapse of American hegemony:

‘A comprehensive US pullout from the Muslim world favored by domestic isolationists, could give rise to new wars (for example, Israel vs. Iran, Saudi Arabia vs. Iran, a major Egyptian intervention in Libya) and would generate an even deeper crisis of confidence in America's globally stabilizing role. In different but dramatically unpredictable ways, Russia and China could be the geopolitical beneficiaries of such a development even as global order itself becomes the more immediate geopolitical casualty. Last but not least, in such circumstances a divided and fearful Europe would see its current member states searching for patrons and competing with one another in alternative but separate arrangements among the more powerful trio.’

In other words, Brzezinski offers the following strategy, where the Middle East is playing a key role:


1. To foment chaos and war in the region, relying on the strength of ‘global democratic awakening.’

2. Declare war on terrorism and to shift the burden onto Russia and China, drawing them into a hopeless conflict in the region.

3.  Maintain or even increase its military presence under the pretext of preserving stability in the Middle East.

Of course, all of this is masked by the theses of the struggle against terrorism and paying attention to the suffering of Muslims and the inhabitants of the Third World in general, and because the main actors in the crisis in the Middle East chessboard of Eurasia — Russia, China, Iran, Turkey, Israel, Egypt, Europe, and Saudi Arabia — are invited to participate in it. The pretext is that they are all interested in resolving the conflict, but in fact it will only lead to a conflict of interest and increase the chaos.

‘The overall threat of Islamic terrorism’ is not a ‘threat’ per se. The US were seriously hit by Islamism only once in its history, on September 11th, 2001. In the US, Muslims consist of around 1% of all citizens, as opposed to the multi-million Muslim populations of Russia and China. And unlike these two countries, there is no region in the US where the threat of Islamist separatism may emerge.

The US is separated from the conflict region by the Atlantic Ocean. Thus, the US can afford to play at two tables at once — to covertly support extremists and combat terrorism, drawing Russia and China into the conflict and subsequently weakening the Islamic world as well.

America hopes to use the US-grown Islamic extremists to re-engage Russia into their orbit, as has been noted — probably post-Putin. It will be the threat of Islamism that will be used in order to engage Russia in an America-centric system. Brzezinski openly declared that this pro-Western strategy relies on Russian nationalism, or on Russia’s transition from the Byzantine imperial expansionist ideology to the concept of Russian national bourgeois European states as part of the Western world:

‘Russia's own future depends on its ability to become a major and influential nation-state that is part of a unifying Europe.’

It is significant that Brzezinski, in accordance with the classical geopolitical tradition, considers the main US enemy to be Russia, not China:

‘And that is why it behooves the United States to fashion a policy in which at least one of the two potentially threatening states becomes a partner in the quest for regional and then wider global stability, and thus in containing the least predictable but potentially the most likely rival to overreach. Currently, the more likely to overreach is Russia, but in the longer run it could be China.’

Brzezinski’s analysis is based on a manipulation of facts and outright lies, designed to hide the rough edges of his vision.

Firstly, he is absolutely wrong when he assesses Russia's position. From the point of view of Brzezinski, this country is in the latest convulsive phase of its imperial devolution. Meanwhile, Russia reunified with Crimea in 2014, and before that in 2008, conducted a successful military campaign in Georgia. In 2015-2016, for the first time since the collapse of the USSR, Russia launched a military campaign overseas — in Syria. Russia demonstrates not imperial devolution, but imperial renaissance. Even if Russia tries to become a nation-state, is will only push it to expand, as millions of Russians live in the territories of Ukraine, Belarus, the Baltic countries, and Kazakhstan. Both imperial and truly national versions of Russia do not fit into the Brzezinski’s vision of Russia — as one of the states of the European Union.

Secondly, Brzezinski did not take into account the new rising superpowers: India, Brazil, and South Africa. Indirectly, this may mean that the United States dropped them off, hoping to overthrow their independent elite by color revolutions and coups, like what is currently happening in Brazil. However, their demographic, economic, and, as in the case of India, ideologically anti-Western potential is extremely high.

Thirdly, he overlooks the potential for disintegration within the ‘European Union.’ The migration crisis, the collapse of the Schengen, diametrically opposite positions between leaders of states on key issues, and the growth of Euro-scepticism, are all problems in the euro zone. This is not a Union that Russia would like to enter. This is not a Union where Brzezinski's ideas may promote the globalist agenda: ‘play a constructive role in taking the lead in regard to transnational threats to global wellbeing and even human survival.’

Fourthly, Brzezinski demonstrates thinking within the neo-realist paradigm of ‘hegemonic stability.’ The collapse of US hegemony in his opinion would mean the collapse of the world order as such. But, first of all, the US does in no way contribute to the preservation of world order, turning the whole world into a zone of controlled chaos using the theory by another American analyst — Steven Mann. Why would it be a factor of stability in the future? Secondly, a number of neo-realists believe that the bipolar world will have a greater equilibrium than a unipolar one. Thirdly, there is a model of a multipolar world as a world divided by the imperial ‘big spaces,’ which takes into account the diversity of the world’s civilizations. It is also not chaos, but the most adequate alternative to American unilateralism.

It may be concluded that Brzezinski’s article demonstrates the desperate attempts of the American elite to maintain its hegemony in the world. At the same time it is full of propaganda clichés, and in many cases its assessment of the situation does not correspond to reality.



De kern van deze visie van de beleidsbepalers in Washington en op Wall Street is ‘[t]o maintain the US military presence in the Middle East by any means.’ Brzezinski ’s ‘text states that this is crucial for the United States, as withdrawal will immediately trigger the collapse of American hegemony,’ het grote schrikbeeld van zowel Republikeinen als Democraten in het Congres en het Pentagon. Men dient niet te vergeten dat expansionisme de rode draad is in de Amerikaanse geschiedenis sinds het moment dat Europeanen voet aan wal zetten in de ‘nieuwe wereld.’ Dit benadrukte nog eens de bekende Amerikaanse historicus Howard Zinn toen ik hem begin deze eeuw interviewde. Zinn wees mij erop dat het moment waarop de witte Europeaan op de Oostkust landde, zijn blik al op de West Kust was gericht, de Indianen bestonden voor hen domweg niet. Het was de doctrine van het ‘manifest destiny,’ die voorschreef dat het westwaarts expanderen een plicht was om almaar meer land te cultiveren en om de Amerikaanse civilisatie te verspreiden. De zo bewonderde Amerikaanse literator Henry David Thoreau verwoordde het aldus:

We go eastward to realize history and study the works of art and literature, retracing the steps of the race; we go westward as into the future, with a spirit of enterprise and adventure. The Atlantic is a Leathean stream, in our passage over which we have had an opportunity to forget the Old World and its institutions.

Dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika  andere ideeën daarover hadden, maakte niets uit. Zinn vertelde me:

In feite is het werkelijke probleem dat het kapitalisme per definitie onverzadigbaar is. Het is nooit tevreden, het heeft nooit genoeg, niet genoeg geld, niet genoeg land. Het moet altijd expanderen. Je ziet dit de hele Amerikaanse geschiedenis door. In 1890, het jaar van het bloedbad bij Wounded Knee, waarbij Indiaanse mannen, vrouwen en kinderen massaal door het Amerikaanse leger werden afgeslacht en de Indiaanse geestkracht definitief gebroken werd, in dat jaar bepaalde de Amerikaanse overheid officieel dat de interne grenzen gesloten waren. Het continent van de Verenigde Staten was een eenheid geworden. Maar dat betekende zeker niet een einde aan de buitenlandse expansie, die ging gewoon door. De Verenigde Staten bleef over de grenzen heenkijken en acht jaar later, in 1898, verdreef het Spanje uit Cuba en Puerto Rico en de Virgin-eilanden. Vervolgens trokken de Amerikaanse strijdkrachten verder en verder, ook de Stille Oceaan over via Hawaii en Guam naar ondermeer de Filippijnen, dat met veel terreur werd veroverd. 

De Verenigde Staten werd een wereldmacht met een eigen imperium. Het was de start van een lange periode van Amerikaans expansionisme in elk werelddeel. En aan het begin van de Tweede Wereldoorlog stond de Verenigde Staten op het punt zijn macht over het Midden Oosten uit te breiden. Kort samengevat wordt het expansionisme gevoed door de begeerte naar land en rijkdom. Het beperkte zich eerst tot het oostelijk deel van het continent. Toen dat bezet was trok men steeds verder westwaarts. Er was goud in Californië, wat een van de belangrijke redenen was om een oorlog tegen Mexico te beginnen. Er was zilver in de westelijke staten, en uiteindelijk wist de Verenigde Staten ongeveer de helft van het toenmalig Mexicaans grondgebied te veroveren. Alles leverde winst op, de grond en de mineralen. En als je ermee wegkomt met het stelen van andermans land en het vermoorden van de oorspronkelijke bewoners, en je meent daartoe het recht te hebben, omdat je jezelf beschaafder vindt of omdat jouw god je dat heeft ingefluisterd, waarom zou je dan stoppen? De expansie over zee was daarom ook de logische volgende stap, gemotiveerd door het eenvoudige besef dat er overzeese grondstoffen en markten konden worden veroverd. De doctrine van de groei die geen grenzen kent. De Verenigde Staten trok het Caraïbisch gebied binnen en United Fruit Company kocht voor een habbekrats grote stukken land van de bevriende en corrupte Cubaanse regering en liet daar suiker verbouwen, een uiterst winstgevende handel. Imperialisme is buitengewoon lucratief. Expansie is buitengewoon lucratief. Ondernemingen zijn altijd op zoek naar het maximum aan resultaat voor een minimum aan kosten, dus zijn ze afhankelijk van gebieden waar de vitale grondstoffen liggen en waar goedkope arbeidskrachten leven om die maximaal te kunnen exploiteren. Bovendien zijn ze op zoek naar de belastingparadijzen, de landen waar de belastingmaatregelen het gunstigst zijn, met andere woorden de landen die onder de heerschappij van Washington staan.

Vijf jaar voordat hij de Democratische president van de VS zou worden vatte Woodrow Wilson tijdens een college aan Columbia University dit beleid nog eens samen door te stellen:

Since trade ignores national boundaries and the manufacturer insists on having the world as a market, the flag of his nation must follow him, and the doors of the nations which are closed must be battered down… Concessions obtained by financiers must be safeguarded by ministers of state, even if the sovereignty of unwilling nations be outraged in the process. Colonies must be obtained or planted, in order that no useful corner of the world may be overlooked or left unused.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat vandaag de dag de mens wereldwijd getuige is van de plunderingen van de ‘global corporate empire.’ De hierboven beschreven realiteit demonstreert hoe absurd Ian Buruma’s voorstelling van zaken is, wanneer hij bijvoorbeeld stelt dat Trump’s ‘aanhangers walgen van de compromissen die Republikeinen en Democraten in Washington sluiten.’ Zowel volgens Buruma’s ‘liberal’ visie als de ‘neoconservatieve’ zienswijze is dit — opnieuw volgens Buruma —  

een gevaarlijke tendens. Niet dat met de nieuwe lichting demagogen het fascisme meteen weer voor de deur staat, maar zonder compromissen wordt een democratie onbestuurbaar. Dit is vooral in de VS heel goed zichtbaar. Trump zal geen president worden, maar de populistische schade is al aangericht.

Nog afgezien van Buruma’s onvermogen om vanuit zijn virtuele bubbel in New York te registreren hoe diep en wijdverspreid de politieke omwenteling is in de VS, besefte deze mainstream-opiniemaker ook niet dat in een land waar bijna de helft van alle kiesgerechtigden niet meer de moeite neemt te stemmen eenvoudigweg geen democratie bestaat, zeker niet wanneer de helft van alle Congresleden ook nog eens miljonair zijn:

One Member of Congress = 18 American Households: Lawmakers’ Personal Finances Far From Average

It would take the combined wealth of more than 18 American households to equal the value of a single federal lawmaker’s household, the Center for Responsive Politics’ latest analysis of congressional wealth finds.

The median net worth of a member of Congress was $1,029,505 in 2013 — a 2.5 percent increase from 2012 — compared with an average American household’s median net worth of $56,355. Once again, the majority of members of Congress are millionaires — 271 of the 533 members currently in office, or 50.8 percent.

While the median net worth of an American family has declined by nearly one-third between 2007 and 2013, members of Congress have recovered quite well from the recession. The Senate’s median net worth went from $2.3 million to $2.8 million over that period, while for members of the House the numbers went from $708,500 to $843,507.



Hoewel Buruma bovenstaande informatie angstvallig blijft verzwijgen, spreekt hij wel voortdurend van ‘de democratie,’ alsof de overgrote meerderheid van de Amerikanen nog steeds in deze staatsvorm gelooft. De werkelijkheid is evenwel precies het tegenovergestelde, zoals de vooraanstaande Amerikaanse commentator Paul Street op de website CounterPunch van 12 december 2018 constateerde:  

As the distinguished liberal political scientists Benjamin Page (Northwestern) and Marin Gilens (Princeton) showed in their expertly researched book Democracy in America? last year:

‘the best evidence indicates that the wishes of ordinary Americans actually have had little or no impact on the making of federal government policy. Wealthy individuals and organized interest groups — especially business corporations — have had much more political clout.  When they are taken into account, it becomes apparent that the general public has been virtually powerless… The will of majorities is often thwarted by the affluent and the well-organized, who block popular policy proposals and enact special favors for themselves… Majorities of Americans favor… programs to help provide jobs, increase wages, help the unemployed, provide universal medical insurance, ensure decent retirement pensions, and pay for such programs with progressive taxes.  Most Americans also want to cut “corporate welfare.” Yet the wealthy, business groups, and structural gridlock have mostly blocked such new policies [and programs].’

We, like the French, get to vote? Super! Mammon reigns nonetheless in the United States, where, Page and Gilens find, ‘government policy… reflects the wishes of those with money, not the wishes of the millions of ordinary citizens who turn out every two years to choose among the pre-approved, money-vetted candidates for federal office.’ Plus ca change, plus c’est la même chose.

‘World’s great democracy?’ University of Kentucky history department chair Ronald Formisamo’s latest book is titled volumes: American Oligarchy: The Permanence of the Political Class (University of Illinois, 2017). By Formisamo’s detailed account, U.S. politics and policy are under the control of a ‘permanent political class’ — a ‘networked layer of high-income people’ including Congressional representatives (half of whom are millionaires), elected officials, campaign funders, lobbyists, consultants, appointed bureaucrats, pollsters, television celebrity journalists, university presidents, and executives at well-funded nonprofit institutions. This ‘permanent political class,’ Formisamo warns, is taking the nation ‘beyond [mere] plutocracy’ to ‘the hegemony of an aristocracy of inherited wealth.’  It:

‘drives economic and political inequality not only with the policies it has constructed over the past four decades, such as federal and state tax systems rigged to favor corporations and the wealthy; it also increases inequality by its self-dealing, acquisitive behavior as it enables, emulates, and enmeshes itself with the wealthiest One Percent and .01 percent…[It engages in] the direct creation of inequality by channeling the flow of income and wealth to elites [while]… its self-aggrandizement creates a culture of corruption that infects the entire society and that induces many to abuse positions of power to emulate or rise into the One Percent… [and as it] contributes to continuing high levels of poverty and disadvantage for millions that exceed almost all advanced nations.’

Gedreven door een brandende ambitie wist mijn oude vriend Ian Buruma  door te dringen tot het bolwerk van pleitbezorgers rondom de ‘permanent political class,’ die op haar beurt weer ‘the hegemony of an aristocracy of inherited wealth’ de macht in handen heeft gegeven. Daarom geldt nu dat ‘The Rule of the Uber-Rich Means Either Tyranny or Revolution,’ aldus de Amerikaanse auteur en journalist Chris Hedges, waardoor: 

There is no force within ruling institutions that will halt the pillage by the über-rich of the nation and the ecosystem. The über-rich have nothing to fear from the corporate-controlled media, the elected officials they bankroll or the judicial system they have seized. The universities are pathetic corporation appendages. They silence or banish intellectual critics who upset major donors by challenging the reigning ideology of neoliberalism, which was formulated by the über-rich to restore class power. The über-rich have destroyed popular movements, including labor unions, along with democratic mechanisms for reform that once allowed working people to pit power against power. The world is now their playground.

In ‘The Postmodern Condition’ the philosopher Jean-François Lyotard painted a picture of the future neoliberal order as one in which ‘the temporary contract’ supplants ‘permanent institutions in the professional, emotional, sexual, cultural, family and international domains, as well as in political affairs.’ This temporal relationship to people, things, institutions and the natural world ensures collective self-annihilation. Nothing for the über-rich has an intrinsic value. Human beings, social institutions and the natural world are commodities to exploit for personal gain until exhaustion or collapse. The common good, like the consent of the governed, is a dead concept. This temporal relationship embodies the fundamental pathology of the über-rich.

The über-rich, as Karl Polanyi (Joods-Hongaarse econoom. svh) wrote, celebrate the worst kind of freedom — the freedom ‘to exploit one’s fellows, or the freedom to make inordinate gains without commensurable service to the community, the freedom to keep technological inventions from being used for public benefit, or the freedom to profit from public calamities secretly engineered for private advantage.’ At the same time, as Polanyi noted, the über-rich make war on the ‘freedom of conscience, freedom of speech, freedom of meeting, freedom of association, freedom to choose one’s own job.’

The dark pathologies of the über-rich, lionized by mass culture and mass media, have become our own. We have ingested their poison. We have been taught by the über-rich to celebrate the bad freedoms and denigrate the good ones. Look at any Trump rally. Watch any reality television show. Examine the state of our planet. We will repudiate these pathologies and organize to force the über-rich from power or they will transform us into what they already consider us to be — the help.






















Over de recente absoluut hysterische reacties van met name Democratische Congresleden op president Trump’s voornemen om Amerikaanse troepen uit Afghanistan en Syrië terug te trekken schreef Steven Simon, ‘visiting professor of history at Amherst, served on the National Security Council in the Clinton and Obama administrations and at the State Department’ ondermeer het volgende:

When President Trump announced on Wednesday his decision to pull 2,000 American troops out of Syria, he may have shocked many people in Washington — including, apparently, Secretary of Defense James Mattis — but his impulsive and uncoordinated move coincided with strategic imperative, even if the president himself was unaware of it… If keeping 2,000 troops in Syria is pointless and abandoning the Kurds was inevitable, what is the responsible way to withdraw?

Ondanks het feit dat het ‘pointless’ is  om Amerikaanse troepen de chaos in het Midden-Oosten nog verder te laten vergroten, is de reactie van vooraanstaande liberal Democraten dat Washington die troepen niet moet terugtrekken, en dat de zinloze Amerikaanse agressie juist moet doorgaan, met het oog op het handhaven van de afbrokkelende Amerikaanse 'hegemonie.' Zo stelde Susan E. Rice, van 2013 tot 2017 de Nationale Veiligheidsadviseur onder president Obama onder de kop ‘The Threat in the White House’ in The New York Times van 23 december 2018:

With the impetuous decisions that drove Jim Mattis into retirement, President Trump does more to undermine American national security than any foreign adversary… 

This country’s national security decision-making process is more broken than at any time since the National Security Act became law in 1947. Nothing illustrates this dangerous dysfunction more starkly than President Trump’s reckless, unilateral decisions to announce the sudden withdrawal of all 2,000 United States troops from Syria and to remove 7,000 from Afghanistan.

These decisions went against the advice of the president’s top advisers, blindsided our allies and Congress, and delivered early Christmas presents to our adversaries from Russia and Iran to Hezbollah and the Taliban. The costs of this chaos are enormous, starting with the blunt, unnerving resignation of Defense Secretary Jim Mattis, one of the last senior administration officials committed to preserving American global leadership and alliances… Cutting and running from Syria benefits only militants, Turkey, President Bashar al-Assad of Syria, Russia and Iran.



Meer over de blinde steun van Buruma’s ‘liberals’ aan het Amerikaans militair-industrieel complex de volgende keer. 




Geen opmerkingen: