Hoewel hij een zionistische propagandist is, blijft Leon de Winter liever in Nederland leven, dan naar Israel te emigreren. En gelijk heeft hij.
Nieuws: Ilja Leonard Pfeijffer met gestrekt
been op Leon de Winter in Abou Jahjah-rel
Ook Ilja Leonard Pfeijffer deed vandaag zijn zegje in de Abou Jahjah-rel bij De Bezige Bij, waarin hij het ‘antizionisme’ van Abou Jahjah reduceert tot ‘uitgesproken opvattingen’ en in plaats van de uitspraken van Abou Jahjah te bekritiseren de opvattingen van Leon de Winter onder de loep neemt.
Hij is een fanatiek zionist en een radicale holocaustheuger, die vindt dat de joden vanwege toen het volste recht hebben om Palestijnen te vermoorden, VN-resoluties aan hun laars te lappen en mensenrechten te schenden. Hij verheerlijkt geweld en niet alleen omdat hij Badr Hari ‘een parel voor de samenleving’ noemde, maar ook omdat hij elke aanval van de joodse staat op Palestijnse burgers toejuicht. Je zou hem een complotdenker kunnen noemen -ware het niet dat de term ‘denker’ een zekere intelligentie vooronderstelt -, die de media die bericht doen van Israëlische oorlogsmisdaden beticht van antisemitisme. Hij is een racist, die Arabieren als een minderwaardige mensensoort beschouwt die baarmoeders gebruikt als wapen tegen de joodse staat. Hij heeft ervoor gepleit de Palestijnen in de Gazastrook te steriliseren door anticonceptiemiddel in het drinkwater te doen. Als alle joden zo zouden zijn als Leon de Winter, zou ik de redelijkheid gaan inzien van het antisemitisme.
Meer over de zionistische fascist Leon de Winter hier:
Enkele jaren voor zijn dood verklaarde de toen 85-jarige Hajo G. Meyer, een fysicus die Auschwitz overleefde en bestuurslid was van Een Ander Joods Geluid tegenover mij de paranoide levenshouding van Leon de Winter als volgt:
'Volgens de reformrabbijnen, een milieu waarin ik opgroeide, waren het joden- en christendom qua zedenleer nagenoeg identiek. De combinatie van joods-christelijke intermenselijke ethiek van ‘‘heb je naaste lief’’ en de moraal van rabbijn Hillel, ‘’dat wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet,’’ werd nog eens versterkt door de idealen van de Franse Revolutie, de gelijkwaardigheid van alle mensen, onafhankelijk van hun afkomst, sekse, ras, nationaliteit of geloof. Met die tolerante moderne ethiek ben ik opgegroeid, ik ben ervan doordrenkt. En die ethiek missen mensen als Leon de Winter. Die heeft een heel andere achtergrond, komt uit een volstrekt ander joods milieu. In een interview met Ischa Meijer zegt hij over zijn ouders:
“Ze zijn allebei van straat-, straatarme afkomst; ze behoorden tot het proletarische jodendom… Allebei alleen lagere school. We hadden thuis geen boek in de kast… Inderdaad, ik ben ook nog eens een onafgemaakte intellectueel… De sfeer bij ons thuis werd gekenmerkt door geborgenheid en een ontzagwekkende angst voor de buitenwereld. Er stond een enorme muur tussen ons en de rest van alle mensen in.”
Ik citeer Leon de Winter omdat zijn beschrijving zo treffend is, hij geeft het beeld van het getto met een muur eromheen, een beeld dat veel joden niet van zich af kunnen schudden. Hij zegt afkomstig te zijn uit
'een verloren geraakt clubje joden, daar aan de rand van Den Bosch. Er werd bij ons thuis veel, wat zeg ik, constant over de joden en hun lot gepraat… onderduikverhalen… Met dat soort verhalen ben ik grootgebracht… Ik heb van jongs af aan het gevoel gehad dat ik mijn ouders moest beschermen –- typische houding van die tweede generatie oorlogsslachtoffers.'
Zo benoemt hij zichzelf. Die jongen is getekend door 'aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang.'
Dit is een volstrekt andere belevingswereld dan de mijne. De Winter voelt zich een buitenstaander, zoals ook uit deze beschrijving goed blijkt:
'Wij woonden buiten de stadsmuren van Den Bosch. Als wij, vanuit ons huis daar op die vlakte, stadwaarts togen, zag je die dreigende muren waar de stad op gebouwd was, en daarbovenuit staken dan die torens van de Sint-Jan, voorts betrad je de wijk waar de katholieke patriciërs woonden: donkere huizen, smalle straatjes – middeleeuws; zo was het, en zo voelde ik het. Ik ben als kind altijd bevreesd geweest voor dat Den Bosch… Achteraf gezien was dat joodse leven van mijn ouders het enige ijkpunt waardoor ze die krankjorume oorlogservaringen nog een beetje konden verklaren; ze waren eruit gepikt als joden, dus zouden ze, godgloeiende godverdomme, ook verdergaan als joden. En dat deden ze ook. Maar mijn moeder hoort vandaag de dag ook niet meer bij dat, inmiddels over het algemeen welvarende, Bossche jodendom; zij stamt immers af van die doodarme onderlaag, die verdwenen is. Ook jegens dezen is mijn moeder vervult van wrok.'
En als Ischa Meijer hem vraagt of zijn ouders hem hebben geleerd te liegen antwoordt Leon de Winter:
'Ja – het was die dubbelzinnigheid. Als er bijvoorbeeld leveranciers aan de deur kwamen, en mijn moeder in het Jiddisch opmerkingen over ze maakte tegen ons kinderen. We moesten dan lachen, ondanks onszelf; en zo’n man voelde zich te kakken gezet. Een ongehoord gênante vertoning. Niemand kon in zo’n situatie een kant uit. Ontzettend ingewikkeld ook. Ja, op die manier hebben mijn ouders mij liegen geleerd.'
Met andere woorden, we hebben hier te maken met een werkelijkheid die vervuld is van rancune, wrok, haat, angst, en slachtofferschap, buitengewoon frustrerend, een milieu waar De Winter zich volgens eigen zeggen ook voor schaamde. En deze achtergrond staat diametraal tegenover de achtergrond waarin ik ben opgegroeid. Het is de wereld van het benarde, provinciale, ongeletterde jodendom tegenover het universalistische, kosmopolitische, geletterde jodendom. In feite is er altijd al een interne strijd geweest tussen het naar binnen gerichte en het naar buiten gericht jodendom, waarbij milieu en cultuur een doorslaggevende rol spelen,'
Leon de Winter met zijn achterban.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten