maandag 20 november 2017

David Van Reybrouck: Europa heeft een nieuwe kolonie (ze heet Europa)

Europa heeft een nieuwe kolonie (ze heet Europa)

Historische parallellen trekken, is niet zonder risico. Tenzij we de blik verruimen. Om het succes van populisme te duiden, hebben we meer ter beschikking dan de jaren 30 en hoeft de wereld niet op te houden bij de grenzen van Europa. Grasduinend in het koloniale verleden vallen David Van Reybrouck zaken op met een hedendaagse echo.

Lumumba en Kasavubu (naast Boudewijn) hekelden de regels die Brussel oplegde zonder dialoog. (blg)
Westerse kwaliteitsmedia lijken sinds kort geobsedeerd door een historische parallel. ‘Are we living through another 1930s?’, vroeg The Guardian zich af na de Brexit. ‘Keert de wereld terug naar de jaren 30 met de triomf van Trump?’, schreef El País. ‘Donald Trump: ist das schon Faschismus?’ wou de hoofdredacteur van Der Spiegel weten. Volgens de Süddeutsche Zeitung was het de opkomst van de AfD die an die dreissiger Jahre herinnerde.
In woelige tijden zoeken we houvast bij wat we kennen. Toen was er ook een bankencrisis, een zware recessie, hoge werkloosheid en immense ongelijkheid. Maar het probleem met de jaren 30 is dat er een wereldoorlog op moet volgen. Dat praat niet erg makkelijk. Elke analyse wordt dan meteen overschaduwd door de ­allesvernietigende gevolgen.

Het Europese avontuur kan weleens, net als het overzeese, snel gedaan zijn. De Britten haakten al af. (nyt)
Zijn er geen andere vergelijkingen mogelijk? We zeggen wel dat we wereldburgers zijn, maar de Europese geschiedenis vergelijken we nog altijd het liefst met de Europese geschiedenis. Dat tendensen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika ook relevant kunnen zijn om, bijvoorbeeld, de Europese Unie te begrijpen, dringt nauwelijks door. Ik stoor mij aan dat hardnekkige eurocentrisme.
De afgelopen twaalf jaar heb ik mij intensief beziggehouden met onderzoek naar de dekolonisatie­processen in Nederlands-Indië en Belgisch-Congo. Valt daar iets uit te leren? Kun je het groeiende ­antikolonialisme van toen vergelijken met het groeiende anti-europeanisme van nu?

Rotte appels

De EU is iets anders dan een kolonie, natuurlijk. Ze ontstond van binnenuit, via de weg van de diplomatie, op eigen verzoek. De kolonies werden ongevraagd gevestigd, manu militari en van buitenaf. Ze waren doordrongen van raciaal denken.
Toch kwam ik de afgelopen jaren in laat-koloniale documenten dikwijls passages tegen die mij erg vertrouwd in de oren klonken. Toen Soekarno, de latere eerste president van Indonesië, in 1930 terechtstond sprak hij:
‘Elk onvrij volk, dus elk volk dat zijn huishouding niet zelf mag en kan inrichten zoals zijn belang en zijn welzijn het voorschrijven, leeft in “permanente onrust”. (...) Het Indonesische volk (is) een in ellende levend volk geworden. En deze ellende, deze tranen van het volk, en niet onze ophitsing, niet de ophitsing van “opruiers”, zijn de oorzaak van de volksbeweging.’
Waar hebben we dat eerder gehoord? Het verlangen naar zeggenschap. Het groeiende maatschappelijke onbehagen. Het niet willen zien van die tranen. Het gemakzuchtig demoniseren van hen die dat onbehagen benoemen en activeren.
Qua stijl en visie kun je de vrijheidsstrijders van toen moeilijk vergelijken met de populistische leiders van nu, maar ze werden net zozeer uitgekotst. Hendrikus Colijn, de voormalige minister van Koloniën, vond het opkomende nationalisme in Nederlands-Indië ‘futiel, geenszins een echte volksbeweging, veeleer een actie waar in werkelijkheid slechts een bovenlaagje der bevolking, dun als het zilvervliesje van de rijstkorrel, direct bij betrokken is.’
Het probleem reduceren tot enkele rotte appels die de boel verzieken: het is een bekend procedé.
Een van die ‘rotte appels’ was Soetan Sjahrir, de latere eerste minister van Indonesië. De kolonisator had hem in 1934 voor onbeperkte tijd naar het interneringskamp van Boven-Digoel verbannen, diep in het oerwoud van Papoea. In een van zijn formidabele brieven schreef hij:
‘Het lijkt het gouvernement zo’n gemakkelijke manier van regeren: al die lastige klantjes naar Digoel sturen en de bevolking daardoor intimideren. Maar als ze een beetje meer verstand hadden, zouden ze begrijpen dat dat té eenvoudig en gemakkelijk is om juist en goed te zijn. Hoe langer hoe meer zal blijken dat het juist de regering is die hier een revolutionaire situatie schept met haar politiek-agressieve wijze van werken, waardoor ze diepere lagen van de bevolking van politiek doordrenkt.’
Geen inspraak hebben is al erg genoeg, maar ook overgeleverd zijn aan een falende technocratie, is helemaal funest
Natuurlijk, de Europese Unie stuurt niemand naar strafkampen in de brousse. Populistische leiders hebben weleens processen aan hun broek, maar die lijken niet op de politieke showprocessen van toen. Toch moeten we ons afvragen of het populisme van onze tijd niet meer lijkt op het nationalisme in de kolonies dan op het fascisme in Europa.

Afstandelijk en elitair

Quizvraag: wie sprak de volgende woorden, Boris Johnson of Yanis Varoufakis?
‘En al die maatregelen die ze ginder beramen in Brussel, erg ver van ons, zonder ons, voor ons, die moeten wij beschouwen als een van bovenaf opgelegde onrechtvaardigheid. Wij hebben die werkwijze altijd bestreden, er spreekt geen vertrouwen uit, want ze is niet het resultaat van een eerlijke, open dialoog op voet van gelijkheid.’
Antwoord: geen van beiden. Hier is Joseph Kasavubu aan het woord in 1958. Twee jaar later werd hij de eerste president van Congo.
Ook de woorden van Patrice Lumumba, de eerste premier, klinken opvallend actueel:
‘De vooruitgang op economisch en sociaal vlak die bij ons gerealiseerd werd, overtreft die van andere landen, maar het is juist daar dat de schoen wringt, want het bestuur heeft nagelaten tevens de politieke emancipatie te bevorderen. (...) Wij betreuren de politiek die de Congo­lezen slechts druppelsgewijs rechten toekent waarmee het gouvernement instemt, alsof het om een aalmoes ging en niet om legitieme rechten die de bevolking claimt.’
Emancipatie zonder participatie leidt tot frustratie. Zo simpel is het. ‘Mogen meetellen’ is waar het om draait. Misken dat en er komt heibel van.
In de laat-koloniale samen­leving leven mensen onder een administratie die in verregaande mate het publieke en private leven regelt. Ondanks haar alomtegenwoordigheid is die administratie zelf behoorlijk onzichtbaar en ondoorgrondelijk. Er wordt samengewerkt met bestaande, lokale machthebbers. Daardoor profiteert ook de inlandse bevolking van de nieuwe welvaart: onderwijs en gezondheidszorg raken tot in de dorpen. Maar doordat de inspraakmogelijkheden van de bevolking zeer beperkt blijven, groeit de frustratie, vooreerst bij jongeren die hebben kunnen studeren, later ook bij de volksmassa’s die ze weten te mobiliseren. De kolonisator ziet zich gedwongen officiële inspraakorganen op te richten zoals de Volksraad in Indië en de Conseil colonial in Congo, maar echt veel krijgen die nooit te zeggen. Steeds meer mensen beginnen over drastische scenario’s te dromen. Dekolonisatie wordt onafwendbaar.
En de EU dan? Ook wij leven onder een alomtegenwoordige, onzichtbare administratie die ons bestaan tot in de details mee vormgeeft. Ook de EU werkt samen met plaatselijke machthebbers en slaagt er zo in het lot van velen te verbeteren. Ook wij kregen een inspraak­orgaan, het Europees Parlement. Dat heeft meer macht dan de koloniale advies­organen van weleer, maar nog steeds veel minder dan de Europese Commissie en de Europese Raad. Het democratisch deficit wordt er niet mee weggewerkt. Voor velen voelt de EU afstandelijk en elitair. Resultaat: ook de EU ziet steeds meer mensen afhaken. De Brexit is inmiddels een feit en de diepe crisis van Europa is nog lang niet voorbij. Ook het Europese avontuur, net zoals het overzeese, kan weleens heel snel voorbij zijn.

Het volk wil spreken

Behalve het democratisch deficit is er zelfs een nieuw deficit bijgekomen, het bureaucratisch deficit. Europa heeft in de jaren negentig enkele serieuze fouten gemaakt. Wat een idee om in 1992 voor een eenheidsmunt te kiezen, zonder eerst de noodzakelijke instellingen te ontwikkelen voor monetair, financieel en economisch beleid. En wat een idee om vanaf 1993 de binnengrenzen af te schaffen, zonder goed over de buitengrenzen te hebben nagedacht, met alle gevolgen van dien voor asiel en migratie.
Nu pas komen die systeemfouten aan het licht: de eurocrisis begon in 2010, de vluchtelingencrisis piekte in 2015. Geen inspraak hebben is al erg genoeg, maar bovendien overgeleverd zijn aan een falende technocratie, is helemaal funest.
In zijn jongste boek De nieuwe politiek van Europa beschrijft Luuk van Middelaar hoe die crises de EU fundamenteel hervormden. Ineens moesten er ingrijpende keuzes worden geïmproviseerd. Griekenland ontzien of niet? Vluchtelingen verdelen of niet? De Unie is daardoor veel politieker dan ooit tevoren. Maar is ze ook democratischer?
Op het moment dat de EU volop had moeten inzetten op democratie, heeft ze onder druk van de omstandigheden moeten terugvallen op haar aloude technocratie. De euro moest in nachtelijke spoedvergaderingen gered worden, de plotselinge vluchtelingenstroom verdroeg geen bedacht­zame discussie meer. Er moest snel worden gehandeld. Het democratisch deficit werd daardoor niet kleiner, maar juist groter. De burger zag het, onderging het en was machteloos — als een koloniale onderdaan.
Leven in Europa anno 2017 lijkt steeds meer op leven onder een laat-koloniale administratie. Vinden we het raar dat het verzet oplaait? Populisme is een brutale poging om de Europese ruimte weer te politiseren. Beleid gaat om keuzes, zegt het, niet om wetmatig­heden. Er is wel een alternatief voor austerity, zegt de linkse populist. Migratie hoef je niet passief te ondergaan, zegt de rechtse populist.
Meer welvaart dankzij de EU? Kwetsbare groepen in de samen­leving zien vooral dreiging. De populist hoeft nog maar te beweren ‘namens het volk’ te spreken – tegen de elite bovenaan, tegen de migranten onderaan – en zijn broodje is gebakken. Gegarandeerd aandacht op tv, clicks op het internet, zetels in het parlement.
Het volk wil spreken? De populist laat het volk spreken, zolang het maar in de vorm van een referendum is, dan kan hij de massa perfect bespelen. Het volk gelooft dat referenda bevrijden, maar het beseft niet dat ze het zoveelste speeltje van politici zijn. De partijpolitiek wordt er juist sterker door, niet zwakker.
Het volk gelooft dat referenda bevrijden, maar het beseft niet dat ze het zoveelste speeltje van politici zijn: de partij­politiek wordt er juist sterker door, niet zwakker
Als de EU niet gauw drastisch democratiseert, kan het snel afgelopen zijn. En dat vergt meer dan wat gegoochel met Spitzenkandidaten. Dat brengt enkel meer mediatisering en personalisering, precies die processen die van de nationale politiek zo’n spektakel hebben gemaakt. Wat als het volk nu eens echt kon meepraten?

Tweede stembrief

Zo zou het er kunnen uitzien. Bij de Europese verkiezingen van 2019 krijgt u naast de stembrief met de kandidaten, een lijst van vijfentwintig stellingen over de toekomst van Europa. Daarop zou bijvoorbeeld kunnen staan: ‘De EU moet wagens met fossiele brandstoffen verbieden tegen 2040.’ Of: ‘De EU moet werken aan een Europees leger.’ Bij elk van die stellingen mag u aanvinken in hoeverre u ermee instemt. Op het eind mag u vijf stellingen aanduiden die voor u het belangrijkste zijn.
Het lijkt op de stemwijzer, maar hier draait het om uw ideeën zelf, niet om op wie u moet stemmen. In de aanloop naar de verkiezingen heeft u een brochure gekregen met de argumenten voor en tegen, zoals de Zwitsers dat nu al kennen bij een referendum. ’s Avonds op televisie volgt u niet ­alleen wie gewonnen heeft, maar ook welke voorstellen het gehaald hebben. Die lijst van gedeelde prioriteiten biedt het raamwerk voor onze Europa-politiek van de komende vijf jaar.
Wie moet die tweede stembrief opstellen? Aan de politiek kun je zoiets niet overlaten. Hoe dan wel? Door loting. Breng een representatieve steekproef van enkele honderden gewone Belgen bijeen. Geef hen enkele maanden om te overleggen, een plek en gespreksleiders, die inhoudelijk neutraal zijn, maar erover waken dat iedereen aan bod komt. De deelnemers zien mekaar om de drie weken. Ze kunnen naar believen experts uitnodigen. Ze hoeven het niet over alles eens te worden. Het enige wat ze moeten doen, is die lijst met vijfentwintig stellingen opstellen.
Deze innovatieve vorm van overlegdemocratie is de laatste jaren in Ierland en Australië gebruikt om politiek delicate onderwerpen zoals het homohuwelijk, abortus of kernafval te bespreken. Telkens werden daar burgers uitgeloot om mee te beslissen over hete hangijzers die politici liever uit de weg gingen. Het gevolg was: goed geïnformeerde besluiten die de lange termijn dienden.
Dit is een haalbare kaart om de Europese democratie inhoudelijker te maken. Dit voorstel combineert de drie vormen van burgerinspraak die we nu kennen: verkiezingen, referenda en loting. Het goede aan verkiezingen is dat er wat te kiezen valt, het nadeel is dat het om de poppetjes gaat. Het goede van referenda is dat ze inhoudelijk zijn, het nadeel is dat het maar een ja-neevraag betreft. Het goede van loting is geïnformeerde besluitvorming, het nadeel is dat slechts een klein deel van de bevolking erbij betrokken wordt. Deze formule houdt het beste van elk over.
Door iedere stemgerechtigde burger te betrekken bij cruciale beleidskeuzes, zou Europa zijn bevolking de zeggenschap geven die de kolonies hun onderdanen steeds ontzegden. Wie beseft dat populisme meer draait om laat-kolonialisme dan vroeg-fascisme, legt de boze burger niet het zwijgen op, maar laat hem spreken.
Dit is een bewerkte en sterk ingekorte versie van de Van der Leeuw-lezing die David Van Reybrouck vrijdag uitsprak in de Martinikerk in Groningen.

Geen opmerkingen: